Vanochtend een wandeling gemaakt. Even bij het kerkhof geweest en stil gestaan bij het graf van mijn ouders. Opnieuw hun namen en vooral de jaartallen op me in laten werken. Het stenen kruis is voor het eerst in 1978 van tekst voorzien. Dat was het jaar dat mijn moeder is begraven. In 1994 is er uit het stenen kruis zorgvuldig nog meer steen weg gebeiteld en kwam de naam van mijn vader tevoorschijn.
Bij mijn moeder staat er een sterretje voor het jaartal 1929. Bij mijn vader voor 1928. De kruisjes die er staan voor 1978 en 1994 zetten me altijd even aan het rekenen. Zij werd 49 en hij 66. Mijn leeftijd ligt daar nu zo’n beetje tussenin. 10 jaar ouder dan dat zij werd en volgend jaar 6 jaar jonger dan mijn vader, toen hij stierf. Allebei veel te jong. Jaartallen. Tijd in het algemeen. Voortdurend doortikkend. Nietsontziend en allesomvattend.
Vanochtend, verder wandelend door Horst, heb ik me afgevraagd hoe ik zelf om ga met de tijd waarin ik leef. En met de tijd die ik leef. Laat ik me vooral passief meevoeren op de golven ervan, of roei ik -misschien wel tegen beter weten in- zo nu en dan ook actief tegen de stroom in? Misschien doe ik wel allebei? En is het eerste eigenlijk wel zo passief? Of het tweede wel zo actief? Je denkt wat af als je loopt.
Het mooie is dat je kunt denken en wandelen tegelijk. Sterker nog, als je dat allebei maar lang genoeg doet, krijg je er ook nog honger van. Omdat de ochtend al middag was geworden heb ik tegenover de Lambertuskerk bij Greun een thee besteld en een broodplankje laten maken. Mijn gedachten over tijd kregen een hele concrete vertaling in de vorm van een ‘drie-in-een-zandloper’ die bij mijn thee werd gezet. Drie kleuren zand die respectievelijk in 3, 4 en 5 minuten de tijd wegtikten. Mijn Earl Grey thee hoorde in de oranje 3-minuten categorie.
Terwijl ik daar zat, filosofeerde ik verder. Hoe zat dat nu met de tijd. En met het verschil tussen de tijd die je leeft en waarín je leeft. Bij het stenen kruis van mijn vader en moeder rekende ik de tijd uit die ze hadden geleefd en vergeleek dat met de tijd die ik al had geleefd. Maar tegelijk dacht ik aan de tijd waarin zij hadden geleefd en vergeleek die met de tijd waarin ik nu leefde. Bij Greun zittend met thee en een broodplankje, tegenover de Lambertuskerk, meende ik zeker te weten dat in dat opzicht hun leven toen compleet anders was dan mijn leven nu.
Maar hoewel compleet verschillend, realiseerde ik me ineens dat hun en mijn tijd elkaar belangrijke tijdsperiodes hadden overlapt. Achttien jaar lang samen met mijn vader én moeder en nadat zij stierf, nog een tijdsperiode van 16 jaar met mijn vader. En toen pas, nu alweer 25 jaar geleden, stopten definitief hun tijdlijnen, terwijl mijn tijd gewoon door tikte.
Bovendien, waar er twee tijdlijnen wegvielen, kwamen er twee nieuwe voor in de plaats. Twee tijdlijnen die in de afgelopen 25 jaar met die van mij zijn gaan oplopen. Die van Pip en Mees. In zekere zin vergelijkbaar met de tijdlijnen die ik met mijn ouders had. Sterker nog, de tijdlijn van Pip liep zelfs nog een half jaar synchroon met de tijdlijn van mijn vader.
Als ik al die gedachten van zaterdagmiddag op een rij zet, kom ik voorzichtig tot een soort van conclusie. De tijd die we leven is niet méér dan een rekensom, waarvan eigenlijk de uitkomst volkomen onbelangrijk is, zolang je de tijd waarin je leeft maar ten volle gebruikt óm te leven. Leven op de overgang tussen verleden en toekomst. Een overgang die je koestert in het nú.
Je zou kunnen zeggen, léven, precies in het midden van een zandloper. Op die plek maakt het namelijk niet uit of het 3, 4 of 5 minuten is. Het gaat erom wat je op dat moment doet. Bijvoorbeeld Earl Grey thee drinken, een broodplankje bestellen en daar tijdloos van genieten…
100819. Ik tik de datum in, als naam voor het document waaraan ik nu begin te schrijven. Als ik de cijfers zie, en ik denk de nullen even weg, dan zie ik het telefoonnummer 1819 dat we vroeger op de Lindweg hadden. Al even geleden, maar het is zo’n getal dat voor altijd geassocieerd is met die zwarte bakelieten hangtelefoon in de hal van mijn ouderlijk huis.
Dat getal 1819 valt me wel vaker op. Op digitale klokken bijvoorbeeld. Net op het moment dat je kijkt, staat het voor je neus. Had je een minuut later gekeken, was het je waarschijnlijk niet opgevallen. Maar vroeg op de avond, precies om negentien minuten over zes kijk je, en dan verschijnen er stante pede in mijn geheugen de beelden van vroeger. Ik verwacht dat wel meer mensen dat hebben, met getallen die hen zijn bijgebleven.
Waarom is dat, vraag ik me af, dat herinneringen zo nu en dan getriggerd worden door situaties uit het heden. Het heeft uiteraard met leeftijd te maken. Hoe ouder je wordt, hoe meer herinneringen er zijn om gekieteld te worden. Maar zou het ook andersom kunnen werken, bedenk ik me nu. Dat herinneringen op hun beurt gebeurtenissen in het nu oproepen?
Ik heb eens ergens gelezen dat wanneer je over je toekomst nadenkt, je dat moet doen in termen van gebeurtenissen die je je later zou willen herinneren. Ik tik wat woorden voor de gein in Google en vind een dichtregel die over toekomst, herinneringen, heden en verleden gaat. Bedacht door dichter Kahlil Gibran. Hij schrijft: ‘En laat het heden het verleden vol herinneringen omhelzen en de toekomst vol verlangen’.
Ik zoek verder op zijn naam en vind nog veel meer quotes. En een heleboel info. Geboren in Libanon in 1883, op zijn twaalfde met zijn moeder naar America verhuist en via allerlei Europese omzwervingen uiteindelijk in 1931, op 48 jarige leeftijd in New York overleden. Hij was, behalve dichter, ook schilder en schrijver. In 1923 schreef hij blijkbaar zijn bekendste werk: ‘De Profeet’.
Allemaal zaken die ik een uur geleden nog niet wist, en die ik me waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet meer zal herinneren. Maar goed, het staat genoteerd nu, dus wie weet. Dan kijk ik nog een keer naar de eeuwen waarin hij is geboren en gestorven en dan zie ik toch weer 1819. Ook zijn leeftijd triggerde me. Ik moest meteen aan mijn eigen moeder denken, maar bij nader inzien, en wat hoofdrekenwerk, blijkt zij toch een jaar ouder te zijn geworden.
Herinneringen in het heden. Ik omhels ze en kan niet anders dan vertrouwen hebben in de toekomst. Verlangen naar nog meer gebeurtenissen en getallen die mijn geheugen kietelen. Reken maar.
Je toekomst begint op dat punt in je leven waarop je vooral herinneringen ophaalt. Deze mooie zin haalde ik uit de column van Hanna Bervoets in de Volkskrant van vanochtend. In vergelijking met het verleden, schrijft ze, valt het heden altijd tegen. We maken vroeger mooier om met onszelf te kunnen leven, is haar verklaring. Steeds maar nieuwe herinneringen blijven maken, besluit ze haar column, om de toekomst zodoende voor later te bewaren.
Hanna is een van mijn favoriete columnisten. En ook nu weer zet haar column aan tot mijmering. Het is weliswaar háár uitgestelde toekomst waarover ze schrijft, vanuit haar eigen meegemaakte of goed bedachte belevenissen. Maar is het misschien ook mijn toekomst, vraag ik me af, wannneer ze die in mooie volzinnen koppelt aan andere tijdsbegrippen als heden en verleden. Dát ik me dat afvraag is de kracht van haar column. Ik vind het vooral mooi hoe zij steeds vanuit haar eigen ervaringen bij mij dit soort vragen oproept. Haar beschrijvingen die telkens weer op herkenning stuiten. Herkenning met een glimlach over zoveel observatie- en relativeringsvermogen. Tot zover over een van mijn helden. Nu terug naar mezelf..
Wanneer begon mijn toekomst? Of moet die -zoals het woord eigenlijk bedoeld is- nog altijd gewoon beginnen? Ik weet dat ik heel veel moeite heb om ‘ad hoc’ details uit mijn verleden terug te halen naar het heden. Toch de essentie van herinnering, lijkt me. Misschien is het ook wel neurologisch te verklaren, maar wie weet, biedt het moeilijk ophalen van herinnering ook wel een gemakkelijke ingang naar de toekomst. Niet te lang stilstaan bij wat er was. Nieuwe herinneringen maken, zoals Hanna. Ik kan me er wel iets bij voorstellen.
Alleen sneu dat daarmee het heden wat wordt ondergesneeuwd. Nou ís dat ook een wat vaag moment, superkort, tussen verleden en toekomst, maar toch. Nu ik er zo over nadenk, is het zowél het einde van het verleden als het begin van de toekomst. En wat nog mooier is. Alleen vanuit het heden kun je naar believen terug en vooruit kijken. Daarmee krijgt het heden zoveel meer inhoud. Ik probeer het voor me zelf nog visueler te maken. Zou je kunnen zeggen dat zowel verleden alsook toekomst in het heden hun oorsprong vinden? Ik zie een soort zwart gat voor me, waaruit niets kan ontsnappen, omdat alles er in besloten ligt. Misschien moeten we het heden in analogie daarmee definieren als een ‘wit gat’. Dat klinkt vriendelijker en roept minder de negatieve associatie op van eindigheid. En dan zijn er ook weer nuanceringen mogelijk. Tussen een zwart en een wit gat liggen wel drie keer vijftig tinten grijs. Op plek 1, 2 en 3, zag ik vanmorgen ook in de Volkskrant.
In de Limburger las ik dat mijn dorpsgenoot Chrit Driessen gisteren in eerste instantie gedeeld nr. 1 was geworden. En op één puntje na, uit het nog verdere verleden, uiteindelijk tweede werd van Limburg. Ik heb hem vanmorgen een mailtje gestuurd met de welgemeende felicitaties. Over een half uur komt een monteur een nieuwe vaatwasser installeren, zodat we in de toekomst weer verlost zijn van het betere handwerk. Tot die tijd tik ik nog even verder aan deze column. Zou die trouwens ook iemand aanzetten tot mijmering, vraag ik me af?
Ach, de tijd zal het leren. We zullen het zien. Een moment van herkenning ligt maar héél even in het heden. De rest is geschiedenis, lees je dan vaak. Doctorandus P. vatte het perfect samen: De geschiedenis kan veel voldoening schenken als men van nature pessimistisch is. Dergelijke zinnen wakkeren het optimisme in mij aan. Zoals Hanna dat ook doet, met háár zinnen. Het zijn momentopnames, maar ze kleuren het verleden en de toekomst. Nieuwe herinneringen. Steeds weer. Gelukkig wel.