Het wordt beter…

Ik heb ze uit. De boeken van Bart en Splinter Chabot. Respectievelijk ‘Mijn vaders hand’ en ‘Confettiregen’. De verwachting, uitgesproken in mijn vorige blog van afgelopen zaterdag, bleek juist. Beide boeken gaan over hun jongste jeugd, tot aan de dag van vandaag. Althans, tot aan de dag van het uitkomen van hun boeken, in januari en begin maart. Want de tijd dendert gestaag door. En dat er in twee á drie weken een hele andere tijd kan ontstaan, daar is iedereen ondertussen wel van doordrongen. 

Indrukwekkende boeken. Allebei. Je bent als lezer getuige van een worsteling die zich vooral in het hoofd van de een (Splinter) afspeelt, terwijl het verhaal van de ander (Bart) daar nog een fysieke component aan toevoegt. De geestelijke en lichamelijke invloed op het leven door wat een ongrijpbare situatie lijkt te zijn. In die zin passen beide boeken wel in de sfeer van deze coronadagen. Vooral omdat er ondanks alle strijd en onzekerheid uiteindelijk ook iets van hoop uitgaat. Hoe moeilijk en zwaar ook, het wordt beter.

Na het uitlezen van ‘Mijn vaders hand’, vanmiddag, ben ik een ronde gaan wandelen. Ik merk dat mijn wandelingen, de afgelopen weken, toch ook vaak over de Deken Creemersstraat gaan. Dan loop ik het kerkhof op en sta even stil bij het graf van mijn vader en moeder. Ik laat de uitgebeitelde getallen op me inwerken en verbaas me telkens over de jaren die zijn vervlogen. En over de herinneringen die geen enkele moeite lijken te hebben om bij elk bezoek die jaren moeiteloos te overbruggen.

Links en rechts van de steen op het graf is jaren geleden een buxushaagje geplant. Vorige zomer heeft nogal huisgehouden onder de buxuspopulatie en ook de twee haagjes bij het graf zijn daarvan het slachtoffer geworden. Dor en grijs en in zekere zin een triest beeld opleverend, waarvan ik vreemd genoeg, toch steeds het gevoel had dat het zo moest zijn. 

Laatst viel me al op dat er één groen takje uit de linker dode buxushaag ontsprong. Ik vond dat toen wel een symbolisch beeld en heb dat daarom vastgelegd op een foto. Vandaag zie ik dat aan de zijkant van het rechterhaagje nog veel meer groene takjes hun weg naar boven aan het zoeken zijn. De voorzichtige symboliek van vorige week is in een paar dagen tijd uitgegroeid tot een onmiskenbare boodschap van vernieuwing en levenskracht. Ook nu heb ik daar een foto van geknipt.

Terwijl ik daar stond heb ik er nog eens over nagedacht. Hoe de natuur wat dood lijkt, toch weer levend maakt. Ook als er jaren en jaren overheen gaan, heeft de natuur er voor gezorgd dat herinneringen tijdloos zijn. Soms kunnen die herinneringen dor en grijs zijn, zoals in de boeken van Bart en Splinter Chabot. Maar altijd is er de mogelijkheid van een groen takje. Eerst voorzichtig misschien maar één, maar juist wanneer je denkt dat dat beetje groen niet opweegt tegen al het grijs, dan zie je de andere groene takjes.

Dat geeft hoop. Hoe moeilijk en zwaar ook, en hoe lang het ook duurt, het wordt beter. Ik heb de grafsteen met een grote dennenappel schoongeveegd. Alle bruine dennennaalden die er sinds mijn laatste bezoek op waren gewaaid, liggen nu weer naast de steen. Als ik mijn biologielessen van de middelbare school goed heb onthouden, zou dat best eens het voedsel kunnen gaan worden voor de buxus die nu opnieuw aan het uitslaan is.  Apropos, biologie. Had ik al verteld dat onze Mees cum laude is geslaagd voor z’n bachelor? En dat Pip het volgens mij prima doet in haar nieuwe baan? Bij deze! Trots op allebei!

Hoe dan ook. Ik heb mijn wandeling voortgezet in een stemming van vertrouwen. Sprak onderweg nog een paar bekenden, op ruim anderhalve meter afstand, en genoot van de zon, elke keer als die achter een wolk tevoorschijn kwam. Het wordt beter, hoe dan ook…

Mees z’n muziek…

Ontroerd was ik. Onder de indruk. En nu nog, terwijl ik weer naar de muziek luister waar Mees me zaterdagmiddag op attent maakte. Op de fiets, later die middag, meende ik de diepere betekenis te voelen die de ontroering verklaarde.

Ik weet dat er veel manieren zijn om iets te zeggen zonder woorden. En dat er evenzoveel of misschien nog wel meer manieren zijn om woorden te gebruiken die vaak iets heel anders willen zeggen. En ik weet dat het begrijpen van die niet-gesproken of gesproken woorden geen vanzelfsprekendheid is. Ik bedoel dat het interpreteren ervan, welbeschouwd, een eenzijdige actie is. In dit geval van mij. Dus of Mees het ook zo bedoelde weet ik niet. Hoe dan ook. Het ontroerde me.

Ik kan me niet herinneren dat ik met mijn vader ooit diep emotionele gesprekken heb gevoerd. Wel zie ik nog steeds zijn gezicht voor me, waarop zo duidelijk de emotie van was af te lezen. Ik zag de tranen in zijn ogen, die hij nonchalant probeerde weg te vegen, als hij de overwinningsblijdschap van een Joop Zoetemelk of Gerrie Kneteman op tv voorbij zag komen. Of zijn bedrukte gelaat als er binnen onze familie reden was om bezorgd te zijn.

Ik herken die emoties de laatste jaren bij mezelf. Muziek bijvoorbeeld, kan me raken. Of emoties bij anderen. Net als mijn vader, veeg ik zo nu en dan achteloos een traan weg, als ik de opluchting en blije verwondering zie van een kandidaat van The Voice of X-Factor die zojuist de sterren van de hemel heeft gezongen. Ook al zijn die beelden mogelijk gescript tot en met, toch meen ik die oprechte lichaamstaal af te kunnen lezen. Dat, in combinatie met de muziek, raakt me dan. Maar dat terzijde.

Zaterdagmiddag vertelde Mees me dat hij de afgelopen week via Spotify herhaaldelijk naar een album van Mike Posner had geluisterd. ‘A Real Good Kid’ was de titel. Terwijl hij de muziek al aan het opzoeken was, vertelde Mees dat de zanger het album geschreven had om onder andere de dood van zijn vader te verwerken. In het eerste nummer viel prominent de zin op ‘the day my daddy died, i became a man’. Zo nu en dan tussen de nummers hoorde je korte gesprekken die de zanger met zijn vader had gevoerd. ‘I love you, dad’. ‘I love you too’. Mooie overgangen.

We hebben samen naar het grootste deel van het album geluisterd. Mees zong de nummers zelfs al mee. Hij was in een week tijd onder de indruk geraakt van de liedjes en de tekst. Bij wat het laatste nummer bleek, vroeg Mees me nog even te blijven. Ik stond namelijk op het punt om een rondje te gaan fietsen, maar hij maande me om nog heel even het einde mee te pakken. Opnieuw een opgenomen gespreksfragment. Nu van een man en een kind. Op mijn vraag of dat weer de zanger was, nu als kind, met zijn vader, knikte Mees.

‘How it’s supposed to be’ is de titel van dat laatste nummer. Dat wordt afgesloten met de woorden van de vader, ‘Anyway, he is a real good kid’. Het is de titel van het album geworden. Een album waarin de band tussen een zoon en z’n vader indrukwekkend door Mike Posner wordt bezongen. In de gesprekken die ze samen voerden was het mogelijk nog geen onderwerp. En misschien was het bij hen net zo als bij mij en mijn vader. De emoties waren er wel maar je sprak er eigenlijk niet over. En nu? De appel valt niet ver van de stam. Ook nu praten we meestal niet over de dingen die het diepste van ons gevoel raken.

Soms gebruik je daarvoor andere woorden. Of je deelt muziek die een diepe emotie heeft geraakt. Of je doet het allebei. Mees vertelt dat hij zich heeft voorgenomen om elke week naar een ander album te gaan luisteren. Hij wil zich daardoor laten verrassen maar ook completer worden, muzikaal gezien. Een paar uur geleden appte hij me vanuit Wageningen of ik ook een favoriet album had, waar hij naar kon luisteren. Ik heb ‘12 songs’ van Neil Diamond teruggeappt. En ondertussen luister ik nog steeds naar Mike Posner. Dankzij Mees. A real good kid. In liefde en met dank… I love you too!

Tromsö… anders

Nog twee dagen en dan vertrekken we naar Tromsö. Een studentenstad, boven in Noorwegen, waar onze Mees een half jaar lang studeert. Hij is daar vanaf januari en heeft al een paar keer het noorderlicht kunnen aanschouwen. Iets waarvan we uiteraard hopen dat we dat natuurfenomeen in onze vakantieperiode ook gaan zien. Dat kan blijkbaar nog in maart, als we geluk hebben.
IMG_4142
Ik schrijf de plaatsnaam Tromso op, en tegelijk zie ik over mijn laptopscherm mijn carnavalstrom staan. Nu pas valt me de overeenkomst op tussen ‘trom’ en ‘Tromsö’. Missschien komt dat omdat ik er nu al drie dagen vrij intensief op geslagen heb, terwijl het moment om te vertrekken naar Tromsö wel steeds dichterbij komt.

Gisteren kwam ik twee vrienden van Mees tegen in een bomvolle feestzaal bij ‘Liesbeth’. Na wat gepraat te hebben over o.a. Mees, kon ik achter hen aanlopen, om met mijn trom zo relatief gemakkelijk de andere kant van de zaal te bereiken. Een trom is leuk, maar in een volle zaal neem je toch al gauw een plek extra in, en die ene plek was er gisteren eigenlijk niet.

Het is maandagmiddag, dertig minuten voor de jeugdoptocht. Er van uitgaande dat die doorgaat, want het waait behoorlijk hard. Op het moment is het wel droog en zie ik zelfs wat zon tussen de wolken, maar hoe dat zometeen is? We zullen zien. Ik twijfel of ik vandaag wel zal gaan. Mijn vierde dag carnaval.

In de column van Frans Pollux, vanmorgen in de krant, las ik dat ‘vastenaovend eigenlijk niks voorstelt’, maar dat dat misschien wel juist de bedoeling is van carnaval. Een mooie constatering. Dingen doen die niets voorstellen, met als enige doel de dingen zelf. Dat relativeert enorm. Het zorgt ervoor dat ik eigenlijk niet zou moeten twijfelen of ik ook een vierde dag met de trom op pad ga…

En toch. Ik meen dat ik de kramp van vanochtend in mijn rechterkuit nog wat voel nazeuren. In mijn oren een ruisje, dat verdacht veel lijkt op het liedje ‘làtter en làtter’. Zou het niet verstandiger zijn, met het oog op Tromsö, om gewoon lekker thuis te blijven? Me op die manier voorbereiden op de komende ontmoeting met Mees en -als het meezit- het noorderlicht?

Wat zou Mees gedaan hebben? Nu ik daarover nadenk, weet ik bijna zeker dat hij het noorderlicht best wel even, voor een dagje of twee, zou willen verruilen voor het ‘licht van het zuiden’, dat nu bij ons schijnt. Dus laat ik op zijn minst zijn honneurs maar gaan waarnemen, nu dat kan. Ik ga me toch maar opmaken voor een laatste dagje ‘zuiderlicht’. Lieve mensen, dreumels en dreumelinnekes, ik kom er eraan. Geen twijfel mogelijk. Ik trom zo…

Van harte!

Morgen is het 28 november. 21 jaar geleden de geboortedag van Mees. Morgen dus zijn verjaardag. Hiep piep piep… hoera! Bij voorbaat, een kleine vier uur voordat het daadwerkelijk zover is, en schriftelijk, omdat ik hem morgen niet ‘fysiek’ kan feliciteren.

Hij studeert Biologie in Wageningen en ik werk morgen ‘gebiologeerd’ in Horst. Allebei hebben we afspraken die ook doorlopen in de avonduren. Naargelang iemand meer verjaardagen meemaakt, lijkt de aandacht ervoor steeds meer te moeten wijken voor de toenemende drukte in agenda’s.

Toch, aan de vooravond van zijn verjaardag, wil ik hem toch alvast op deze manier feliciteren. Gewoon, omdat het een fijne vent is. Dat wil ik bij deze zwart op wit neerzetten. Bevooroordeeld misschien, als zijn vader, maar niet minder gemeend. ‘Awkward…’ denkt hij misschien straks als hij dit leest.

Dat is dan maar zo. Ik heb het grootste vertrouwen in zijn gevoel voor humor en zijn nuchtere relativeringsvermogen. Dus ook om die reden is er wat mij betreft geen beperking om bij deze te noteren dat ik heel erg trots op hem ben. Om allerlei redenen, die ik hier nu niet allemaal zal noemen.

Maar toch. 21 jaar. En elk jaar gegroeid in zijn eigenheid en zijn vermogen om zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven. Bewust en doelgericht, met aandacht voor zijn omgeving. Een omgeving die de laatste jaren steeds vaker horeca-kenmerken vertoont, maar dat terzijde… Ook dat is een biotoop.

Evenwichtig. Gefocust. Slim. Avontuurlijk. Reislustig. Maar nu ben ik toch aan het opsommen. En doe ik mogelijk een te groot beroep op zijn gevoel voor humor en relativeringsvermogen. Dus laat ik het maar hierbij. In gedachten zet ik een laatste kaarsje op deze woordentaart en steek ze alle 21 aan. Blaas…, doe een wens, en hoop van harte dat die voor je uitkomt!

birthday-cake-candles-cake-birthday-cake-with-candles-and-flickr-birthday-cake-candles

Kort… Voor Pip en Mees

Dagvoorzitter, interviewer, presentator, schrijver, columnist, blogger, dichter, orgeldraaier, performer? Op mijn derde vrije maandag van dit jaar weeg ik elk woord zorgvuldig en probeer er achter te komen hoe al deze ‘kwalificaties’ zich tot elkaar verhouden. Afgelopen zaterdag was ik vooral een combinatie van de eerste drie. Op andere momenten zijn het ‘schrijver, dichter, orgeldraaier en performer’, die het beste omschrijven wat ik dan doe.

Zou je kunnen zeggen dat de eerste drie -dagvoorzitter, interviewer en presentator- vooral ‘functioneel’ zijn? En dat ‘schrijven, dichten en performen’, op mijn manier, met name ‘emotioneel’ is? Misschien wel, maar nu ik er wat langer over nadenk, dekt die tweedeling eigenlijk niet de lading. De kracht, zoals ik het zie en voel, schuilt vooral in de combinatie van dat alles. Tenminste, zó zou ik graag de invulling zien van de activiteiten, die voortvloeien uit datgene waaraan ik mijn ‘vrije maandagen’ wil besteden.

Enfin. Allereerst maar eens vooral genieten van het gegeven dát er nieuwe uitdagingen zijn. En dat ik daar nu ook structureel tijd voor heb vrijgemaakt. Dat is een energie-gevende situatie, terwijl het tegelijk ook veel (positieve) energie vraagt. Ik probeer daar nu zo goed mogelijk de juiste weg in te vinden. Goeie keuzes te maken vanuit het besef dat er altijd nog andere keuzes mogelijk zijn. Al heeft dat ‘besef’ bij tijd en wijle wel eens wat overtuiging en bevestiging nodig. Maar dat is niet erg. Eigenlijk ook gewoon een keuze.

En dan realiseer ik me dat Pip en Mees op dit moment eveneens in een fase zitten dat ze keuzes aan het maken zijn. Geen vanzelfsprekende keuzes. Pip gaat werk weer met studie combineren en Mees zoekt in zijn studie naar de richting die hem de meeste voldoening gaat geven. Uitdagingen. Welke wil je aangaan? Keuzes. Wat zijn de juiste? Hun overwegingen en keuzemomenten zijn zeer zeker energie-vragend. Dat zie ik bij hen allebei. Maar van ganser harte hoop ik, dat wàt het straks ook gaat worden, wàt ze straks ook gaan doen, het op den duur vooràl energie-gevend zal zijn.

Dat wilde ik kort even kwijt. Voor mezelf en -al schrijvend- zeer zeker ook voor hen. Misschien dat ik een afgeleide van het bovenstaande ooit nog een keer ga beschrijven in een column. Wie weet. Of ik draag het voor in een parlando-gedicht op orgelmuziek. Bijvoorbeeld tijdens het afstudeerfeest van beiden. Mhm… een mooie uitdaging voor mij, maar over die invulling kan ik hen tegen die tijd misschien toch maar beter zelf laten kiezen… X

Geert orgelend

Vol verwachting…

Na anderhalve kilometer geen adem meer. Wandelen was de enige optie. De laatste deelneemster aan de 10 km jogde me in een moordend langzaam tempo voorbij. Daarachter volgde de bezemwagen. In dit geval een bekende op een mountainbike, die me vriendelijk vroeg of ze achter me aan moest blijven fietsen. Na nog 100 meter geprobeerd te hebben, heb ik haar toch ook maar voor laten gaan en ben ik zelf uit de race gestapt. Mijn zorgen werden een paar dagen later vertaald naar een diagnose bij de huisarts: mijn hart was van slag. Geen halszaak, je kon er honderd mee worden, maar wel lastig.

Weer een paar dagen lager bevestigde de cardioloog het beeld. ‘Je hart zit in een soort derde versnelling. Bij inspanning meteen in de vierde of laatste versnelling, terwijl de eerste twee versnellingen er niet meer op zitten. Op zich een onschuldige ritmeafwijking, maar lastig en niet wenselijk. Daar moeten we wel iets aan doen’. Drie scenario’s hield ze me voor: de eerste mogelijkheid was een elektrische ‘reboot’, tweede optie regulerende medicijnen en tenslotte het meest rigoureus klinkend: een ingreep aan het hart.

Nu, een dikke vier weken later, lijkt optie 1 vooralsnog succesvol. Woensdag een week geleden is onder narcose mijn hart ge-reboot. Het meest zag ik echter op tegen de narcose. Het gevoel volledig overgeleverd te zijn en de controle over mezelf te moeten verliezen, boezemde me vooral angst en twijfel in. Maar de vriendelijke assistent-narcotiseur gaf me de tip om vlak van te voren aan iets leuks te denken zodat ik daarover zou dromen. ‘Over Pip en Mees dan maar’, zei ik, omdat ik wist dat we diezelfde dag nog naar de afstudeerexpositie van Pip zouden gaan. Thea gaf me nog een kus en toen volgde de waarschuwing van de narcotiseur: ‘Daar komt de slaap. Vertel zometeen maar of de droom is uitgekomen…’

Wat slechts tien seconden leek, bleek ongeveer een kwartier. In het wakker worden had ik de namen van Pip en Mees weer als eerste genoemd, vertelde Thea me. Of ik er over gedroomd heb, kan ik me niet meer herinneren, maar het lag blijkbaar nog wel op mijn lippen. De reboot had meteen bij de eerste klap succes gehad. Dat was op 21 juni. Nu, op 1 juli, beoordeel ik mijn eigen pols nog steeds als regelmatig en lijk ik ook weer te beschikken over mijn eerste twee versnellingen. Meer energie en minder opgeslokt door negatieve gedachten over mijn eigen gezondheid.

Ik ben daar niet goed in, in ziek zijn. Sinds vorige week realiseer ik me dat eens te meer. En besef ik dat je daar helaas totaal niets over te zeggen hebt. Natuurlijk, je kunt zo bewust mogelijk leven, maar dat is geen garantie voor gezondheid. En iedereen kent wel ergens een opa van negentig die elke dag van zijn lekkere lange leven gezopen en gerookt heeft. Het leven komt zoals het komt, en het gaat zoals het gaat. Je hebt daar niks over te zeggen, houd ik mezelf voor en dat is -hoe graag ik het ook anders zou willen- eigenlijk maar goed ook.

En toch… Een paar dagen geleden fietste ik door het buitengebied van Horst en werd geraakt door de intensiteit van de beelden die bij me binnenkwamen. Voor de handliggende zaken zoals een schoorsteen op een dak, een laaghangende tak over een beek of een lapjeskat tussen rijen bonenstruiken, hadden ineens een nooit eerder opgemerkte schoonheid. Dat maakte indruk. Na een uurtje heb ik mezelf op een terras een cappuccino gegund, die bijzonder lekker smaakte. Ik zat nog maar net of Joep schoof gezellig aan. Even later Ron, die zichzelf op een ijsje had getrakteerd. Er ontspon zich een gesprek, dat woord voor woord tijd totaal onbelangrijk maakte.

Luisterend naar de interessante, maar voor mij soms moeilijk te volgen dialoog tussen Joep en Ron moest ik terugdenken aan de afgelopen weken en aan een passage die ik ooit ergens gelezen had. Ik heb die passage later teruggezocht. Het was een gedachte van de schrijfster Vonne van der Meer. Ze zei letterlijk: ‘Misschien duurt het hiernamaals maar tien seconden. Een ogenblik waarin je alles begrijpt en een ervaring van eeuwigheid hebt’.

Aan tafel bij Joep en Ron heb ik die gedachte bij gebrek aan geheugen samengevat in een one-liner: ‘Misschien is de eeuwigheid slechts tien seconden van totaal begrip’. De zon was al maan geworden, toen we afscheid namen. Nagenoeg niks wijzer, maar nog een eeuwigheid voor de boeg. Je hebt er niks over te zeggen, en toch… Weer liggen die namen op mijn lippen, maar alleen de gedachte is eigenlijk al voldoende. Of de plekjes in mijn hart. En soms een verhaal om dat gevoel vast te leggen. Hen wens ik de eeuwigheid toe in elke tien seconden. Vol verwachting…

Grenzen verleggen

Onze Mees hangt nu ergens in de lucht, tussen Dubai en Durban. Het is vandaag zondag, net middag. Via een weerapp zie ik dat het in Dubai 45 graden is. In Durban 27. Gisteren in de auto naar Düsseldorf vond Mees het wel apart om naar een land te reizen waar de temperatuur lager lag dan in Nederland. Dat valt dus wel mee, constateer ik, naar buiten kijkend.

Hij gaat opnieuw zijn grenzen verleggen. Het afgelopen jaar heeft hij hard gewerkt om twee weken Zuid-Afrika bij elkaar te sparen. Gisteren hebben Pip en hij samen z’n reistas ingepakt. Er bleef veel ruimte over. ‘Dan kun je veel souvenirs mee terug nemen’, stond er in de reisbeschrijving van de ’Worldmapping’- reisorganisatie. We zullen zien.

Gisteravond heb ik op zijn Facebook-pagina een foto gezet die ik heb gemaakt op het vliegveld. Als onderschrift hem ook digitaal nog een goede reis gewenst, en terloops nog even gevraagd of het inchecken verder goed verlopen was. Vannacht zag ik dat hij die foto ’geliked’ had. En er was zelfs een woordelijke reactie van hem: ’Joa.’.. In onvervalst Hôrster dialect. Waarschijnlijk vanuit Dubai, waar ze vier uur moesten wachten.

Een losse fotocamera wilde hij niet meenemen. ’Ik onthoud wel wat ik zie’, motiveerde hij die keuze. Bovendien had hij zijn smartphone. Dus dat kwam wel goed. En daar heb ik ook wel vertrouwen in. Zeker als er straks vanuit Durban opnieuw een uitgebreide reactie op zijn Facebook-pagina verschijnt. Het verbaast me hoeveel inhoud er in één Hôrster ’Joa.’ kan zitten…

In Lesotho kijken naar de sterrenhemel, daar verheugde Mees zich nog het meeste op. Zonder electriciteit, zonder lichtvervuiling. In volkomen duisternis verlicht worden door miljoenen sterren. Intens genieten van het moment dat je je één voelt met het heelal. Dat wens ik hem van harte toe. Dat moment. En álle andere momenten in de toekomst, waarop hij en Pip -figuurlijk of letterlijk- de koffers pakken om grenzen te verleggen.

Zekerheid is ook niet alles

De laatste jaren geen spectaculaire dingen meegemaakt, stel ik een beetje verontrust vast. Ik vraag het me af terwijl ik besluit toch maar een begin te maken. Maar waaraan? Er moet toch iets zijn dat me bezighoudt en dat ik wil beschrijven? Een onderwerp dat me doet overlopen van enthousiasme? Gretigheid die zich dan vanzelf vertaalt in mooie volzinnen.

Ik zoek in mijn geheugen naar gebeurtenissen, maar word afgeleid door mijn dochter die vraagt of ik ook foto’s kan scannen. Zij heeft haar msn-vriendinnen net beloofd een babyfoto te sturen, omdat zij die ook van hen heeft gekregen. Mijn dochter van twaalf, die dit jaar bijna trots als ‘neet’ gestart is aan de nieuwe school. Ik heb dat vroeger waarschijnlijk ook gehad, maar ik weet het niet meer. Of toch?

Ik herinner me bijvoorbeeld het gevoel van wakker worden maar dan midden op de dag. In één keer bewuster van de wereld om me heen. Terugkijkend wel te verklaren, omdat er in die tijd thuis zoveel dingen aan de hand waren. Voor een twaalfjarige waarschijnlijk zoveel indrukken dat die op de een of andere manier waren weggestopt. Weg van thuis leek die verdovende invloed te vervagen. Alsof er watten uit mijn oren gingen en mijn ogen toen pas echt open gingen. Vreemde, maar heerlijke gewaarwording, weet ik nog.

In tegenstelling tot een andere emotie van nog eerder: het pijnlijk confronterende moment in de zesde klas, waar ik tot op de dag van vandaag mijn klasgenote van toen nog met ironie in haar stem hoor zeggen: ‘Weet je dat wel zeker?’ Zij doelde op mijn mooi versierde handtekeningenvel, bedoeld voor het afscheid van alle meesters en juffen. Op de achterkant had ik in mooie dubbele krulletters geschreven: ‘ik ga nu vijf jaar naar de HAVO’.

‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg ze en ik had daar geen antwoord op. Ik wist dat inderdaad niet zeker, zoals ik zoveel in die tijd helemaal niet zeker wist. Of niet wilde weten. Mijn moeder die was opgenomen bijvoorbeeld om redenen die ik niet snapte. Maar ik leerde in die tijd zoveel nieuwe dingen. Ik zag en hoorde vanalles. Ik weet niet, en heb me dat toen ook niet afgevraagd, of mijn klasgenote het destijds wel zeker wist.

Mijn zoontje van acht vraagt of ik koffie wil. Hij vind het leuk om met de Senseo te spelen. Omdat hij elke handeling hardop beschrijft, word ik opnieuw afgeleid van mijn gedachten. Weet ik wel zeker dat ik koffie wil? Ik weet dat ik hem het plezier van het maken niet wil ontzeggen, maar ik voel ook dat ik het afgeleid worden op dit moment niet als plezierig ervaar. Wat zitten we toch vreemd in elkaar.

Op sommige tijdstippen voel ik me een kijker naar mijn eigen film. Ik heb er een rol in, maar toch ook soms het gevoel dat ik mijn tekst niet ken. Dan improviseer ik waarschijnlijk en merk dat juist die momenten het meest echt zijn. De koffie die ik aangereikt krijg is daar het tastbare bewijs van. ‘Lekker, ventje!’.

Zaterdag, nèt na de middag. Mijn zoon ruimt de speelkamer verder op en mijn dochter zit boven te msnnen. Een werkwoord van zes letters, met maar één klinker. Een verworvenheid van deze tijd. Een tijd waar ik zelf middenin sta. Maar waar niks zeker is. Net zo min als in 1972, toen ik het ook niet zeker wist…

‘Ojee!!’ roept mijn zoon. Hij heeft op ‘twee koppen’ gedrukt, terwijl hij het kopje vergeten is… Verschrikt kijkt hij me aan. Op sommige momenten is improviseren wel leuk. Ik stel hem gerust. Hij weet het ook nog niet zo zeker, maar ik hoop dat hij daar geen vervelend gevoel bij heeft.