Hartritme…

Zaterdagnacht 02.00 uur wakker geworden. Hartritme bagger. Opnieuw. Zo’n beetje precies een jaar na de laatste keer in 2019. En het jaar daarvoor in 2018 en het jaar daarvoor in 2017. De cardioloog zei toen dat als je een hartritmestoornis moet hebben, je het best die van mij kunt hebben. Boezemfibrilleren en je kunt er 100 mee worden. Nou, daar gaan we dan maar voor. Maar evengoed voelt het vervelend. En moet je er iets aan laten doen, liefst binnen 48 uur.

Zondagmiddag om 14.00 uur dus toch maar de Eerste Hart Hulp gebeld om te overleggen hoe we deze keer mijn fladderende hart weer tot bedaren zouden kunnen brengen. In overleg besloten om me maandagochtend heel vroeg te melden bij de hartpoli om, mocht de dysritmie er dan nog zijn, opnieuw een cardioversie te ondergaan. Dat is met twee stroompeddels een elektrische impuls aan het hart geven om dat als het ware te resetten.

Ik stel me dat voor net zoals je het wel eens op tv ziet, als ze iemand met zo’n AED (Automatische Externe Defibrillator) reanimeren, maar dan wat beter voorbereid. En minder drastisch. En georganiseerder. Ik was namelijk niet alléén maandagochtend. In totaal lagen er drie lotgenoten, ieder op z’n eigen kamer. ‘Drie stuks’ hoorde ik iemand van het medisch personeel in de gang aan een collega melden. Ik was de eerste van het rijtje. Anesthesist, arts en verpleegster kwamen om 8.05 uur mijn kamertje op en om 8.25 uur werd ik weer wakker. Gepiept.

Zelf ben je overigens voor een minuut of 10 onder narcose, dus van die stroomstoot merk je verder niks. Het hart wel. Dat klopt nu weer regelmatig en ik hoop dat dat een hele tijd zo blijft. ‘Je kunt het een week later weer krijgen, maar het kan ook pas over tien jaar weer terugkomen’. Met die uitspraak van de cardioloog uit 2017 nog vers in mijn geheugen ben ik nu thuis en moet ik weer even wennen aan mijn geresette hart. Of het hart aan mij, want ergens zal er toch wel een oorzaak zijn. Alleen weet niemand welke dat is.

Enfin, het zit er weer op. Ik kan me weer volop concentreren op het maken van mijn boek. Dat ik dat de werktitel ‘Waar het hart vol van is…’ heb meegegeven is puur toeval, voor zover toeval bestaat. Feit is dat het boekproject op de crowdfundsite voordekunst.nl staat en dat je daar, als je dat wil, kunt vóórintekenen om het straks ook daadwerkelijk in handen te krijgen. Columns, gedichten en -via QR-codes- doorlinkopties naar muziek en beeld.

Ben ik dat potverdorie toch vergeten te vertellen aan de anesthesist. Wie weet, volgende keer…

tikt niet lekker
‘s nachts in bed
bagger ritme
naatje pet

eerste harthulp
je van het
200 joule
er op gezet

wakker weer
en gereset
nog twee te gaan
drie stuks is vet…

10 minuutjes
maar gemist
lang leve de
anesthesist

Het kloppend zijn…

Leven is de uitdaging om spelenderwijs met zinloosheid om te gaan. Leven is een probleem dat zichzelf uiteindelijk altijd oplost. Leven is nooit op tijd kunnen zijn voor de momenten die later komen. Leven is het voortdurend botsen van geluk en ongeluk, waarbij ongeluk steeds met de schrik vrij lijkt te komen en geluk steevast klem komt te zitten in het wrak van een ouder wordend lichaam.

Spontaan in me op komende definities van leven, die veel meer van mijn gemoedstoestand zeggen, dan over het leven zelf. Ik voel de beperking van woorden, wanneer ik mijn gevoel van het moment wil beschrijven. Waarschijnlijk ingegeven door de derde cardioversie, die ik zaterdag moest ondergaan. Spontaan opkomende hartkloppingen in de nacht voorafgaand, die ‘s ochtends nog steeds aanwezig waren. Na een telefoontje naar de hartpoli, aldaar de bevestiging: opnieuw boezemfibrileren. Een aandoening waar je 100 mee kunt worden, maar die door neveneffecten ervan, toch zo snel mogelijk moet worden verholpen. Een stroomstoot onder narcose lost ook dit keer het euvel op. Maar hoelang? Tussen de eerste en de tweede keer zat een jaar. Tussen twee en drie bijna anderhalf jaar. En nu?

Het is nu maandag, dus twee dagen verder. Mijn hart klopt weer zoals het moet, maar ik merk dat mijn gedachten daarover toch nog wat ‘gekleurd’ zijn. Ik probeer mezelf te overtuigen dat alles weer is zoals het was. Gisteren heb ik om die reden ook gewoon een wedstrijd gevolleybalt. Moest kunnen volgens de dienstdoend cardioloog en het kon ook. Met 3-1 verliezen doet daar niets aan af. In de gezellige derde helft drinken we met het team samen nog een biertje, maar dat heb ik dit keer nog even niet gedaan. Alcohol schijnt ook een trigger te kunnen zijn. Dus thee en cola, deze keer, maar evengoed gezellig.

Het houdt me bezig. De confrontatie met de vergankelijkheid, want dat is waar het om draait. Die gedachten een positieve draai proberen te geven, dat is nu de uitdaging. Realiseren dat er dingen zijn die je niet kunt veranderen. Eventueel schep je randvoorwaarden die een en ander positief kunnen beïnvloeden, maar uiteindelijk is dat enkel een wens, waarvan de vervulling in een onzekere toekomst ligt. Een angstige onzekerheid, die me bezig houdt. Een onzekerheid, waarvan ik bijna zeker weet dat zich daar meer mensen mee bezig houden. Bewust of onbewust.

Vanmorgen zag ik een filmpje waarin psychiater en filosoof Damiaan Denys het heeft over angst in relatie met de wereld en de toekomst. De wereld die vergeleken met vroeger zó groot geworden is voor de moderne mens, dat die niet meer ‘controleerbaar’ is. We hebben als individu geen controle over wat ons allemaal overkomt. Ik heb net even gezocht naar dat filmpje, maar kon het niet meer vinden. Wel kwam ik uit bij een YouTube-filmpje waarin Damiaan in een verhandeling spreekt over Heidegger en diens werk ‘Sein und Zeit’. Titel van Damiaan’s verhandeling: ‘Niet bang voor angst’. Heideggers vraag naar de betekenis van het zijn en de uitleg van Damiaan daarvan, levert me voor dit moment een belangrijk inzicht op.

Het laat me begrijpen waar mijn in het begin gegeven definities van het leven vandaan komen. Het zijn uit angst ontstane antwoorden op een vraag die onder alle andere vragen ligt: wat is de betekenis van mijn ‘zijn’? Damiaan licht toe dat Heidegger op de basisvraag ‘Wat is de betekenis van het zijn’ ook geen antwoord had, maar -filosofen eigen- vervolgens de truc gebruikte om die vraag te beantwoorden met een nieuwe vraag, namelijk: ‘Wie stelt de vraag naar het zijn’? Heidegger komt dan uit bij de mens en weet vervolgens via die weg wel tot antwoorden te komen. Antwoorden waarin angst en emotie een grote rol spelen.

Angst is een belangrijk gegeven in onze relatie met de wereld, omdat angst en vooral emotie nog vooraf gaat aan het denken. In de emotie ervaren we de wereld, die zich zo groot en ongrijpbaar manifesteert, dat we ons als vanzelf heel klein voelen. We hebben er geen controle op, op die allesomvattende wereld. Zó allesomvattend dat je tegelijk, in je nietigheid daarin, angstig bent voor alles. Maar juist daarmee in feite ook angstig bent voor alles waar je niets aan kunt doen, dus angstig bent voor niets. En dát, volgens Damiaan, schept juist enorme mogelijkheden. Vanuit dat niets kán ook weer alles. Er is geen beperking als je niet bang meer bent voor de angst.

Vanuit dat besef keuzes maken in de tijd. Even thee en cola in plaats van een bokbiertje. ‘Gewoon’ een potje volleyballen of 10 km gaan hardlopen. Het ‘zijn’ -mijn ‘zijn’- vieren zoals het zich manifesteert. Met of zonder twijfel. Met of zonder zekerheden. Het mag er allemaal zijn. Wat is leven? Leven is zijn met het voordeel van angst, omdat het een verbinding vormt tussen jou en de wereld waarin je bent.

Om 13.00 uur moet ik voor een tweede behandeling naar de mondhygiëniste in de plaatselijke parodontologie-praktijk. Tegen de eerste behandeling vorige week zag ik op. Tegen de tweede behandeling vandaag eigenlijk ook wel, maar ach… mijn wereld zal er niet drastisch door veranderen. Mijn tanden en tandvlees hopelijk wel. Of is dat weer angst? Laat ik afsluiten door te zeggen dat je het waarschijnlijk nooit helemaal ‘in the pocket’ hebt…


Detail uit kunstwerk ‘Sfeerbeeld‘ (Karin van der Linden)

Ritme…

Voordat de propofol zijn werk zou doen wilde ik nog net zien in welke minuut van de voetbalwedstrijd we zaten. 77e minuut las ik zonder bril op het tv-scherm aan de wand. Toen ik wakker werd zag ik op het scherm dat de 89ste minuut gaande was. België stond nog steeds met 2-1 voor.

Het bleek de 72ste minuut te zijn geweest. De verpleger van de hartpoli in Venlo had het op z’n hand geschreven, vertelde hij me toen hij even later de kamer in kwam. Ik denk dat hij me nog ’77e minuut’ had horen zeggen, terwijl hij duidelijk zag dat ik me 5 minuten verkeken had. Maar het zat er weer op. Hij ontdeed me van de plakkers en de kabeltjes. Ik ‘tikte’ weer goed. Net als een jaar geleden. Alleen ging het deze keer allemaal in één dag.

‘S Morgens had ik me gemeld bij de huisarts. Wat ik twee dagen eerder vermoedde werd op een hartfilmpje bevestigd. Mijn hart tikte weer z’n eigen onregelmatige ritme. Net na de middag belde de huisarts dat ik me kon melden op de hartpoli. ‘Je zit nog net in de tijdspanne van 48 uur dat een hartritmestoornis meteen kan worden ‘gereset’. Anders moet je eerst een maand bloedverdunners slikken’, vertelde hij.

Dus… Even stond ik daar, met de telefoon in mijn handen. Wat ik eigenlijk niet wilde, was ineens een feit. Een uur later lag ik op een ziekenhuisbed en had ik een infuusnaald in mijn arm. Omdat ik om half een ’s middags nog gewoon gegeten had, bleek de cardioversie niet eerder dan 18.00 uur te kunnen worden uitgevoerd. Je moest daar ‘nuchter’ voor zijn. Maar ook dan zou ik nog binnen die 48 uur vallen.

Dus hebben we -Thea was mee- Serena Williams zien winnen op Wimbledon en zagen we dat Kiki Bertens in de tussentijd Venus in drie sets uit het toernooi had geslagen. We zagen een stuk van de partij van Federer en we zagen de spannende eerste helft van België- Brazilië. ‘Je zult zien dat ze in de rust komen’ zei ik nog tegen Thea. Nee dus. Het werd de 72e minuut.

En nu, zondagochtend, voel ik nog maar eens mijn pols, tel regelmatig mee en denk terug aan de opmerking van de cardioloog in april van dit jaar, dat ik gewoon weer vertrouwen moest krijgen in mijn eigen lichaam. Oké, laat ik daar vandaag dan maar opnieuw een begin mee maken. Het is niet anders.

Vóór de 72e en ná de 89e minuut ligt veel meer tijd van leven dan er tussen in, bedenk ik in een poging om een metafoor te vinden die het voor mezelf geruststellend samenvat. Die mij vertrouwen gaat geven. Straks. Nu voel ik nog heel even aan mijn pols. Ritmisch klopt het onder mijn duim terwijl ik tegelijk buiten de vogels lak hoor hebben aan regelmaat. Even denk ik dat misschien juist dáár wel het vertrouwen te vinden is. Of een nog veel mooiere metafoor. Ik ga een eindje fietsen. Tussen de vogels. Misschien zie ik dat roodborstje wel weer.