Rijk…

Om de middelvinger van zijn linkerhand zat nu al bijna 18 jaar het enige goud dat hij rijk was. De trouwring van zijn vader. Of van z’n moeder, daar waren hij en zijn broers en zussen niet helemaal zeker van. Zestien jaar eerder namelijk, na het overlijden van hun moeder, had zijn vader haar trouwring zorgvuldig bewaard. Bij die van hem zelf. In de loop van de tijd waren de ringen als het ware naar elkaar toegegroeid. In diameter ontliepen ze elkaar al nauwelijks. De inscripties aan de binnenkant waren door de tijd nagenoeg weggesleten. Uiteindelijk was er eigenlijk geen verschil meer. En sterker nog, op het eind bleek er nog maar één ring te zijn. Die had hij nu om zijn vinger. Al bijna 18 jaar.

Niet dagelijks, maar toch heel vaak, voelde hij aan die ring. Pakte hem vast met de vingers van zijn rechterhand. Draaide er vaak aan zonder na te denken. Of trok hem achteloos halverwege de middelvinger en liet hem dan weer terugglijden. Telkens weer. Meestal onbewust. Maar heel soms werd hij zich bewust van die handeling. De handeling die hij dan associeerde met de tijd waaraan hij als het ware draaide. Hij werd zich bewust van het goud, dat meestal blonk, maar dat ongetwijfeld niet altijd had gedaan. En ook naar de toekomst toe waarschijnlijk niet altijd zou blijven blinken. Maar het was net zo goed zijn goud. Dat, ook al was het niet altijd, toch heel vaak wél blonk. De schittering van vroeger terughaalde naar het heden.

Was het diezelfde draaibeweging die zijn vader ook had gemaakt met de ring, vroeg hij zich af? Of zijn moeder? Keer op keer. Steeds opnieuw. Zoals hij het deed. En dachten zij ook, zo nu en dan, aan de tijd, voor of na elke omwenteling? Stonden zij er bijvoorbeeld ook bij stil dat met elke omwenteling de inscripties dichter aan de oppervlakte kwamen. Per keer ongemerkt ondieper werden. Ongemerkt beetje bij beetje meer en meer onzichtbaar werden? Om uiteindelijk onvermijdelijk zichtbaar weggesleten te zijn? Terwijl hij aan de ring draaide, realiseerde hij zich die tegenstelling: Pas helemaal vervaagd leken de inscripties eigenlijk steeds nadrukkelijker aanwezig.

De herinneringen werden letterlijk tastbaar als hij aan de ring draaide. Hij voelde de teruggedraaide tijd, maar ook, terwijl hij onnodig de andere kant op draaide, de tijd die nog moest komen. Hij werd zich bewust van de wederkerigheid ervan. Waar het bij hem om draaide, daar had het bij hen ook om gedraaid. Wat zij vroeger deden, had hij ook gedaan of ging hij nog doen. Dezelfde gouden momenten had hij beleefd of ging hij nog beleven. In het goud voelde hij de verbondenheid met hen. De oneindige draaiing ging dwars door de tijd. De ring verbond wat er was met het nu. En tegelijk het nu met wat nog ging komen. Er was geen eind en geen begin aan zijn gouden ring. Herinnering werd toekomstbeeld en droom werd zomaar werkelijkheid. Zijn vaders ring van toen was zijn ring van nu en werd straks misschien wel zijn zoons ring van later. Zijn vader, hij, zijn zoon. Of zijn dochter. Wie zou er straks draaien aan die ring?

Ja, het was dan misschien niet allemáál goud wat er blonk, maar héél veel wel. Een goed gevoel. Een goud gevoel.

Een trieste houten kop

Een heel triest kijkend kunstwerk, vorige week in de woonboerderij van kunstenaar Floor Hermans in Meerlo. Eigenlijk niet meer dan een grote houten kop op een sokkel. Maar wel een kop die een droevigheid uitstraalde die zijn weerga niet kende. Zo droevig dat ik er alleen al om die reden een foto van heb gemaakt. Het was een treurigheid die op het eerste oog in schril contrast stond met het andere werk van de kunstenaar. Indrukwekkende naakttekeningen van weelderige en wulpse vrouwen, die in niets aan de verbeelding overlatende poses, model hadden gestaan voor de kunstenaar. Of toch in ieder geval in de fantasie van de kunstenaar hun losbandige leven hadden geleefd. Mocht dat laatste het geval zijn geweest, en hij niet live van die schoonheid heeft genoten, dan doet dat niets af aan de zeggingskracht van de tekeningen, maar dat maakt de trieste blik van de houten kop wel weer wat begrijpelijker. Ik ken Floor Hermans verder niet, maar ik bewonder nu al de onmiskenbare veelzijdigheid van zijn emotionele vertalingen in beeld en vorm.

Een lange inleiding om toch weer terug te keren bij die trieste houten kop. Of eigenlijk bij de treurige uitstraling ervan. Want daarmee kom ik, bij waar ik het eigenlijk over wil hebben in deze column. Over het feit namelijk, dat ik die treurigheid op het moment dat ik het beeld zag, in mijn gedachten meteen koppelde aan de komende verkiezingen op 12 september.

Of eigenlijk niet de verkiezingen zelf, maar de in mijn ogen beschamende aanloop er naar toe, op onze nationale tv-stations. Commercieel of publiek, het maakt niet uit. Formats van tv-uitzendingen kunnen wat verschillend zijn maar in essentie zijn het steevast politieke kopstukken die elkaars ongelijk staan aan te tonen. Alles binnen de randvoorwaarden van het programmaformat uiteraard. Daarin hoeft een argument namelijk niet persé waar of goed onderbouwd te zijn, als de lengte ervan in seconden maar klopt.

Alleen dan kan men elkaar goed getimed van leugens betichtten om vervolgens -en dat is volgens mij redelijk nieuw- een dag later al openlijk hun ongelijk te erkennen. De uitlating, door hun politieke tegenstander een dag eerder als leugen gekwalificeerd, wordt dan als vergissing bestempeld. Kijk mij eens groothartig mijn eigen fouten toegeven. Niets menselijks is mij vreemd. Ziet u wel?
Maar een dag later als lijsttrekkers weer net zo vrolijk elkaar af staan troeven in quasi overtuigende verontwaardiging bij opnieuw een ‘meningvormend’ debat. Nou doet u het wèèr!

In de Limburger vandaag staat een politieke prent van Tom Janssen. Met het onschuldige beeld van touwtjespringen fileert hij de materie feilloos. De ene kant van het springtouw is in handen van de media terwijl het andere einde door de peilingen wordt gehanteerd. Zij laten het touw met zichtbaar plezier draaien terwijl drie politici, wat verbeten kijkend, maar netzogoed netjes springen op de maat. Want niemand wil uiteraard als eerste afgaan.

Dat stemt me dus treurig. Maar op de een of andere manier kan ik het de politici niet eens echt kwalijk nemen. Het is een oud democratisch principe dat zij geacht worden te doen wat wij willen. Zij handelen elke vier jaar op basis van de knopjes die wij vroeger in de stemhokjes op de stemkastjes indrukten.

Misschien is het wel heel erg tekenend dat we dat de laatste jaren weer met een rood potlood doen. Dat rood heeft namelijk iets betweterigs. Het rode potlood hanteren heeft iets corrigerends, terwijl het indrukken van knopjes nog de suggestie van kiezen in zich herbergde.

Allemaal heel relatief, daar ben ik me van bewust, maar wat ik wil zeggen is dat ik meer en meer de mentaliteit van het rode potlood in onze maatschappij zie. Kiezen is steeds meer gebaseerd op correctie en oppervlakkigheid en steeds minder op overtuiging en inhoud. Opgeteld bij mijn inschatting dat de keuzevrijheid van velen vandaag de dag niet veel verder gaat dan de knopjes op de afstandsbediening van de tv, dan stemt dat verdrietig. En daar krijg je soms zelfs een houten kop van. Met dank aan Floor Hermans.

Tussen de regels

Een beetje uit het lood. Wat losgeslagen. Onevenwichtig. Zoekende. Hij probeerde voor zichzelf het gevoel te beschrijven dat hem bezighield. Niet lekker in z’n vel. Zo was het omschreven in de opdracht die het bureau had gekregen. Hij had de opdracht zelf mee mogen schrijven. Want hij had tenslotte ook zelf aan de bel getrokken. Heel veel complimenten had hij daar voor gekregen. Hoe goed het was dat hij zo ‘zelfreflectief’ was. Zo open en eerlijk zijn problemen op tafel durfde te leggen. Hij nam die complimenten voor wat ze waren, omdat hij het zelf niet als een prestatie ervoer. Meer als een nederlaag. Zeker in het begin. Waar was die drive en dat zelfbewustzijn gebleven?

De taak was ook helder beschreven. Hij moest weer ‘in zijn kracht komen’. Het afgelopen half jaar had hij, samen met zijn coach, daar veel tijd in gestoken. Allereerst om helder te krijgen wat er nu eigenlijk gebeurd was. Hoe had het toch zo ver kunnen komen? Wat was het waardoor hij zo van zijn stuk was geraakt. Van zijn stuk. Weer zo’n omschrijving die zijn gemoedstoestand beschreef. Beetje bij beetje ontstond er een beeld. Langzaamaan werd hem duidelijk wat redenen zouden kunnen zijn voor de donkere wolken van toen. Had hij voorzichtig het wolkendek hier en daar al wat open zien trekken. Zo nu en dan leek er zelfs al weer een wat waterig zonnetje in zijn hoofd te schijnen. Men zei dat het te zien was. Hij liep weer wat meer rechtop en hij lachte weer wat vaker. Bedoeld als een compliment, maar het gaf hem op dat moment even een wat mistroostig gevoel.

Emoties waren er nog steeds. Als flarden witte zomerwolken. Allerlei vormen. Van alles kon je er in zien. Alleen was dat wat hij zag vaak niet hetgeen de ander zag. Hij ervoer dat eens te meer bij het afrondend gesprek. Een nieuw begin moest het inluiden, vond hij. Die witte zomerwolk in zijn hoofd, waarin hij af en toe al wat vaag de contouren van zijn toekomst zag. En toch kreeg hij even het gevoel dat die schaapjeswolk een wolf werd. Even maar, want al snel besefte hij dat hij nog steeds zelf de toeschouwer was. Hij bepaalde wat hij zag. Tussen al het blauw waren er nog zoveel andere witte wolken te zien. Vluchtige vormen, dat wel. Niet grijpbaar. Wat losgeslagen. Ook zoekende naar hun eigen vorm, leek het. Hoe duidelijker, hoe krachtiger.

Dat weekend droomde hij opnieuw die droom. In een onbekende, afgesloten ruimte was hij met iemand die hij hoorde te vertrouwen. Ook wílde vertrouwen. En tóch was hij op z’n hoede, terwijl hij zich tegelijk heel zeker voelde. Alsof hij die ander altijd een slag vóór zou zijn, wannéér die z’n slag ook maar zou slaan. Een geladen situatie, niettemin, in die droom. Hij werd wakker voordat er iets gebeurde. In zijn hoofd was de droom nog heel levend. Hij voelde dat er een sterke band was tussen die twee personen. Bijna alsof ze samen één waren, ja, zelfs niet zonder elkaar konden bestáán. Wáren het wel twee personen? Uit de sfeer van die gedachten ontstond een zin die hij op dat moment heel treffend vond voor wat de droom in hem had losgemaakt. In het volle besef dat de weken en maanden daaraan voorafgaand ook een rol hadden gespeeld, besloot hij die zin op te schrijven: ‘Ben ik de gevangene of de bewaker van mijn leven?’. Hij draaide zich nog een keer lekker om. Morgen, dacht hij. Morgen zal ik daar eens wat regels over op papier zetten.

Paintings in minor lila

 

Golven kleuren als blauw-grijze penseelstreken de warmrode lucht. Een paar witte toetsen als wolken. Wachtend witte wind. Speels partijtje passie met de avondzon. Klinkend vrije vlucht tussen warm wit en koel grijs. Gestreken licht met later. Alle tinten tussen tijd en tuin. Telkens weer. Als seizoenen in één dag, met duizenden gezichten. Leven in een landschap, met lila lamp verlicht. Natuurlijk neigend, ongezien, gehoord. Gekleurd gestuiter, steil en stil in stijl omlaag. Wachtend op wat komt. Knikkend naar herinneringen, van onbegrepen mooi majeur. Ingetogen. Ongelogen. Achttien treinen feest. Zeven zijden ziel. Canvas composities met zwart en wit en heel en half. En alles daar nog tussen. Inspirerend. Gevoel van voorbij weerzien. Telkens terugkerend. Als golven. Die komen en gaan. En komen. En gaan… en kom…en ga…en…

De heetste dag van het jaar…

Een pestvlieg maakt zijn zeventiende rondje om mij heen. Even zoveel landingen op mij maken dat hij z’n naam meer dan eer aan doet. Op een gewone dag zou ik al twaalf keer zijn opgestaan om een einde te maken aan zijn pestleventje. Maar het is de heetste dag van het jaar. Dus ik doe niks. En als ik na het zetten van die punt na ‘niks’ om mij heen kijk, merk ik dat een achttiende rondje in deze temperaturen het pestbeest waarschijnlijk toch al fataal geworden is. Een zonnesteek, denk ik. Maar goed dat ik ben blijven zitten. Heel weinig doen. Korte zinnetjes maken. Woorden zoeken die passen bij het weer. Zonnesteek bijvoorbeeld. Of pestbeestje. Of wespen met een zonnesteek. Zoiets. Houtduif. Met mijn ligstoel op stand twee kan ik net in het bladerdak van de boom boven mij kijken. Daar zit hij. Een vette houtduif. Bewegingsloos. Net als ik. Slim beestje. Wat eten houtduiven eigenlijk? Pestbeestjes? En waarom hout? Tortel, oké, maar hout? Een kauw lacht op een afstandje. Klinkt als korte mitrailleursalvo’s. Tussendoor hoor ik alleen het ruisen van de warme wind door de bladeren. Geluiden uit de buurt klinken heel rustig na elkaar. Alsof ‘om de beurt’ bijdraagt aan de kalmte die op de heetste dag van het jaar vanzelfsprekend lijkt. Rustig aan. De kauw -of is het een andere?- krast al korter. Als je zwart bent vang je nog meer warmte op. Arm beestje. Ondertussen schuift de zon op. Dat ik het al warmer krijg, komt omdat mijn benen al zon vangen. Kijk maar

20120819-114923.jpg
Dat is erger dan een pestvlieg. Verzetten dus. Kan nog net voor 12.00 uur. Het wordt nog heter wil ik maar zeggen.
In de hoek van de tuin, volop schaduw en zelfs een zuchtje wind zo nu en dan, schrijf ik verder op de heetste dag van het jaar. Zon-dag. Jaja… maar zóveel. Afijn, niet al te veel doen. Korte zinnetjes. Met twee vingers typen in plaats van tien. Komt goed. Roekóékoe hoor ik. De houtduif -of een andere- is wakker. Kalm aan, beestje. De kauw is helemaal stil. Als je zwart bent heb je er nog meer last van… Niet te veel bewegen.

20120819-115714.jpg

Goud

We staan op zes. Het is zaterdag 11 augustus, een paar minuten over een. Zes keer goud hebben we nu. Tel daar de vijf keer zilver en 8 keer brons bij op en dan blijkt dat we ons nationale doel van 17 plakken al zijn voorbijgestreefd. Haal de kroonkurken maar van de fles! Een nieuw doel wordt snel gesteld: een plaats bij de beste 10 landen van het medailleklassement. De lat ligt dus alweer hoger. In dat klassement staan we nu al elfde. Wanneer de hockeymannen vanavond met een nulletje of vier de Duitsers van de mat vegen, dan kan het al gebeurd zijn. Dan staan we waar we willen staan. De lat kan dan wéér omhoog en ook de kratjes Heineken kunnen in de aanbieding.

Nog belangrijker misschien, onze oranje Calimero-eierdopjes komen weer wat steviger op onze kopjes te staan. Hiep-piep-hói, hiep-piep-hói… Vaak onopvallend en heel terloops, soms een beetje zelfingenomen en zelfs wat genant. Ongegeneerd oranje. Het Zie-je-wel-wij-zijn-beter-dan-de-rest-gevoel. Zeker beter dan die duitsers, want daar gaan we straks helemaal terecht van winnen. Dus. En over die fiets die we nog terug moeten krijgen hebben we het straks nog wel even, in het Holland Heineken House.

Omdat het niet zo gemakkelijk praat na een paar uurtjes feesten en zuipen op kosten van de sponsor, schreeuwen we het uit. Mart Smeets zit daar ook. Hij ergert zich dat er geroepen wordt, wanneer hij praat. Zijn monoloog in aanwezigheid van winnaars en supporters is namelijk de uitlaatklep van dat oranje-gevoel. Het oranje afvoerputje. Alles wat oranje is, loopt leeg in Smeets. Mag hij dat zeggen? Ja dat mag hij zeggen. Want wij kijken en luisteren massaal. Mét de oranje hoedjes als eierdopjes steeds steviger op de Heineken-hoofden.

Wat zijn we toch een lief oranje volkje. Op weg naar de beste 10 zien we niet dat Duitsland in het medailleklassement al op de zesde plaats staat. Daarmee geconfronteerd, wijten we dat voor het gemak aan de eigenschap dat zij altijd in de laatste minuut met geluk winnen. Wij niet, wij trainen er hard voor, en komen dáárom in de top 10. Weer anderen hebben het thuisvoordeel wanneer wij niet winnen. Dan zijn het foute juryleden die aan foute paarden onterecht goud geven. Het is dat Winston Churchill in de oorlog aan onze kant stond, maar anders…

Wij staan in het Holland House bij opkomst van één van onze medaillewinnaars blij beneveld en-masse minutenlang ‘hoi, hoi, hoi’ te roepen terwijl een paar straten verderop de wat Duits uitziende Sir Chris Hoy in de Engelse pub zich afvraagt, wat die dronken oranje supporter toch over zijn fiets bazelt… Omdat we blijkbaar niet meer weten waar het eigenlijk echt om gaat, is het een kwestie van tijd dat een dronken oranje supporter hem zijn fiets gaat afnemen. Teruggeven dat ding! En in het Holland Heineken House gaat de fiets dan crowdsurfend over de massa. Hoi, hoi, hoi. Met een beetje geluk komt die uiteindelijk bij Teun Mulder terecht, die de fiets na de huldiging beschaamd weer teruggeeft aan de ware eigenaar. Hij weet wél dat Chris Hoy geen duitser is.

Neem een andere bronzen medaille winnaar. Een vrouw deze keer. Vandaag in de Volkskrant een heel mooi portret over haar. Judoka Edith Bosch. Op de voorpagina wordt ze geciteerd: ‘Ik had altijd te hoge verwachtingen van mezelf’. In het artikel zelf vertelt ze dat winnen heel lang voor haar hét middel was tegen eenzaamheid. Zou het plaatsvervangende winnaarsgevoel van heel veel oranje-supporters ook daar op terug te voeren zijn, vraag ik me af? Op té hoge verwachtingen en eenzaamheid? En dat men daarom met duizenden tegelijk in het Holland Heineken House elke keer opnieuw een verwachting wil zien uitkomen? Het blijft bijzonder.

Edith Bosch tikt terecht verontwaardigd een dronken flessengooiende fan op zijn rug. Zij doet wat wij ook zouden willen doen, maar meestal niet meer durven. Want voor durf moet je een eenling zijn, die zich niet in de massa wenst te verstoppen. Edith Bosch is zo iemand. Zij is die enkeling die laat zien waar het over gaat. Dat doet ze niet als judoka, die brons heeft gehaald op de olympische spelen. Dat doet ze als de persoon die ze is. Los van sport en van oranje. Kleurenblind van terechte verontwaardiging. Een mooi mens, zou Mart Smeets zeggen. Mag hij dat zeggen? Ja, dat mag hij zeggen. Omdat het om mensen gáát. En al hebben die brons. Dan verdienen ze goud.

Vrijdag de dertiende

Vrijdag de dertiende. Alsof daar nog niet genoeg over geschreven is. Maar ik wilde beginnen met schrijven en dit was het eerste onderwerp dat in me opkwam. Eigenlijk een gelukje dus. Maar ook wel een beetje triest als je wel de drang maar niet het onderwerp hebt om over te schrijven. Dat is net zoiets als praten zonder iets te zeggen. Nou komt dat laatste zeer regelmatig voor, dus zo ongewoon zal het dan ook wel weer niet zijn. Niet ophouden nu. Net als de regen.

Vrijdag de dertiende. Iets meer dan halverwege de vakantie. Ook zoiets waar veel over gepraat maar heel weinig over gezegd wordt. ‘O, jullie gaan niet weg? Nou, dat kan ook heel leuk zijn hoor, als het weer goed is…’. Ja, dat is zo. Jullie zijn net terug? Veertien dagen zon? Lekker… En zo gaat dat maar door. Net als de regen.

Vrijdag de dertiende. Ik heb net de krant gelezen. Een ingezonden brief van een ongetwijfeld ongelukkige lezer blijft door mijn hoofd spoken. Zeker omdat ik het heb over geen onderwerp hebben en toch willen schrijven. De man gebruikte zeven verschillende argumenten om zijn punt te maken. Elk argument stond compleet los van het vorige. En stuk voor stuk hadden ze niks met zijn punt te maken. Geen onderwerp, wel schrijven. Nikszeggend. Gewoon doorgaan moet hij gedacht hebben. Net als de regen.

Vrijdag de dertiende. Gewoon een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Want wiskundig is het volgens mij niet zo moeilijk te bewijzen dat er op alle andere vrijdagen een grotere kans is op een ongeluk. Maar goed, het zal wel net zoiets zijn als met homeopathie. Je moet er in geloven. Of niet natuurlijk. Wel grappig dat water geheugen zou hebben. Zou die regen van vandaag weten dat ze gisteren ook al gevallen is?

Morgen is het zaterdag de veertiende. Dat komt, schat ik even voor het gemak in, net zo vaak of net zo zelden voor als vrijdag de dertiende. Zeker weten doe ik dat niet, maar met een beetje gezond verstand lijkt me dat heel aannemelijk. En toch moet je daar voorzichtig mee zijn, met gezond verstand. Want voor je het weet schrijf je ingezonden brieven naar de krant en geloof je bruinverbrande buren over de zon in het zuiden.

Vrijdag de dertiende. Ik las dat er ook buien voorspeld zijn voor de rest van het weekend. Heeft te maken met één grote depressie. Tja. Onverdunde waarheid. Hoewel het buiten nu is gestopt met regenen. Gelukkig…

Het is de opstelling…

Een dag na de uitschakeling op het EK, op maandag, schrijf ik dit stuk. Associaties met voetbal zijn bij het woord ‘opstelling’ voor de hand liggend. Dit verhaal gaat er niet over, maar ik kan het niet nalaten er wel iets over te zeggen. De opstelling van Van Marwijk heeft namelijk drie keer verloren, terwijl de opstelling van Van Marwijk –daar ga ik tenminste van uit- nooit is geweest, dat hij drie keer wilde verliezen. Toch heeft zijn opstelling er toe geleid. Een lastig dilemma. Voor hem en voor zijn opstelling.

Nog een. De opstelling van 17 miljoen bondscoaches kende 398.358 varianten, terwijl de opstelling van diezelfde groep bondscoaches na elke wedstrijd weliswaar een tikje valer oranje werd, maar toch nog vrij eenduidig was. Men vond over het algemeen dat oranje had moeten winnen. Alleen, de werkelijkheid werd niet alleen steeds minder oranje, maar bleek zelfs nog veel minder rooskleurig. Op de radio werd maandagochtend gesproken over nationaal verdriet en er waren psychologen die repten van rouwverwerking.

Tegelijk, TV-beelden van Schiphol waar die-hard oranje-fans onverzorgd en apatisch de gateways uit kwamen wandelen. Bijna onopvallend liepen ze daar en zonder het te beseffen leek het wel, nog volledig in het oranje gekleed. Onbewust maakten ze zo opnieuw een heel krachtig statement: ‘Wij zijn wel oranje, maar het maakt ons niets meer uit’. Dat is ook een opstelling.

En dan deze: de oranjestrop van de supermarkten. Het barre drama van de oranje tompoezenbakkers verbleekt er volledig bij. De gijpbeestjes, geluksvogeltjes, oranjebuddies, juichbandjes, oranje hoeden en dito sjaals. Het moet allemaal uit de schappen worden gehaald. Oranje stop? Oranjestrop. Hoewel. Het doel ervan is al bereikt. Sinds Pinksteren hebben de acties de supermarkten al 18 miljoen meer omzet opgeleverd dan een vergelijkbare periode vorig jaar. Als je je zo opstelt, dan hep elk nadeel wel een voordeel. Ja, de associaties met voetballen liggen voor de hand.

Maar daar gaat dit stukje niet over. Want ondanks alle ellende, leek er maandagochtend vooral ook een druk van het land gehaald. De oranje depressie werd ‘s ochtends eerst overtuigend ingeruild voor een hele donkergrijze onweersbui. Prachtig. De treinen bij Utrecht stonden weliswaar meteen weer uren stil, maar daarna was het onmiskenbaar. Er was een gelukzalige gelatenheid over het land neergedaald. Heerlijk. ’s Middags, zo leek het wel, begon om diezelfde reden zelfs de zon te schijnen, om even te laten zien hoe mooi het allemaal was en hoe de zomer er ook alweer uit kon zien. En ik kan het niet bewijzen, maar ik meen zeker dat ik in de gezichten van de mensen die ik maandag tegenkwam toch een iets andere opstelling zag. Minder gekweld. Verlost bijna.

Maar dan. Dinsdagochtend kopt de krant over de ‘verhuisdoos’ van 2012. Wat blijkt? Er wordt nu al ‘gelekt’ over de ware toedracht van het verlies van oranje. De blamage moet namelijk een oorzaak hebben, zoals er ook in 1990 bij het WK oorzaken waren. Dat waren toen arrogantie, vanuit Milaan ingevlogen ‘kamermeisjes’ en overgewicht bij spelers. Dat verklaarde destijds het verlies. Wij konden met z’n allen opgelucht ademhalen. Het waren de vedetten zelf die schuldig waren. Niet wij. Die geheimen kwamen in 1990 voor en na als uit een doos van Pandorra uit ‘verhuisdoos 13’ van toenmalig coach Leo Beenhakker.

In 2012 is zo’n verhuisdoos voor de oranje-psychologen helemaal niet meer nodig. De verklaringen van Van Marwijk, de twitterberichten van spelers, de antwoorden op vragen van interviewers, de beelden van bellende spitsen, het spreekt nu allemaal boekdelen. Als je de krant mag geloven, tenminste. Of de voetbalprogramma’s op TV. En waarom zou je niet? Want het ligt allemaal zo voor de hand als je de uitspraken van de huidige voetbalcoryfeeën niet gewoon letterlijk neemt maar met een ziekelijke oranje logica anders uitlegt. Anders, omdat letterlijk veel té logisch is en zeker geen verklaring oplevert voor de blamage van 2012. Want wij, journalisten en lezers van de krant, tv-makers en kijkers, hebben het wel door hoor. De oorzaak van het verlies ligt weer niet bij ons, maar opnieuw bij hen… Zij vormden geen eenheid. Wij wel. Zij stelden individueel belang boven teambelang. Wij niet. Zij vormden eilandjes. Wij niet. Zij toonden geen inzet. Wij wel.

Dit stukje gaat niet over voetbal.

Zeiken en zieken, zo omschreef iemand een tijd geleden de opstelling van het merendeel van de mensen in onze huidige op eigenbelang ingestelde, westerse wereld. Tevredenheid over zichzelf lijkt daarin onmogelijk zonder ontevredenheid over de ander. En dat houden we het liefst niet voor onszelf, maar delen we te pas en te onpas en op alle mogelijke manier met anderen. En ook die anderen zijn pas tevreden als hun ontevredenheid wordt gedeeld. Zieken en zeiken. Dat is de huidige opstelling. En daarom kunnen we niet winnen. Zij niet, gewoon, vanwege het voetbal. En wij niet, vanwege die opstelling. Daar ligt de oorzaak van ons verlies. Niet hun verlies. Ons verlies.

Want dit stukje gaat niet over voetbal.

En dat nog een jaar of twintig…

Wat een eikels, die voetbaldeskundigen. En wat een eikel ben ik dat ik daar toch elke keer weer intrap. Gisteren een aardige tweet voorbij zien komen. Iets in de trant van: ’Als na de voorbeschouwing de winnaar nog niet bekend is, dan moet door twee keer drie kwartier voetbal de beslissing worden geforceerd.’ Dat vat het wel mooi samen. Het lijkt er op dat het ge-eikel vóór en na de wedstrijd veel belangrijker is dan de wedstrijd zelf.

’Wat denk jij, Jan?’
’Ja, kijk, als we zien dat de linies tussen de voorhoede en het middenveld niet mee opschuiven, tja, dan vallen er gaten.’
’En jij, Johan?’
’Nee, dat denk ik niet, ik krijg steeds meer de indruk dat jij nooit gevoetbald hebt zeg! Heb jij ooit wel eens eens gat proberen te verschuiven, hahahaha’.
’Ik hoor in mijn oortje (oh?) dat Jack de bondscoach bij zich heeft zitten. Jack, kom er maar in!’

’Bert, wat ging er mis?’
’…..’
’Hoe is de sfeer in de groep? Hoe kon dit gebeuren?’
’Nou, als de tegenstander wél scoort en ….’
’Is dát het, dat wij niet tot scoren komen?’
’Tja, als je ziet dat zij maar twee kansen nodig hebb….’
’Volgens de beeldregie hebben we hetzelfde aantal schoten op doel gehad. Allebei acht..’
’Ooh…? Nou ik weet niet waar jij naar gekeken hebt maar ik denk dat iedere leek gezien heeft dat wij veel meer kansen he…’
’Kansen misschien wel, maar wat betekent dit nu voor de volgende wedstrijd?’
’Ik weiger bij voorbaat om nu al op te geven, als je dat misschien denkt. Het wordt niet gemakkelijk, maar we zullen er zeker voor gaan. Want in zo’n toernooi moet j.. ’
’Hoe voelt Robin zich?’
Beeldwissel…
’Kijk, we zien hem hier in zijn eentje staan. Hij is aan het bellen, geloof ik…’
’Tja… Hij is natuurlijk oo…’
’Wacht even… Bert, ik hoor dat we terug moeten naar de studio. Tom?’
Beeldwissel.
’Ja, Jack, we moeten er eventjes uit voor de boodschappen maar we zijn zo weer bij u terug. Tot zo.’
Tune…

Soortgelijke dialogen en discussies van experts tussen alle reclame door. Man, man,man. Wie bij Mc Donalds (?) heeft die ’1-0 reclame’ in het voordeel van Oranje trouwens bedacht, die meteen na het interview met Van Marwijk op de buis kwam? Of, misschien wezenlijker nog, was er niemand in Hilversum die het benul had van ’nu even niet’? Afijn, het zegt alles over waar het eigenlijk om gaat. Nergens om. In ieder geval niet om voetbal. Heb je ook gezien dat de ’Orange Mega Big Mac’ uit vijf lagen bestaat? Ik weet het niet zeker maar ik geloof dat dat mogelijk is gemaakt door de ING. Zou je niet denken hé? Zou er trouwens ook iets van die 100 miljard naar het Spaanse elftal gaan? Kan bijna niet anders.

Ik ga woensdag toch gewoon weer kijken. En misschien zaterdag nog…