‘Wei’ is de titel van de documentaire van Ruud Lenssen. Slechts drie letters, net zoals het woord ‘wij’ uit drie letters bestaat. Maar wat kun je met drie letters heel veel zeggen. Ik was, samen met Thea, aanwezig bij de Limburgse première, zondag 22 december jl., in de schouwburg van Venlo. Uitverkocht. Terecht. Maar de komende tijd nog heel vaak te zien. Een aanrader!
Ruud’s ‘wei’ is in z’n meest letterlijke betekenis de wei van zijn vader Jac. De wei is Jac’s plekje, mooi gelegen ergens in het buitengebied. Het is de plaats waar Jac jarenlang dagelijks liefdevol zijn pony’s verzorgt en z’n kippen voert. Het is de plek die in al die jaren een deel van hemzelf is geworden. Een plek waar hij thuis is. Waar hij bij wijze van spreken elke grasspriet kent en aan de eieren kan zien van welke kip ze afkomstig zijn. Dat was toen…
Vóór aanvang van de film, heet Ruud ons allemaal welkom. Een bonte mengeling van familie, vrienden en bekenden. Donateurs, sponsoren en mensen die namens verschillende organisaties komen. Samen hebben zij met name in financiële zin bijgedragen aan de totstandkoming van de film. Je zou al die mensen kunnen samenvatten onder de term ‘wij’ en in zekere zin spreekt Ruud ons ook zo toe. Hij vraagt ons of we na afloop van de film nog even willen blijven zitten. Hij wil dan namelijk nog wat mensen bedanken. De film laat een persoonlijk familieverhaal zien, vervolgt hij, waarvan de beelden bij hem, bij zijn zus Susanne en bij zijn moeder Ria nog steeds emoties oproepen. We mogen huilen bij de beelden, vertelt Ruud, en we mogen lachen, want ‘die twee emoties liggen soms heel dicht bij elkaar’…
En hij heeft gelijk. Bij sommige scenes wordt er gelachen. Bij andere scenes prikken de tranen achter de ogen. De kracht van de film zit wat mij betreft in de rauwe waarheid die zo vaak niet verteld wordt, omdat die zich veelal binnenskamers afspeelt. Het is indrukwekkend hoe Ruud die muren geslecht heeft. Hoe hij ongetwijfeld bij het filmen van zijn vader elke keer opnieuw grenzen heeft moeten verleggen. Net als zijn moeder en zijn zus. En grensverleggend is heel zeker Jac, de hoofdpersoon van de film. Alleen was bij hem de vasculaire dementie de reden dat er elke keer ongewild opnieuw een grens werd verlegd…
Dat proces, dat langzaam begint met het vervagen van herinneringen, en uiteindelijk uitmondt in het verlies van alles wat je dierbaar is, dat proces heeft Ruud zichtbaar gemaakt. Vooral door de beelden te laten spreken, maar zeker ook door het zijn vader te laten vertellen. Letterlijk en pijnlijk trefzeker vastgelegd in woord en gebaar. Jac vertelt het aan hem op alle momenten achter en soms zelfs vóór de camera. Jac vertelt het aan zijn vrouw en aan zijn dochter, Ruud’s zus Susanne. En zij op hun beurt vertellen het aan elkaar en daarna weer aan Jac. Voor wie het steeds onbegrijpelijker wordt en die het steeds minder kan verwoorden aan hen die hij zo liefhad..
‘Ik heb de stek hier zelf in de grond gestoken. En nu staat er deze boom’. Trots staat Jac bij een forse boom in zijn wei en kijkt ons aan. Ruud vraagt hoe lang dat geleden is en Jac denkt na… ‘Ik heb de stek zelf in de grond gestoken’ is zijn antwoord en hij loopt verder. Op de filmposters en -flyers is het gezicht van Jac verweven met een boom, waarvan langzaamaan de bladeren verwaaien in de wind. Treffender is het proces van geestelijke aftakeling niet weer te geven. Een emotioneel beeld dat recht doet aan de film.

Tranen dus. Bij mij vooral ook aan het eind van de film, waar ik Ruud samen met zijn vader de beelden zie bekijken, die wij met z’n allen net gezien hebben. Ruud en Jac kijken naar zichzelf. Op de cameramonitor, schat ik in, met het effect alsof ze met z’n beiden ook naar ons in de zaal kijken. Ik hoor Ruud tegen z’n vader zeggen: ‘Kijk, dat zijn wij! Zie je het, Pap? Lijken we ook op elkaar?’. Er verschijnt een glimlach op Jac z’n gezicht. ‘Zo kan ik altijd naar je kijken, ook als je er niet meer bent’. Misschien niet helemaal begrepen door Jac, op dat moment, maar de liefde in zijn ogen spreekt boekdelen.
Op de kleine filmflyer die ik in de foyer vindt, zie ik dat Ria over de schouder van Jac mee wandelt door de wei, die zijn leven was. Ruud’s documentaire ‘Wei’ zorgt ervoor dat ‘wij’ mochten mee wandelen. Dank daarvoor aan Ruud en aan iedereen die hij op het eind van de film ook nog bedankte. Wij bleven er graag voor zitten, maar gingen uiteindelijk toch met z’n allen staan voor een minutenlang applaus. Verdiend. Wij voor ‘Wei’. En in zekere zin ook voor onszelf, omdat een ieder van ons mogelijk ooit een eigen ‘wei’ moet inleveren. Applaus voor hen die wij dan als mantelzorger mogen begroeten. Mensen zoals Ria. Zoals Ruud. Zoals Susanne. Zoals wij… ‘Kijk, dat zijn wij! Zie je het…’
