Jerry of Jenny?

1 december. Het begin van de feestmaand. Een kleine aanzet naar de feestelijkheden hebben we al gehad, toen Sinterklaas twee weken geleden in Zaanstad arriveerde. Met Pieten. Wat een feest was dat. Tegenstanders hadden hun spandoeken uit de kast gehaald om ze weer te vertonen in een aantal grote steden in het land. Terecht. Ze staan voor hun zaak en vormen samen een dappere minderheid die de stille meerderheid wil laten inzien dat het argument ‘het is altijd zo geweest’ gewoon niet vol te houden is.

Een andere minderheid -de voorstanders onder aanvoering van Jenny Douwes- zorgden een jaar eerder voor een file op een plek waar op een zaterdag nog nooit een file had gestaan. Zij werden daar onlangs door de rechter voor veroordeeld. Terecht. Hij stond ook voor zijn zaak, maar wel op basis van andere argumenten dan de beschuldigden hadden voorzien. Verkeersveiligheid was in het geding geweest. En het recht van demonstratie. Maar vooral maakte de rechter zich ongerust. Ook terecht. Daarom gaf hij het advies om toch vooral met elkaar in gesprek te blijven. Met elkaar te blijven praten. Dat gebeurde helaas niet. Jenny ging in hoger beroep om bij een andere rechter haar gelijk te halen. Praten met tegenstanders, daar moest je bij de voorstanders niet mee aankomen.

Voetbalonbenullen mengden zich in het gesprek met rotte eieren en tomaten. Zij vonden dat heel terecht. Want het maakte niet uit of hun club gewonnen had of verloren, de bal was rond en tomaten en eieren waren dat ook. Dus. Meer argumenten hadden zij niet nodig. Of ja, deze misschien. Omdat hun voetballende idolen niks hadden geraakt, zouden zij wel eens laten zien hoe je wel iets kon raken. Zoiets. En zo’n spandoek tussen twee palen, tja, dat lijkt toch op een goal. Hoe dan ook, zoals altijd, was de tegenstander de boosdoener, en was het terecht dat je ze dan mocht uitschelden en bekogelen. Want dat gebeurde andersom toch ook? Altijd zo geweest. Dus.

Vanmorgen zie ik op de voorpagina van de Volkskrant de foto van Jerry Afriyie, de man achter ‘Kick out zwarte piet’. Zijn strategie wordt verwoord in de bijlage onder de kop: Praten, praten, praten. En als dat niet werkt, nog meer praten, lees ik in het artikel. Ik ben het daar mee eens. Praten. Gesprekken voeren. Steeds opnieuw. Over de essentie. Over waar het in de kern om gaat. Over elementaire zaken. Waar ik me ongerust over maak zijn de woorden die nodig zijn om zo’n gesprek te voeren. En dan vooral over de woorden die zo’n gesprek bij voorbaat eigenlijk onmogelijk maken.

Woorden. We vormen ze uit 26 letters van het alfabet. Meer elementen hebben we niet. Hoeft ook niet want we kunnen er ontelbaar veel woorden mee maken. Méér woorden dan ieder van ons ooit zal gebruiken. Dat is niet erg. Wel erg wordt het als we bewust alleen maar kiezen voor de woorden die ons het beste uitkomen. Of als we alleen maar de woorden gebruiken, om de simpele reden dat die altijd al gebruikt zijn en daar verder niet over willen nadenken. Met die woorden dan zinnen maken maar vervolgens geen enkel begrip kunnen opbrengen voor de uitdrukking ‘zoveel mensen, zoveel zinnen’.

Op die manier koppelen zowel voor- als tegenstanders woorden aan elkaar zoals ‘voetbalhooligan’, ‘blokkeerfries’, ‘roetveegpiet’, ‘leunstoeldemonstrant’, ‘zwartepietterrorist’ of ‘nepnieuwsmedia’. En allemaal zowel in positieve als ook in negatieve zin. Voor of tegen maakt eigenlijk geen verschil. We komen er samen niet meer uit, verliezen ons in de verkeerde woorden, vermijden het gesprek erover en proberen dan maar ons gelijk te halen via rechtbank of rotte eieren. Ik blijf me verbazen hoe groot de verschillen zijn geworden, terwijl er in de kern slechts één letter verschil is tussen de namen Jerry en Jenny…

jerry en jenny

 

Het zoete van zout…

Vanmiddag ben ik begonnen aan een gedicht. Ik wilde een onbestemd gevoel in woorden vangen. Maar ja, onbestemd hè… Dan begin je eigenlijk al heel lastig. Wat ik voelde? Een mix van voortschrijdende tijd en machteloosheid. Berusting en tevredenheid. Maar ook twijfel. Het eigenlijk voortdurend ook niet precies weten waarom en daar maar zo nu en dan echt mee zitten, lijkt het. En toch…

Terugkerende vragen over wat er om me heen en in de wereld gebeurt, houden me wel bezig. Bewondering en verwondering over wat ik lees, zie en hoor. Wat is mijn rol in dat alles, vraag ik me af. Wat wil ik precies en wat doe ik daar voor. Of wat moet ik er misschien wel voor laten? Ik probeer als een soort objectieve toeschouwer naar mezelf te kijken om te ontdekken waar mijn gedachten over gaan. Als die toeschouwer ze onder woorden kan brengen, beschrijven ze dan dat onbestemde gevoel? En als ik ze opschrijf, voor wie doe ik dat dan? Voor die toeschouwer die ik zelf ben?

Toch deel ik het op mijn blog. Waarom? Ik kies er voor mijn twijfel om te zetten in een besluit. Ik schrijf het in eerste instantie voor mezelf, maar geef toe aan de drang om het daarna te delen. Ik wil niet de enige toeschouwer zijn. Wie weet, staat er iets in, waar anderen ook een onbestemd gevoel over hebben. En wie weet, hebben ze iets aan de gevonden woorden.

Deze avond heb ik mijn hoofd gebroken over de inleiding hierboven. Het gedicht had dat nodig, vond ik. Dus opnieuw besloten om te doen wat ik dacht. En stiekem heb ik hier en daar het gedicht zonet ook nog wat opgepoetst. Maar daar zie je niks meer van…

Het zoete zout

De dingen die je denkt,
in woorden tracht te vangen,
is aandacht die je schenkt
aan onvervuld verlangen.

Het lot, dat huilt en wenkt,
van jong naar langzaam oud.
Wat nooit gebracht is, brengt
het lief naar langzaam stout.

Dat lot dat lachend zwenkt,
van fier rechtop naar hangen.
Dat trots zijn tranen plengt,
in dag-en-nacht gezangen.

Die moed, heel laf gekrenkt,
door altijd van dat bange.
De koude angst verzengt,
het niet vervuld verlangen.

Toch, welke woorden je ook kiest,
doet goed, die aandacht vangen.
Wanneer je macht of moed verliest:
Proef zoet het zout op wangen!

edi-libedinsky-700023-unsplash

Foto: Edi Libedinsky

Optimistisch cynisme..

Het gaf me een opgeruimd gevoel toen ik zag hoe schoon het was op de plekken waar geen straatafval lag.

De twee mannen wisten waar het misging in de wereld en deden er alles aan om elkaar dat te vertellen.

Ze hadden voor de vakantie betaald en dachten dat de lokale bevolking bij de prijs inbegrepen was.

Het kind bleek gelukkig niet doof toen het na de vierde keer niet luisteren wel hoorde dat het een ijsje mocht.

De supporters hadden niets meer te verliezen toen hun ploeg op de wereldkampioenschappen eerste werd.

Als het niet waar is wat ik heb gezegd, dan is dát toch waar, dacht hij en gaf hem vol overtuiging een hand.

Toen hij het water zag komen, dacht hij aan die actiefoto waarop hij strijdbaar centimeters schraapte van de dijk.

Geen greintje twijfel dat de schuld bij de anderen lag omdat hij zelf zeker wist dat hij anders was.

Universum

Een verhaal voor het kwartaalcafé. Een keer in de drie maanden in café Cambrinus in Horst, van Jan en Henny. Een aantal gelijkgestemden bedenkt bij een themawoord een verhaal. Daar hebben ze drie maanden voor, maar dan komt de avond om het verhaal aan elkaar te vertellen. Elke keer weer een heerlijke (taal)avond. Vanavond was het themawoord ‘Universum’. Hieronder mijn bijdrage.

 

Universum

‘Het universum begint waar ik zelf ophoud’. Zo. Laat die maar eens even binnenkomen. Dat is een beetje ‘ik denk, dus ik besta’, maar dan voor beginners zeg maar.

Al weken probeer ik iets slims te bedenken om mijn verhaal voor vanavond aan op te hangen. Op zoek naar wat ik met het themawoord ‘universum’ kan doen. En om zes minuten over twaalf, dinsdag op woensdag, schiet me die zin te binnen. ‘Het universum begint waar ik zelf ophoud’. Opschrijven, dacht ik. Dan hebben we die alvast. En nu maar kijken of we er ook iets mee kunnen…

Dan gaat het snel. Het verhaal begint vrij vlot zijn eerste vorm te krijgen. Alleen al door een beetje te spelen met mijn zelfbedachte stelling. ‘Het universum begint waar ik mij zelf ophoud’. Ook leuk. Eén woordje verschil slechts en toch meteen ook een wereld. Ik plaats ‘mij’ in het universum. Het geeft de stelling nog meer een persoonlijke twist. En het woord ‘ophouden’ krijgt een andere dimensie. Het heeft nu met ‘ergens zijn’ te maken, waar het in de beginstelling nog de betekenis had van ‘niet meer doorgaan’. Afijn. Even vasthouden dat verschil.

‘Mij’, daar draait het nu om. Het hele universum. Oneindig groot en door het toevoegen van het woordje ‘mij’ in de stelling, bevind ik me daar middenin. Dat voelt in eerste instantie groots, maar, even doordenkend, vooral ook heel klein tegelijk. Het maakt mij namelijk zo nietig. Tot op een punt dat het eigenlijk geen naam meer mag hebben. Stel je zelf eens even voor als het middelpunt van het oneindige…. Omdat het oneindige van je zelf uit bekeken aan alle kanten alsmaar doorgaat, word jij relatief gezien steeds kleiner. Op den duur ben je zo onwaarschijnlijk klein. Ja, dan ben je eigenlijk niets meer en kun je net zo goed meteen ophouden. Daarmee zijn we weer bij de eerste regel van mijn verhaal: het universum dat begon waar ik ophield.

Dat schiet niet op, dus maar even een stapje terug. Het moet tenslotte nog een verhaal worden, niet dan? Het draaide om mij, dat universum. Maar het draait ook om jou, of om jou. Eigenlijk draait het universum dus om ons. Het universum begint waar wij ons ophouden. Hier dus, in kwartaalcafe Cambrinus. Als nieuwe middelpunt van het universum. Maar ook dan. Zo klein in het oneindige dat het opnieuw geen naam mag hebben. Ook Cambrinus is niets in het machtig grote universum. Dat is echter moeilijk te verteren. Sterker nog, je voelt steeds beter aan dat eigenlijk het tegendeel waar is. Hé Jan? Maar ja, de wetten van het universum lijken onverbiddelijk. Nog wat taalspielerei misschien? Wat als we het nou eens niet hebben over ophouden, maar juist over doorgaan? En niet over beginnen, maar over eindigen. Een soort taalkundige dubbele ontkenning, waardoor ik mijn stelling anders laat klinken, terwijl er in feite niets aan veranderd..

Inplaats van een universum dat begint waar ik ophoud, krijgen we een universum dat eindigt waar ik doorga. En waar ik door ga, sluit het universum steeds weer het vacuüm rondom mij. Waar wij doorgaan sluit het rondom ons. In géén tijd, oneindig vaak en telkens weer. Daarover door filosoferend wordt het universum een soort van omgekeerd vacuüm. Inhoudsloos gevuld met alles. Of bomvol gevuld met leegte. Met onbegrepen kennis en begrip voor onwetendheid. Nietszeggende uitspraken naast sprakeloze zeggingskracht. Zomerse winters als herfstachtige lentes.

Allemaal in één universum. Tegenstellingen die er geen zijn. Of misschien ook wel. Dat maakt het universum zo mooi. Want daarmee zorgt het universum dat alles doorgaat, zelfs als het ophoudt. In het universum kan iets dat nog moet beginnen misschien al wel ooit ge-eindigd zijn. Of is wat eindig is tegelijk een nieuw begin. Zó fijn dat ik mij daar in mag ophouden. Ik ga door.