Waar…

op een plek
in frisse wind
valt er een rupsje
uit de eik

om me heen
is vooral stilte
groen en weiland
waar ik kijk

voor en achter
hoor ik vogels
geven van hun
zangkunst blijk

het bankje
waar ik nu op zit
een blaadje van 
mijn been afstrijk

of ik er ben
of ooit zal zijn
dat weet het rupsje
uit de eik

het groene gras
en alle bloemen
buigen mee
met elke zucht

en in die stilte
van het fluiten
los ik op
in blauwe lucht

Stip

Vandaag een aantal interessante gesprekken gevoerd. En of het toeval is of niet, heel vaak sluiten artikelen die ik daarna in de krant lees daar dan op aan. ‘Synchroniciteit’ heet dat volgens mij, maar ik weet niet of dat helemaal de lading dekt. Maakt ook niet uit. Het begon vanmorgen tijdens het hardlopen. Of eigenlijk tijdens het ‘iets-minder-hardlopen’, omdat we een 10 km lang gesprek hadden. Over van alles. En bovendien nog een witte reiger zagen. Zeldzaam. Die reiger. Niet die gesprekken. En dat is fijn.

We hebben het over pseudo-diepgang gehad. Maar ook over rigiditeit van organisaties en hoe lastig dat te veranderen is. Over logisch verstand versus systemen en structuren. Op 6 km ging het even over de waarde van enquêtes. Kunnen waardeloze vragen wel tot waardevolle antwoorden leiden, vroegen we ons af? Al (minder) hardlopend leg je dan verbanden die je in stilstand vaak niet ziet. Mooi is dat. Op die manier zijn grote dilemma’s ook terug te voeren naar de verwarrende eenvoud van een overbodig gestelde enquete-vraag: Uitkomsten roepen dan enkel nieuwe vragen op.

Thuis dacht ik daar over na. Over wat we hadden gezegd over systemen en structuren. En ik fantaseerde door over theorieën en strategieën. Over stippen die op de horizon worden gezet. Los van de praktijk gezongen vergezichten, die ons naar de toekomst zouden moeten leiden. ‘Zouden moeten’, omdat de weg naar de horizon weliswaar met piketpaaltjes is uitgezet maar die worden in de loop van de tijd noodzakelijkerwijs wel verzet. Niets mis mee, zo op het eerste gezicht. Wandelend of hardlopend naar die stip heeft men dat -nu ik zo naar het woord kijk eigenlijk heel voor de hand liggend- ‘voortschrijdend inzicht’ genoemd.

Wat mij echter wel een beetje verontrust, is dat de horizon -en dus ook die stip- al naargelang je dichterbij komt, met je meeschuift om vervolgens weer net zo ver van je af te liggen als toen je begon te wandelen. Daar sta je dan even bij stil. Je kijkt naar die stip. Denkt na en vervolgens denk je dat dat misschien juist daarom wel ‘visie’ wordt genoemd… die je in de de nieuwe werkelijkheid van waar je dan staat waarschijnlijk wel wat moet bijstellen.

Maar ik draaf wat door. Synchroniciteit, daar ging het om. Interessante gesprekken en navenante artikelen. In een gesprek werd een metafoor gebruikt. ‘Een olifant kopen is het probleem niet, maar het voer voor die olifant kan wel een probleem worden’. Het schijnt een uitspraak van een plaatselijke politicus te zijn. Afijn. Waar valt mijn oog op terwijl ik de Volkskrant lees? Een andere metafoor, weer met een olifant. ‘Door de olifant op te delen krijg je geen kleine olifantjes’. En even later in hetzelfde artikel deze: ‘Alleen de staart van de olifant zien en tegelijk weten dat hij er helemaal is, geeft vreselijke onzekerheid’. Het opinie-artikel in de Volkskrant gaat overigens over de ‘integrale’ aanpak tegen jihadisme. Annebregt Dijkman zegt daar interessante dingen over.

En dan deze. In dezelfde Volkskrant het artikel over het gevaar van de sociale media. De kop: De schepping van het nieuwe monster. Facebook en Twitter, zo schrijft Huib Modderkolk, beloofden ons ‘dat ze ons blikveld zouden verruimen. Kennis zou toenemen en de feiten zouden winnen.’ Oprichter van Facebook, Mark Zuckerberg, schreef destijds (2012) in een brief aan investeerders ‘dat Facebook nooit opgericht is om een bedrijf te zijn. Het is gebouwd als sociale missie: om de wereld meer open en verbonden te maken.’ Je zou dat een stip op de horizon kunnen noemen. Modderkolk betoogt in zijn artikel dat het streven van toen anno nu toch niet helemaal zo uit de verf gekomen is.

Nepvolgers, spambots en trollen zijn nu aan de orde van de dag. Ze infiltreren Facebook en Twitter en beïnvloeden de publieke opinie, door structureel nepnieuws en misleidende informatie te verspreiden. En Facebook en Twitter trekken zelf hun piketpaaltje van openheid uit de grond, door via strikt geheim gehouden algoritmes hun klanten slechts die boodschappen te laten zien, die voor hun eigen investeerders interessant zijn. Hoezo nooit opgericht om een bedrijf te zijn? De stip aan de horizon van toen is met hen meegeschoven. En wij schoven met miljoenen mee.

Een paar interessante passages nog uit het artikel: ‘Mensen die overtuigd zijn van hun eigen gelijk zijn het zichtbaarst aanwezig op Facebook en Twitter’ (Fidan Ekiz, schreef essay over het verdwijnen van de gematigde stem). ‘Door onze data te verzamelen hebben ze een portret van onze ziel gemaakt, dat ze gebruiken om massagedrag (en steeds meer ook individueel gedrag) ongezien te sturen en zo hun financiële belangen te dienen’ (Franklin Foer, Amerikaans journalist, schreef ‘Ontzielde wereld’).

Allemaal naar aanleiding van 10 km hardlopen op een zaterdagmorgen. Er liepen ons vanochtend verschillende hardlopers tegemoet. Zouden zij er vandaan komen? Een stip hebben achtergelaten? Hoe ver zou die horizon eigenlijk van ons af liggen? Volgende week toch eens ter sprake brengen als we weer gaan hardlopen. En tot die tijd maar gewoon blijven doorlopen. Misschien zie ik nog wel een witte reiger. Of iets anders dat zeldzaam is.

Schatten aan herinneringen…

‘Gortmeule wifi kleine veld’. Een mededeling die spontaan op mijn scherm verschijnt, vlak voordat ik in alle rust aan mijn ‘zondagse verhaal’ wil beginnen. Het brengt me even van mijn apropos. Maar tegelijk is het ook wel toepasselijk. Kort daarvoor heb ik bij jouw plekje gezeten, maar daar was het me toch wat te druk. Wat dat betreft heb je genoeg aanloop, bedenk ik me nu, en ik denk aan de tijd dat je nog leefde, toen dat heel anders was.

Ik had me voorgenomen om weer even tegen je aan te praten. In de wetenschap -of moet ik zeggen in de hoop- dat mijn gedachten op de een of andere manier bij je aankomen. En als ze bij jou aankomen, dan komen ze wellicht ook wel aan bij onze ouders. Doe ze de groeten als dat zo is. Gisteren in de achtertuin nog een kleurige vlinder voor me uit zien vliegen. Mooi dat ik toen ook even aan je moest denken. Misschien dat ik daarom nu hier zit.

Soms vraag ik me af of die ‘gesprekken’ die ik met je heb, niet vooral gesprekken zijn met mezelf. Of, indirect, monologen met anderen, hoe vreemd dat ook klinkt. Maar omdat ik dit opschrijf en straks via internet deel, maak ik hen die dit lezen deelgenoot van mijn gedachten. Ik stel me voor dat iedereen bij gelegenheid wel eens terugdenkt aan iemand. Als mijn gedachten op ‘papier’ die herinneringen dan oproepen, dan hoop ik dat ze net zo zonnig zijn als de dag van vandaag.

Twee fietsers, een man en een vrouw, komen mijn kant op. Niet alleen dat, ze stoppen bij het bankje, waar ik zit. Wat blijkt? Onder de bank is een ‘geo-schat’ verstopt. Hun hobby is het om die schatten op te sporen. Ik heb daar wel eens van gehoord, maar ik ben er nog nooit in levende lijve mee geconfronteerd. Hij pakt de schat, pakt er een briefje uit en noteert er wat op. Dan gaat de schat weer terug onder de bank. Even met hen over deze wondere wereld gesproken. Vrij snel gaan ze weer op weg. Op zoek naar een andere schat. Te vinden over de hele wereld, vertelde hij. Het maakt me nieuwsgierig.

Als ze weg zijn, bekijk ik de schat eens nader. Ook de inhoud intrigeert me. Vanaf juli van dit jaar hebben al een groot aantal mensen de schat gevonden, zie ik op het briefje dat in het schatkokertje zit. Mijn spontane ontmoeting van zojuist heeft hun geocache-naam ook genoteerd zie ik. De vinddatum is schriftelijk geregistreerd. Maar ze gaan het ook nog digitaal doorgeven, legde hij me zojuist uit. Misschien had ik hem moeten vertellen dat hier ook ergens WiFi in de lucht hangt…

Een korte, spontane ontmoeting, op deze zonnige zondag. Op een plek waar je het niet verwacht, is een schat verborgen. Nu ik er zo over nadenk, in de rust die al weer een tijdje heerlijk voelbaar is, is het net alsof het zo moest zijn. Er zijn op de hele wereld plekken waar schatten verborgen liggen. En iedereen mag die vinden. Omdat ze ooit in het verleden zijn ‘verstopt’. Maar ook nu en in de toekomst nog een plek gaan krijgen. Schatten aan herinneringen. Je hoeft ze alleen maar te vinden. En soms komen ze, net als vlinders, vanzelf naar je toe…

Eikels…

In een rechte lijn ben ik naar de plek gefietst waar ik dit verhaal wil opschrijven. Nog geen besef van het onderwerp, maar wel van de plek waar het moet gaan ontstaan. Als ik voor me uit kijk zie ik dit:


En achter me een eikenboom die er waarschijnlijk al honderden jaren staat. 

De omvang van de boom wordt pas echt duidelijk wanneer je die in verhouding ziet met een alledaags gebruiksvoorwerp: een fiets. Vier van die fietsen zou je tegen die boom aan kunnen zetten en dan zouden ze elkaar volgens mij niet raken. Ik heb maar één fiets bij me, dus ik kan dat niet proefondervinderlijk onderbouwen. Maar evengoed..

Ik heb hier vaker gezeten en me verbaasd over de rust en -vooral door die boom- over de relativiteit van tijd. Net vandaag wandelen er twee dames voorbij. Ik hoor ze van links aankomen en pratend passeren ze de houten bank waarop ik zit. Bij één van hen bungelt een pasje aan haar broeksriem. Zo een waarmee we ook op mijn werk deuren, die electronisch gesloten zijn, kunnen openen. Ik vraag me af waar hier in de buurt dergelijke deuren te vinden zijn en realiseer me tegelijk dat de eeuwigheid van deze plek waarschijnlijk dichter bij de tijdelijkheid ligt dan me op dit moment lief is.

Dit moment. Op de bank lagen eikels toen ik er wilde gaan zitten. 

En in de korte tijd dat ik er zit, valt er zo nu en dan nog een uit de boom. In de verte krast een kraai. Opnieuw komt er een wandelaar over het pad dichterbij. Ook hij draagt zo’n pasje, valt me op als hij groetend voorbij loopt. Het is vrijdag, net middag. Een tijdstip waarop ook op mijn werk veel collega’s besluiten tot een middagwandelingetje. De (bijna) afgelopen drie weken van mijn vakantie heb ik ze vaak zien lopen, in groepjes of alleen. Vanaf mijn ‘vakantieplek’ op het terras een herkenbare, maar even nog een wat-verder-van-mij-liggende wereld.

Ik hoor een eikel in de boom op een tak vallen. In zijn weg naar beneden raakt hij nog een tak, wat bladeren en daarna de grond. Vier keer een tik, die elke keer net even wat anders klinkt. Het doet me denken aan een wiskundeproef van vroeger. Een schuin rechtopstaande bak, op regelmatige afstand volgetimmerd met spijkers, werd van bovenaf volgegoten met honderden knikkers. De kans dat één van die knikkers, stuiterend op de spijkers, uiterst links of uiterst rechts in de bak landt is kleiner dan de kans dat knikkers in het midden terechtkomen. Uiteindelijk zag je zo een Gauss-kromme ontstaan. Ik denk daarom niet dat ik een eikel op mijn hoofd krijg…

Wel een rupsje op mijn been, zie ik. Een half uur maak ik nu zelfgekozen deel uit van dit idyllische plekje en dat wordt door sommige ‘autochtonen’ blijkbaar als opvallend en onderzoekswaardig ervaren. Een wesp komt even een kijkje nemen. De wind waait door de struiken achter me en laag over het weilandgras voor me scheren zwaluwen kris kras voorbij. Heen en weer, steeds opnieuw. Rechts van me hoor ik ganzen snateren. Van die kant ook spelende kindergeluiden. Waarschijnlijk gasten van camping Landgoed de Gortmeule.

Het is lekker weer op mijn laatste vakantiedag. Blauwe lucht, witte en grijze wolken door elkaar heen. Bewogen door de wind die ook beneden af en toe zijn invloed laat gelden. Een eikel landt met een doffe tik vlak naast mijn schoen. Iets verderop ook twee. Oef… waar is Gauss als je hem nodig hebt.

Ik besluit het noodlot niet verder te tarten en verlaat deze mooie plek. Met een knik naar het kruis dat door honderdjarige takken wordt beschermd, ben ik klaar voor alles wat komen gaat. Ik kan niet anders. Want krijg ik ooit een eikel op mijn hoofd,  dan kan ik er maar beter van genieten…


Open deur…

Zondagochtend. De afwasmachine gevuld op de muziek van ‘Falco’ en daarna de zaterdagbijlage van de Limburger gelezen. De voordeur en de achterdeur staan open, om de frisse zondaglucht door het huis te laten waaien. Het ritmische geluid van de afwasmachine vermengt zich met het fluiten van een vogel in ons achtertuintje en het krassen van een kraai aan de voorkant.

Door die geluiden realiseer ik me dat de pianomuziek van Egbert is gestopt. Dat moet gebeurd zijn terwijl ik in de bijlage het artikel over Thomas Erdbrink heb gelezen. Hij gaat Zomergasten presenteren. Een ander artikel ging over honderdplussers. Eén ervan woont in Horst. Ook bij het lezen daarvan zou het kunnen zijn gebeurd dat de pianoklanken naadloos zijn overgegaan in vogel- en afwasgeluiden. Geen alledaagse overgang, bedenk ik.

Zojuist Falco 1 vervangen door Falco 2 en het cd-boekje er eens bijgepakt. ‘The space between my thoughts’ heet het nummer dat ik hoor. Die ruimte wordt in deze setting en op dit moment mede gevuld door het geluid van druppelend water, krassende kraaien en fluitende vogels. Tussen elke pianoaanslag en de volgende is een geluid, een prikkel of een gedachte. Daar is ook ruimte voor, maar ik word me daar nu pas echt van bewust. Niet echt mindful, of misschien juist wel?

Ik check even of ik inderdaad nr. 4 hoor. Ik herkende de melodie en zie bevestigd dat de titel ‘Maktub’ is. Voor de gein eens even googelen… Leuk. Het blijkt Arabisch te zijn en letterlijk vertaald ‘het staat geschreven’ te betekenen. In de boeken van Coelho vooral ook figuurlijk gebruikt, lees ik, als een ‘uitwisseling van ervaringen’ en ‘een gelegenheid bij uitstek om stil te staan bij het leven en jezelf weer te vinden’ (citaten uit boekbeschrijving ‘Maktub’ van Paulo Coelho op de site van Bol.com). Een andere verklaring die ik tegenkom is ‘follow your heart and write your own story’.

Ondertussen hoor ik de laatste noten van nr. 6 (Journey for two), gevolgd door de eerste klanken van 7 (Eine tolle sache). De synchroniciteit van titels, muziek en het hier en nu vervult m’n gedachten. Als een journalist (nr.8!) noteer ik wat ik denk, maak er mijn eigen verhaal van, en wissel zo mijn ervaringen uit. In mijn blog, waarin ik met regelmaat mijn hart volg bij het schrijven van andere verhalen, doe ik dat regelmatig. Het is een beetje een open deur, maar soit. Twee open deuren en een lekkere frisse zondagochtendwind… Lekker toch? Je zult zien dat Egbert vanavond bij ‘Cambrini’ is (nr. 8 cd 1). En anders ‘Domani’ (nr. 1 cd 1). Laat de vogels maar fluiten…

Synchroniciteit? Synceroticiteit!

‘Rokjesdag maar dan in de kleuren van de herfst’, bedacht ze. Het was een hele warme dag in september. Een tegenstelling die tegelijk onwerkelijk als ook heel prettig aanvoelde. Ze liep door de winkelstraat en was zich aangenaam bewust van de blikken die haar volgden. Zonder te kijken wist ze waar men naar keek. En ze keek als het ware met hen mee. Ja, ze voelde bijna hun blikken over haar lijf glijden. Ze glimlachte.

De terrassen zaten vol en dat leek het gevoel van bekeken worden nog te versterken. Bewust bleef ze even staan voor een etalage. Ze genoot van haar eigen gedachten. Ze koesterde het gevoel van de blikken. Blikken waarvan ze zeker wist dat die nu op haar rustten. In de spiegeling van de etalageruit probeerde ze de gezichten te zien van hen die haar kant opkeken. Een warme wind streek langs haar wang.

Met één hand veegde ze een lok uit haar gezicht en met de andere hand trok ze schijnbaar achteloos aan de achterkant van haar korte rokje. Bijna in dezelfde beweging ging haar hand via haar bil omhoog. Ze voelde door de denim stof de contour van haar slip. Heel even, maar het raakte haar. Ze verbeelde zich dat het niet háár vingers waren die die gevoelssensatie teweeg brachten, maar dat één van de blikken achter haar een soort van Uri Geller-achtig effect op haar had. Zij was als het ware het lepeltje dat zou gaan buigen.

Ze slikte. In de etalage zag ze zichzelf -geprojecteerd leek het- over de mannelijke etalagepop, die -ontdaan van de zomercollectie- in afwachting was van de nieuwe herfstmode. Alsof ze geinteresseerd naar binnen keek, zag ze zichzelf staan, gespiegeld en iets voorover gebogen. Haar blouse viel wat open. Er streek een vlaag, nu wat frisse septemberwind, langs haar benen. Heel duidelijk associeerde ze dat gevoel met hetgeen haar fantasie haar zojuist had ingefluisterd. Ze voelde de blikken steeds sterker en die blikken deden iets met haar. Een tinteling.

Was het de blik van die wat oudere heer aan dat linkse tafeltje, die de kraag van haar blouse subtiel wat naar voren had getrokken? Ze keek mee met wat de man nu zou kunnen zien. Het kant van haar Marlies Dekkers BH zou hem zeker opvallen. De man zou zich afvragen of haar tangaslip van dezelfde stof en bordeauxrode kleur was. Misschien overlegde hij zelfs wel met de man aan het andere tafeltje. Ze zouden bewonderend vaststellen dat het setje perfect om haar rondingen sloot. Ze sloot even haar ogen.

Nog steeds leek de etalage haar volledige aandacht gevangen te hebben. Ze verzette een pas en in die beweging voelde ze de lingerie om haar lijf net een fractie vertraagd haar beweging volgen. Het leek een streling. Opnieuw niet onprettig. Heerlijk warm.

Hij had haar al van ver zien komen. Ze viel op in haar korte, blauwe rok, met haar lang blond, loshangend haar. ‘Zo nu en dan is in één keer een plaatje compleet’, bedacht hij. Dan klopt alles en lijkt het gelegitimeerd om die perfectie als het ware te omarmen. Van een afstand en met de ogen dan toch. Hij genoot en voelde haar aanwezigheid op zijn netvlies. Het was een warme dag in september. Bijna herfst, maar de dertig graden deden in niets vermoeden dat het zomerseizoen zo goed als ten einde was. Integendeel. Het leek wel Rokjesdag, had hij al tevreden vastgesteld, vanaf zijn vaste stek op het terras.

De blondine stond nu stil voor een etalage. De septemberwind streelde haar. Het viel hem op dat hij niet de enige was die naar haar keek. Een glimlach verscheen om zijn lippen. Hij stelde zich voor dat zij ook naar hen keek, in de etalage. Hoe zou ze dat vinden, zoveel blikken op haar gericht? Blikken die haar bijna ontkleedden, leek het wel. Hij slikte. Haar hand ging naar haar rokje. Een kort rukje gaf ze, met als enige effect dat zijn aandacht volledig gefocust was op de plek van waar haar hand eigenlijk meteen weer naar boven ging.

‘Alsof ze zichzelf aait’, dacht hij. Een paar keer maakte hij met zijn ogen de beweging die haar hand zojuist gemaakt had. ‘Zou je door zo’n rokje de contouren van haar slip kunnen voelen’, vroeg hij zich af? ‘Had ze die überhaupt wel aan’, liet hij zijn fantasie de vrije loop en nam een slok van zijn Verboden Vrucht. Ze bukte wat voorover en tegelijk zag hij dat zijn buurman, -een gedistingeerde heer op leeftijd-, wat ging verzitten. Ze keken elkaar aan en gaven elkaar een kort begrijpend knikje.

Zijn blik tastte de rest van haar lichaam af. De wind bewoog haar blouse en deed de stof wat opwaaien. In gedachten verplaatste hij zich in de etalagepop en stelde zich voor wat hij nu zou kunnen zien. Haar BH? Bordeauxrood, net als haar slip? Het was een fraai beeld dat hij zag. Welvend mooi ging de stof strak over haar lijf. Een beeld dat hij even vasthield toen zij plotseling een pas verzette.

Hij schrok maar voelde zich vreemd genoeg niet betrapt. Hij had de stof vast mogen houden met zijn ogen, maar ook meteen losgelaten toen zij bewoog. Het was een fijn gevoel. Warm. Z’n ogen stuurden die warmte naar zijn handen. De warmte van de zomer vermengde zich met de melancholie van de herfst. Vleugjes bordeauxrood. Een heerlijke combi. Rokjesdag in september. Een kort moment sloot hij zijn ogen. Toen hij weer opkeek, was zij verder gelopen. Hij kuste zijn glas en nam nog een slokje.