Eind april volgend jaar viert hospice Doevenbos haar vijfjarig jubileum. Eigenlijk bestaan ze dan, op één dag na, zes jaar, maar afgelopen mei kon dat jubileum door corona niet worden gevierd. Ze wilden wel, maar het kon niet. Een soort van tegenstelling, ontstaan door overmacht. Een tegenstelling, zoals licht en donker er ook een is. Of leven en dood.
Mijn zus was een van de eerste gasten van Hospice Doevenbos. Dit jaar mei dus al vijf jaar geleden. Bij de eerste herdenking in 2016 heb ik een verhaal verteld over mijn ervaringen bij haar overlijden. Een heel persoonlijk verhaal, want mijn zus was uniek. En toch mocht ik een half jaar later weer een verhaal komen vertellen, bij de volgende herdenking van de mensen die in dat half jaar in het hospice waren overleden. Het unieke bleek ook iets algemeens te hebben. Een tegenstelling die er misschien helemaal geen was. Het verhaal was weliswaar steeds anders, maar ontstond vanuit een zelfde basis.
Zo heb ik op elke herdenkingdienst die volgde een verhaal verteld. Vandaag, maandag 20 september, voor de elfde keer. Steeds een verhaal dat op de een of andere manier betrekking heeft op het overkoepelende thema dat Lucie bedenkt, volgens mij samen met de verpleegkundigen en vrijwilligers van Hospice Doevenbos. En vandaag is dat thema licht en donker.
Een lastig thema, vond ik gisteren, toen ik aan dit verhaal begon te schrijven. Misschien wel juist door de tegenstelling. Want als je het over het één hebt, dan heb je het per definitie niet over het ander. Of toch wel, bedacht ik me toen ineens. Misschien kun je het alléén maar over het een hebben, omdat het ander er is. Licht is er alleen omdat er ook donker is.
Maar als dat zo is, moet je daar dan zo blij mee zijn, vroeg ik me gisteren af. Waarom is er niet alleen licht, zonder donkerte? Waarom niet alleen leven, zonder dood? Alleen maar vreugde, zonder verdriet?
Het zijn vragen waar ik niet direct een antwoord op weet. Ik kijk om me heen, zittend op een bankje onder een tweehonderdjarige eik. De zon schijnt, maar ik zit in de schaduw. Er bloeit roze klaver in het groene gras en er liggen al wat bruine eikeblaadjes tussen. Een witte vlinder vliegt over het pad. Even later een donkere atalanta.
In wat ik zie zitten ook weer tegenstellingen. Op het gebied van leeftijd: oud en jong. Met betrekking tot de zon: warmte en kou. En misschien niet meteen tegenstellingen maar dan toch begrippen die elkaar lijken uit te sluiten: ik zit, de eik staat. De bruine kleur van de herfst tegenover de groene kleuren van de lente. Verval en bloei. Zomer en winter. Heel veel dingen in het leven lijken alleen maar te bestaan bij de gratie van het tegenovergestelde. Moet het dan simpelweg zo zijn? Kan het een niet zonder het ander?
Een vijfjarig jubileum wel willen maar niet kunnen vieren door overmacht. Een dierbare bij leven uiteindelijk moeten afgeven aan de dood. De onmacht die je voelt, is dat het tegenovergestelde van overmacht? Of is er een nóg hogere macht die voor al deze tegenstellingen heeft gezorgd? Hoort donker bij licht, zoals verdriet bij vreugde hoort en dood bij het leven?
Ik denk dat het zo is, maar het blijft elke keer een pijnlijke constatering. Je zou het zo graag anders willen, maar je kunt wat gebeurd is, niet terugdraaien. Wat op je pad komt, niet uit de weg gaan. En ook al is er tijdelijk op dat pad vooral donkerte, verdriet en dood, weet dan dat er onherroepelijk ook licht, vreugde en leven is.
Daar denk ik aan, al die keren dat ik met regelmaat nog aan mijn zus denk, ook al is het nu meer dan vijf jaar geleden. Zoals we waarschijnlijk allemaal, zoals we hier nu zitten, voortaan met regelmaat aan onze dierbaren zullen blijven denken. Herdenken, omdat we ze niet zullen vergeten. En wie weet, wordt het na deze winter van afscheid, straks wel een eeuwigdurende zomer van hereniging.
Tot die tijd wens ik u heel veel licht, vreugde en leven toe, in het volle besef dat het ‘t afgelopen half jaar vaak ook anders was. Dat is het grote voordeel van tegenstellingen: het werkt altijd twee kanten op.
Vanochtend een wandeling gemaakt. Even bij het kerkhof geweest en stil gestaan bij het graf van mijn ouders. Opnieuw hun namen en vooral de jaartallen op me in laten werken. Het stenen kruis is voor het eerst in 1978 van tekst voorzien. Dat was het jaar dat mijn moeder is begraven. In 1994 is er uit het stenen kruis zorgvuldig nog meer steen weg gebeiteld en kwam de naam van mijn vader tevoorschijn.
Bij mijn moeder staat er een sterretje voor het jaartal 1929. Bij mijn vader voor 1928. De kruisjes die er staan voor 1978 en 1994 zetten me altijd even aan het rekenen. Zij werd 49 en hij 66. Mijn leeftijd ligt daar nu zo’n beetje tussenin. 10 jaar ouder dan dat zij werd en volgend jaar 6 jaar jonger dan mijn vader, toen hij stierf. Allebei veel te jong. Jaartallen. Tijd in het algemeen. Voortdurend doortikkend. Nietsontziend en allesomvattend.
Vanochtend, verder wandelend door Horst, heb ik me afgevraagd hoe ik zelf om ga met de tijd waarin ik leef. En met de tijd die ik leef. Laat ik me vooral passief meevoeren op de golven ervan, of roei ik -misschien wel tegen beter weten in- zo nu en dan ook actief tegen de stroom in? Misschien doe ik wel allebei? En is het eerste eigenlijk wel zo passief? Of het tweede wel zo actief? Je denkt wat af als je loopt.
Het mooie is dat je kunt denken en wandelen tegelijk. Sterker nog, als je dat allebei maar lang genoeg doet, krijg je er ook nog honger van. Omdat de ochtend al middag was geworden heb ik tegenover de Lambertuskerk bij Greun een thee besteld en een broodplankje laten maken. Mijn gedachten over tijd kregen een hele concrete vertaling in de vorm van een ‘drie-in-een-zandloper’ die bij mijn thee werd gezet. Drie kleuren zand die respectievelijk in 3, 4 en 5 minuten de tijd wegtikten. Mijn Earl Grey thee hoorde in de oranje 3-minuten categorie.
Terwijl ik daar zat, filosofeerde ik verder. Hoe zat dat nu met de tijd. En met het verschil tussen de tijd die je leeft en waarín je leeft. Bij het stenen kruis van mijn vader en moeder rekende ik de tijd uit die ze hadden geleefd en vergeleek dat met de tijd die ik al had geleefd. Maar tegelijk dacht ik aan de tijd waarin zij hadden geleefd en vergeleek die met de tijd waarin ik nu leefde. Bij Greun zittend met thee en een broodplankje, tegenover de Lambertuskerk, meende ik zeker te weten dat in dat opzicht hun leven toen compleet anders was dan mijn leven nu.
Maar hoewel compleet verschillend, realiseerde ik me ineens dat hun en mijn tijd elkaar belangrijke tijdsperiodes hadden overlapt. Achttien jaar lang samen met mijn vader én moeder en nadat zij stierf, nog een tijdsperiode van 16 jaar met mijn vader. En toen pas, nu alweer 25 jaar geleden, stopten definitief hun tijdlijnen, terwijl mijn tijd gewoon door tikte.
Bovendien, waar er twee tijdlijnen wegvielen, kwamen er twee nieuwe voor in de plaats. Twee tijdlijnen die in de afgelopen 25 jaar met die van mij zijn gaan oplopen. Die van Pip en Mees. In zekere zin vergelijkbaar met de tijdlijnen die ik met mijn ouders had. Sterker nog, de tijdlijn van Pip liep zelfs nog een half jaar synchroon met de tijdlijn van mijn vader.
Als ik al die gedachten van zaterdagmiddag op een rij zet, kom ik voorzichtig tot een soort van conclusie. De tijd die we leven is niet méér dan een rekensom, waarvan eigenlijk de uitkomst volkomen onbelangrijk is, zolang je de tijd waarin je leeft maar ten volle gebruikt óm te leven. Leven op de overgang tussen verleden en toekomst. Een overgang die je koestert in het nú.
Je zou kunnen zeggen, léven, precies in het midden van een zandloper. Op die plek maakt het namelijk niet uit of het 3, 4 of 5 minuten is. Het gaat erom wat je op dat moment doet. Bijvoorbeeld Earl Grey thee drinken, een broodplankje bestellen en daar tijdloos van genieten…
Leven is de uitdaging om spelenderwijs met zinloosheid om te gaan. Leven is een probleem dat zichzelf uiteindelijk altijd oplost. Leven is nooit op tijd kunnen zijn voor de momenten die later komen. Leven is het voortdurend botsen van geluk en ongeluk, waarbij ongeluk steeds met de schrik vrij lijkt te komen en geluk steevast klem komt te zitten in het wrak van een ouder wordend lichaam.
Spontaan in me op komende definities van leven, die veel meer van mijn gemoedstoestand zeggen, dan over het leven zelf. Ik voel de beperking van woorden, wanneer ik mijn gevoel van het moment wil beschrijven. Waarschijnlijk ingegeven door de derde cardioversie, die ik zaterdag moest ondergaan. Spontaan opkomende hartkloppingen in de nacht voorafgaand, die ‘s ochtends nog steeds aanwezig waren. Na een telefoontje naar de hartpoli, aldaar de bevestiging: opnieuw boezemfibrileren. Een aandoening waar je 100 mee kunt worden, maar die door neveneffecten ervan, toch zo snel mogelijk moet worden verholpen. Een stroomstoot onder narcose lost ook dit keer het euvel op. Maar hoelang? Tussen de eerste en de tweede keer zat een jaar. Tussen twee en drie bijna anderhalf jaar. En nu?
Het is nu maandag, dus twee dagen verder. Mijn hart klopt weer zoals het moet, maar ik merk dat mijn gedachten daarover toch nog wat ‘gekleurd’ zijn. Ik probeer mezelf te overtuigen dat alles weer is zoals het was. Gisteren heb ik om die reden ook gewoon een wedstrijd gevolleybalt. Moest kunnen volgens de dienstdoend cardioloog en het kon ook. Met 3-1 verliezen doet daar niets aan af. In de gezellige derde helft drinken we met het team samen nog een biertje, maar dat heb ik dit keer nog even niet gedaan. Alcohol schijnt ook een trigger te kunnen zijn. Dus thee en cola, deze keer, maar evengoed gezellig.
Het houdt me bezig. De confrontatie met de vergankelijkheid, want dat is waar het om draait. Die gedachten een positieve draai proberen te geven, dat is nu de uitdaging. Realiseren dat er dingen zijn die je niet kunt veranderen. Eventueel schep je randvoorwaarden die een en ander positief kunnen beïnvloeden, maar uiteindelijk is dat enkel een wens, waarvan de vervulling in een onzekere toekomst ligt. Een angstige onzekerheid, die me bezig houdt. Een onzekerheid, waarvan ik bijna zeker weet dat zich daar meer mensen mee bezig houden. Bewust of onbewust.
Vanmorgen zag ik een filmpje waarin psychiater en filosoof Damiaan Denys het heeft over angst in relatie met de wereld en de toekomst. De wereld die vergeleken met vroeger zó groot geworden is voor de moderne mens, dat die niet meer ‘controleerbaar’ is. We hebben als individu geen controle over wat ons allemaal overkomt. Ik heb net even gezocht naar dat filmpje, maar kon het niet meer vinden. Wel kwam ik uit bij een YouTube-filmpje waarin Damiaan in een verhandeling spreekt over Heidegger en diens werk ‘Sein und Zeit’. Titel van Damiaan’s verhandeling: ‘Niet bang voor angst’. Heideggers vraag naar de betekenis van het zijn en de uitleg van Damiaan daarvan, levert me voor dit moment een belangrijk inzicht op.
Het laat me begrijpen waar mijn in het begin gegeven definities van het leven vandaan komen. Het zijn uit angst ontstane antwoorden op een vraag die onder alle andere vragen ligt: wat is de betekenis van mijn ‘zijn’? Damiaan licht toe dat Heidegger op de basisvraag ‘Wat is de betekenis van het zijn’ ook geen antwoord had, maar -filosofen eigen- vervolgens de truc gebruikte om die vraag te beantwoorden met een nieuwe vraag, namelijk: ‘Wie stelt de vraag naar het zijn’? Heidegger komt dan uit bij de mens en weet vervolgens via die weg wel tot antwoorden te komen. Antwoorden waarin angst en emotie een grote rol spelen.
Angst is een belangrijk gegeven in onze relatie met de wereld, omdat angst en vooral emotie nog vooraf gaat aan het denken. In de emotie ervaren we de wereld, die zich zo groot en ongrijpbaar manifesteert, dat we ons als vanzelf heel klein voelen. We hebben er geen controle op, op die allesomvattende wereld. Zó allesomvattend dat je tegelijk, in je nietigheid daarin, angstig bent voor alles. Maar juist daarmee in feite ook angstig bent voor alles waar je niets aan kunt doen, dus angstig bent voor niets. En dát, volgens Damiaan, schept juist enorme mogelijkheden. Vanuit dat niets kán ook weer alles. Er is geen beperking als je niet bang meer bent voor de angst.
Vanuit dat besef keuzes maken in de tijd. Even thee en cola in plaats van een bokbiertje. ‘Gewoon’ een potje volleyballen of 10 km gaan hardlopen. Het ‘zijn’ -mijn ‘zijn’- vieren zoals het zich manifesteert. Met of zonder twijfel. Met of zonder zekerheden. Het mag er allemaal zijn. Wat is leven? Leven is zijn met het voordeel van angst, omdat het een verbinding vormt tussen jou en de wereld waarin je bent.
Om 13.00 uur moet ik voor een tweede behandeling naar de mondhygiëniste in de plaatselijke parodontologie-praktijk. Tegen de eerste behandeling vorige week zag ik op. Tegen de tweede behandeling vandaag eigenlijk ook wel, maar ach… mijn wereld zal er niet drastisch door veranderen. Mijn tanden en tandvlees hopelijk wel. Of is dat weer angst? Laat ik afsluiten door te zeggen dat je het waarschijnlijk nooit helemaal ‘in the pocket’ hebt…
Detail uit kunstwerk ‘Sfeerbeeld‘ (Karin van der Linden)
Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat ik nog niet kan duiden.
Dus ondertussen doe ik niets
en luister naar geluiden.
Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat ik nog niet kan schrijven.
ik voel het wel, maar er zit iets
dat denkt, ik wil hier blijven.
Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat mensen nog nooit hoorden.
dus wat ik doe: ik pak de fiets
en ga op zoek naar woorden.
Een gedichtje vloeit uit de pen. Spontaan. En net zo spontaan handel je er naar. Op de fiets en rechtstreeks naar de plek waar ik al vaker schreef. Onderweg zie ik versteende lammetjes in een omheinde tuin, bij een tehuis waar ook mijn tante begeleid woont. Associaties met dementie, versteende gedachten en stilstaan schieten door mijn hoofd.
Misschien een onderwerp voor mijn verhaal, bedenk ik, terwijl ik er al voorbij ben. Het is Pasen. De zon schijnt en ik fiets bijna over een dood vogeltje. Een staartmeesje lijkt het, maar het ligt er zo verkreukeld bij, dat ik dat niet met zekerheid kan zeggen. Zal ik er een foto van maken? Het fragiele van de dood op een onverwachte plek. Net als stenen schaapjes een voorbije illusie van leven?
Op de plek waar ik van plan ben te gaan schrijven, hoor ik het leven. Een hommel zo groot als een paaseitje zoemt om me heen. Vogelgeluiden. Auto’s op afstand. Twee wandelaars, een man en een vrouw, met een grote herdershond en twee kleine hondjes, lopen me pratend voorbij en komen ook meteen weer terug. Zouden ze hier hebben willen zitten, onder de schaduw van de oude eik?
Op dit moment ben ik hier alleen, met mijn gedachten. Toen ik hier een half uurtje geleden aankwam, mijn kussen op de bank legde en er op plaats nam, overviel me even een intens gevoel van droefheid. Van het dode vogeltje? De stenen schaapjes? Mijn tante? Mijn broer, die ik sinds heel lang gisteren weer had bezocht? Leed in het algemeen? Op de dag van de verrijzenis?
In de stilte van alle geluiden om me heen, hoor ik de kerkklok twaalf uur slaan. Ik zie een mier kruipen over mijn mouw, span mijn middelvinger achter mijn duim en geef het beestje waarschijnlijk z’n eerste vluchtervaring. Ik maak nog een foto van verse gele paardebloemen, realiseer me dat die over een tijdje grijs zijn maar dat ik dan alles weg mag blazen voor een wens!
Zijn er eigenlijk al echte lammetjes? Want er schuilt nog steeds een mooi verhaal in mij…
De uitvaartdienst was plechtig. Latijnse gezangen vulden de Lambertuskerk. Helder wit zonlicht werd kleurrijk gebroken door het gebrandschilderde glas. Het gaf de vele bloemen bij haar kist nog meer kleur. ‘Clara hield van bloemen’ was de laatste zin in de rouwadvertentie en dat hadden veel mensen zich ter harte genomen. De zon speelde met de kleuren. Rood werd nog wat warmer en het groen nog wat feller.
Herinneringen werden voorgelezen. Paul, haar zoon, en Tim, haar man, vertelden over Claar. Over hoe sterk ze was ondanks haar twijfel en over hoe ze elkaar tot steun waren. Over het afscheid, dat wat haar betrof eigenlijk geen afscheid had moeten zijn. Ze was er nog niet klaar voor. Had nog zoveel plannen. Ook dat kwam naar voren, uit de woorden die werden gesproken. Het waren namelijk veelal de woorden van Claar zelf. Het was alsof ze ons allemaal nog een laatste keer van hele goede adviezen wilde voorzien.
De foto op het gedachtenisprentje van Claar van Lieshout
‘Weet je wat het is:’… Daar begon haar gedachtenisprentje mee. Ik herkende de zin en het korte verhaal dat volgde, omdat haar man Tim die woorden bij aanvang van de dienst met ons gedeeld had. Hij had Claar zo al laten spreken. Toen ik haar woorden terug las, hoorde ik haar als het ware zelf vertellen. Wijs. Belezen. Ze vertelde over haar herinneringen, haar twee kinderen, ja, eigenlijk over haar leven in al zijn facetten. Beschouwend, kernachtig maar vooral ook verdrietig omdat de rauwe werkelijkheid op het laatst de kleuren zo grauw gemaakt had.
En toch. Ondanks de pijn en het verdriet lees ik ook haar zin: ‘Ik kan er met vreugde op terugkijken’. Ik hoor haar dochter Evelyn in het slotwoord zeggen, dat ze tot op het laatst de hand van Claar heeft vastgehouden. Ze voelde dezelfde onzekerheid die ook Claar had gevoeld over wat het betekent om los te moeten laten. En toch, vertelde Evelyn, heeft ze haar moeder toegefluisterd dát ze los mocht laten. Puur en alleen omdat ze los móest laten. Maar wetende dat wat er geschreven is en wat er herinnerd wordt op den duur weer alles zal verbinden.
Ik ben de kerk uitgelopen aan de kant van de Bruna. Dat tweede huis van Claar, waar ze haar ziel en zaligheid in had gestopt. Waar Vera werkte, die gedurende het ziekteproces van Claar, zo vaak lief en leed met Claar had gedeeld. Het personeel van die boekhandel is met Claar en haar familie in de rouwstoet mee gewandeld naar het kerkhof, samen met vrienden en bekenden. Onder een helderblauwe lucht en stralende zon.
…de kerk uitgewandeld, langs de Bruna
‘Weet je wat het is: ‘… Dat schreef Claar op 11 december 2018. Vanochtend maakte zij me deelgenoot van haar verhaal, via Tim, Paul en Evelyn. Een verhaal dat op deze dag lijkt te worden afgesloten, maar dat in zekere zin juist nu een vervolg krijgt. Een stukje van dat nieuwe hoofdstuk proef ik in het kopje thee op het terras. Ik zie het verhaal in de mensen die voorbij wandelen. Ik voel het in de warmte van de zon. En ik voel en hoor het als Pip me een arm geeft en we samen pratend weer langs de Bruna lopen. Alles is even één. Omdat het vanochtend door Clara zo helder is verteld. Via Tim, Paul en Evelyn.
Dus voor hen. En voor allen die Claar hebben gekend. Met dank.
Mede dankzij Claar mochten Egbert Derix en ik een paar jaar geleden onze boeken presenteren bij Bruna Horst. Een mooie, muzikale en literaire happening.
Vanmiddag ben ik begonnen aan een gedicht. Ik wilde een onbestemd gevoel in woorden vangen. Maar ja, onbestemd hè… Dan begin je eigenlijk al heel lastig. Wat ik voelde? Een mix van voortschrijdende tijd en machteloosheid. Berusting en tevredenheid. Maar ook twijfel. Het eigenlijk voortdurend ook niet precies weten waarom en daar maar zo nu en dan echt mee zitten, lijkt het. En toch…
Terugkerende vragen over wat er om me heen en in de wereld gebeurt, houden me wel bezig. Bewondering en verwondering over wat ik lees, zie en hoor. Wat is mijn rol in dat alles, vraag ik me af. Wat wil ik precies en wat doe ik daar voor. Of wat moet ik er misschien wel voor laten? Ik probeer als een soort objectieve toeschouwer naar mezelf te kijken om te ontdekken waar mijn gedachten over gaan. Als die toeschouwer ze onder woorden kan brengen, beschrijven ze dan dat onbestemde gevoel? En als ik ze opschrijf, voor wie doe ik dat dan? Voor die toeschouwer die ik zelf ben?
Toch deel ik het op mijn blog. Waarom? Ik kies er voor mijn twijfel om te zetten in een besluit. Ik schrijf het in eerste instantie voor mezelf, maar geef toe aan de drang om het daarna te delen. Ik wil niet de enige toeschouwer zijn. Wie weet, staat er iets in, waar anderen ook een onbestemd gevoel over hebben. En wie weet, hebben ze iets aan de gevonden woorden.
Deze avond heb ik mijn hoofd gebroken over de inleiding hierboven. Het gedicht had dat nodig, vond ik. Dus opnieuw besloten om te doen wat ik dacht. En stiekem heb ik hier en daar het gedicht zonet ook nog wat opgepoetst. Maar daar zie je niks meer van…
Het zoete zout
De dingen die je denkt,
in woorden tracht te vangen,
is aandacht die je schenkt
aan onvervuld verlangen.
Het lot, dat huilt en wenkt,
van jong naar langzaam oud.
Wat nooit gebracht is, brengt
het lief naar langzaam stout.
Dat lot dat lachend zwenkt,
van fier rechtop naar hangen.
Dat trots zijn tranen plengt,
in dag-en-nacht gezangen.
Die moed, heel laf gekrenkt,
door altijd van dat bange.
De koude angst verzengt,
het niet vervuld verlangen.
Toch, welke woorden je ook kiest,
doet goed, die aandacht vangen.
Wanneer je macht of moed verliest:
Proef zoet het zout op wangen!
We zijn hoofdrolspelers in onze eigen film die we ‘Leven’ genoemd hebben. Elke dag zijn er live-opnames. Afhankelijk van het script is soms de totale cast aanwezig of alleen de regisseur. In dat geval geeft hij aanwijzingen aan de cameraman, die dan alvast sfeerbeelden maakt om in te voegen tussen de live-scenes.
Jij en de hele cast zijn ik-figuren in de film. Ik ook, net als de regisseur, die zichzelf speelt. De hele cast heeft van te voren het script gekregen, maar naarmate de draaidagen vorderen, blijkt steeds meer dat die scripts op onderdelen van elkaar afwijken. Iemand heeft daar heel goed over nagedacht, maar niemand weet wie dat is.
Dat al die verschillende scripts op onderdelen elkaar raken, en dat daardoor acteurs elkaar op de set herhaaldelijk tegenkomen is op zich al opmerkelijk. Maar nog indrukwekkender is het wanneer er medespelers opduiken die je nog nooit eerder gezien hebt. Soms lijkt het wel alsof de scripts herschreven worden terwijl de camera’s draaien.
Mooi om te zien hoe enthousiast jonge acteurs hun rollen inhoud geven. Soms nog wat onzeker, maar ach, niet al te lang geleden stond je er zelf ook nog onbeholpen bij. Fijn ook om te merken dat de meesten vanuit de grond van hun hart ‘Leven’ echt inhoud willen geven, ook al gebeurt dat soms vooral zoekend en intuïtief.
En toch…
Toch zet ik vraagtekens bij mijn rol. Minder vaak dan vroeger misschien, maar toch. Ik probeer me zelf te overtuigen dat daar niks mis mee is, maar ondertussen gaat de film wel verder. Eerder opgenomen scenes worden niet overgespeeld. Hooguit kun je de ervaring van gisteren gebruiken voor de draaidagen van morgen.
‘Leven’ is de titel die op de voorkant van mijn script staat. Achterin nog lege pagina’s. Dezelfde titel staat op de scripts van anderen. Maar er zijn duidelijke verschillen in omvang en gewicht. Nog een bewijs dat ieders script uniek is? Of zou juist het aantal lége pagina’s het verschil maken? Straks… als er geen vraagtekens meer zijn.