Meningen…

Twijfel

Ik twijfel of ik er iets van moet zeggen. Maar iets in mij zet me aan om het wel te doen. Iets te zeggen, namelijk, over meningen die mensen kenbaar maken. Vooral sociale media, zoals Twitter en Facebook, staan er vol mee. In mijn geval is het vooral Facebook (Twitter gebruik ik alleen maar passief), waarin mij regelmatig meningen worden voorgeschoteld, die afkomstig zijn van mijn Facebookvrienden. Dat is niet zo vreemd. Het is inherent aan dat platform en ik maak er tenslotte vrijwillig deel van uit. Vrijheid van meningsuiting en zo. Daar kun je toch niet op tegen zijn…

Klopt. En toch. Ik vraag me steeds vaker af wat iemand er mee opschiet, met het delen van zijn of haar mening. Maar vooral, wat de diepere motivatie of onbedwingbare drang is van iemand om zijn expliciete mening over wat dan ook via Facebook kenbaar te maken. En wat me ook bezighoudt, gaat over de manier waarop de meningen vaak geformuleerd zijn. Wát is het dat mij raakt, in een uitgebreid verhaal over de visie van vriend x of de tegenovergestelde visie van vriend y, of wat stoot me daarin juist af? En misschien nog wel belangrijker: Wat zegt dat over mij? Want het dilemma van dit alles: Is wat ik hierover opschrijf eigenlijk ook niet slechts een mening? Dus vandaar mijn twijfel. En toch de stap om hier iets over te zeggen.

Associaties

Als ik er over nadenk, dan komen er een aantal woorden bovendrijven. ‘Twijfel’, ‘vooringenomenheid’, ‘invoelingsvermogen’, ‘acceptatie’, ‘verzet’, ‘zekerheid’ en ‘begrip’. En vóór al die woorden zou ik ‘te weinig’ of ‘te veel’ willen zetten, om aan te geven wat me raakt in veel meningen die ik langs zie komen. Te weinig twijfel bij te veel vooringenomenheid. Te weinig invoelingsvermogen voor andere meningen, of te weinig acceptatie dat die andere opvatting er ook mag zijn. Te veel verzet en te weinig begrip. Of teveel begrip bij te weinig zekerheid. Want ónder veel meningen staan weer meelevende reacties waarvan ik niet altijd de indruk heb dat ze gebaseerd zijn op gedegen zelfonderzoek of gefundeerde eensgezindheid met de vertolker van de mening. 

Maar ja, wat moet ik er verder mee? Maakt het uit wat ik er van vind? Is tenslotte ook maar een mening. Nou wil het toeval (…) dat ik net twee boeken van Eckhart Tolle (*) gelezen heb, die daarin spreekt over de waarde van het Nu en het zijn in het moment. Hij heeft het over het ego, dat leven in het Nu juist wil voorkomen en het Nu daarom vooral gebruikt als springplank naar de toekomst, al dan niet gebruikmakend van het verleden. Sinds dat ik het tweede boek bijna uit heb, gaat er steeds vaker een zinnetje door mijn hoofd, waar ik nog een keer iets mee wil doen: ‘Eckhart Tolle, ik begrijp hem nog niet ten volle..’. Maar ik herken en constateer wel dat veel meningen hun oorsprong vinden in het verleden of gericht zijn op de toekomst. 

Besef

Verstand, gevoel en argumenten vechten vervolgens om het gelijk. Het lijkt een zich alsmaar herhalende en verhardende strijd over oorzaken in het verleden en gevolgen voor de toekomst. Maar wat ik steeds meer besef, is dat hoe uitgesprokener meningen zijn, hoe minder ze bijdragen aan oplossingen. Omdat die het vooral moeten hebben van samenwerking en harmonie. En nog meer ligt die oplossing mogelijk vooral in jezelf. Kwalificaties als ‘complotgekkies’ of zinnen als ‘wie dat niet snapt, spoort niet’, werken polariserend en verharden de standpunten. Wat minder expliciet, maar juist daardoor misschien nog wel meer misleidend zijn de verfijnd in de tekst verweven kwalificaties van de ander of de andere mening en de verstopte retorische vragen, die geen ruimte laten voor alternatieve antwoorden.

Er is meer dan slechts één mening. Als je toch vasthoudt aan die éne mening en je voelt de drang om die vervolgens met mij te delen, weet dan dat ik er niet per definitie op reageer met eens of oneens. Ik kijk wel naar het moment. En waarschijnlijk twijfel ik dan of ik er iets van moet zeggen. Maar wacht even, misschien is het dat wel! Dat vrijheid van meningsuiting te weinig wordt gezien als het gewoon even niet uiten van je mening? Of -zonder dubbele ontkenning- en niet als een retorische vraag verhuld, geponeerd als slotstelling: Vrijheid van meningsuiting wordt teveel gezien als het móeten uiten van je mening… Het is een drang waar ik in ieder geval niet aan zou willen toegeven. Dat laatste is een doel, geen mening. We leren elke dag bij. Maar dat is wel weer een mening. Denk ik…

Foto van Unspash.com | Michelle Bonkosky

(*)
1.Eckhart Tolle: Een nieuwe aarde (de uitdaging van deze tijd)
2. Eckhart Tolle: De kracht van het Nu (Gids voor een bewust en gelukkig leven)

Kladversie…

Er zijn mensen die brieven hebben bewaard die ze 40 jaar geleden hebben geschreven. Ik verwacht niet dat dat heel véél mensen zullen zijn, maar toch. Ik ben er daar in ieder geval één van. Ik weet echter bijna zeker dat er nóg minder mensen zullen zijn die deze brieven bijna dagelijks met zich mee dragen. Misschien ben ik wel de enige…

Buiten schijnt het zonnetje. Ciara en Dennis zijn gaan liggen. Het is 11.00 uur, maandagochtend en ik heb zojuist weer een drietal zelf geschreven brieven uit het verleden overgetypt. Geschreven kladversies van brieven van pakweg 40 jaar geleden die ik één voor één aan het overtypen ben. Hoe zou het zijn, bedacht ik een paar jaar geleden, om mijn geschreven gedachten van toen terug te kunnen lezen. Chronologisch op een rij. Wat dacht ik in die tijd? Wat deed ik als negentien-, twintigjarige? Wat hield me bezig? Waar schreef ik eigenlijk over? 

Het zijn brieven uit de periode 1979 tot pakweg 1982. Het was mijn militaire diensttijd. Ik was van lichting 79-6. In gewone mensentaal: de grote groep jongemannen die vanwege hun leeftijd in november 1979 in dienst moest. In mei van datzelfde jaar was ik van de middelbare school gekomen. Geen idee voor een vervolgstudie en bovendien dus dienstplichtig. Die militaire dienstplicht heb ik daarom toen maar eerst vervuld. Geslaagd met wiskunde in mijn pakket maakte mij blijkbaar geschikt voor de radar-opleiding. Die duurde vier maanden in Amersfoort en daarna volgde mijn actieve diensttijd in Duitsland. Seedorf. 

Zo moet het er tijdens de opleiding af en toe hebben uitgezien…

Mei 1979. Het was één jaar nadat mijn moeder veel te jong was overleden, na jaren van afwisselende manische depressiviteit en min of meer gezond zijn, met alle gevolgen voor ons, haar kinderen. Dat was een roerige en instabiele tijd, die in mei 1979, na het behalen van mijn diploma, leek te zijn afgesloten. Tegenwoordig weet ik dat de verwerking van die instabiele jeugdjaren nog lang daarna invloed heeft gehad. Ik zie het onder andere als een verklaring waarom ik toen als dienstplichtig militair vanuit het buitenland zoveel brieven heb geschreven.

Mijn diensttijd is dan ook een tijd waar ik met gemengde gevoelens aan terugdenk. Ik leerde in vier maanden tijd een radar te bedienen, die ik in mijn hele actieve dienstperiode eigenlijk nooit meer heb hoeven aanraken. Mijn op de middelbare school al behaalde 10-vingerblind Scheidegger typediploma bleek mij echter uitermate geschikt te maken om bij een opperwachtmeester op kantoor te komen. En daar heb ik verder eigenlijk een prima tijdsinvulling gehad, voor zover je dat van je verplichte diensttijd kunt zeggen. Het heeft me in ieder geval de tijd gegeven om bewuster te kiezen voor verdere stappen in mijn leven.

Ik koos destijds bewust voor de opleiding Logopedie, bewust voor mijn eerste baan als logopedist in Hoogeveen, bewust voor een terugkeer naar Horst, samen met Thea. Ook bewust gekozen voor de geleidelijke overstap van mijn logopedische werk, via journalistiek- en grafisch werk, naar een volledig dienstverband bij de gemeente Horst aan de Maas. Bewuste keus ook om een dag van die volledige baan in te leveren om meer aandacht te kunnen besteden aan andere zaken die ik de laatste jaren belangrijk vind. Schrijven bijvoorbeeld.

Ik realiseer me terdege dat veel van wat ik schrijf zijn basis vindt in mijn verleden. En een belangrijk deel van dat verleden staat zwart op wit, blauw op wit en soms rood op wit, op een grote hoeveelheid velletjes papier van jaren geleden. Velletjes met in klad geschreven tekst, gericht aan heel veel verschillende mensen uit die tijd. Woorden en zinnen, die ik destijds zo netjes mogelijk over schreef. Mijn ‘dokters’handschrift maar zeker ook de gedachtensprongen, doorstrepingen en herschrijvingen, maakten overschrijven noodzakelijk.

Al die kladvelletjes van zo’n veertig jaar geleden zitten nu in een map, die dus al jaren in mijn tas zit. Zo nu en dan type ik, in wat verloren tijd, weer wat exemplaren uit. Ik ben er bijna doorheen. De uitgetypte brieven bewaar ik nu in een chronologisch opgebouwd excel-bestand. Dat vul ik zoveel mogelijk aan met (wat ik nog heb van) de tekst van de brieven die ik destijds ontving. Het voelt goed om telkens geconfronteerd te worden met wat ik toen dacht en schreef. Soms ben ik best trots op wat ik lees en soms schaam ik me er een beetje voor. Allebei heel waardevol.

Wat ik straks ga doen met dat stukje uitgeschreven geschiedenis? Geen idee. Het voelt een beetje als toen: met een middelbare schooldiploma in de hand geen idee hebben wat je wil gaan studeren. Met dat verschil dat ik nu over die geschiedenis van een aantal jaren heen lees en me realiseer dat ‘geen idee hebben’ helemaal niet zo’n verkeerde uitgangspositie is. Het leven leeft zich toch wel en juist dáár leer je misschien wel meer van dan van welke studie dan ook. Ik blijf daarom voorlopig -bewust maar vaak zonder nadenken- dagelijks slepen met mijn brieven om er op gezette tijden iets uit te kunnen halen. 

C’est la vie. Wat onzinnig lijkt, kan later van grote waarde blijken. Wat moeilijk was, maakt straks juist dingen eenvoudiger. Wat vroeger steeds niet lukte, kan zomaar de basis worden voor een geslaagde toekomst. Ja, ik laat mijn brieven nog even in de tas. Ach, het is helemaal niet zo vreemd. Want is het niet zo dat eigenlijk iedereen zijn of haar geschiedenis met zich meedraagt? Soms in het klad maar altijd met de mogelijkheid om het heel mooi over te schrijven. Een bewuste keuze. Om over te schrijven…

Voor M. en zijn familie… voor kracht, geduld en liefdevolle inspiratie

Tijdlijnen…

Vanochtend een wandeling gemaakt. Even bij het kerkhof geweest en stil gestaan bij het graf van mijn ouders. Opnieuw hun namen en vooral de jaartallen op me in laten werken. Het stenen kruis is voor het eerst in 1978 van tekst voorzien. Dat was het jaar dat mijn moeder is begraven. In 1994 is er uit het stenen kruis zorgvuldig nog meer steen weg gebeiteld en kwam de naam van mijn vader tevoorschijn.

Bij mijn moeder staat er een sterretje voor het jaartal 1929. Bij mijn vader voor 1928. De kruisjes die er staan voor 1978  en 1994 zetten me altijd even aan het rekenen. Zij werd 49 en hij 66. Mijn leeftijd ligt daar nu zo’n beetje tussenin. 10 jaar ouder dan dat zij werd en volgend jaar 6 jaar jonger dan mijn vader, toen hij stierf. Allebei veel te jong. Jaartallen. Tijd in het algemeen. Voortdurend doortikkend. Nietsontziend en allesomvattend.

Vanochtend, verder wandelend door Horst, heb ik me afgevraagd hoe ik zelf om ga met de tijd waarin ik leef. En met de tijd die ik leef. Laat ik me vooral passief meevoeren op de golven ervan, of roei ik -misschien wel tegen beter weten in- zo nu en dan ook actief tegen de stroom in? Misschien doe ik wel allebei? En is het eerste eigenlijk wel zo passief? Of het tweede wel zo actief? Je denkt wat af als je loopt.

Het mooie is dat je kunt denken en wandelen tegelijk. Sterker nog, als je dat allebei maar lang genoeg doet, krijg je er ook nog honger van. Omdat de ochtend al middag was geworden heb ik tegenover de Lambertuskerk bij Greun een thee besteld en een broodplankje laten maken. Mijn gedachten over tijd kregen een hele concrete vertaling in de vorm van een ‘drie-in-een-zandloper’ die bij mijn thee werd gezet. Drie kleuren zand die respectievelijk in 3, 4 en 5 minuten de tijd wegtikten. Mijn Earl Grey thee hoorde in de oranje 3-minuten categorie.

Terwijl ik daar zat, filosofeerde ik verder. Hoe zat dat nu met de tijd. En met het verschil tussen de tijd die je leeft en waarín je leeft. Bij het stenen kruis van mijn vader en moeder rekende ik de tijd uit die ze hadden geleefd en vergeleek dat met de tijd die ik al had geleefd. Maar tegelijk dacht ik aan de tijd waarin zij hadden geleefd en vergeleek die met de tijd waarin ik nu leefde. Bij Greun zittend met thee en een broodplankje, tegenover de Lambertuskerk, meende ik zeker te weten dat in dat opzicht hun leven toen compleet anders was dan mijn leven nu.

Maar hoewel compleet verschillend, realiseerde ik me ineens dat hun en mijn tijd elkaar belangrijke tijdsperiodes hadden overlapt. Achttien jaar lang samen met mijn vader én moeder en nadat zij stierf, nog een tijdsperiode van 16 jaar met mijn vader. En toen pas, nu alweer 25 jaar geleden, stopten definitief hun tijdlijnen, terwijl mijn tijd gewoon door tikte. 

Bovendien, waar er twee tijdlijnen wegvielen, kwamen er twee nieuwe voor in de plaats. Twee tijdlijnen die in de afgelopen 25 jaar met die van mij zijn gaan oplopen. Die van Pip en Mees. In zekere zin vergelijkbaar met de tijdlijnen die ik met mijn ouders had. Sterker nog, de tijdlijn van Pip liep zelfs nog een half jaar synchroon met de tijdlijn van mijn vader.

Als ik al die gedachten van zaterdagmiddag op een rij zet, kom ik voorzichtig tot een soort van conclusie. De tijd die we leven is niet méér dan een rekensom, waarvan eigenlijk de uitkomst volkomen onbelangrijk is, zolang je de tijd waarin je leeft maar ten volle gebruikt óm te leven. Leven op de overgang tussen verleden en toekomst. Een overgang die je koestert in het nú. 

Je zou kunnen zeggen, léven, precies in het midden van een zandloper. Op die plek maakt het namelijk niet uit of het 3, 4 of 5 minuten is. Het gaat erom wat je op dat moment doet. Bijvoorbeeld Earl Grey thee drinken, een broodplankje bestellen en daar tijdloos van genieten…

Nachtgedachte voor overdag

8 april 2017. Vandaag is het 89 jaar geleden dat mijn vader werd geboren. Ik moet vooral dáár aan denken, terwijl Trump bommen laat gooien op een vliegveld in Syrië en er in Zweden een vrachtwagen van de weg raakt. Op dit moment weet ik nog niet of de chauffeur willens en wetens argeloze voetgangers de dood in heeft gejaagd. Een kleine 23 jaar geleden kwam er aan het leven van mijn vader ook een einde. Een vergelijking van niks, maar ik moet er nu aan denken. Het is tenslotte 8 april.

Zoals ik me nu mijn vader herinner, zo zijn miljoenen anderen ook in gedachten bij hun overleden familieleden of medemensen. Sommige met hele recente en vreselijke beelden. Van bijvoorbeeld een naar adem snakkend jongetje. Voor het nageslacht kan blijkbaar alleen nog maar zijn doodstrijd in dramatische beelden worden vastgelegd. Anderen putten de beelden uit een steeds verder in het verleden liggend geheugen, dat de herinnering meer en meer van een alsmaar intenser wordende sepia glans voorziet. Grondkleuren.

Bij mij zijn het verschillende momenten die een herinnering aanwakkeren. Een woord, een gedachte of een datum. Door een beeld op tv of een bericht via social media. Tegelijkertijd prikkelt dat mijn blik op de toekomst.  De wereld  in al zijn facetten drukt dan bij vlagen zwaar op mijn gemoed. Letterlijk teneergeslagen. Figuurlijk aan de grond genageld. Hoe is het mogelijk..

Want er zijn weer gifgasbommen gevallen op mijn wereld. Op een andere plek hebben 59 scudraketten grond onder mijn voeten weggeslagen. En hoe pathetisch dat misschien ook klinkt, het is in de kern diezelfde grond, waarmee we het graf van mijn vader 23 jaar geleden hebben bedekt. En 15 jaar daarvoor was het diezelfde aarde die we over de kist van mijn moeder hebben uitgestrooid.

Wat moeten we met deze aarde? Op een dag als vandaag toch maar vooral eerst even de herinnering koesteren. Aan hem. Omdat hij vandaag jarig zou zijn geweest. En aan haar. Omdat ze maar een jaar jonger was dan hij en in haar veel kortere leven toch zoveel heeft betekent.  En laat ik in hen beiden de nagedachtenis vieren van iedereen die het aardse ontstegen is. Om van daaruit vervolgens opnieuw met voorzichtig vertrouwen de toekomst aan te gaan. Weggeslagen aarde steeds maar weer aanvullen vanuit de grond van m’n hart. Ik weet het anders ook niet.

 

Nieuwe herinneringen

Je toekomst begint op dat punt in je leven waarop je vooral herinneringen ophaalt. Deze mooie zin haalde ik uit de column van Hanna Bervoets in de Volkskrant van vanochtend. In vergelijking met het verleden, schrijft ze, valt het heden altijd tegen. We maken vroeger mooier om met onszelf te kunnen leven, is haar verklaring. Steeds maar nieuwe herinneringen blijven maken, besluit ze haar column, om de toekomst zodoende voor later te bewaren.

Hanna is een van mijn favoriete columnisten. En ook nu weer zet haar column aan tot mijmering. Het is weliswaar háár uitgestelde toekomst waarover ze schrijft, vanuit haar eigen meegemaakte of goed bedachte belevenissen. Maar is het misschien ook mijn toekomst, vraag ik me af, wannneer ze die in mooie volzinnen koppelt aan andere tijdsbegrippen als heden en verleden. Dát ik me dat afvraag is de kracht van haar column. Ik vind het vooral mooi hoe zij steeds vanuit haar eigen ervaringen bij mij dit soort vragen oproept. Haar beschrijvingen die telkens weer op herkenning stuiten. Herkenning met een glimlach over zoveel observatie- en relativeringsvermogen. Tot zover over een van mijn helden. Nu terug naar mezelf..

Wanneer begon mijn toekomst? Of moet die -zoals het woord eigenlijk bedoeld is- nog altijd gewoon beginnen? Ik weet dat ik heel veel moeite heb om ‘ad hoc’ details uit mijn verleden terug te halen naar het heden. Toch de essentie van herinnering, lijkt me. Misschien is het ook wel neurologisch te verklaren, maar wie weet, biedt het moeilijk ophalen van herinnering ook wel een gemakkelijke ingang naar de toekomst. Niet te lang stilstaan bij wat er was. Nieuwe herinneringen maken, zoals Hanna. Ik kan me er wel iets bij voorstellen.

Alleen sneu dat daarmee het heden wat wordt ondergesneeuwd. Nou ís dat ook een wat vaag moment, superkort, tussen verleden en toekomst, maar toch. Nu ik er zo over nadenk, is het zowél het einde van het verleden als het begin van de toekomst. En wat nog mooier is. Alleen vanuit het heden kun je naar believen terug en vooruit kijken. Daarmee krijgt het heden zoveel meer inhoud. Ik probeer het voor me zelf nog visueler te maken. Zou je kunnen zeggen dat zowel verleden alsook toekomst in het heden hun oorsprong vinden? Ik zie een soort zwart gat voor me, waaruit niets kan ontsnappen, omdat alles er in besloten ligt. Misschien moeten we het heden in analogie daarmee definieren als een ‘wit gat’. Dat klinkt vriendelijker en roept minder de negatieve associatie op van eindigheid. En dan zijn er ook weer nuanceringen mogelijk. Tussen een zwart en een wit gat liggen wel drie keer vijftig tinten grijs. Op plek 1, 2 en 3, zag ik vanmorgen ook in de Volkskrant.

In de Limburger las ik dat mijn dorpsgenoot Chrit Driessen gisteren in eerste instantie gedeeld nr. 1 was geworden. En op één puntje na, uit het nog verdere verleden, uiteindelijk tweede werd van Limburg. Ik heb hem vanmorgen een mailtje gestuurd met de welgemeende felicitaties. Over een half uur komt een monteur een nieuwe vaatwasser installeren, zodat we in de toekomst weer verlost zijn van het betere handwerk. Tot die tijd tik ik nog even verder aan deze column. Zou die trouwens ook iemand aanzetten tot mijmering, vraag ik me af?

Ach, de tijd zal het leren. We zullen het zien. Een moment van herkenning ligt maar héél even in het heden. De rest is geschiedenis, lees je dan vaak. Doctorandus P. vatte het perfect samen: De geschiedenis kan veel voldoening schenken als men van nature pessimistisch is. Dergelijke zinnen wakkeren het optimisme in mij aan. Zoals Hanna dat ook doet, met háár zinnen. Het zijn momentopnames, maar ze kleuren het verleden en de toekomst. Nieuwe herinneringen. Steeds weer. Gelukkig wel.