Pleinbehang…

wind komt heel erg zacht van links
de zon beschijnt mijn rechterwang
Lambertuskerk luidt plots haar klokken
iemand maakt zijn laatste gang

op het terras drink ik mijn thee
minuten duren urenlang
ik luister, kijk en hoor het leven
en iemand maakt zijn laatste gang

achter mij de vrije geesten
met door elkaar hun klaaggezang
van altijd praten over dood
en zelf hun levenlang al bang

de wind komt steeds nog zacht van links
hoor, zie en voel de samenhang
ook zonder klokken nog betrokken
bij iemands allerlaatste gang

Cardioversie…

Een cardioloog legde me het een keer uit. ‘Je moet het zo zien. Op je hart zitten een heleboel muzikanten die samen het ritme bepalen dat door één dirigent aangegeven wordt. Maar soms zit er een eigenwijze violist tussen, die zo nu en dan zijn eigen deuntje speelt. Als die dat tegendraadse ritme blijft volhouden, dan weet de dirigent het even ook niet meer’.

Nou, zaterdagnacht was het weer revolutie in het orkest. En ook zondagochtend was het nog niet best. Ik heb het nog heel even aangekeken, maar ik verwacht dat de dirigent weer geholpen moet worden. Net als de keren daarvoor toen hem ook van buitenaf de leiding over het orkest is teruggegeven. Zojuist daarom maar de hartpoli in Venlo gebeld en een afspraak gemaakt voor maandagmorgenvroeg. Mocht het orkest zich voor die tijd hebben gerealiseerd dat het toch maar beter weer naar de dirigent kan gaan luisteren, dan kan ik de poli altijd afbellen.

Elke keer opnieuw ben ik toch weer aangenaam verrast en lichtelijk verbaasd dat ik via een bijna rechtstreekse lijn deze medische weg kan bewandelen. Mijn hart dat met tussenpozen van soms drie maanden tot meer dan een jaar uit het niets begint te boezemfibrileren, wordt door een cardioversie weer tot de orde geroepen. En elke keer hoop ik daarna op een tussenpauze van 10 jaar die de cardioloog me ooit min of meer ‘beloofd’ heeft: ‘het kan volgende week weer optreden, maar het kan ook over 10 jaar zijn’. Eerst morgen maar weer eens die violist een stevige tik (laten) geven..

Herfst om me heen…

Foto: Anna Kóró (Pexels)

De herfstwind blaast een blaadje naar me toe. Het natte bospad knispert onder de wielen van mijn fiets. Een wandelaar van ver ziet me komen en commandeert z’n honden bij zich. We groeten elkaar in het voorbijgaan. Het bos ruikt naar paddestoelen. Het is zaterdagmiddag. Ik strijk neer op een bankje om aan mijn gedachten woorden te geven. Dat is al even geleden. Een fietsgedicht. Laten gebeuren wat er in me opkomt.

Ik kijk opnieuw naar de ingekerfde letters, die samen een zin vormen. ‘Ik goj vandaag miene eige waeg’. Het lijkt alweer lang geleden dat we hier met z’n drieën zaten, in de voorbereiding van onze voorstelling ‘Gegaeve Zinne’. Die voorstelling was twee weken geleden. Heel goede herinneringen aan. Ook aan deze zin en aan deze plek. Deze zin en heel veel andere zinnen inspireerden ons om zin te geven aan wat mensen en ons bezig hield. Fijn om te doen.

Zingeving. In de krant van vanochtend zou ik er naar hebben moeten zoeken, als ik me daar op dat moment bewust van was geweest. Als ik er, hier op het bankje, aan terugdenk, dan weet ik nog dat me bij een aantal artikelen een gevoel van zinloosheid bekroop. Zinloosheid en machteloosheid. Wat is de zin van de strijd tussen Israël en Hamas? Tussen Oekraïne en Rusland? Hoe zinloos is het wederzijds moorden en martelen? En hoe machteloos kijk ik er naar en lees ik er over. Mensen doen het elkaar aan. Zien zij er de zin van in?

Ik kijk om me heen en laat de herfstwind mijn gedachten wat verwaaien. Er valt een blad uit de boom. Het landt op het water en drijft met de rimpelingen van de wind op het water mee. Ik zag het vallen, zonder geluid neerkomen en stilletjes wegdrijven. Verval in de herfst. Natuur die zich telkens weer vernieuwt. Die, zonder bijbedoeling, zinnige tegenstellingen creëert. Zomer, winter. Herfst en lente. 

Hoe kan het, dat het de natuur wel lukt, wat voor mensen zo onmogelijk lijkt. De natuur, die ondanks of misschien wel juist dankzij tegenstellingen, in volledige harmonie, zin geeft aan het pure zijn. En dan de mensheid, waarvan een onzinnig deel elkaars zijn domweg betwist en stellingen betrekt in gure oorlogen. Puur tegenover guur. Zijn tegenover pijn.

Ik zet de eerste woorden op papier. Een fietsgedicht in de maak. De herfstwind fluisterde het in. Het blaadje sprak in stilte. Zingevend. 

Troostrijk…

de zekerheid van zon en wind
van wolken en van regen
dat zou heel troostrijk kunnen zijn
en toch valt dat soms tegen

een veulen voor me in de wei
graast spriet voor spriet zich naar me toe
zo nu en dan kijkt het naar mij
ik ben dus hier maar weet niet hoe

toch streelt de wind zacht mijn gezicht
heel licht, zonder te vragen
ik doe mijn ogen even dicht
soms heb je van die dagen