Eiken en beuken…

Recht boven de houten bank, onder aan een stevige tak van de 200-jarige eik, zie ik ze zitten. Een nest eikenprocessierupsen. Ik had al zo’n vermoeden dat ze er zouden zitten, omdat ik van een vorige schrijfsessie onder de eik, nietsvermoedend een jong eikenprocessierupsje mee naar huis had genomen.

Een paar dagen geleden stond er een artikel over in de krant. Niet zozeer wat er aan de overlast van de rupsen te doen was, maar vooral de constatering dat we er maar aan moesten wennen. Het stadium van oplossen waren we al gepasseerd, aldus de schrijvers van het artikel.

Sterker nog, we moesten ons maar alvast voorbereiden op dennenprocessierupsen, die vanuit de Ardennen, zich al aan de grens aan het verzamelen waren. Samen met de reuzenteek zouden ze bij aanhoudend warme zomers ons land net zo overspoelen, als dat de eikeprocessierups dat had gedaan.

Op dit moment zit ik in de schaduw van drie beuken en ga ik er voor het gemak en mijn gemoedsrust van uit dat beukenprocessierupsen nog niet bestaan. Het is wat. Ik vraag me af hoe het zo ver heeft kunnen komen met de eikenprocessierups. Of zou die 200 jaar geleden het eikje van toen ook al hebben lastig gevallen?

Zou best kunnen. Misschien hingen er toen ook trossen rupsen aan de bomen en wisten de mensen uit die tijd dat je daar gewoon van af moest blijven. Net zoals je van brandnetels af moest blijven, omdat die prikten. Tenzij je een lollige oom had die jou als jong ventje wijsmaakte dat sommige brandnetels niet prikten en dat illustreerde door van onder af in een stoere beweging de bladeren van de netel te stropen.

Toen wij gerustgesteld die brandnetels ook vastpakten, leerde je de pijnlijke les dat brandnetelbladeren alleen aan de onderkant niet prikken. Hij had het ons ook gewoon kunnen vertellen, maar zo schepte hij er blijkbaar meer genoegen in. Afijn, een ervaring uit mijn jeugd, die ik mijn leven lang bij me zal dragen. Er zijn altijd minimaal twee kanten aan een zaak, waarvan er één kan prikken…

Zojuist op mijn telefoon een kort filmpje bekeken over de dennenprocessierups. Die blijkt in de rupsfase dus echt in een processie, in een hele lange stoet, achter elkaar aan te kruipen, om zich vervolgens in te graven om onder de grond te verpoppen. Waarschijnlijk doet de eikenprocessierups ook zoiets. Toch eens opzoeken, wanneer ik weer onder de eik kan gaan zitten. Tot zo lang hou ik het even bij beuken.

…de vraag is: waar gaat die eerste naar toe…

Tip voor de rest van de wereld…

Gisteravond op uitnodiging van Jan weer een hele kleine stap gezet om zijn achtergebleven biervoorraad te doen slinken. Vanaf 22.30 uur in het voormalige cafe, als vanouds, met z’n drieën aan een tafeltje over dingen gesproken, waar je in een andere setting eigenlijk nooit over spreekt. Via concrete zaken van alledag kwam het al snel op meer abstracte onderwerpen zoals: Is het de mens eigen om altijd iets te vinden ten koste van anderen? En zo ja, waar komt dat dan vandaan?

We spraken over normen en waarden die daar mogelijk aan ten grondslag lagen. En over het ontstaan daarvan. Over de invloed van de sociale context van cultuur en opvoeding daarop. En zoals al die keren daarvóór dat we hierover spraken, kwamen we er ook nu weer niet goed uit. Dat wil zeggen, wij waren het in veel opzichten wel eens met elkaar en er was over het algemeen wel consensus over onze antwoorden en meningen, maar het heikele punt van al die adhoc-theorie was met name gelegen in een klein, maar niet te verwaarlozen detail: de rest van de wereld.

Laat ik het concreet proberen te maken. We vonden bijvoorbeeld dat we iemand die afval zo op straat gooit, daarop zouden mogen aanspreken. Dat we dat in sommige gevallen wél, maar in veel gevallen ook niet deden, gaf nieuwe stof tot nadenken. Is aanspreken dan wel de juiste reactie, of legden we daarmee in die specifieke situatie de ander een norm op, waar die niet van gediend was. Onze norm namelijk, die klaarblijkelijk niet de norm was van de ‘vervuiler’. Met welk recht zou onze norm dan moeten gelden en niet de norm van de vervuiler? Logisch verstand of het ontbreken daarvan? Kennis tegenover het gebrek eraan? Verschil tussen denken en doen?

Eigen keuzes kunnen leiden tot verschillende acties. Weggooien is voor de een ook opgeruimd. De keus om aan te spreken is dan één optie. De keus om simpelweg op te ruimen wat zojuist de wereld van de vervuiler verlaten heeft en onze wereld letterlijk is binnengevallen, is een andere optie. Dat laatste lijkt een knieval, misschien zelfs wel in de letterlijke betekenis van het woord als we ons moeten bukken om het afval op te rapen, maar de vraag is of die knieval op den duur misschien niet effectiever is dan de confrontatie? Ondertussen gooi ik mijn eigen afval niet zomaar op straat, maar dat terzijde…

Dit afvalvoorbeeld is wat mij betreft een metafoor van andere situaties in de wereld waarin we leven. In plaats van de confrontatie met de ander, kiezen voor de eigen actie om ‘afval’ zelf op te ruimen. Als ‘zij’ niet doen of denken wat ‘jij’ vindt, niet automatisch het voor de hand liggende ‘wij-kamp’ opzoeken en de confrontatie aangaan. Inplaats daarvan zelf blijven nadenken en doen. Wie weet, leidt dat mogelijk wel tot nadoen en anders denken?

Mogelijk komt het daar wel op neer: anders doen na nadenken zodat nadoen anders laat denken. Maar zoals gezegd. We kwamen er met z’n drieën niet helemaal uit. Eigenlijk vooral omdat je ook nog de rest van de wereld hebt… Dat is lastig. Want wat is het goede om te doen? Maar nu ik er zo over nadenk, eigenlijk is het ook heel gemakkelijk. Want zonder wereld hoef je niets meer te doen, laat staan opruimen. Raar hè? Dáár over nadenken leidt bij mij in ieder geval tot doen. En dát nadoen ligt zo voor de hand, zou je denken…

Kort… Voor Pip en Mees

Dagvoorzitter, interviewer, presentator, schrijver, columnist, blogger, dichter, orgeldraaier, performer? Op mijn derde vrije maandag van dit jaar weeg ik elk woord zorgvuldig en probeer er achter te komen hoe al deze ‘kwalificaties’ zich tot elkaar verhouden. Afgelopen zaterdag was ik vooral een combinatie van de eerste drie. Op andere momenten zijn het ‘schrijver, dichter, orgeldraaier en performer’, die het beste omschrijven wat ik dan doe.

Zou je kunnen zeggen dat de eerste drie -dagvoorzitter, interviewer en presentator- vooral ‘functioneel’ zijn? En dat ‘schrijven, dichten en performen’, op mijn manier, met name ‘emotioneel’ is? Misschien wel, maar nu ik er wat langer over nadenk, dekt die tweedeling eigenlijk niet de lading. De kracht, zoals ik het zie en voel, schuilt vooral in de combinatie van dat alles. Tenminste, zó zou ik graag de invulling zien van de activiteiten, die voortvloeien uit datgene waaraan ik mijn ‘vrije maandagen’ wil besteden.

Enfin. Allereerst maar eens vooral genieten van het gegeven dát er nieuwe uitdagingen zijn. En dat ik daar nu ook structureel tijd voor heb vrijgemaakt. Dat is een energie-gevende situatie, terwijl het tegelijk ook veel (positieve) energie vraagt. Ik probeer daar nu zo goed mogelijk de juiste weg in te vinden. Goeie keuzes te maken vanuit het besef dat er altijd nog andere keuzes mogelijk zijn. Al heeft dat ‘besef’ bij tijd en wijle wel eens wat overtuiging en bevestiging nodig. Maar dat is niet erg. Eigenlijk ook gewoon een keuze.

En dan realiseer ik me dat Pip en Mees op dit moment eveneens in een fase zitten dat ze keuzes aan het maken zijn. Geen vanzelfsprekende keuzes. Pip gaat werk weer met studie combineren en Mees zoekt in zijn studie naar de richting die hem de meeste voldoening gaat geven. Uitdagingen. Welke wil je aangaan? Keuzes. Wat zijn de juiste? Hun overwegingen en keuzemomenten zijn zeer zeker energie-vragend. Dat zie ik bij hen allebei. Maar van ganser harte hoop ik, dat wàt het straks ook gaat worden, wàt ze straks ook gaan doen, het op den duur vooràl energie-gevend zal zijn.

Dat wilde ik kort even kwijt. Voor mezelf en -al schrijvend- zeer zeker ook voor hen. Misschien dat ik een afgeleide van het bovenstaande ooit nog een keer ga beschrijven in een column. Wie weet. Of ik draag het voor in een parlando-gedicht op orgelmuziek. Bijvoorbeeld tijdens het afstudeerfeest van beiden. Mhm… een mooie uitdaging voor mij, maar over die invulling kan ik hen tegen die tijd misschien toch maar beter zelf laten kiezen… X

Geert orgelend

Bladeren

Groen, rood, geel en bruin. In alle variaties, tinten en gradaties. Herfst in volle glorie. Ik ben vroeg opgestaan op mijn vrije vrijdag. In de krant zie ik dat er vandaag 50 procent kans op regen is. Thea herinnert mij er fijntjes aan dat het platte dak weer een keer van afgevallen bladeren moet worden ontdaan. Omdat ik op dat moment nog net aan de goeie kant van die 50 procent zit, besluit ik er meteen werk van te maken.

En uiteindelijk blijkt het een werkje van niks. Ladder uitklappen. Gewapend met een bladhark naar boven en in een veeg of tien ligt alles binnen handbereik. Rechtermouw opstropen en grijpen maar. Regenwater en natte bladeren voelen koud aan, zo vroeg op de vrijdagochtend, maar ook dat is overkomelijk. Als alles van het dak is en op de grond ligt, gebruik ik de bladhark opnieuw om ook de droge bladeren bij de natte te harken. En daar zie ik alle kleuren van de herfst zich langzaam vermengen.

Een mooi jaargetijde vind ik het. Zeker vanwege de aardse kleuren, maar vooral ook vanwege de potentie die er in verscholen ligt. Je zou dat misschien meer aan de lente toedichten, maar voor mij heeft de herfst een soortgelijke kracht in zich. De kracht van een belofte. Verval en aftakeling die nodig is om te vernieuwen. De belofte dat alles pas nieuw kan worden wordt als het oude is afgeschud. Afscheid van oud, welkom aan nieuw.

Nu ik dit zo opschrijf, gaan er andere gedachten door mijn hoofd. Associaties die ik krijg bij de kleuren, de bladeren, maar vooral bij die gedachte van vernieuwing van het oude. Volgend jaar, heb ik besloten, ga ik zelf voor iets nieuws. Ik ga een dag van mijn ‘oude’ werk inleveren om tijd te krijgen voor ‘nieuwe’ dingen. Eén dag in de week kleur geven aan andere zaken, die de belofte in zich dragen om uit te groeien tot iets moois.

Ik heb daar zin in. Melodietjes van mijn buikorgel voorzien van woorden die raken. Troostende teksten schrijven. Op verzoek gedachten en emoties verwoorden. In een verhaal, gedicht of column. Dat dan eventueel voordragen bij gelegenheden waar dat gewenst is. Woorden laten landen, als bladeren in de herfst. Kleurrijk. Met een belofte. Zinnen laten geuren, als bloemen in de lente. Verhalen van warme zomeravonden en koude winterochtenden.

Dat belooft wat. Vertel het door!

Een groengeelbruin blad
dwarrelt nat
naar beneden
raakt heel zachtjes
de aarde
en bedekt
het verleden

Kleurrijk samen
met anderen
naar onder gegleden
belooft elk blad
zijn waarde
die vertrekt
van het heden

Geen wedstrijd…

Ik weet het niet. Niet wat ik er over zou willen schrijven en niet wat ik er over zou willen zeggen. Die laatste situatie komt met regelmaat voor als er gesproken wordt over wat er zich in de wereld afspeelt. Obamacare al dan niet, Trump al dan niet, Poetin al dan niet, Van der Staay al dan niet, ISIS-terugkeerders al dan niet, een Nederlandse regering al dan niet. Vrouwen, mannen en voetbal al dan niet. Vrouwen en mannen überhaupt al dan niet. En zo zijn er nogal wat topics.

Gooi al deze zaken in een potje, schud er goed mee en laat alles er maar weer uitlopen. Je zult zien dat er een heleboel nieuwe combinaties uitkomen, uit dat potje nat. Van der Staay als fundamentalist, al dan niet (column van Leon Verdonschot), Nederlanderschap voor ISIS-spijtoptanten, al dan niet (vlog #19 van Ebru Umar). Trump er dankzij Poetin wel of niet (tegenstrijdige berichten in diverse media). Vrijwillige levensbeëindiging bij ondraaglijk lijden al dan niet. Is dementie ondraaglijk? Is Trump dement? Allemaal nieuwe combinaties waarvan ik ook dan nog steeds niet goed weet wat ik er over zou willen of kunnen zeggen.

Er over schrijven gaat meestal beter. Want dan heb je even de tijd om na te denken over je mening. Of niet. Want is het wel zo vanzelfsprekend om steeds iets te ‘vinden’? Soms lijkt het in deze meer en meer gepolariseerde wereld dat je moét kiezen. Een mening moét hebben. Over mannen. Over vrouwen. Over voetbal. Over politiek of internationale handelsverdragen. Bio-industrie. Eigenlijk over alles wordt je geacht wat te vinden. Want als jij er geen mening over hebt, dan vinden al die anderen er wel wat van. En dan sta jij, voor dat je het weet, met 1-0 achter en heb je het toch weer over voetbal.

Zoveel meningen. Zoveel tegenstellingen. Telkens weer vooral pijnlijk confronterend hoe elk onderwerp tot strijd wordt verheven. In discussieprogramma’s op tv, op Facebook en andere social media. In de krant. Argumenten worden soms zóver omgebogen dat wat waarheid leek, ineens leugen is. En andersom. ‘Fake-news’ als het je niet bevalt en ‘the truth’ als het jezelf aanstaat. Geen plek voor ‘agree to disagree’. Want bij 1-1 is er geen winnaar. Dus…

Je zou kunnen zeggen dat ik op dit moment een wat cynische toon aansla. Maar ach, mijn eerste week van de vakantie zit er bijna op en ik heb wat meer tijd besteed aan de kranten en aan social media. Ik heb wat reacties gelezen en soms reacties op reacties opengeklikt. Op de column van Leon Verdonschot bijvoorbeeld. Of de vlog van Ebru Umar. Nuance is vaak ver te zoeken zeg ik even eufemistisch. En dan lopen de scores snel op, kan ik vertellen. Van zoveel onbegrip, haat en onnozelheid valt niet te winnen. Misschien wel omdat begrip, liefde en wijsheid geen wedstrijd is.

Goed gesprek

Gisteren heb ik met een vriend lang gesproken over keuzes in het leven. Onder het genot van een lekker glas bier ging het over mooie en minder mooie dingen. De avond zelf, nu ik er vandaag, zaterdag 3 september, op terugkijk, hoort definitief bij de eerste categorie. Sommige onderwerpen waarover we spraken zou je onder de minder mooie dingen kunnen scharen. Maar ook dat is een keuze. Een lastige keuze vind ik zelf.

We spraken over onze kinderen, onze vakanties, ons gezamenlijk verleden en over de toekomst van de wereld. En naarmate het later werd hebben we dat rijtje nog aangevuld met politiek, de problematiek van godsdienst in wetgeving, de Koran, Erdogan, Wilders, Islam, vluchtelingen en de strijd tegen extremisme in het algemeen. Hoezo kiezen als je het over alles kunt hebben? En met een lekker biertje erbij praat dat steeds makkelijker.

Onze kijk op de wereld met zijn mooie en minder mooie kanten. Goed om te merken dat zo nu en dan ‘agree to disagree’ toch telkens weer nieuwe gespreksstof opleverde. Met elke keer opnieuw de behoefte om te overtuigen en gemaakte keuzes uit te leggen. Vreemd en interessant tegelijk.

We spraken over keuzes en misschien wel vooral over het niét maken van keuzes. Over blind en doof zijn voor duidelijk zichtbare en luide argumenten. Over polderen en extreme opvattingen. We spraken over de vrijheid om daarover te kúnnen spreken. En de angst om dat in de toekomst misschien niet meer te mogen. We hebben gesproken over de keus om daar nú iets van te zeggen. Zichtbaar en hardop.

En we hebben het gehad over de keus om over extremen juist niéts te willen zeggen. Geen stelling te willen nemen of de strijd aan te willen gaan. Maar in plaats daarvan te doen en te handelen naar wat redelijk lijkt. Omdat je aan reacties bij de ander ziet dat het redelijk ís. Soms zelfs dat wat je doet als heel goed ervaren wordt. Handelen naar eer en geweten. Ook een keuze. En net zo min een makkelijke.

Vier uur vanochtend stapten we het bruine café uit. We waren niet de laatsten, maar ik heb toch heel sterk het vermoeden dat er daarna binnen veel minder is gesproken. Misschien wel meer gerookt trouwens, hoewel dat, toen wij aan de bar zaten, toch ook heel stevig moet zijn gebeurd. Ik heb mijn kleren vanochtend in ieder geval zonder enige twijfel in de wasmand geknikkerd. Die keuze was makkelijk.

Ik verheug me op de volgende keer. Want we waren nog lang niet uitgepraat.

 

Het verhaal horen? Dat kan. Ingeleid met muziek van Bløf (Mens) en afgesloten met John Lee Hooker en Bonnie Rait (I’m in the mood). Klik hieronder.

Allemaal anders…

Vorige week was ik twee dagen ziek thuis. Kuchen, keelpijn, koortsig, kriebelhoest en waterogen. Het stond in geen enkele verhouding tot alle andere ellende in de wereld, maar toch. Koortsdromen gaven aanleiding tot momenten van bezinning, waarvan ik op dit moment de waarde niet helemaal kan inschatten. Even wat doorfilosoferen ‘op papier’.

In de Limburger las ik vorige week in de rubriek ’De mening’ het verhaal van onderzoeksjournalist Rob Cox. Hij ging in op de menselijke maat binnen veranderende organisaties. Of liever gezegd, het ontbreken van de menselijke maat. Hij had het over de Zorggroep en het UWV en schreef over de planmatige opstelling en de regeltjesmentaliteit die er was gaan heersen. De menselijke maat kwam daardoor in het geding volgens Cox.

Waarom moest ik, koortsig en net na een hoestbui, denken aan mijn werk, vroeg ik me al lezend af. Was het omdat ook bij ons ’de organisatie’ bezig was met veranderen? Verandering, omdat ze zich meende te moeten aanpassen aan de snel veranderende wereld om haar heen? En als dat zo was, was het dan wel zo vanzelfsprekend dat het individu zich binnen die organisatie daar dan dienstbaar aan maakte?

Tussen twee hoestbuien door besloot ik wat afstand te nemen. Ik dacht na over het doel van een gemeentelijke organisatie. In de kern was dat toch dienstverlenend zijn naar z’n inwoners toe. Aan de voorkant kwamen mensen met vragen, die met behulp van de achterkant moesten worden beantwoord. Sinds 2010 moest die achterkant via deregulering en digitalisering de dienstverlening op een hoger peil brengen. En dat niet alleen. De dienstverlening moest vooral ook meetbaarder worden gemaakt. Verhoudingen bepaalden steeds meer het beleid. Verhoudingen tussen getallen, niet tussen mensen.

Meten was weten. Weten was kennis en kennis macht. Macht over de toekomst van een wereld waarvan we alleen maar wisten dat die heel snel veranderde. Ik voelde me alsof ik niet van die wereld was, want ik veranderde niet snel genoeg mee, dacht ik kuchend. De organisatie wel. Dat was al bijna een wereld die bijvoorbeeld via het click-call-face-principe de volgorde en manier van antwoorden had bepaald. Bij voorkeur geformaliseerd in vooraf gedefinieerde, digitale werkprocessen, zodat de organisatie aan het woord kon zijn. En wat minder de mens.

Was het alleen in mijn koortsige beleving dat ik door flexplekken, virtuele werkomgevingen en procesafspraken het individu alsmaar meer uitwisselbaar zag worden? Niet het individu maakte de organisatie maar de organisatie maakte het individu. Allemaal vervangbare onderdelen van het geheel. Niet ’wie ben ik’ maar straks misschien vooral ’waar ben ik’? Ach, dat hoefde waarschijnlijk allemaal nog niet zo slecht te zijn. En misschien kon het ook echt niet anders.

Alleen… de planmatige afspraken die er mee gepaard gingen. De verantwoording die voortdurend naar elkaar moest worden afgelegd. En eigenlijk alleen maar, leek het, omdat we die steeds meer elkaar óplegden. Zowel ’horizontaal’, binnen de eigen afdeling en tussen afdelingen onderling, alsook in ’verticale’ richting, binnen de managements- en bestuurslagen. Het leek alsof we met elkaar een controlecultuur tot stand hadden gebracht. In mijn -op dat moment weliswaar waterige- ogen, had die soms wat krampachtigs.

Koortsachtig, voortdurend onder tijdsdruk, werkten we aan wat een veranderende wereld noodzakelijk maakte. Het moest, maar niet iedereen leek meer precies te weten waarom. Tegelijk vonden we niet de tijd om onder die druk anderen echt te ontmoeten. Of om ons af te vragen of het allemaal wel echt zo moest. Want waarom ook? Deregulerend en digitaliserend verleenden we in ieder geval de organisatie een dienst. Toch? Maar onszelf? Ik mezelf?

Gelukkig was ik na twee dagen weer beter… En was het allemaal weer anders.

‘Word-painting’

Ik luister naar liedjes van de playlists van Cynthia. Ik heb ze net gedownload vanuit Spotify. Je kunt daar ‘vrienden’ kiezen, volgens mij afkomstig vanuit Facebook. Sommige van die vrienden blijken ook Spotify te gebruiken. Tenminste, dat denk ik, want achter hun namen zie ik ‘playlists’ staan. Zorgvuldig samengestelde muzieklijsten die ze hebben ‘gedeeld’ zodat anderen er ook gebruik van kunnen maken. Cynthia had er zo ook een aantal achter haar naam staan.

Van haar heb ik een viertal playlists bewaard. Een is vooral klassiek, twee andere lijken selecties van voorgaande jaren en één lijst heeft ze ‘tophits’ genoemd. Terwijl ik dit schrijf luister ik naar de muziek uit die lijst. Ik ben benieuwd naar haar muzikale voorkeuren. Waarom juist naar die van haar? Omdat Cynthia een nicht van mij is. De dochter van mijn zus Trudy. Ik heb nog wel meer nichten en neven, maar zij is speciaal.

Zonder de hele geschiedenis te willen toelichten -als ik dat al zou kunnen- wil ik heel kort uitleggen waarom Cynthia dat speciale plekje in mijn hart heeft. Mijn zus is jaren geleden namelijk gescheiden. Cynthia was toen nog in de peuter/kleuter-leeftijd. In eerste instantie kreeg Trudy de voogdij over Cynthia, maar omdat mijn zus bij herhaling gezondheidsproblemen van geestelijke aard het hoofd moest bieden, is uiteindelijk de voogdij overgegaan naar haar ex-man.

In de periode daarna heeft de nieuwe partner van Trudy’s ex jarenlang via een bezoekregeling het contact tussen Cynthia en mijn zus in stand gehouden. Niet altijd even gemakkelijk vanwege de wisselende gemoedstoestand van Trudy. Ook Cynthia zal wisselende indrukken van die tijd in haar herinnering hebben. Het heeft haar waarschijnlijk mede doen besluiten, toen ze meerderjarig werd, om het contact met haar biologische moeder te verminderen en uiteindelijk geheel te verbreken. Het is duidelijk dat wat ik hier in twee alinea’s zakelijk beschrijf, een wereld van emoties in zich herbergt.

Hoe graag zou ik de pijn en het verdriet van alles wat er gebeurd is willen kunnen wegnemen. Of invloed kunnen uitoefenen op wat er nu en in de toekomst nog staat te gebeuren. Maar dat kan ik niet. Zo goed en zo kwaad als het gaat begeleiden mijn broers en andere zussen in mindere tijden Trudy. Zo nu en dan heb ik via mail of facebook contact met Cynthia. In betere tijden, want die zijn er gelukkig ook, deel ik sommige gegevens met Trudy. Af en toe pluk ik een foto van Cynthia’s kat van het web en ja, ook Cynthia zelf heb ik zo al eens in een lijstje aan Trudy gegeven. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan.

En nu dus haar muziek. Ik ben ondertussen een tweetal uurtjes verder en heb al een paar mooie titels voorbij horen komen. Ook flarden van teksten die ik heel vrij interpreteer naar de situatie die ik hierboven kort beschreven heb. Op het gevaar af dat het sentimenteel wordt, of emotioneel, wil ik toch een aantal van die passages opschrijven. Komen ze.

Een zin die de hele tijd al is blijven hangen komt uit het nummer Cleanin’out My Closet van Eminem. ‘…i’m sorry mama, i never meant to hurt you, i never meant to make you cry, but tonight i cleaning out my closet…’. Sinnead O’Connor: Nothing Compares To You en dan dit horen: ‘…tell me baby, were did I go wrong…’ of ‘…i know that living with you, baby, was sometimes hard…’. En het volgende nummer klinkt al -ik heb de shuffle-mode aanstaan- Me And Misses Jones: ‘…we got a thing going on… we both know that it’s wrong but it’s much to strong to let it go now… it hurts so much inside … she goes her way and i go mine…’. Pff. Ik weet het, zeer vrije interpretaties, maar toch. Muziek kan veel vertellen.

Run DMC: ‘…walk this way…’. Jennifer Rush: The Power of Love. ‘… whenever you reach for me, i’m gonna do all what i can…’ en ‘…cause i’m always by your side…’. ‘…sometimes i’m frightened but i’m ready to learn…’. Ik doe er nog een, want Jennifer is bijna klaar. En dat is Vangelis: Conquest Of Paradise. ‘…Mmm hmm hmm mmm…’. Een koor zingt ook tekst, maar die kan ik niet verstaan. Even googlen. ‘…In noreni per ipe; In noreni cora; Tira mine per ito; Ne domina…’. Tja. De uitleg? ‘These lyrics are an “invented” musical language, it’s called: “wordpainting” [pseudo Latin]’.

Een mooi, door toeval ontstaan, toepasselijk einde aan dit verhaal. Want je zou mijn verhaal ook een soort ‘word-painting’ kunnen noemen. En voor een deel zelfs ‘invented’, maar wel met een serieuze ondertoon. Opgedragen aan Cynthia. En aan Trudy. Niet om iets te veranderen, want dat kan ik niet. Maar wel om wie er iets in herkent een hart onder de riem te steken. Muziek en muziektekst kan heel troostend en veelzeggend zijn. Of je het wil horen is een tweede. ‘…One way or another…’ hoor ik Blondie zingen. Luister er zelf ook maar eens naar. Benieuwd wat jij er nog meer in hoort. Bedankt voor het lezen en Cynthia, bedankt voor je muziek!

Speciaal voor jou een afsluitend gedichtje, dat ik -serieus- heb geschreven ten tijde van de scheiding. Lang geleden dus al, maar ik heb altijd in mijn hoofd gehad dat ik het jou ooit nog een keer zou laten lezen. Bij deze.

Scheiden

Twee mensen houden van elkaar
twee mensen trouwen met elkaar
je streeft dan even naar een leven
je leeft dan zeven jaar dat leven
maar als dat jou niet ‘dat’ kan geven
is dat het eind dan van dat leven?

Twee mensen hielden van elkaar
twee mensen scheiden van elkaar
heel vaak, zie je, na zeven jaar
gaan dan drie mensen uit elkaar

Die derde mens, ontstaan uit twee
verbindt hetgeen gescheiden is
die derde mens bewijst daarmee
dat zeven jaar geen lijden is!