Pleinbehang…

wind komt heel erg zacht van links
de zon beschijnt mijn rechterwang
Lambertuskerk luidt plots haar klokken
iemand maakt zijn laatste gang

op het terras drink ik mijn thee
minuten duren urenlang
ik luister, kijk en hoor het leven
en iemand maakt zijn laatste gang

achter mij de vrije geesten
met door elkaar hun klaaggezang
van altijd praten over dood
en zelf hun levenlang al bang

de wind komt steeds nog zacht van links
hoor, zie en voel de samenhang
ook zonder klokken nog betrokken
bij iemands allerlaatste gang

Vogelnestje…

een vogelnestje
in een struik
bewogen
door een straffe wind

wel of niet meer
in gebruik
voordat ik hier
mijn plek weer vind

kijk om me heen
de bank, mijn schoen
een tuiltje tulpen
in het groen
ooit eens met rozen
gemarkeerd

onlangs opnieuw
gebloemd, geëerd

de wind vraagt
aan het groene gras
te buigen naar wat
ooit eens was
een vogelnestje
kwetsbaar, rijk

een plek voor altijd
bij de eik…

De natuur van Marian…

Wandelend door Horst met kleinzoon Tos in de kinderwagen kwam ik een tijd geleden Marian tegen. We praatten even en toen zei ze dat ze iets voor me had. Iets dat ze me al een hele tijd wilde geven. Ze pakte haar notitieboekje en haalde er een gevouwen velletje papier uit. Er stond een met de hand geschreven tekst op. ‘Het is de tekst van een liedje’ zei ze. ‘Nature boy’. Ken je het?’ Ik kende het niet, maar het enthousiasme waarmee ze erover vertelde, werkte aanstekelijk. ‘Jij maakt toch muziek? Misschien kun je er iets mee?’ 

Op het papiertje las ik een engelse tekst. Het bleek de tekst van een liedje uit 1948 van Nat King Cole. Een grote hit in dat jaar waar uiteindelijk miljoenen exemplaren van verkocht werden. Abbey Lincoln, een jazz-zangeres, bracht het opnieuw uit in 1995. ‘Ik vind het zo’n mooie tekst’, vervolgde Marian. ‘Kun je daar iets mee? En zo niet, dan gooi het briefje maar gewoon weg..’. Ik heb het briefje weer opgevouwen en bewaard. Thuis heb ik het originele liedje opgezocht en beluisterd. Van Nat King Cole én van Abbey Lincoln. Mooi.

Ik had Marian verteld dat mijn ‘muziek maken’ grotendeels bestond uit het declameren van teksten op de klanken van mijn buikorgel. Maar dat ik haar hoe dan ook dankbaar was voor haar spontane gebaar en dat ik zou kijken hoe ik de tekst zou gaan gebruiken. Eenmaal thuis, na het horen van de liedjes, leek het me wel een uitdaging om de tekst te vertalen. Ik heb er toen een Horster variant op gemaakt, waarin ik geprobeerd heb om de essentie van het origineel te behouden.

Vanmiddag zag ik Marian weer. Net als zo vaak begeleidde ze iemand in de rolstoel. Werk of vrijwilligerswerk, dat weet ik niet, maar het valt me elke keer op dat ze er veel tijd en energie in steekt. Zo mooi om te zien hoe haar vriendelijke lach en grote betrokkenheid bij degene die ze begeleidt, tot een speciale band leidt, tussen haar en degene in de rolstoel.

Ik heb haar mijn horster vertaling ter plekke even voorgelezen. Ze vond het mooi, zei ze, zoals ik het toen mooi vond dat ze me die tekst gaf. Na elkaar kort bedankt te hebben, liep ik door naar het centrum en vervolgde Marian haar weg, de rolstoel duwend met daarin de cliënt, waarmee ze even daarvoor hoogstwaarschijnlijk bij Passi of Grön iets lekkers had gegeten. Ook daar ben ik vaker getuige van geweest en steeds ben ik dan onder de indruk van haar vriendelijke betrokkenheid.

Daarom speciaal voor Marian hieronder haar tekst en mijn dialect-vertaling daarvan. ‘De laatste zin vind ik zo mooi’, zei ze me een tijd geleden. Ik snap wel waarom. Misschien dat ze het zelf niet zo ziet, maar ik weet bijna zeker dat die zin over haar gaat. Ik vond een foto van haar op internet en mogelijk schend ik zo de wet op de privacy, maar ik zag dat die foto op een site stond, waar Marian zichzelf voorstelt. Mocht u haar nog niet kennen, klik dan hier. Ze verdient het!

Hieronder de originele tekst van het lied en daarna mijn vrije vertaling ervan. Met dank aan Marian!

Nature Boy
(Liedje van Nat King Cole / Abbey Lincoln – tekst: Eden Ahbez)

There was a boy
A very strange enchanted boy
They say he wandered very far
Very far
Over land and sea
A little shy and sad of eye
But very wise was he

And then one day
A magic day he passed my way
And while we spoke of many things
Fools and kings
This he said to me

“The greatest thing you’ll ever learn
Is just to love and be loved in return”

Natuur jông…

dur waas oëit enne jông
bitje vremde ma vriendelukke jông
ze zagte daat heej vaan hiël wiet kwaom 
hiël wiet ovver land en ovver water
ietwaat verlaege, in de oëge en traon
ma waal mit de wiësheid 
vaan doezend jaor later

toen, ôp ennen magischen daag,
kruuste zich ôs waege heej
we sprooke ovver hiël veul dinge
ovver gekke spelle, liedjes zinge
en toen zâg heej dit taege meej:

“ut aallermoëiste
daat ge liërt misschien
is lief te hebbe en gelieft te ziën”

Oetgespeuld…

Afgelopen vrijdag, 29 december, was de vierde editie van ‘Oetgespeuld’. Een prachtig initiatief van Anja Hoeijmakers-van den Munckhof (Anja vaan de Smid) en Dirk Jeurissen. Het was volle bak bij Anja. Allemaal muzikanten die één introducée mee konden nemen. Er stonden complete bands op het podium, anderen vormden een duo of trio en weer anderen traden solo op. Ieder mocht een of twee nummers laten horen en op het moment dat het optreden begon, was er volle aandacht voor de artiest. Complimenten sowieso voor Thijs Lenssen die al die optredens op professionele wijze van een indrukwekkende geluidskwaliteit voorzag.

Zelf heb ik op de klanken van mijn draaiorgel een tekst gemaakt op het lied van Frank Sinatra, ‘My way’. Een redelijk lange tekst, op één A4 bewaard, waardoor het lettertype net iets te klein bleek, om het tot op het eind goed te kunnen voordragen. Ter plekke opgelost, door de laatste regels als een soort toegift, dan maar zonder orgelondersteuning voor te lezen.

Hieronder heb ik mijn bijdrage nog een keer in volle omvang bewaard. Voor de (nieuwsgierige) liefhebber.. Het is een dialekttekst, die ik de titel ‘Daat dudde zelluf’ heb meegegeven.

Mijn bedrage voor ‘Oetgespeuld’, gefotografeerd in volle actie, door Dirk. Hieronder in zijn geheel te beluisteren.

Herfst om me heen…

Foto: Anna Kóró (Pexels)

De herfstwind blaast een blaadje naar me toe. Het natte bospad knispert onder de wielen van mijn fiets. Een wandelaar van ver ziet me komen en commandeert z’n honden bij zich. We groeten elkaar in het voorbijgaan. Het bos ruikt naar paddestoelen. Het is zaterdagmiddag. Ik strijk neer op een bankje om aan mijn gedachten woorden te geven. Dat is al even geleden. Een fietsgedicht. Laten gebeuren wat er in me opkomt.

Ik kijk opnieuw naar de ingekerfde letters, die samen een zin vormen. ‘Ik goj vandaag miene eige waeg’. Het lijkt alweer lang geleden dat we hier met z’n drieën zaten, in de voorbereiding van onze voorstelling ‘Gegaeve Zinne’. Die voorstelling was twee weken geleden. Heel goede herinneringen aan. Ook aan deze zin en aan deze plek. Deze zin en heel veel andere zinnen inspireerden ons om zin te geven aan wat mensen en ons bezig hield. Fijn om te doen.

Zingeving. In de krant van vanochtend zou ik er naar hebben moeten zoeken, als ik me daar op dat moment bewust van was geweest. Als ik er, hier op het bankje, aan terugdenk, dan weet ik nog dat me bij een aantal artikelen een gevoel van zinloosheid bekroop. Zinloosheid en machteloosheid. Wat is de zin van de strijd tussen Israël en Hamas? Tussen Oekraïne en Rusland? Hoe zinloos is het wederzijds moorden en martelen? En hoe machteloos kijk ik er naar en lees ik er over. Mensen doen het elkaar aan. Zien zij er de zin van in?

Ik kijk om me heen en laat de herfstwind mijn gedachten wat verwaaien. Er valt een blad uit de boom. Het landt op het water en drijft met de rimpelingen van de wind op het water mee. Ik zag het vallen, zonder geluid neerkomen en stilletjes wegdrijven. Verval in de herfst. Natuur die zich telkens weer vernieuwt. Die, zonder bijbedoeling, zinnige tegenstellingen creëert. Zomer, winter. Herfst en lente. 

Hoe kan het, dat het de natuur wel lukt, wat voor mensen zo onmogelijk lijkt. De natuur, die ondanks of misschien wel juist dankzij tegenstellingen, in volledige harmonie, zin geeft aan het pure zijn. En dan de mensheid, waarvan een onzinnig deel elkaars zijn domweg betwist en stellingen betrekt in gure oorlogen. Puur tegenover guur. Zijn tegenover pijn.

Ik zet de eerste woorden op papier. Een fietsgedicht in de maak. De herfstwind fluisterde het in. Het blaadje sprak in stilte. Zingevend.