Vijf jaar hospice Doevenbos

Op de kop af vijf jaar geleden. Zaterdag, 1 mei 2016, opende buurtzorghuis hospice Doevenbos haar deuren. Mijn zus Trudy was op 11 mei 2016 één van de eerste gasten. Twee dagen heeft ze daar min of meer bewust beleeft. Op de eerste dag zag ze nog de groene waas van het pas ingezaaide gras en bewonderde ze de magistrale kastanjebomen. Ze zag de rode stenen van het pad wat feller opkleuren, door de regendruppels die er op vielen. Op de tweede dag waren we aanwezig bij haar overlijden. Een onvermijdelijk einde van een progressief ziekteproces.

Hoe pijnlijk en emotioneel ook, tegelijk was het een gebeurtenis die op een andere manier grote indruk op me maakte. Naast de waardige ambiance waarin ze afscheid nam, was het vooral de manier waarop het verpleegkundig personeel en de vrijwilligers haar en ons die twee dagen begeleidden. Met heel veel respect en dankbaarheid denk ik daar aan terug. Aan die twee dagen waarin ik zelf het vakmanschap en medeleven mocht ervaren, maar ook aan al die momenten dat anderen, in de afgelopen vijf jaar, ongetwijfeld dezelfde indrukken hebben opgedaan. Het waren gedachten die afgelopen zaterdag 1 mei door mijn hoofd gingen. Namens de Vrienden van Hospice Doevenbos mocht ik aanwezig zijn bij het lustrum-moment waar die middag op gepaste wijze bij werd stilgestaan.

Het pas ingezaaide gras van toen was een volwaardig grasveld geworden. De kastanjebomen wuifden net als toen in alle rust naar de wolken en de zon. José Hoebers, vijf jaar geleden een van de initiatiefnemers en betrokken vanaf het eerste moment, sprak een kort woordje van dank en trots uit naar de aanwezige verpleegkundigen en noemde daarin ook alle vrijwilligers van Hospice Doevenbos. Op het gras hadden Nienke Wijnhoven, Petri Vullings en Geert Keijsers zich opgesteld om het lustrum-moment muzikaal te onderstrepen. Sommige gasten genoten vanaf hun eigen terras mee van de muziek, anderen kregen het in hun eigen kamers mee, door de open tuindeuren.

Vijf jaar hospice Doevenbos. Boven de ingang hebben vrijwilligers in vijf grote cirkels het getal vijf versierd. Tussen een aantal bomen bij het hospice wapperen slingers van kleine kleurige vlaggetjes in de wind. Op die vlaggetjes staan mooie spreuken of speciale gedachten geschreven. Stuk voor stuk momenten van bezinning, die één voor één het speciale van deze plek benadrukken. Momenten die misschien wel situaties beschrijven van de afgelopen vijf jaar. Maar tegelijk een vooruitblik kunnen zijn naar momenten die de komende tijd onvermijdelijk nog gaan spelen.

De slinger van vlaggetjes gaat het komende jaar namelijk groeien. Op 30 april 2022 zitten we nog net in het vijfde lustrumjaar. Het idee is om het lustrum dan de aandacht te geven die het verdient. Maar tot die tijd, en zolang corona dat nog van ons vraagt, kunnen alle herinneringen en gedachten al worden opgetekend op de vlaggetjes, die daar speciaal voor klaarliggen. De slinger wordt langer door alle herinneringen en gedachten die al bestaan of nog gaan komen. En zo, groeiend met elkaar en bewogen door de wind, markeren ze steeds indrukwekkender de plek waar hospice Doevenbos vijf jaar geleden is begonnen.

Want het is dezelfde wind, die de kastanjebladeren toen liet ritselen, die zaterdagmiddag de vlaggetjes liet dansen. Dezelfde wind die de muzikale klanken naar de gasten van het hospice blies en hen liet genieten van het moment. Dezelfde zon die dat zo nu en dan warm bescheen. Net als vijf jaar geleden. Op die mooie en bijzondere  plek, waar het leven dan misschien wel eindig is, maar evengoed toch altijd ook doorgaat. 

Doevenbos, bedankt en proficiat!

Sporen van herinnering…

Ondertussen is het al meer dan drie jaar geleden. Mijn zus Trudy was een van de eerste gasten in Hospice Doevenbos. Ik herinner me dat we vanuit haar kamer samen naar buiten keken, naar de kastanjebomen in de tuin. Het was mei en het gras rondom de bomen was nog maar net ingezaaid. Een groene waas scheen over het donkere zand. Het regende licht die dag. Trudy zag het omdat de regen de rode stenen van het tuinpad wat feller deden opkleuren.

Haar gezondheid ging in een paar dagen snel achteruit. Haar verblijf in het Hospice duurde maar twee dagen. Twee dagen waarin ze zich liefdevol verzorgd wist en waar ze uiteindelijk, in het bijzijn van een broer en een zus, in alle rust is ingeslapen. We hebben haar afscheidsdienst verzorgd op de manier die ze zelf had aangegeven. Ongeveer een jaar later hebben we haar as uitgestrooid op een plek die ze ook nog zelf had uitgezocht. Tussen kastanjebomen en dichtbij een bospad. Vlakbij een houten picknicktafel  en een grote waterpartij. Ik kom daar sindsdien met zekere regelmaat. 

Vorige week nog was ik er, om inspiratie op te doen voor het verhaal dat ik u nu aan het vertellen ben. Het was de eerste plek waar ik aan dacht, toen ik van de themawoorden ‘bomen’, ‘bladeren’ en ‘loslaten’ hoorde. Zeker in deze tijd van het jaar, waarin de herfst prachtige kleuren geeft aan bomen en aan losgelaten bladeren. Het is de tijd van korter wordende dagen in een zo nu en dan mistige sfeer van verval en troosteloosheid. Maar het is zeker ook de tijd van een onmisbare voorbereiding op nieuw leven. In elk vallend blad schuilt een nieuwe belofte.

En ze liggen overal. De gevallen bladeren. In alle herfstkleuren die de natuur in petto heeft. Bruin, rood, geel. En vaak nog met een waas van zomergroen. Soms waait een blad wat verder weg om even verderop neer te komen in het donkere zand. Op de uitstrooiplek van Trudy hetzelfde beeld. Gevallen bladeren, waar je ook maar keek. Samen legden ze een deken over de donkere aarde, die in drie jaar tijd ongetwijfeld één was geworden met de as die we toen hadden uitgestrooid.

Mijn oog viel op een groepje van drie paddestoelen tussen de bladeren. Een teken van nieuw leven, bedacht ik me, gevoed door eerder gevallen bladeren in een symbiose met de aarde daaronder. Even verderop stonden er nog meer. Ze groeiden in groepjes en soms stond er een alleen. Grote, kleine, rechtop, schuin. Er was er één, die zo ver achterover gebogen stond, dat je de mooie regelmatige onderkant kon zien. De sporen waren te tellen. En op dat moment voelde ik de verbinding met waar ik voor naar deze plek gekomen was. De sporen van de paddestoel waren in één keer ook de sporen van een levende herinnering aan Trudy. Een mooi moment. 

Drie jaar geleden moesten we afscheid van haar nemen, maar in die ene tel leek het alsof ze even gedag zei… via de sporen van de paddestoel. Ik weet, het was misschien vooral mijn eigen interpretatie van dat moment, maar toch was daardoor de herinnering aan haar even heel levend. Het voelde fijn om in de sporen van de paddestoel ook sporen van haar terug te zien. Levende sporen van herinnering. Groeiend in de kleuren van de herfst.

Ik wens u allen toe dat u op uw eigen manier de kleurrijke sporen van de herinnering aan uw dierbaren vindt, in de tijd die gaat komen. In het begin zijn die herinneringen mogelijk door het droevige afscheid nog wat troosteloos grijs, maar hopelijk worden ze al snel mooier van kleur. En of het dan herfst, lente, zomer of winter is, in gedachten kan, op die manier bekeken, een afscheid op elk moment, een kleurrijk weerzien zijn.

Voorbij…

ze wandelen voorbij
niet wetend wie jij was
en dat het groen
dat ik voor me zie
ontstaan is uit jouw as

de wind die het beweegt
het strelend zonnelicht
in het groene bed
van zon en wind
herken ik je gezicht

je woorden zijn de bladeren
de bomen je verhaal
en alles
wat ik om me hoor
dat ben jij allemaal

heel even die momenten
alleen voor jou en mij
gedeeld met wind
en zon en groen
ze wandelen voorbij…

Van harte…

Haar naam staat op de kalender. Vandaag zou mijn zus 63 jaar zijn geworden. Op 13 mei van dit jaar is het precies drie jaar geleden, dat we afscheid van haar moesten nemen. 13 mei 2016. Toen blies ze haar laatste adem uit. Ik zat naast haar bed, maar of ze dat heeft meegekregen, waag ik te betwijfelen. Doet er ook niet zo veel toe. Haar naam op de kalender maakt herinneringen los. Bij haar crematie heb ik een verhaal voorgelezen, dat haar en onze situatie -haar broers en zussen- beschrijft in het licht van dat moment. Dat verhaal maakt opnieuw de emoties voelbaar van die dagen in mei en van al die jaren die er aan vooraf gingen.

Twee zinnen, die voor Trudy zó wezenlijk waren dat ze die jarenlang bewaard heeft, staan wat mij betreft nog steeds bol van de symboliek in haar en ons leven. Het was een citaat van Maria Montessori uit 1929:

‘Het verheven wezen van het kind heeft ons geholpen om een der waarheden van het evangelie, die ons duister was gebleven, te begrijpen. Wie groot wil zijn in het koninkrijk der hemelen, die worde gelijk aan de kinderen.’

Omdat ze vandaag jarig zou zijn geweest, deel ik dit verhaal (klik hier) uit als een uitgesteld cadeautje van haar aan ons allemaal. Van harte. Pak maar, er is genoeg…

drie kaartjes3

Fantasie?

Vanmorgen een relaxte 10 km gelopen. In alle rust en met het voornemen om ook langs ‘Trudy’s plek’ te lopen. Elke kilometer trilt mijn horloge en dan kijk ik, al rennend, altijd even in hoeveel tijd ik die 1000 meter heb afgelegd. Op vier kilometer deed ik dat ook in datzelfde automatisme. Maar toen ik weer opkeek realiseerde ik me dat ik in die paar seconden de plek al voorbij was, nog voordat ik er bewust naar had gekeken en er een gedachte aan had gewijd.

Het was niet dat ik zo hard liep, maar toch. Onbewust aan voorbij gegaan, in de meest letterlijke betekenis. Al lopend nam ik me meteen voor om mijn route een tweede keer langs die bewuste plek te laten gaan. Dat zou over zo’n twee kilometer zijn, schatte ik in en ik liep in een relaxt tempo verder. Twee ganzen, die voor de miljoenste keer een hardloper op deze route voorbij zagen komen, waggelden net na de bewuste plek gelaten over mijn pad.

Al lopend dacht ik aan Trudy en hoe we haar in haar laatste dagen hadden begeleid. Ik dacht aan haar crematie en aan de woorden die we bij haar afscheid hadden gesproken. Bijna tegelijk, zag ik op een afstand iets wits en kleins zweven. Een vlinder, dacht ik in eerste instantie, en verbaasde me over het toeval, dat misschien geen toeval was. Ik had in wat verhalen wel eens de symboliek van vlinders gebruikt, als ik over Trudy schreef. Maar het was geen vlinder. Toen ik dichterbij kwam, bleek het een wit donsveertje te zijn.

Er gaan zo heel wat gedachtes door je heen, als je 10 km relaxt in je eentje door de bossen rent. In een kenmerkende golvende vlucht vloog er ineens een groene specht voor me uit. Die zie je ook niet zo vaak, bedacht ik, terwijl ik met mijn gedachten nog bij het witte veertje was, dat geen vlinder was. Vlinders en Trudy waren voor mij verbonden met elkaar. Zou het kunnen vroeg ik me af, dat als een ziel al vlinderend door het leven kan gaan, dat misschien ook wel golvend kan via een groene specht?

Ik weet het. Ietwat melancholieke fantasieën. Maar evengoed was ik met al die gedachten weer dicht bij de plek waar ik dit keer met extra aandacht aan voorbij liep. Misschien zat er ergens wel een groene specht in de bomen naar mij te kijken. Een specht die een kilometer geleden in een andere boom met zijn snavel een donsveertje uit zijn lijf had geplukt. Die even van te voren aan de ganzen had gevraagd om mij een beetje op te houden, om alles op tijd geregeld te krijgen…

Ik knikte naar Trudy en liep daarna de rest van mijn 10 kilometer. Heerlijk gelopen. En heerlijk herinnerd. Een ‘runners high’, maar dan anders. Dankzij een wit donsveertje -als uit een engelenvleugel- een groene specht en een koppeltje ganzen.

Schatten aan herinneringen…

‘Gortmeule wifi kleine veld’. Een mededeling die spontaan op mijn scherm verschijnt, vlak voordat ik in alle rust aan mijn ‘zondagse verhaal’ wil beginnen. Het brengt me even van mijn apropos. Maar tegelijk is het ook wel toepasselijk. Kort daarvoor heb ik bij jouw plekje gezeten, maar daar was het me toch wat te druk. Wat dat betreft heb je genoeg aanloop, bedenk ik me nu, en ik denk aan de tijd dat je nog leefde, toen dat heel anders was.

Ik had me voorgenomen om weer even tegen je aan te praten. In de wetenschap -of moet ik zeggen in de hoop- dat mijn gedachten op de een of andere manier bij je aankomen. En als ze bij jou aankomen, dan komen ze wellicht ook wel aan bij onze ouders. Doe ze de groeten als dat zo is. Gisteren in de achtertuin nog een kleurige vlinder voor me uit zien vliegen. Mooi dat ik toen ook even aan je moest denken. Misschien dat ik daarom nu hier zit.

Soms vraag ik me af of die ‘gesprekken’ die ik met je heb, niet vooral gesprekken zijn met mezelf. Of, indirect, monologen met anderen, hoe vreemd dat ook klinkt. Maar omdat ik dit opschrijf en straks via internet deel, maak ik hen die dit lezen deelgenoot van mijn gedachten. Ik stel me voor dat iedereen bij gelegenheid wel eens terugdenkt aan iemand. Als mijn gedachten op ‘papier’ die herinneringen dan oproepen, dan hoop ik dat ze net zo zonnig zijn als de dag van vandaag.

Twee fietsers, een man en een vrouw, komen mijn kant op. Niet alleen dat, ze stoppen bij het bankje, waar ik zit. Wat blijkt? Onder de bank is een ‘geo-schat’ verstopt. Hun hobby is het om die schatten op te sporen. Ik heb daar wel eens van gehoord, maar ik ben er nog nooit in levende lijve mee geconfronteerd. Hij pakt de schat, pakt er een briefje uit en noteert er wat op. Dan gaat de schat weer terug onder de bank. Even met hen over deze wondere wereld gesproken. Vrij snel gaan ze weer op weg. Op zoek naar een andere schat. Te vinden over de hele wereld, vertelde hij. Het maakt me nieuwsgierig.

Als ze weg zijn, bekijk ik de schat eens nader. Ook de inhoud intrigeert me. Vanaf juli van dit jaar hebben al een groot aantal mensen de schat gevonden, zie ik op het briefje dat in het schatkokertje zit. Mijn spontane ontmoeting van zojuist heeft hun geocache-naam ook genoteerd zie ik. De vinddatum is schriftelijk geregistreerd. Maar ze gaan het ook nog digitaal doorgeven, legde hij me zojuist uit. Misschien had ik hem moeten vertellen dat hier ook ergens WiFi in de lucht hangt…

Een korte, spontane ontmoeting, op deze zonnige zondag. Op een plek waar je het niet verwacht, is een schat verborgen. Nu ik er zo over nadenk, in de rust die al weer een tijdje heerlijk voelbaar is, is het net alsof het zo moest zijn. Er zijn op de hele wereld plekken waar schatten verborgen liggen. En iedereen mag die vinden. Omdat ze ooit in het verleden zijn ‘verstopt’. Maar ook nu en in de toekomst nog een plek gaan krijgen. Schatten aan herinneringen. Je hoeft ze alleen maar te vinden. En soms komen ze, net als vlinders, vanzelf naar je toe…

Vlindertaal

Een vlinder fladderde eergisteren om ons heen. We zaten aan tafel op een feestelijk versierd terras tijdens de receptie van Sanne en Eric. En gisteren landde er zelfs een op een omgekeerd glas. Dat stond op de gedekte tafel bij de verjaardagsbarbecue van Mariet. De mooie vlinder liet zich van dichtbij bekijken maar toen hij zijn vleugels openvouwde bleek een groot deel van een van zijn vleugels te ontbreken.


Eergisteren al en gisteren weer deed me het tafereel denken aan Trudy. Een paar keer eerder schreef ik over haar. In die verhalen speelde steeds een vlinder een symbolische rol. En sindsdien is elke fladderaar meestal aanleiding om even aan haar terug te denken, waar ik ook ben. Vaak is de plek waar ik de vlinder zie aanleiding tot verdere associaties. Zo ook eergisteren bij Sanne en gisteren bij Mariet.

Bij Sanne was het omdat een deel van haar familie lijfelijk aanwezig was, en ik het wel een aardige gedachte vond dat Trudy in -wie zal het zeggen- haar huidige staat van zijn ook even acte de présence kwam geven. Zich even bij al haar broers en zussen liet zien, en daarna richting het prieeltje vloog, waar Sanne en Eric die middag in de echt waren verbonden. Toch even meekijken, zou ze gedacht kunnen hebben.

En bij Mariet was de symboliek zo mogelijk nog intenser. Naast de vlinder met de hap uit zijn vleugel, landde er vrij snel een tweede van zijn soort, die in volle glorie en geheel intact zijn mooie kleuren liet bewonderen. Samen met de gehavende vlinder dartelde het tweetal nog even om ons heen, om vervolgens hun eigen vlinderwereld weer verder te gaan verkennen.


Als het hiernamaals een wereld is, die in alles zijn nieuwe werkelijkheid heeft, dan zou het zomaar kunnen zijn dat die tweede vlinder samen met de gehavende een feestelijke herontmoeting met ons wilde delen. Zo doorgedacht, zou namelijk die tweede vlinder mijn vader of mijn moeder kunnen zijn, die samen met Trudy even wilden laten zien dat ze er nog steeds voor ons waren. Ik weet het. Ietwat romantisch gedacht misschien, maar waarom niet?

Het schijnt dat vlinders met gebroken of gehavende vleugels vaak voorkomen in de natuur. De vlinder op het glas had er waarschijnlijk zijn leven aan te danken. De vogel die meende in het kleurige oog op de vleugel de kop te pakken te hebben van zijn volgende prooi, bleef achter met slechts een stukje vlindervleugel in zijn snavel. De vlinder zelf leefde door en fladderde weg op haar drie resterende vleugels. Volop genietend van de rest van haar dagen, landde zij op een omgekeerd glas.

‘Kijk mam, hier zitten ze’, zei ze misschien wel in vlindertaal.

En nu ik dat zo opschrijf, zittend aan tafel, vlakbij de schaduwrijke plek waar we Trudy’s laatste wens hebben vervuld, komt er spontaan een ander woord in mijn gedachten: ‘Kindertaal’. Kindertaal. De taal van dromen en fantasieën. Van gedachten die nog mogen fladderen. Waar een vlinder met gebroken vleugel synoniem mag zijn van een gehavend leven. Maar tegelijk een leven, dat in vlindertaal misschien wel dezelfde onbegrepen kracht en pracht heeft als in kindertaal.

vlinder
met gebroken
vleugel

leef je
weer gegeven
leven

kleurrijk
en zo
magistraal

met volle kracht
in pracht
en praal

als vlindertaal
en kindertaal

zo ongehavend
allemaal

Met of zonder vleugels…

Thuis op de bank had ik het bedacht en nu zat ik er. In het bos, op de plek waar we drie weken eerder de as van mijn zus hadden uitgestrooid. Ik had er de dubbele houten tafelbank toen al zien staan.  Een mooi plekje, vond ik, om er zo nu en dan eens in alle rust te gaan zitten.

Dus daar zit ik nu. Het is een prachtige zaterdagochtend. Zonnig, maar daar merk je hier onder de kastanjebomen weinig van. Integendeel. Het is een koele plek en een briesje benadrukt dat. Ik zit er nog maar net, maar ondertussen zijn er al wél vier keer mensen voorbijgekomen. Drie keer een joggend stel en één keer een wandelend duo. Twéé keer. Op dit moment passeren een vrouw en een man. Ik had de voetstappen achter me al gehoord.

Het pad langs het water is populair op een zaterdagochtend, voor zover ik dat nu kan beoordelen. Ook heel veel geluiden om me heen, terwijl er géén mensen voorbijlopen. Fluitende vogels dichtbij. Blaffende honden veraf. Auto’s die op niet al te veel afstand met regelmatige  tussenpozen hoorbaar zijn. Eén van de trimmers lijkt zijn medeloper te hebben afgeschud en komt nu alleen voorbij. Het is zijn derde rondje om het water, tenminste als hij niet ergens halverwege is omgedraaid.

Het is in ieder geval zijn derde keer langs de plek waar ik in alle relatieve rust op uit kijk, zittend aan de tafelbank. De plek van mijn zus. En tegelijk, merk ik aan alles, de plek van iedereen. Het lopende koppeltje van zojuist komt een tweede keer voorbij. Een bekende op een fiets snelt de bocht om. We groeten elkaar. Het valt me op hoe naadloos en geleidelijk wij mensen in elkaar op kunnen gaan. Zachte stemmen van achteren, in geluidsvolume langzaam toenemend, tegelijk met de steeds luider klinkende voetstappen, één passeermoment met wel of geen begroeting of een knikje en dan voltrekt zich dat alles in een soort van omgekeerde volgorde opnieuw. We komen en gaan.

Heel even is het ineens zo goed als helemaal stil. Heel even maar, want voordat ik de stilte goed en wel in me kan opnemen zijn daar de vogels weer. Opnieuw een hond en weer een paar auto’s. Een mountainbiker komt over de steentjes van het pad geknarst. Een soortgelijk geluid, maar nét even anders, blijkt van een man met een bolderkar, die over het pad naar me toe komt lopen. Terwijl ik dat zie passeert tegelijk een mevrouw me van achteren. De bolderkarman en de mevrouw lopen elkaar voor mijn ogen stilzwijgend voorbij. In een fractie hebben ze elkaars aanwezigheid in de ruimte met succes ingeschat.

De man met de bolderkar stopt anderhalve meter achter me en begint met het legen van een metalen afvalbak. Alles gaat gewoon door, realiseer ik me en ik verbaas me over hoeveel geluid een metalen prullenbak maakt in vergelijking met alle andere geluiden die ik vanmorgen al allemaal hoorde. Even is er alleen maar afvalbak, maar net zo langzaam als het geluid, de man en zijn kar zojuist op kwamen zetten, zo gelijkmatig ebt dat alles een paar tellen later ook weer weg.

Thuis op de bank dacht ik mogelijk alleen te zijn met mijn gedachten en mijn zus. Maar ik merk ter plekke dat mijn gekozen moment voor die spontane herdenking vooral een gedeeld moment is geworden. Ook niks mis mee, constateer ik. Plots zie ik een paar meter voor me een vogeltje naar me kijken. Een roodbruine kleur onder zijn spitse snaveltje. Op eigenwijze hoge pootjes zet het een paar hupjes in mijn richting. Het lijkt alsof het onder de tafelbank moet zijn, en zich bijna lijkt af te vragen wat ik daar eigenlijk doe, aan zijn tafel. Met nog een hupje lijkt het echt onder de tafel te zitten. Als ik voorzichtig kijk, vliegt het weg. Nét gekomen maar alweer gegaan.

Ik sta op en maak plaats voor een volgende voorbijganger. Een nieuwe passant van deze sinds drie weken nog specialere plek. Met álle mogelijkheden van de wereld om er vóór, eráchter, óp of áán deze tafel te zitten. Mét geluid of in stilte. Hoe dan ook. Het is een mooie plek. Voor iedereen. Om te komen en te gaan. Met of zonder vleugels.

een mooie plek
Aan fafel in het bos, genieten van de tijd en wat zich voordoet

Dit verhaal is op zaterdag 3 juni ’s ochtends geschreven en ’s avonds voorgelezen in de maandelijkse rubriek Wört, van het radioprogramma Wiekentproat (Radio Reindonk). Vóór het verhaal, als mooie muzikale inleiding ‘Die Zeit, der Weg’ van de cd Wandern (Egbert Derix en Sef Thissen – tot aan 2:15) en ná het verhaal het nummer ‘All is waiting’ van de gelijknamige cd van Jodymoon (na 7:00). Te beluisteren door hieronder te klikken.

Vingerafdrukken

condoleancesWe kregen ze 19 mei vorig jaar. De vingerafdrukken van Trudy. Samen met de gedachtenisprentjes die over waren en de condoleancekaarten die waren afgegeven. Ik heb ze opgeborgen in een grote big shopper, waarin ook twee fotoalbums van Trudy waren bewaard. Daar heb ik vandaag eens doorheen gebladerd, bijna een jaar na haar overlijden. Het is stille zaterdag.

In de foto’s zie ik bij vlagen heel duidelijk de handtekening van Trudy. Veel foto’s van Bandit, haar hondje, en tegelijk haar steun en toeverlaat. Foto’s van haar flatje, vanuit verschillende standpunten. Uitkijkjes vanuit het raam of door de geopende voordeur. Soms wat wolken. Of een winterse aanblik van de straat waar ze woonde. En tussendoor van plekjes die ze waarschijnlijk  op haar wandelingen met Bandit door Horst opmerkelijk vond.

Op stille zaterdag, de dag voor Pasen, lees ik een mail van haar dochter. Ze wil van de vingerafdrukken een herinneringssieraad laten maken. Ik ga zorgen dat ze de originele vingerafdrukken krijgt. Uiteraard. Op 13 mei overleed haar moeder. Nu bijna een jaar geleden. Op haar sterfdag, over een week of vier, gaan we daar met z’n allen aandacht aan besteden. Het initiatief komt van haar dochter. In de mail stelt ze voor om op die dag aan Trudy’s laatste wens te gaan voldoen en ze nodigt ons daar voor uit.

In de vroege ochtend van de eerste Paasdag overdenk ik het bovenstaande. Ik heb het gedachtenisprentje er nog eens bijgepakt en kijk opnieuw naar de teksten die ik gisteren in de condoleancekaarten las. Woorden, die een jaar later nog steeds voor troost zorgen. Indringende zinnen van medeleven, op die ene dag van het jaar dat er wel meer mensen uit de dood zijn opgestaan. In symbolische zin denk ik dat het daarom best toepasselijk is om juist vandaag deze herinnering aan haar te delen.

Maar ik wil vandaag ook gebruiken om iedereen te bedanken die Trudy in haar leven heeft bijgestaan. Waardering uit spreken voor iedereen die er voor haar was, op welke manier dan ook. Er voor haar waren in de verschillende momenten in haar leven. Juist vandaag wil ik hen oprecht bedanken voor hun aandeel daarin. De foto’s in haar albums wijzen in heel veel richtingen. Niet alleen de onderwerpen van haar foto’s, maar in veel situaties ook de plek waar ze stond toen ze de foto nam. Zo zie ik achteraan in haar album een drietal foto’s waar ik zelf op sta. Trudy heeft ze gemaakt. Vanaf de ‘zijlijn’, terwijl ik aan het presenteren ben voor een grote groep mensen op het Wilhelminaplein.

Fotograaf: Trudy van den Munckhof

Vanaf de zijlijn. Aan de rand van de grote groep mensen voor me. Op een gepaste afstand van de zangers en zangeressen achter me. Misschien wel onopgemerkt. Als een vluchtige voorbijganger, die even stilstaat bij een moment in haar leven en dat vastlegt. Het raakt me. Ik voel dat ik nu vooral naar de plek op de foto’s kijk, waar Trudy moet hebben gestaan toen ze de foto nam. Ik voel haar aanwezigheid daar en tegelijk ook haar aanwezigheid nu ter plekke.

Daar heb ik haar toen niet gezien. Maar zij mij wel. Nu ‘zie’ ik haar en stel ik me voor dat zij, net als toen, van een afstand naar me kijkt. Zoals ze hopelijk ook anderen blijft zien. Met mijn vingers wrijf ik mijn ogen droog. Haar vingerafdruk is zoveel meer dan zwarte lijntjes op papier. Ze is het zelf die indruk maakt. Het is eerste paasdag, 16 april 2017. En heel even heb ik de hemel in mijn hoofd.