
Onrust…

op een plek
in frisse wind
valt er een rupsje
uit de eik
om me heen
is vooral stilte
groen en weiland
waar ik kijk
voor en achter
hoor ik vogels
geven van hun
zangkunst blijk
het bankje
waar ik nu op zit
een blaadje van
mijn been afstrijk
of ik er ben
of ooit zal zijn
dat weet het rupsje
uit de eik
het groene gras
en alle bloemen
buigen mee
met elke zucht
en in die stilte
van het fluiten
los ik op
in blauwe lucht
Eerste zaterdag van de maand. De gesproken column bij omroep Reindonk staat vandaag op het programma. Maar voordat die gesproken kan worden, moet die wel eerst worden geschreven. En dus zit ik zaterdagmiddag aan mijn laptop. Elke keer een uitdaging om een aantal uren voor de uitzending een onderwerp te vinden, dat de rode draad gaat vormen voor mijn maandelijkse mondelinge bijdrage.
In het dagblad vanochtend stond weer zoveel dat er eigenlijk niet uit te kiezen viel. Op de voorpagina onder andere de trieste foto van het opnieuw vernielde monument voor Nicky Verstappen. Voor de vierde keer vond iemand het nodig om met grof geweld de gedenksteen kapot te slaan. De ouders van Nicky hebben de gemeente Brunssum laten weten dat het monument voor hun zoon niet weer gemaakt hoeft te worden. Ze hebben zich erbij neergelegd. Als je echt iets wil vernielen, zeggen ze, krijg je het altijd wel kapot.
Ik denk dat ze gelijk hebben. De dood van Nicky Verstappen is ondertussen meer dan twintig jaar geleden, maar elke keer wordt de herinnering bruut opgefrist. In 2007, 2008 en 2013 door de vernielingen. Vorig jaar opnieuw door de arrestatie van een verdachte. In december van dat jaar kwam die voor het eerst voor de rechter. En onlangs, in maart, opnieuw. De zaak krijgt 5 juni een vervolg. Het wordt blijkbaar weer een ‘niet-inhoudelijke zitting’. Wat dat dan ook moge zijn.
Als je echt iets wil vernielen, krijg je het altijd wel kapot. Andersom kun je zeggen, dat als je echt iets wil opbouwen, je het altijd wel gemaakt krijgt. Hoe lastig ook, wil ik me daar toch méér aan vast houden dan aan de eerste stelling. Want er wordt al te veel vernield en kapotgemaakt. In letterlijke zin, getuige het wrange voorbeeld van Nicky en zijn gedenksteen. Maar zeker wanneer je vernielen en kapotmaken ook nog eens in de figuurlijke zin bekijkt.
Woorden uit de koppen van de rest van de Limburger illustreren dat : bedreigen, rellen, afschuwelijk, radicaler, fraude, drugs, zwaargewonden, irritaties, verlies, woede, grof geweld, schrijnend. Je zou er moedeloos van worden. Dus nog eens bladeren door de Limburger, of er ook wat opbouwende en positievere woorden in de koppen te vinden zijn. En dan zie ik: evenementen, goud, steun, ballonnetje, verrassingen, gehuldigd, liefde, leven, lente, roze wolk, droom, inzicht.
Op die manier bekeken ontstaat er toch wat balans. Maar het wordt lastig wanneer de koppen negatief en positief in een zin combineren. Wat te doen met ‘te schrijnend voor inzicht’? Of ‘Amerikaanse droom spat ruw uiteen’, ‘regeldruk bedreigt evenementen’, ‘Drugs tussen bloemen’ of ‘Rel rond Oktoberfeest’? Dan blijkt het lastig kiezen en ligt het er maar net aan in wat voor gemoedstoestand je bent.
Heb je net een gedenksteen vernield, dan voel je je waarschijnlijk meer verwant met de negatieve aspecten van het leven. En neig je meer naar de positieve kant, dan ben je waarschijnlijk ook eerder bereid om een oud vrouwtje te helpen met oversteken. Wel eerst vragen of ze ook wil, want voor je het weet doe je dubbel werk.
En nu het uiteindelijk toch over werk gaat. Bestuurskundige Arno Korsten heeft samen met twee oud-studenten een boek geschreven met de titel ‘Het gras bij de buren’. Een artikel daarover in de Limburger vandaag trekt mijn aandacht. Eén passage met name. Samengevat: Heel veel prestaties kun je niet met een kwantitatieve benadering beoordelen. Arno Korsten noemt dat scorebord- of dashboardmanagement. Daardoor dreigen soms veel belangrijkere waarden onder te sneeuwen.
Dát, en de vernielde gedenksteen, zet me aan het denken. Is vier keer vernielen erger dan één keer vernielen? Of is het misschien van een veel belangrijkere waarde om je te realiseren dat het negatieve alleen met positiviteit te pareren is? En als je dat weet, dan is het mogelijk van nog grotere waarde als je vervolgens met die positieve wetenschap wat doet.
Dat is lang niet altijd makkelijk, om positief te blijven. Voor sommigen zelfs onmogelijk. Die slaan dan uit frustratie stenen stuk. Wat ze niet beseffen, is dat elk brokstuk de herinnering aan het goede in zich houdt. Hoe meer brokstukken, hoe groter de herinnering. Tellen voegt dan uiteindelijk niks meer toe. Want, méér nog dan in stenen, zit de herinnering in het hart.
Bovenstaande column voorgelezen bij Radio Reindonk, in het programma ‘Wiekendproat’ van Jos en Chrit. Muzikaal voorafgegaan door ‘Save me a saturday night’ van Neil Diamond en afgesloten met ‘Kus mich dan’ van Arno Adams. Klik hieronder om er naar te luisteren.
Even de tijd nemen om op te schrijven wat ik kwijt wil. Maar wat wil ik kwijt? Misschien dat ik me zaterdag opnieuw van een karaktertrek bewust ben geworden, die ik als kind vaker bij mijn vader heb gezien. Wanneer er een finale gespeeld was en de emoties van winnaar of verliezer werden in beeld gebracht, dan pinkte mijn vader steevast een traantje weg. Zaterdag won Simone Halep haar eerste grandslamfinale van de Amerikaanse Sloan Stephens. Blijdschap en teleurstelling waren te zien en te horen tijdens het interview meteen na de wedstrijd. Ik voelde hun emotie, mijn eigen ontroering en herinnerde me die van hem jaren geleden.
Of wil ik wat kwijt over de jongste zus van mijn vader die onlangs in een verzorgingstehuis is komen te wonen. Jarenlange zelfstandigheid verliest het uiteindelijk van lichaam en tijd. Zaterdagochtend fietste ik langs haar nieuwe verblijf aan de Gebroeders van Doornelaan. Ik nam me voor om daar binnenkort eens op bezoek te gaan. Misschien dat ik er op gezette tijden een uurtje muziek kan gaan maken, voor haar en haar medebewoners. Onlangs nog een uurtje gespeeld en gezongen op een van de gesloten verzorgingsappartementen van Hof te Berkel. Een van de bewoners aldaar kende ik nog van zijn tijd in het Melderslose vrijwilligersleven. ‘Het gaat goed met me, maar ik heb geen idee hoe ik hier gekomen ben..’.
Hij zat op een gemakkelijk ogende drie-zitsbank. Naast hem zat een medebewoonster, ietwat onderuitgezakt, te slapen. Het antwoord op mijn vraag hoe het met hem ging, klonk allervriendelijkst. We praatten nog wat. Hij bleef vriendelijk en toch meende ik iets van wanhoop in zijn ogen te zien. Een blik die ik vaker zie wanneer ik bij bewoners in soortgelijke omstandigheden ben. Een uurtje muziek leidt hen hopelijk even af van het kille gegeven dat je je voortdurend moet afvragen waar je eigenlijk bent. Ik kan die gedachte maar moeilijk van me afzetten. En tegelijk wil ik er ook niet te lang bij stilstaan. Respect en bewondering voor de verpleging en vrijwilligers die deze mensen begeleiden in hun dagelijkse verloren zijn.
Misschien is het juist dat wat ik kwijt wil. Dat het deze emoties, deze gedachten zijn, die me zo nu en dan wat somber stemmen. In die stemming is een etentje met je medebestuursleden van de stichting ‘Vrienden van hospice Doevenbos’ maar een hele kleine pleister op de wonde. Zeker wanneer je daar te horen krijgt met welke ellende anderen weer geconfronteerd worden. Ziekte, aftakeling, pijnlijke herinneringen en daarmee gepaard gaande emoties. ‘Het gaat goed met me, maar ik heb geen idee hoe het allemaal gekomen is’… Zoiets.
Soms weegt het allemaal net even te zwaar en moet je zoeken naar positieve tegenhangers om de balans te herstellen. Bijvoorbeeld door die zaken even van je af te schrijven. Op ‘papier’ zetten, ook al is dat slechts digitaal. En dus vluchtig, net als het leven zelf. Maar evengoed ook luchtig, omdat je weer even kunt doorademen. Toch wel een essentiële bezigheid. Dat wil ik vooral even kwijt, denk ik. Adem in. Adem uit. Yoga met toetsenbord en vingers. En opgedragen aan iedereen die zich hierdoor ook maar enigszins aangesproken of gesteund voelt.
Op een kwartier na, nog tien uur. Het is kwart over twee ’s middags. De laatste uren van dit jaar. Ik overtuig me zelf, net als de voorgaande jaren rond deze tijd, dat het een dag is als alle andere. Echter als ik de columns teruglees, die ik op die momenten geschreven heb, dan merk ik dat de laatste dag van het jaar niet speciaal mijn dag is…
Ik heb hieronder een aantal van die columns op een rij gezet, voor de liefhebber.
2011 De oplossing voor onbehagen
Ondanks het grijze weer van vandaag, de gure wind en de zweem van koude regendruppels (…) neem ik me toch voor om de dag deze keer gewoon te nemen voor wat die is: een koude, natte, gure en grijze dag, op het einde van december…
Maar…
Daar zal ongetwijfeld een warme, droge, misschien wel zwoele en kleurige dag in mei tegenover komen te staan, komend jaar. Tegen elkaar wegstrepen die handel en volop genieten van de 363 dagen die dan nog overblijven. Is dat geen positieve gedachte?
Zo ga ik het doen. En als je het wat vindt, mag je het idee zo van me overnemen. Ik noem het ‘Pluk de dag en twee balansdagen mag’. Ik wens het jullie!
Nog negen uur…
‘Live’ luisteren kan ook. Onderstaand verhaal ingebed in muziek (Mark Lotterman en Gé Reinders) Klik hier.
Ik heb er al vaker over geschreven. Over meningen en hoe snel mensen die klaar hebben. Over mijn twijfels over die snelheid en over wat die rappe zelfverzekerdheid waard is. Ook heb ik vaak bedenkingen bij meningen die volgens de vertolker ervan een veel langere incubatietijd kennen. Meningen die dus goed onderbouwd zijn en -volgens dezelfde vertolker- eigenlijk alleen nog maar door mij of door anderen overgenomen hoeven te worden.
In mijn hoofd werkt dat echter niet zo. Als er al ergens op een voorzichtig plekje in mijn brein een mening wordt gevoed, die zich daardoor begint te vormen, dan komt er meestal tegelijkertijd op een ander plaatsje in mijn hersenen al een tegenbeweging op gang. Soms liggen beide heel dicht bij elkaar, maar per saldo levert dat vaak geen uitgesproken mening op. Want er zijn zóveel alternatieven denkbaar. Zelfs nu, terwijl ik dit alles opschrijf, dringen zich meteen al twee gedachten op: besluiteloosheid en evenwichtigheid. Een confronterende combinatie, als ik ze zo achter elkaar zie staan.
Kunnen die begrippen überhaupt wel samen gaan? Ja, is mijn resolute antwoord. Al was het maar uit zelfrespect of zelfbehoud, want de associatie komt tenslotte uit mijn eigen hoofdje. Ja, dat kan samen, besluiteloos en evenwichtig. Maar hoé dan, heb ik me de afgelopen dagen afgevraagd. Aanleiding voor die vraag was een interessant gesprek, onlangs op een van de eerste voorzomeravonden. In het vuur van de discussie werd ik me er van bewust dat het mij helemaal niet ging om de argumenten. Hoe helder en goed doordacht ook, en met hoeveel overtuiging ook gebracht, in mijn hoofd leidde het vooral tot een zoektocht naar balans. Want over de argumenten zelf kon ik weinig zeggen.
Was dat nu besluiteloosheid of evenwichtigheid, vroeg ik me de dag na de discussie af. Was het besluiteloos van me, om de mening op dat moment niet gewoon te delen? Of was het evenwichtig om de argumenten bij voorkeur te willen blijven wegen. Waar ik nu op uitkom, is dat ook dát er eigenlijk niet toe doet. Noch het een, noch het ander lijkt wezenlijk. Want die keuze is eigenlijk ook slechts maar weer een mening. Niet het hebben of uitspreken van een mening is essentieel. ‘Ik vind er iets van’ is wat mij betreft vooral gebaat bij ‘ik doe er iets mee’. Mede omdat ik me er in veel gevallen van bewust ben dat ik door een gebrek aan kennis er ook niets zinnigs over kán zeggen.
Zou Wittgenstein ook iets in die zin bedoeld hebben, toen hij zei: ‘Wovon mann nicht sprechen kann, daruber muss man schweigen’? Hij zei dat over taal in relatie tot kennis, ethiek, esthetiek en religie. Niet als mening, maar als constatering. Met elkaar daarover wél in gesprek zijn, op een warme donderdagavond, heeft echter ook zijn charme. Ik hou er van en heb er van genoten. In het besef dat besluiteloos stil en evenwichtig actief heel goed samen kunnen gaan. Vrij naar Wittgenstein zou ik dan ook willen besluiten met: Waaróver men ook met elkaar spreekt, men kan het beste zwijgen als men een slok neemt van een Pauwel Kwak.