Alweer voorbij…

Na drie weken vakantie heb ik een klein beetje een ‘oud op nieuw’-gevoel. Alsof morgen het nieuwe jaar begint waarin weer gewerkt moet worden. Vanavond mogelijk nog wat symbolisch vuurwerk als we daadwerkelijk ter afsluiting van de vakantie uit eten gaan, maar dan is het morgen toch echt zover. Het ritme van dagelijks werk. De eerste werkafspraken staan al in de agenda, zag ik. Morgenvroeg digitaal vergaderen, nog steeds vanwege corona.

Ik moet er altijd even aan wennen. Dat geldt voor de eerste vakantiedagen net zo als voor de eerste werkdagen. Mijn wachtwoord om in te loggen in de werkomgeving heb ik de afgelopen drie weken een paar keer geoefend. Want het vergeten ervan, als maat of de vakantie wel of niet goed was, daar wil ik niet op betrapt worden. Sowieso zie ik wat op tegen de begrijpelijke, maar standaard vragen ‘of ik een goeie vakantie heb gehad’.

Gisteren nog met Egbert over gesproken, over hoe sociaal wenselijk en daardoor bijna automatisch de onderlinge communicatie tussen mensen verloopt. Vaste patronen in het taalgebruik die vooral situationeel bepaald zijn. Of zouden collega’s echt geïnteresseerd zijn in hoe een ander zijn of haar vakantie heeft doorgebracht? Hoe zou het vallen, als ik morgen zelf tijdens de digitale vergadering zou aangeven dat ik het liever niet over mijn vakantie wil hebben. Dat het afscheid ervan nog te pril is..

Ach, laat ik er niet te veel op vooruit lopen. Ik heb tenslotte nog een hele middag waarin ik in alle vrijheid mijn ding kan doen. Zittend onder de oude eik. Er fladdert een koolwitje voorbij. Zwaluwen vliegen relatief laag over het weiland voor me en in de verte rijdt een groot landbouwvoertuig met oranje zwaailicht voorbij. Zo’n bakbeest doet me altijd aan ‘Transformers’ denken. Toevallig in de vakantie nog een film van gezien…

En nu ik het dan toch over mijn vakantie heb. Fijn gehad, dankjewel. De gesprekken tijdens de midweek in het Dominicanenklooster in Huissen heb ik tijdens de rest van mijn vakantie nog eens goed laten bezinken. Wat me er, na een aantal soortgelijke gesprekken met vrienden op terrasjes en bij vrienden thuis, vooral van is bijgebleven, is dat in ieder mens veel meer moois verborgen zit, dan aan de buitenkant vaak te zien of te horen is. Eigenlijk zouden we elkaar juist daar veel meer vragen over moeten stellen. Over de ‘binnenkant’ in plaats van over dingen die ‘buiten’ ons liggen, zoals vakantie. Of corona…

Maar daar gaan de contacten vaak niet diep genoeg voor. Het gaat al snel over voordehandliggende zaken. Het weer, de vakantie, corona. En al heel rap ook over de verschillende inzichten die er bestaan en dat je eigenlijk geacht wordt daar openlijk partij in te kiezen. Je moet ergens voor of tegen zijn. Want zoveel anderen zijn ook voor. Of tegen. Ieder voor zich bezig met uiterlijkheden en eigen inzichten en daardoor minder ontvankelijk voor elkaar en elkaars mening.

Ontvankelijkheid. Juist daarin schuilt mijns inziens iets heel waardevols. Daar hoort namelijk ook vertrouwen bij. Op en in jezelf maar ook vertrouwen in en op de ander. In de ontvankelijkheid zit het zoeken naar raakvlakken in plaats van naar verschillen. En er ligt in besloten dat je vanuit je diepere zelf de grondhouding hebt om de buitenwereld toe te laten, in plaats van die mogelijk al bij voorbaat af te wijzen. Ontvankelijkheid vraagt om openheid. En om eerlijkheid. Naar jezelf en naar anderen.

Dus heb ik een fijne vakantie gehad? Nou en of. Op momenten heb ik zelfs even de wereld in mij gevoeld, omdat daar alle ruimte voor was. Dat besef van ontvankelijk zijn en blijven, is zeker geen afgerond proces. Verre van dat. Dat besef, min of meer toevallig ervaren tijdens deze vakantie, vraagt om verdere verdieping. Daar wil ik heel graag aan toegeven. Er aan werken kan op allerlei momenten die nog gaan komen. Te beginnen bij morgen. Mijn eerste werkdag na de vakantie. Een oud-op-nieuw gevoel. Dat is het. Werken dus, maar wel in de meest brede zin van het woord. Ik kijk er naar uit.

Foto: Ian Schneider (Unsplash.com)

‘t Weer…

13 oktober. Bijna middag. Hier schijnt de zon. In Kenia, bij Mombassa, waar Pip en Joris op vakantie zijn, regent het al sinds gistermiddag. En niet zomaar een buitje. Vanochtend een paar filmpjes doorgestuurd gekregen van Pip, gemaakt vanonder het afdak van het hotel. Alle parasols richting strand dichtgeklapt en het groene grasveld er naar toe lijkt doorweekt. Een beetje voetbalwedstrijd zou acuut worden afgelast.

Sinds 1997 heeft het er niet mee zo geregend in oktober, hebben ze van een local begrepen. Je zou dat als een uniek gegeven kunnen beschouwen waar je dan toch maar mooi getuige van bent, maar zo werkt dat niet op een vakantie. Onze Mees, geboren in 1997 trouwens, probeerde het vanmorgen via de app vanuit een waarschijnlijk ook zonnig Wageningen nog met ‘regenjasje en hup!’. Maar ook hij zag het trieste in van de situatie van dat moment.

Afijn, het is niet anders. Ze zullen er mee moeten dealen. Het voordeel is dat tijdens de safari die er aan staat te komen, de olifanten wel mooi schoon zijn geregend en prachtig grijs zullen zijn. En hopelijk zijn de paden die ze berijden of bewandelen een stuk minder stoffig dan bij grote droogte. Elk nadeel heb z’n voordeel, zei ooit een groot nederlands filosoof, die ook een beetje kon voetballen. Alleen niet op dat grasveld bij het hotel in Mombassa…

De zon is nu ook hier achter een wolkendek verdwenen en de wind trekt wat aan. En in Japan raast de zwaarste orkaan sinds decennia over het land. Niet alleen in Mombassa is het dus kl*teweer. Ik wil maar zeggen: het kan altijd erger. Misschien een heel klein gebaar van medeleven richting Pip en Joris, maar heel veel troost zal dat waarschijnlijk niet geven. En het helpt natuurlijk ook niet. Ze hebben vakantie en je gunt ze zo van harte een heerlijke tijd.

Maar opnieuw, afijn, het is niet anders. Ondanks alles toch maar het beste er van maken. Gezamenlijk meegemaakte ellende schept ook een band en maakt mensen creatief. Dus misschien een potje jokeren met de andere gasten in het hotel, die net zo verrast zijn door de weersomstandigheden van het moment. En mogelijk is het plekje dat die ene duitse gaste elke morgen met haar handoek bezet houdt, nu ook wel vrij…

Hopelijk gaat de zon snel weer schijnen. Het wordt fris op het bankje hier onder de oude eik… Pip en Joris, hou vol! En in Japan: heel veel sterkte…

Nog twee dagen…

Het laatste weekend van mijn vakantie. Drie weken zitten er na morgen op. Het zal wel weer even wennen zijn, maar dat heb ik met vakantie zelf eigenlijk ook wel altijd, dus dat komt wel goed. En goed beschouwd is het juist door je werk, dat je überhaubt vakantie hebt, dus ik moet niet klagen. Alleen het aantal weken werk en het aantal weken vakantie, dát heb ik altijd zo’n scheve verhouding gevonden…

Afijn, de vakantie zit er bijna op en het was prima. In de eerste week naar Luxemburg geweest en een dik boek uitgelezen. Een verzameling columns, waardoor het gemakkelijk in etappes te lezen was, maar evengoed voor mij een prestatie. Want dat het niet zo vanzelfsprekend is om het te kunnen, las ik vanochtend in een artikel over analfabetisme op de voorpagina van de Limburger. Terugvertaald naar ons verblijf in Luxemburg: Van de 16 hotelgasten waren Thea en ik statistisch gezien waarschijnlijk de enige twee die makkelijk konden lezen. Of was het juist andersom en heb ik het artikel niet goed begrepen. Zou zomaar kunnen…

De tweede week zijn we ‘rundumhausen’ gebleven. Het weer was heerlijk en herhaaldelijk hebben we dat gevierd op een terrasje in het centrum. In die week ook nog een familiedag bij Hof te Berkel muzikaal opgeluisterd met mijn orgeltje. Daarnaast regelmatig gefietst, met de iPad in de tas, om op een aantal mooie plekjes in Horst aan de Maas wat indrukken vast te leggen in een column of gedicht. Ik blijf dat een heerlijke bezigheid vinden en ben dan ook blij dat er bij de vernieuwde omroep nog steeds plek is om dat te laten horen.

Zoals gezegd. Drie weken. Waarvan de laatste week ook wel een speciale was. Van maandag tot en met vrijdag namelijk was ik helemaal alleen thuis. Niks moest en alles kon. En ik heb heel veel gedaan, onder andere door vaak even helemaal niks te doen. En daartussenin bezig geweest met Horst aan de Maas 800, het Verhalenberg-festival dat volgende week zaterdag plaatsvindt, thee drinken op terrassen, hardlopen, toch ook weer schrijven, tennis en volleybal kijken, zelf badmintonnen, fietsen, bezoekjes hier en daar, zo nu en dan weer afgewisseld met een terrasje, enz.

Ik kan zeggen, en dat doe ik bij deze, dat een week dan om is, voor dat je het in de gaten hebt. Maar wel lekker. O ja, had ik al genoemd dat ik van de week ook begonnen ben met het leren bespelen van een mondharmonica? Dat klinkt groter dan het is, maar de eerste bluesnootjes zijn al aan mijn lippen ontsnapt. Met dank aan YouTube. En dat ik aan een online schrijfworkshop begonnen ben? Had ik dat al vermeld? Vier lessen, die ik vorige week heb aangeschaft met het oog op de week dat ik alleen thuis zou zijn en het dan misschien zou regenen. Ik ben bij les 2.

Kortom, het wordt tijd dat ik weer aan het werk kom, zodat het wat minder druk wordt. Maar eerst nog maar even genieten van die paar dagen die ik nog heb. Dit weekend en maandag nog. Dinsdag 10 september mag ik weer aan de bak. Alle werkmailtjes die ik de afgelopen drie weken stiekum bekeken heb, en gelijk weer op ongelezen heb gezet, ga ik dan achtereenvolgens maar eens wegwerken. En net als elk jaar ben ik benieuwd hoe snel alles weer ontzettend belangrijk lijkt, terwijl er eigenlijk maar een paar dingen dat ook echt zijn. Nog twee dagen om me daar op voor te bereiden. Komt goed.

Meerkeuze…

Schrijfplek in Meterik…

Buiten. Zitten en schrijven. In Hollands weer. Als ik voor me uit kijk, dan zie ik de witte wolken in een lichtblauwe lucht. De wind komt van de Schaak en blaast me recht in mijn gezicht. Voelt lekker. De drie bomen rond het bankje en de tafel houden de zon tegen. Maar als de Schaak in het westen ligt, dan is de kans groot dat ik zometeen wel in de zon zit.

De laatste week van mijn vakantie is vandaag in gegaan. De afgelopen twee weken hebben al een heerlijke afstand gecreëerd van het werk. Zo nu en dan heb ik diagonaal wel wat werkmailtjes gescand. Ik heb de meesten daarvan meteen weer op ‘ongelezen’ gezet. Ik kan me dus wel al een voorstelling maken van hoe het volgende week zal zijn, maar ik wil er vooralsnog nog niet aan toegeven.

Soms kun je proefondervinderlijk vaststellen hoe zaken in mekaar zitten. Mijn beperkte aardrijkskundige kennis en abominabele richtingsgevoel worden geholpen door het leven zelf. Al schrijvende merk ik dat ik meer en meer in de zon kom te zitten. Dat betekent dat de Schaak in het westen ligt en ik me nu ga oppakken om op mijn andere favoriete schrijfplekje te gaan zitten. Het schrijft toch lekkerder in de schaduw.

Schrijfplek bij de eik…

En daar zit ik dan nu. Op dit moment nog in de schaduw, maar ik voorzie, dat ook deze plek over niet al te lange tijd door de zon beschenen zal worden. Sterker nog, dat is op dit moment al het geval. Een grote wolk heeft de zon weer vrij spel gegeven. Nou kan ik twee dingen doen. Een, is doorschrijven in de zon en hopen dat andere wolken zo nu en en dan voor schaduw zorgen. Of twee, mezelf weer oppakken en op zoek gaan naar een derde schrijfplekje. Ik ga voor optie twee.

Installeren op plek nr. 3…

Op plek nr. drie zit ik helemaal onder de bomen. Geen idee waar nu het oosten of het westen ligt. Hoewel, als ik even nadenk. Rechts van mij rijden de auto’s over de A73. Die loopt van Horst naar Venray, dus grofweg van noord naar zuid. Door het groene lover zie ik de zon eveneens rechtsboven mij staan, zich langzaam verplaatsend naar het westen. Ik weet toevallig dat ze daar onder gaat, omdat ze opkomt in het oosten. Toch?

Belangrijkste conclusie van dit alles. Duitsland ligt nu links van mij en de Noordzee rechts. En Wim Moorman is op weg naar het zuiden, omdat hij mij zojuist passeerde, afkomstig uit noordelijke richting. Tweede conclusie: mijn derde schrijfplek is de meest drukke van alle drie. Fietsers en wandelaars passeren me om de haverklap. Sommige kijken me aan met een blik, waarvan je zou kunnen vermoeden, dat ze ook niet goed weten waar het oosten of het westen ligt.

Wim Moorman, fietsend richting zuiden…

Afijn, op mijn eerste dag van mijn laatste week vakantie, heb ik al fietsend en schrijvend, weer voldoende indrukken opgedaan. Teveel om hier allemaal te benoemen, maar een korte opsomming om een indruk te geven: Man in perfect tuintje, maakt tuintje nog perfecter – Duitse toeristenfamilie parkeert auto vlakbij stromijt in Meterik – Schoolkinderen van de Weisterbeek worden netjes twee aan twee in de rij voor het zebrapad gezet – Twee planken van houten tafel in bos zijn nodig geweest voor iets anders. Nog genoeg onderwerpen om over te schrijven. Iemand een voorkeur? Laat maar weten. Ik heb nog vakantie.

Waar zouden die twee planken voor gebruikt zijn…

Eikels…

In een rechte lijn ben ik naar de plek gefietst waar ik dit verhaal wil opschrijven. Nog geen besef van het onderwerp, maar wel van de plek waar het moet gaan ontstaan. Als ik voor me uit kijk zie ik dit:


En achter me een eikenboom die er waarschijnlijk al honderden jaren staat. 

De omvang van de boom wordt pas echt duidelijk wanneer je die in verhouding ziet met een alledaags gebruiksvoorwerp: een fiets. Vier van die fietsen zou je tegen die boom aan kunnen zetten en dan zouden ze elkaar volgens mij niet raken. Ik heb maar één fiets bij me, dus ik kan dat niet proefondervinderlijk onderbouwen. Maar evengoed..

Ik heb hier vaker gezeten en me verbaasd over de rust en -vooral door die boom- over de relativiteit van tijd. Net vandaag wandelen er twee dames voorbij. Ik hoor ze van links aankomen en pratend passeren ze de houten bank waarop ik zit. Bij één van hen bungelt een pasje aan haar broeksriem. Zo een waarmee we ook op mijn werk deuren, die electronisch gesloten zijn, kunnen openen. Ik vraag me af waar hier in de buurt dergelijke deuren te vinden zijn en realiseer me tegelijk dat de eeuwigheid van deze plek waarschijnlijk dichter bij de tijdelijkheid ligt dan me op dit moment lief is.

Dit moment. Op de bank lagen eikels toen ik er wilde gaan zitten. 

En in de korte tijd dat ik er zit, valt er zo nu en dan nog een uit de boom. In de verte krast een kraai. Opnieuw komt er een wandelaar over het pad dichterbij. Ook hij draagt zo’n pasje, valt me op als hij groetend voorbij loopt. Het is vrijdag, net middag. Een tijdstip waarop ook op mijn werk veel collega’s besluiten tot een middagwandelingetje. De (bijna) afgelopen drie weken van mijn vakantie heb ik ze vaak zien lopen, in groepjes of alleen. Vanaf mijn ‘vakantieplek’ op het terras een herkenbare, maar even nog een wat-verder-van-mij-liggende wereld.

Ik hoor een eikel in de boom op een tak vallen. In zijn weg naar beneden raakt hij nog een tak, wat bladeren en daarna de grond. Vier keer een tik, die elke keer net even wat anders klinkt. Het doet me denken aan een wiskundeproef van vroeger. Een schuin rechtopstaande bak, op regelmatige afstand volgetimmerd met spijkers, werd van bovenaf volgegoten met honderden knikkers. De kans dat één van die knikkers, stuiterend op de spijkers, uiterst links of uiterst rechts in de bak landt is kleiner dan de kans dat knikkers in het midden terechtkomen. Uiteindelijk zag je zo een Gauss-kromme ontstaan. Ik denk daarom niet dat ik een eikel op mijn hoofd krijg…

Wel een rupsje op mijn been, zie ik. Een half uur maak ik nu zelfgekozen deel uit van dit idyllische plekje en dat wordt door sommige ‘autochtonen’ blijkbaar als opvallend en onderzoekswaardig ervaren. Een wesp komt even een kijkje nemen. De wind waait door de struiken achter me en laag over het weilandgras voor me scheren zwaluwen kris kras voorbij. Heen en weer, steeds opnieuw. Rechts van me hoor ik ganzen snateren. Van die kant ook spelende kindergeluiden. Waarschijnlijk gasten van camping Landgoed de Gortmeule.

Het is lekker weer op mijn laatste vakantiedag. Blauwe lucht, witte en grijze wolken door elkaar heen. Bewogen door de wind die ook beneden af en toe zijn invloed laat gelden. Een eikel landt met een doffe tik vlak naast mijn schoen. Iets verderop ook twee. Oef… waar is Gauss als je hem nodig hebt.

Ik besluit het noodlot niet verder te tarten en verlaat deze mooie plek. Met een knik naar het kruis dat door honderdjarige takken wordt beschermd, ben ik klaar voor alles wat komen gaat. Ik kan niet anders. Want krijg ik ooit een eikel op mijn hoofd,  dan kan ik er maar beter van genieten…


Vakantievlucht…

Twee derde van de vakantie zit er op. Dit jaar ‘rundumhausen’. Prachtig weer tot nu toe en daarom regelmatig de terrassen op het mooie Wilhelminaplein bezocht. Daar tref je zo nu en dan je eigen dorpsgenoten, maar nog vaker toeristen die Horst aan de Maas als vakantieadres hebben uitgekozen. Goeie keus denk ik dan, nippend aan mijn cappuccino, of -als dat stadium al gepasseerd is- aan mijn Pauwel Kwak of halve liter Paulaner.

Met al die vakantiegangers om mij heen, is het eigenlijk best wel een contrast als een sporadische dorpsgenoot die ik op het terras tref, mij steevast de vraag stelt, of ik ‘al weg ben geweest’. Zelf is de persoon in kwestie net terug, of vertelt in geuren en kleuren naar welk ver oord hij zijn komende vakantie gaat doorbrengen. Het feit dat wij ‘niet weg gaan’ leidt in 99 van de honderd gevallen na een hele korte stilte tot de opmerking ‘dat dat ook eigenlijk helemaal niet hoeft’.

Ik beluister evenwel vaak een ietwat overdreven stelligheid als die opmerking gemaakt wordt. Soms is het de timing en de net wat teveel nadruk krijgende vanzelfsprekendheid in de klank van de stem, waardoor ik ga twijfelen. Niet zozeer aan onze zelfgekozen vakantie ‘rundumhausen’, maar meer aan de vakantieverhalen uit verre oorden. Zeker wanneer het argument ‘dat het er bijna niets kostte’ om de hoek komt kijken..

Was dan thuis gebleven, denk ik dan, dan had je nog meer bespaard. Onterecht, want ook een Pauwel Kwak of een Paulaner op het terras in Horst-Centrum krijg ik niet voor niks, maar toch. Over je vakantie vertellen en dan vooral enthousiast worden omdat je er voor tien euro met twee personen hebt gegeten en gedronken, ik krijg daar altijd een dubbel gevoel bij.

Dan heb je die mensen daar dus ook heel weinig laten verdienen, denk ik dan. Ook onterecht, want onze euro’s zijn in allerlei vakantielanden blijkbaar zeer gewild. Ook al zijn het er maar tien voor een twee-persoons warme maaltijd met drinken erbij. En geen gewone pilsjes! Nee, halve liters! En ijskoud! Dat is meestal het moment dat ik zelf weer een slok neem van mijn eigen koude Paulaner..

Ach, waar hebben we het eigenlijk over, denk ik dan ook wel eens. Onmachtig om met elkaar de echte problemen van de wereld op te lossen, houden we ons vooral bezig met onze eigen kleine ergernissen. Moet kunnen. Sterker nog, we doen het allemaal. Niks menselijks is ons vreemd. Maar toch is het zo nu en dan ook wel eens goed om jezelf niet als maat der dingen te nemen.

rania mustafa aliEn als je dan heel eerlijk bent, en op Facebook de korte documentaire van een vluchtende jonge vrouw uit de kapotgeschoten Syrische stad Kobane hebt gezien, dan moet je ook op twee derde van je vakantie concluderen dat al het menselijke ons misschien juist wel heel erg vreemd is geworden. Want evengoed is 10 euro voor een complete warme maaltijd niet duur en drinkt een Paulaner heerlijk weg. ‘Ga je nog weg?’, was de vraag? Nee, ik niet, dit jaar. Rania Mustafa Ali wel. En meer dan 3,5 miljoen mensen keken er naar en werden het opnieuw niet eens.

Bovenstaande column live voorgedragen in het radioprogramma Wört (Omroep Reindonk). Zoals altijd voorafgegaan en afgesloten door muziek. ‘Food in the belley’ van Xavier Rudd bij aanvang en ‘All is waiting’ van Jodymoon na afloop. Voor de liefhebber: klik hieronder.

 

De laatste dag

‘Live’ luisteren kan ook. Onderstaande bijdrage ingebed in muziek (Ellen ten Damme en Arno Adams).

Vier weken geleden vond ik het een lekker lang vooruitzicht. Vandaag echter, kijk ik min of meer noodgedwongen terug op vier weken vakantie en besef ik eens te meer dat tijd heel erg relatief is. Morgen nog en dan zit het er echt op. Maandag 10 augustus is mijn eerste werkdag weer.

Dagen die je het hele jaar door al vrij hebt, tellen niet mee als vakantiedagen, toch? Gisteren was de laatste vrije vakantie vrijdag. Dat betekent dat ik vandaag, zaterdag, in feite al geen vakantie meer heb. Net zo min als morgen, zondag, maar ik doe net of ik gek ben. Ik tel ze er allebei nog bij als vakantie-vrij. Dat rijmt en is op dit moment ook beter voor mijn gemoedsrust.

Ik heb een lekkere vakantie gehad. Het bewijs daarvoor ervoer ik gisteren, toen ik mijn werklaptop wilde opstarten en het wachtwoord niet meer wist. Wel ongeveer, maar daar heb je in dit verzakelijkte digitale tijdperk helemaal niks aan. En dat ik dat uiteindelijk helemaal niet zo erg vond is nóg een bewijs dat mijn vakantie goed is geweest.

Vanochtendvroeg heb ik alsnog een poging ondernomen. Systematisch alle variaties via trial and error langsgelopen en ineens… binnen! Mijn werkgever kan opgelucht ademhalen. Ik ben weer online. Voor een vrije zaterdagochtend vond ik dat ook wel weer voldoende arbeidseinsatz dus ik heb het ding meteen weer uitgezet. Nog éven offline.

Helemaal waar is dat overigens niet. Via de smartphone van mijn werk heb ik zo nu en dan de afgelopen weken toch wat mailtjes gecheckt. Met in mijn achterhoofd de motivatie dat ik daardoor maandag wat minder op mijn mailbordje hoef te mikken. Afijn, we zullen zien. Andere jaren is de overgang van vrij naar werk ook prima verlopen, dus ik verwacht dat dat nu niet anders zal zijn.

Ook dát zie ik als een verdienste van deze vakantie. Een gelatenheid die goed voelt, in combinatie met de positieve geladenheid die nu ook in mij aanwezig is. Ik mijmer nog wat door over die woordspeling van geladen en gelaten: Voel ik me nu opgeladen, terwijl ik me voor de vakantie bij tijd en wijle wat opgelaten voelde? Als een ballon die maar één kant op kon, namelijk die waarheen de wind waaide? Een aardige metafoor.

En nu is het al vier weken later. De ventilator blaast een koel windje in mijn richting. Buiten begint het zonnetje te schijnen en is het nagenoeg windstil. Prachtig weer voor luchtballonnen, lijkt me. In de vroege avond eens op letten -wie weet- vanaf een terrasje in het centrum. Luisteren of de branders te horen zijn waarmee de mensen in de mandjes hun ballon besturen. Als het moet, tégen de wind in.

In de afgelopen vier weken heeft er zich een soort van labeltje in mijn hoofd gevormd. Dat ligt klaar om aan een denkbeeldig ballonnetje te binden, als dat straks weer met de wind mee moet. Op dat labeltje heb ik aan één kant een zonnetje getekend. Aan de andere kant mijn naam en een kort zinnetje: ‘Terugbrengen naar mij, graag. Alvast bedankt!’. Een ballonnetje met een zonnetje. Ik heb er wel zin in. Laat maandag maar komen. Maar eerst nog even zaterdag en zondag…