Handtekeningen…

Ineens is het dan zover. Wat eigenlijk al heel lang vanzelfsprekend is, krijgt door een paar handtekeningen iets officieels. Mijn dochter Pip en haar vriend Joris zijn zojuist, woensdag 26 augustus om 8.30 uur, een geregistreerd partnerschap aangegaan. Toch een moderne variant van trouwen, niet dan? Ze beschouwden het zelf vooral als een administratieve formaliteit, onder andere bedoeld om de hypotheek voor hun huis rond te krijgen. Dat is ondertussen gelukt. Sinds een paar dagen hebben ze een eigen huis.

Misschien vinden ze nóg wel dat het zojuist, met een paar handtekeningen bekrachtigde, geregistreerde partnerschap een formaliteit is. Maar de afgelopen dagen laten hun intensieve voorbereidingen voor een ‘klein feestje’ duidelijk zien dat ze het moment zelf ook wel willen markeren. Niks groots, maar toch even aandacht. En dat herken ik wel. Want zo voel ik het ook. Plus nog een beetje meer. Daar kan zelfs corona niet tegenop…

Ik merkte namelijk dat, hoe dichter het moment dichterbij kwam, ik het eigenlijk steeds specialer vond worden. Het is een gebeurtenis in mijn leven, waar ik verstandelijk misschien wel heel gelaten over kan doen, maar waar ik gevoelsmatig wel degelijk een diepere betekenis bij ervaar.

En daar wil ik toch heel even bij stil staan. Bij deze. Voor Pip en Joris. Een paar woorden, in de vorm van een klein gedichtje. Want héél groot wil ik het óók weer niet maken. Wél heel speciaal. Oneindig veel specialer dan corona…

Lieve Pip en Joris, voor jullie…

NB Het zou wel heel leuk zijn, als iedereen die dit leest een korte felicitatie achterlaat voor Pip en Joris. Elke reactie hieronder zal ik doorsluizen naar het ‘prille paar’. Hetzelfde doe ik met de felicitaties die via de LinkedIn-, Facebook- of Twitter-link bij mij terecht komen. Helemaal coronaproof… Alvast bedankt!

Het wordt beter…

Ik heb ze uit. De boeken van Bart en Splinter Chabot. Respectievelijk ‘Mijn vaders hand’ en ‘Confettiregen’. De verwachting, uitgesproken in mijn vorige blog van afgelopen zaterdag, bleek juist. Beide boeken gaan over hun jongste jeugd, tot aan de dag van vandaag. Althans, tot aan de dag van het uitkomen van hun boeken, in januari en begin maart. Want de tijd dendert gestaag door. En dat er in twee á drie weken een hele andere tijd kan ontstaan, daar is iedereen ondertussen wel van doordrongen. 

Indrukwekkende boeken. Allebei. Je bent als lezer getuige van een worsteling die zich vooral in het hoofd van de een (Splinter) afspeelt, terwijl het verhaal van de ander (Bart) daar nog een fysieke component aan toevoegt. De geestelijke en lichamelijke invloed op het leven door wat een ongrijpbare situatie lijkt te zijn. In die zin passen beide boeken wel in de sfeer van deze coronadagen. Vooral omdat er ondanks alle strijd en onzekerheid uiteindelijk ook iets van hoop uitgaat. Hoe moeilijk en zwaar ook, het wordt beter.

Na het uitlezen van ‘Mijn vaders hand’, vanmiddag, ben ik een ronde gaan wandelen. Ik merk dat mijn wandelingen, de afgelopen weken, toch ook vaak over de Deken Creemersstraat gaan. Dan loop ik het kerkhof op en sta even stil bij het graf van mijn vader en moeder. Ik laat de uitgebeitelde getallen op me inwerken en verbaas me telkens over de jaren die zijn vervlogen. En over de herinneringen die geen enkele moeite lijken te hebben om bij elk bezoek die jaren moeiteloos te overbruggen.

Links en rechts van de steen op het graf is jaren geleden een buxushaagje geplant. Vorige zomer heeft nogal huisgehouden onder de buxuspopulatie en ook de twee haagjes bij het graf zijn daarvan het slachtoffer geworden. Dor en grijs en in zekere zin een triest beeld opleverend, waarvan ik vreemd genoeg, toch steeds het gevoel had dat het zo moest zijn. 

Laatst viel me al op dat er één groen takje uit de linker dode buxushaag ontsprong. Ik vond dat toen wel een symbolisch beeld en heb dat daarom vastgelegd op een foto. Vandaag zie ik dat aan de zijkant van het rechterhaagje nog veel meer groene takjes hun weg naar boven aan het zoeken zijn. De voorzichtige symboliek van vorige week is in een paar dagen tijd uitgegroeid tot een onmiskenbare boodschap van vernieuwing en levenskracht. Ook nu heb ik daar een foto van geknipt.

Terwijl ik daar stond heb ik er nog eens over nagedacht. Hoe de natuur wat dood lijkt, toch weer levend maakt. Ook als er jaren en jaren overheen gaan, heeft de natuur er voor gezorgd dat herinneringen tijdloos zijn. Soms kunnen die herinneringen dor en grijs zijn, zoals in de boeken van Bart en Splinter Chabot. Maar altijd is er de mogelijkheid van een groen takje. Eerst voorzichtig misschien maar één, maar juist wanneer je denkt dat dat beetje groen niet opweegt tegen al het grijs, dan zie je de andere groene takjes.

Dat geeft hoop. Hoe moeilijk en zwaar ook, en hoe lang het ook duurt, het wordt beter. Ik heb de grafsteen met een grote dennenappel schoongeveegd. Alle bruine dennennaalden die er sinds mijn laatste bezoek op waren gewaaid, liggen nu weer naast de steen. Als ik mijn biologielessen van de middelbare school goed heb onthouden, zou dat best eens het voedsel kunnen gaan worden voor de buxus die nu opnieuw aan het uitslaan is.  Apropos, biologie. Had ik al verteld dat onze Mees cum laude is geslaagd voor z’n bachelor? En dat Pip het volgens mij prima doet in haar nieuwe baan? Bij deze! Trots op allebei!

Hoe dan ook. Ik heb mijn wandeling voortgezet in een stemming van vertrouwen. Sprak onderweg nog een paar bekenden, op ruim anderhalve meter afstand, en genoot van de zon, elke keer als die achter een wolk tevoorschijn kwam. Het wordt beter, hoe dan ook…

Pip, van harte!

Vandaag is Pip jarig en vanavond gaan we er vlaai eten. Gisteren belde ze nog, vlak voordat ik voor haar en voor mij chinees zou halen. Dat hadden we eerder die middag telefonisch al afgesproken. ‘Neem je alsjeblieft ook twee eieren mee? Dan kan ik arretjescake maken, voor morgen’.

Het kan zijn dat we vanavond, tijdens het verjaardagsbezoek, arretjescake eten inplaats van vlaai. Aardige bijkomstigheid: Tot gisteravond had ik nog nooit bij de chinees binnen gezeten, met twee rauwe eieren in een tas. Zo zie je maar dat je in het leven iedere dag nieuwe dingen kunt meemaken.

Maar vandaag is ze dus jarig. Onze dochter Pip. Vanmorgen heb ik een grote ronde gewandeld en een aantal keren gedacht aan haar en haar zoveelste verjaardag. Aan de appjes die we vannacht, een paar minuten over twaalf, naar haar stuurden. Thea vanuit Den Bosch en ik vanuit Horst. Ik probeerde terug te denken aan al die andere verjaardagen in haar leven, maar merkte dat ik daar weinig actieve herinneringen aan had. En ik dacht na over een cadeautje, dat ik vanavond zou kunnen meenemen. Want ze was tenslotte jarig. Maar ook daar liet mijn fantasie me een beetje in de steek. En dan is wandelen wel prettig. Want toen ik bijna thuis was, wist ik het. Ik geef haar een verhaaltje. Of een gedichtje, naar aanleiding van het verhaaltje. Of allebei. Ze is het waard. Bij deze.

Verjaardagen. Elk jaar weer. Voor de één een unieke gelegenheid voor een wervelend feest, voor de ander een moment van bezinning. Weer een jaar erbij. Vaak een moment om tegelijk terug- en vooruit te kijken. Hoe wáren de jaren en hoe zullen ze worden vanaf nu? Dat laatste zal de toekomst uitwijzen. Maar het eerste deel van de vraag -hoe wáren de jaren?- daar is vanuit de herinnering mogelijk wel het een en ander over te zeggen.

Het fijne is dat wanneer je behept bent met een waardeloos geheugen, er fotoboeken zijn die je herinnering kunnen opfrissen. Dus die heb ik vanmiddag doorgebladerd, met in mijn achterhoofd het idee dat ik Pip wat herinneringen ga geven. Herinneringen aan verjaardagen van jaren geleden en van een aantal mooie momenten daar tussen in. Dat is vanavond. Nu al het gedichtje.

Proficiat, lieve Pip.

een getal op een kroon
kleurrijk
ongewoon
steeds een jaartje erbij

taarten, slingers
slagroom
aan de vingers
weer een kaarsje erbij

dus steeds blijven blazen
en je alsmaar verbazen
dat juist als vlammetjes doven
je in wonderen mag geloven

wens zes-en-twintig
of wens honderdelf:
als vlammetjes doven
zoek het vuur
in je zelf…

Blijven blazen… blijven wensen!

Clara

De uitvaartdienst was plechtig. Latijnse gezangen vulden de Lambertuskerk. Helder wit zonlicht werd kleurrijk gebroken door het gebrandschilderde glas. Het gaf de vele bloemen bij haar kist nog meer kleur. ‘Clara hield van bloemen’ was de laatste zin in de rouwadvertentie en dat hadden veel mensen zich ter harte genomen. De zon speelde met de kleuren. Rood werd nog wat warmer en het groen nog wat feller.

Herinneringen werden voorgelezen. Paul, haar zoon, en Tim, haar man, vertelden over Claar. Over hoe sterk ze was ondanks haar twijfel en over hoe ze elkaar tot steun waren. Over het afscheid, dat wat haar betrof eigenlijk geen afscheid had moeten zijn. Ze was er nog niet klaar voor. Had nog zoveel plannen. Ook dat kwam naar voren, uit de woorden die werden gesproken. Het waren namelijk veelal de woorden van Claar zelf. Het was alsof ze ons allemaal nog een laatste keer van hele goede adviezen wilde voorzien.

clara prentje
De foto op het gedachtenisprentje van Claar van Lieshout

‘Weet je wat het is:’… Daar begon haar gedachtenisprentje mee. Ik herkende de zin en het korte verhaal dat volgde, omdat haar man Tim die woorden bij aanvang van de dienst met ons gedeeld had. Hij had Claar zo al laten spreken. Toen ik haar woorden terug las, hoorde ik haar als het ware zelf vertellen. Wijs. Belezen. Ze vertelde over haar herinneringen, haar twee kinderen, ja, eigenlijk over haar leven in al zijn facetten. Beschouwend, kernachtig maar vooral ook verdrietig omdat de rauwe werkelijkheid op het laatst de kleuren zo grauw gemaakt had.

En toch. Ondanks de pijn en het verdriet lees ik ook haar zin: ‘Ik kan er met vreugde op terugkijken’. Ik hoor haar dochter Evelyn in het slotwoord zeggen, dat ze tot op het laatst de hand van Claar heeft vastgehouden. Ze voelde dezelfde onzekerheid die ook Claar had gevoeld over wat het betekent om los te moeten laten. En toch, vertelde Evelyn, heeft ze haar moeder toegefluisterd dát ze los mocht laten. Puur en alleen omdat ze los móest laten. Maar wetende dat wat er geschreven is en wat er herinnerd wordt op den duur weer alles zal verbinden.

Ik ben de kerk uitgelopen aan de kant van de Bruna. Dat tweede huis van Claar, waar ze haar ziel en zaligheid in had gestopt. Waar Vera werkte, die gedurende het ziekteproces van Claar, zo vaak lief en leed met Claar had gedeeld. Het personeel van die boekhandel is met Claar en haar familie in de rouwstoet mee gewandeld naar het kerkhof, samen met vrienden en bekenden. Onder een helderblauwe lucht en stralende zon.

Bruna, bij de Lambertuskerk
…de kerk uitgewandeld, langs de Bruna

‘Weet je wat het is: ‘… Dat schreef Claar op 11 december 2018. Vanochtend maakte zij me deelgenoot van haar verhaal, via Tim, Paul en Evelyn. Een verhaal dat op deze dag lijkt te worden afgesloten, maar dat in zekere zin juist nu een vervolg krijgt. Een stukje van dat nieuwe hoofdstuk proef ik in het kopje thee op het terras. Ik zie het verhaal in de mensen die voorbij wandelen. Ik voel het in de warmte van de zon. En ik voel en hoor het als Pip me een arm geeft en we samen pratend weer langs de Bruna lopen. Alles is even één. Omdat het vanochtend door Clara zo helder is verteld. Via Tim, Paul en Evelyn.

Dus voor hen. En voor allen die Claar hebben gekend. Met dank.

boekpresentatie Bruna
Mede dankzij Claar mochten Egbert Derix en ik een paar jaar geleden onze boeken presenteren bij Bruna Horst. Een mooie, muzikale en literaire happening.

Herfstdip?

Vroeg donker. Grijs weer. Kou en regen. Niet bepaald de juiste ingrediënten voor een opgewekt gemoed. Het valt ook niet mee, om altijd maar blij en gelukkig te zijn. Daar zijn duizend-en-één redenen voor te bedenken. Tegelijk valt het eigenlijk ook lang niet altijd tegen. Alleen, dat valt in het donker vaak niet zo op. Bovendien, als we op de een of andere manier het idee hebben dat het leven niet ‘zonnig’ is, dan wijten we dat niet aan het weer of aan het seizoen, maar aan onszelf…

Eigenlijk is dat vreemd. Maar ik herken het wel. Eén van die duizend-en-één redenen overvalt me de laatste tijd wel eens. De soms wat deprimerende vraag: Doe ik wel, wat ik wil doen? Een simpele vraag lijkt het. En toch kan ik het antwoord, als ik in zo’n bui zit,  maar niet vinden. En dan helpt het niet als je ‘s morgens in het koude schemerdonker naar het werk fietst om vervolgens laat op de middag in het miezerige avonddonker weer naar huis te peddelen.

Vroege ochtend. Late middag. Allebei in het donker. Het zijn momenten die in deze tijd van het jaar ‘licht-technisch’ wat zwaar kunnen doorwegen op je stemming. Kunnen leiden tot donkere gedachten. Is er überhaupt nog wel wat te juichen, vraag je je af. Alle media lijken al net zo donker binnen te komen als het weer. De ene donkere gedachte kleurt de andere gedachte nog wat grijzer in… Wat te doen?

Van Pip, mijn dochter, kreeg ik onlangs een mooi klein boekje. Titel: ‘Soms denk ik wel eens bij mezelf…’. Daarin staan 100 gedachten van Wim Kan en anderen. Het is een uitgave ter gelegenheid van de Boekenweek in 1983. Ik was toen 23.  Eén jaar jonger dan Pip nu. Met drie van die honderd gedachten wil ik deze bijdrage ‘Herfsdip’ bij deze omdopen tot ‘Herfsttip’. Want grijs omzetten naar wat kleur zit vaak in hele kleine en onverwachte dingen. Dus, dankjewel Pip! Door jou werd en wordt de ‘dip’ een ‘tip’. Dat rijmt. Ook op Pip. Xx.

  • ‘Ik zie nog maar één mogelijkheid om aan onze autoverkeersmanieren een eind te maken: uitstappen, elkaar omhelzen en gaan wandelen.’
  • ‘Ik heb mijn hele leven last gehad van gemengde gevoelens.’
  • ‘Tot ziens allemaal en leef ze!’ 

    (Uit ‘Soms denk ik wel eens bij mezelf…’’, Wim Kan, 1983)

Pip en boekje

Kort… Voor Pip en Mees

Dagvoorzitter, interviewer, presentator, schrijver, columnist, blogger, dichter, orgeldraaier, performer? Op mijn derde vrije maandag van dit jaar weeg ik elk woord zorgvuldig en probeer er achter te komen hoe al deze ‘kwalificaties’ zich tot elkaar verhouden. Afgelopen zaterdag was ik vooral een combinatie van de eerste drie. Op andere momenten zijn het ‘schrijver, dichter, orgeldraaier en performer’, die het beste omschrijven wat ik dan doe.

Zou je kunnen zeggen dat de eerste drie -dagvoorzitter, interviewer en presentator- vooral ‘functioneel’ zijn? En dat ‘schrijven, dichten en performen’, op mijn manier, met name ‘emotioneel’ is? Misschien wel, maar nu ik er wat langer over nadenk, dekt die tweedeling eigenlijk niet de lading. De kracht, zoals ik het zie en voel, schuilt vooral in de combinatie van dat alles. Tenminste, zó zou ik graag de invulling zien van de activiteiten, die voortvloeien uit datgene waaraan ik mijn ‘vrije maandagen’ wil besteden.

Enfin. Allereerst maar eens vooral genieten van het gegeven dát er nieuwe uitdagingen zijn. En dat ik daar nu ook structureel tijd voor heb vrijgemaakt. Dat is een energie-gevende situatie, terwijl het tegelijk ook veel (positieve) energie vraagt. Ik probeer daar nu zo goed mogelijk de juiste weg in te vinden. Goeie keuzes te maken vanuit het besef dat er altijd nog andere keuzes mogelijk zijn. Al heeft dat ‘besef’ bij tijd en wijle wel eens wat overtuiging en bevestiging nodig. Maar dat is niet erg. Eigenlijk ook gewoon een keuze.

En dan realiseer ik me dat Pip en Mees op dit moment eveneens in een fase zitten dat ze keuzes aan het maken zijn. Geen vanzelfsprekende keuzes. Pip gaat werk weer met studie combineren en Mees zoekt in zijn studie naar de richting die hem de meeste voldoening gaat geven. Uitdagingen. Welke wil je aangaan? Keuzes. Wat zijn de juiste? Hun overwegingen en keuzemomenten zijn zeer zeker energie-vragend. Dat zie ik bij hen allebei. Maar van ganser harte hoop ik, dat wàt het straks ook gaat worden, wàt ze straks ook gaan doen, het op den duur vooràl energie-gevend zal zijn.

Dat wilde ik kort even kwijt. Voor mezelf en -al schrijvend- zeer zeker ook voor hen. Misschien dat ik een afgeleide van het bovenstaande ooit nog een keer ga beschrijven in een column. Wie weet. Of ik draag het voor in een parlando-gedicht op orgelmuziek. Bijvoorbeeld tijdens het afstudeerfeest van beiden. Mhm… een mooie uitdaging voor mij, maar over die invulling kan ik hen tegen die tijd misschien toch maar beter zelf laten kiezen… X

Geert orgelend

Vol verwachting…

Na anderhalve kilometer geen adem meer. Wandelen was de enige optie. De laatste deelneemster aan de 10 km jogde me in een moordend langzaam tempo voorbij. Daarachter volgde de bezemwagen. In dit geval een bekende op een mountainbike, die me vriendelijk vroeg of ze achter me aan moest blijven fietsen. Na nog 100 meter geprobeerd te hebben, heb ik haar toch ook maar voor laten gaan en ben ik zelf uit de race gestapt. Mijn zorgen werden een paar dagen later vertaald naar een diagnose bij de huisarts: mijn hart was van slag. Geen halszaak, je kon er honderd mee worden, maar wel lastig.

Weer een paar dagen lager bevestigde de cardioloog het beeld. ‘Je hart zit in een soort derde versnelling. Bij inspanning meteen in de vierde of laatste versnelling, terwijl de eerste twee versnellingen er niet meer op zitten. Op zich een onschuldige ritmeafwijking, maar lastig en niet wenselijk. Daar moeten we wel iets aan doen’. Drie scenario’s hield ze me voor: de eerste mogelijkheid was een elektrische ‘reboot’, tweede optie regulerende medicijnen en tenslotte het meest rigoureus klinkend: een ingreep aan het hart.

Nu, een dikke vier weken later, lijkt optie 1 vooralsnog succesvol. Woensdag een week geleden is onder narcose mijn hart ge-reboot. Het meest zag ik echter op tegen de narcose. Het gevoel volledig overgeleverd te zijn en de controle over mezelf te moeten verliezen, boezemde me vooral angst en twijfel in. Maar de vriendelijke assistent-narcotiseur gaf me de tip om vlak van te voren aan iets leuks te denken zodat ik daarover zou dromen. ‘Over Pip en Mees dan maar’, zei ik, omdat ik wist dat we diezelfde dag nog naar de afstudeerexpositie van Pip zouden gaan. Thea gaf me nog een kus en toen volgde de waarschuwing van de narcotiseur: ‘Daar komt de slaap. Vertel zometeen maar of de droom is uitgekomen…’

Wat slechts tien seconden leek, bleek ongeveer een kwartier. In het wakker worden had ik de namen van Pip en Mees weer als eerste genoemd, vertelde Thea me. Of ik er over gedroomd heb, kan ik me niet meer herinneren, maar het lag blijkbaar nog wel op mijn lippen. De reboot had meteen bij de eerste klap succes gehad. Dat was op 21 juni. Nu, op 1 juli, beoordeel ik mijn eigen pols nog steeds als regelmatig en lijk ik ook weer te beschikken over mijn eerste twee versnellingen. Meer energie en minder opgeslokt door negatieve gedachten over mijn eigen gezondheid.

Ik ben daar niet goed in, in ziek zijn. Sinds vorige week realiseer ik me dat eens te meer. En besef ik dat je daar helaas totaal niets over te zeggen hebt. Natuurlijk, je kunt zo bewust mogelijk leven, maar dat is geen garantie voor gezondheid. En iedereen kent wel ergens een opa van negentig die elke dag van zijn lekkere lange leven gezopen en gerookt heeft. Het leven komt zoals het komt, en het gaat zoals het gaat. Je hebt daar niks over te zeggen, houd ik mezelf voor en dat is -hoe graag ik het ook anders zou willen- eigenlijk maar goed ook.

En toch… Een paar dagen geleden fietste ik door het buitengebied van Horst en werd geraakt door de intensiteit van de beelden die bij me binnenkwamen. Voor de handliggende zaken zoals een schoorsteen op een dak, een laaghangende tak over een beek of een lapjeskat tussen rijen bonenstruiken, hadden ineens een nooit eerder opgemerkte schoonheid. Dat maakte indruk. Na een uurtje heb ik mezelf op een terras een cappuccino gegund, die bijzonder lekker smaakte. Ik zat nog maar net of Joep schoof gezellig aan. Even later Ron, die zichzelf op een ijsje had getrakteerd. Er ontspon zich een gesprek, dat woord voor woord tijd totaal onbelangrijk maakte.

Luisterend naar de interessante, maar voor mij soms moeilijk te volgen dialoog tussen Joep en Ron moest ik terugdenken aan de afgelopen weken en aan een passage die ik ooit ergens gelezen had. Ik heb die passage later teruggezocht. Het was een gedachte van de schrijfster Vonne van der Meer. Ze zei letterlijk: ‘Misschien duurt het hiernamaals maar tien seconden. Een ogenblik waarin je alles begrijpt en een ervaring van eeuwigheid hebt’.

Aan tafel bij Joep en Ron heb ik die gedachte bij gebrek aan geheugen samengevat in een one-liner: ‘Misschien is de eeuwigheid slechts tien seconden van totaal begrip’. De zon was al maan geworden, toen we afscheid namen. Nagenoeg niks wijzer, maar nog een eeuwigheid voor de boeg. Je hebt er niks over te zeggen, en toch… Weer liggen die namen op mijn lippen, maar alleen de gedachte is eigenlijk al voldoende. Of de plekjes in mijn hart. En soms een verhaal om dat gevoel vast te leggen. Hen wens ik de eeuwigheid toe in elke tien seconden. Vol verwachting…

Hartje Pip

Onze Pip is vandaag jarig. Geboren in 1994, dus reken maar uit. Wel jarig, maar voor haar niet echt een feestdag. Daarvoor staat er iets te spannends op het programma. Vanochtend heb ik haar naar de trein gebracht omdat ze op de kunstacademie in Utrecht de opzet van haar afstudeerproject moet presenteren. ‘Relatieve waarde’ is de voorlopige werktitel, maar ze zoekt nog naar iets ludiekers. En dat gaat ze ook wel vinden.

Bijzonder trots ben ik op haar. Nou was gisteren geloof ik de nationale complimenten dag, maar een dag later is mijn compliment naar haar toe niet minder gemeend. Integendeel. En bovendien is ze jarig. Dus mag ze dit ook als een schriftelijk kadootje zien. Ik ben trots op hoe ze op een hele natuurlijke manier zich dingen eigen maakt. Hoe ze, vanuit de praktijk en het zelf ervaren, stap voor stap groeit als mens. Niet dat het allemaal vanzelf gaat. Daarvoor is het leer- en creatief proces te veelomvattend en te diep ingrijpend in alles wat ze doet.  Het lijkt haar soms te overspoelen. Bijvoorbeeld als ze letterlijk met haar handen met heel veel dingen tegelijk bezig is. Of door de stroom van gedachten en het voortdurend er over nadenken. Creatieve mensen laten moeilijk dingen los. Positiever geformuleerd: ze houden heel graag alles vast. Pip ook.

Het bezig zijn of voortdurend aan de gang gaan met ‘details’ lijkt soms af te leiden van het grotere geheel. Toch zijn al die ‘losse elementen’ van grote waarde voor ‘the bigger picture’. Haar intrinsieke motivatie om de wereld een stukje mooier te maken, spreekt mij als trotse vader enorm aan. En helemaal hoe ze dat op haar eigen manier aanpakt. Het niet van de daken schreeuwt, maar bescheiden zichzelf en anderen soms verrast met de scheppende kracht die ze in zich heeft. Dát en de jaren van kunstzinnige scholing ontwikkelen zich nu steeds meer toe naar een concrete eindopdracht. Vanmiddag dus de presentatie van de opzet ervan. Hoe die presentatie ook uitpakt, ik vind het vooral mooi hoe Pip naar de wereld om haar heen is gaan kijken.

En daar gaat het vanmiddag ook over. Haar fascinatie over hergebruik van ‘oud’. Met daar tegenover het – in naam van ‘mode’- ongebreideld produceren van steeds maar wéér en méér ‘nieuw’. Over haar zoektocht naar manieren om mensen daar bewust van te maken, zonder belerend te willen zijn. Ook om die reden vervullen haar werkstukken en objecten me met trots. Ik kijk er met bewondering naar en zie hoe ze met verrassing en vervreemding haar boodschap overbrengt. De boodschap dat ‘waardeloos’ en ‘waardevol’ juist door de relativiteit van het begrip ‘waarde’ eigenlijk heel veel op elkaar lijken.

‘Relatieve waarde’ dus. Mensen daarover laten nadenken, door ze op een ludieke manier met hun eigen vaste gedachtenpatronen te confronteren, dat is een. Twee, en minstens zo belangrijk, is dat op datzelfde moment diezelfde mensen iets krijgen dat mogelijk nog waardevoller is. Iets waarvan ze zich vóór dat moment misschien te weinig bewust waren. Dat is het besef dat dingen soms niet zijn zoals ze zijn. Anders zijn, dan ze zijn. Anders mógen zijn, dan ze zijn. Daardoor juist vaak mooier. Waardevoller, wat voorheen misschien waardeloos leek. Maar je moet het wel willen zien. En iemand moet het je láten zien. Dat is Pip vanmiddag -en eigenlijk al maanden daarvoor- aan het doen. En daar ben ik zo trots op. Bovendien is ze jarig. Hartje Pip!

pip_object_-30-van-38

Grenzen verleggen

Onze Mees hangt nu ergens in de lucht, tussen Dubai en Durban. Het is vandaag zondag, net middag. Via een weerapp zie ik dat het in Dubai 45 graden is. In Durban 27. Gisteren in de auto naar Düsseldorf vond Mees het wel apart om naar een land te reizen waar de temperatuur lager lag dan in Nederland. Dat valt dus wel mee, constateer ik, naar buiten kijkend.

Hij gaat opnieuw zijn grenzen verleggen. Het afgelopen jaar heeft hij hard gewerkt om twee weken Zuid-Afrika bij elkaar te sparen. Gisteren hebben Pip en hij samen z’n reistas ingepakt. Er bleef veel ruimte over. ‘Dan kun je veel souvenirs mee terug nemen’, stond er in de reisbeschrijving van de ’Worldmapping’- reisorganisatie. We zullen zien.

Gisteravond heb ik op zijn Facebook-pagina een foto gezet die ik heb gemaakt op het vliegveld. Als onderschrift hem ook digitaal nog een goede reis gewenst, en terloops nog even gevraagd of het inchecken verder goed verlopen was. Vannacht zag ik dat hij die foto ’geliked’ had. En er was zelfs een woordelijke reactie van hem: ’Joa.’.. In onvervalst Hôrster dialect. Waarschijnlijk vanuit Dubai, waar ze vier uur moesten wachten.

Een losse fotocamera wilde hij niet meenemen. ’Ik onthoud wel wat ik zie’, motiveerde hij die keuze. Bovendien had hij zijn smartphone. Dus dat kwam wel goed. En daar heb ik ook wel vertrouwen in. Zeker als er straks vanuit Durban opnieuw een uitgebreide reactie op zijn Facebook-pagina verschijnt. Het verbaast me hoeveel inhoud er in één Hôrster ’Joa.’ kan zitten…

In Lesotho kijken naar de sterrenhemel, daar verheugde Mees zich nog het meeste op. Zonder electriciteit, zonder lichtvervuiling. In volkomen duisternis verlicht worden door miljoenen sterren. Intens genieten van het moment dat je je één voelt met het heelal. Dat wens ik hem van harte toe. Dat moment. En álle andere momenten in de toekomst, waarop hij en Pip -figuurlijk of letterlijk- de koffers pakken om grenzen te verleggen.

Zekerheid is ook niet alles

De laatste jaren geen spectaculaire dingen meegemaakt, stel ik een beetje verontrust vast. Ik vraag het me af terwijl ik besluit toch maar een begin te maken. Maar waaraan? Er moet toch iets zijn dat me bezighoudt en dat ik wil beschrijven? Een onderwerp dat me doet overlopen van enthousiasme? Gretigheid die zich dan vanzelf vertaalt in mooie volzinnen.

Ik zoek in mijn geheugen naar gebeurtenissen, maar word afgeleid door mijn dochter die vraagt of ik ook foto’s kan scannen. Zij heeft haar msn-vriendinnen net beloofd een babyfoto te sturen, omdat zij die ook van hen heeft gekregen. Mijn dochter van twaalf, die dit jaar bijna trots als ‘neet’ gestart is aan de nieuwe school. Ik heb dat vroeger waarschijnlijk ook gehad, maar ik weet het niet meer. Of toch?

Ik herinner me bijvoorbeeld het gevoel van wakker worden maar dan midden op de dag. In één keer bewuster van de wereld om me heen. Terugkijkend wel te verklaren, omdat er in die tijd thuis zoveel dingen aan de hand waren. Voor een twaalfjarige waarschijnlijk zoveel indrukken dat die op de een of andere manier waren weggestopt. Weg van thuis leek die verdovende invloed te vervagen. Alsof er watten uit mijn oren gingen en mijn ogen toen pas echt open gingen. Vreemde, maar heerlijke gewaarwording, weet ik nog.

In tegenstelling tot een andere emotie van nog eerder: het pijnlijk confronterende moment in de zesde klas, waar ik tot op de dag van vandaag mijn klasgenote van toen nog met ironie in haar stem hoor zeggen: ‘Weet je dat wel zeker?’ Zij doelde op mijn mooi versierde handtekeningenvel, bedoeld voor het afscheid van alle meesters en juffen. Op de achterkant had ik in mooie dubbele krulletters geschreven: ‘ik ga nu vijf jaar naar de HAVO’.

‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg ze en ik had daar geen antwoord op. Ik wist dat inderdaad niet zeker, zoals ik zoveel in die tijd helemaal niet zeker wist. Of niet wilde weten. Mijn moeder die was opgenomen bijvoorbeeld om redenen die ik niet snapte. Maar ik leerde in die tijd zoveel nieuwe dingen. Ik zag en hoorde vanalles. Ik weet niet, en heb me dat toen ook niet afgevraagd, of mijn klasgenote het destijds wel zeker wist.

Mijn zoontje van acht vraagt of ik koffie wil. Hij vind het leuk om met de Senseo te spelen. Omdat hij elke handeling hardop beschrijft, word ik opnieuw afgeleid van mijn gedachten. Weet ik wel zeker dat ik koffie wil? Ik weet dat ik hem het plezier van het maken niet wil ontzeggen, maar ik voel ook dat ik het afgeleid worden op dit moment niet als plezierig ervaar. Wat zitten we toch vreemd in elkaar.

Op sommige tijdstippen voel ik me een kijker naar mijn eigen film. Ik heb er een rol in, maar toch ook soms het gevoel dat ik mijn tekst niet ken. Dan improviseer ik waarschijnlijk en merk dat juist die momenten het meest echt zijn. De koffie die ik aangereikt krijg is daar het tastbare bewijs van. ‘Lekker, ventje!’.

Zaterdag, nèt na de middag. Mijn zoon ruimt de speelkamer verder op en mijn dochter zit boven te msnnen. Een werkwoord van zes letters, met maar één klinker. Een verworvenheid van deze tijd. Een tijd waar ik zelf middenin sta. Maar waar niks zeker is. Net zo min als in 1972, toen ik het ook niet zeker wist…

‘Ojee!!’ roept mijn zoon. Hij heeft op ‘twee koppen’ gedrukt, terwijl hij het kopje vergeten is… Verschrikt kijkt hij me aan. Op sommige momenten is improviseren wel leuk. Ik stel hem gerust. Hij weet het ook nog niet zo zeker, maar ik hoop dat hij daar geen vervelend gevoel bij heeft.