Pleinbehang…

wind komt heel erg zacht van links
de zon beschijnt mijn rechterwang
Lambertuskerk luidt plots haar klokken
iemand maakt zijn laatste gang

op het terras drink ik mijn thee
minuten duren urenlang
ik luister, kijk en hoor het leven
en iemand maakt zijn laatste gang

achter mij de vrije geesten
met door elkaar hun klaaggezang
van altijd praten over dood
en zelf hun levenlang al bang

de wind komt steeds nog zacht van links
hoor, zie en voel de samenhang
ook zonder klokken nog betrokken
bij iemands allerlaatste gang

Vogelnestje…

een vogelnestje
in een struik
bewogen
door een straffe wind

wel of niet meer
in gebruik
voordat ik hier
mijn plek weer vind

kijk om me heen
de bank, mijn schoen
een tuiltje tulpen
in het groen
ooit eens met rozen
gemarkeerd

onlangs opnieuw
gebloemd, geëerd

de wind vraagt
aan het groene gras
te buigen naar wat
ooit eens was
een vogelnestje
kwetsbaar, rijk

een plek voor altijd
bij de eik…

Cardioversie…

Een cardioloog legde me het een keer uit. ‘Je moet het zo zien. Op je hart zitten een heleboel muzikanten die samen het ritme bepalen dat door één dirigent aangegeven wordt. Maar soms zit er een eigenwijze violist tussen, die zo nu en dan zijn eigen deuntje speelt. Als die dat tegendraadse ritme blijft volhouden, dan weet de dirigent het even ook niet meer’.

Nou, zaterdagnacht was het weer revolutie in het orkest. En ook zondagochtend was het nog niet best. Ik heb het nog heel even aangekeken, maar ik verwacht dat de dirigent weer geholpen moet worden. Net als de keren daarvoor toen hem ook van buitenaf de leiding over het orkest is teruggegeven. Zojuist daarom maar de hartpoli in Venlo gebeld en een afspraak gemaakt voor maandagmorgenvroeg. Mocht het orkest zich voor die tijd hebben gerealiseerd dat het toch maar beter weer naar de dirigent kan gaan luisteren, dan kan ik de poli altijd afbellen.

Elke keer opnieuw ben ik toch weer aangenaam verrast en lichtelijk verbaasd dat ik via een bijna rechtstreekse lijn deze medische weg kan bewandelen. Mijn hart dat met tussenpozen van soms drie maanden tot meer dan een jaar uit het niets begint te boezemfibrileren, wordt door een cardioversie weer tot de orde geroepen. En elke keer hoop ik daarna op een tussenpauze van 10 jaar die de cardioloog me ooit min of meer ‘beloofd’ heeft: ‘het kan volgende week weer optreden, maar het kan ook over 10 jaar zijn’. Eerst morgen maar weer eens die violist een stevige tik (laten) geven..

De natuur van Marian…

Wandelend door Horst met kleinzoon Tos in de kinderwagen kwam ik een tijd geleden Marian tegen. We praatten even en toen zei ze dat ze iets voor me had. Iets dat ze me al een hele tijd wilde geven. Ze pakte haar notitieboekje en haalde er een gevouwen velletje papier uit. Er stond een met de hand geschreven tekst op. ‘Het is de tekst van een liedje’ zei ze. ‘Nature boy’. Ken je het?’ Ik kende het niet, maar het enthousiasme waarmee ze erover vertelde, werkte aanstekelijk. ‘Jij maakt toch muziek? Misschien kun je er iets mee?’ 

Op het papiertje las ik een engelse tekst. Het bleek de tekst van een liedje uit 1948 van Nat King Cole. Een grote hit in dat jaar waar uiteindelijk miljoenen exemplaren van verkocht werden. Abbey Lincoln, een jazz-zangeres, bracht het opnieuw uit in 1995. ‘Ik vind het zo’n mooie tekst’, vervolgde Marian. ‘Kun je daar iets mee? En zo niet, dan gooi het briefje maar gewoon weg..’. Ik heb het briefje weer opgevouwen en bewaard. Thuis heb ik het originele liedje opgezocht en beluisterd. Van Nat King Cole én van Abbey Lincoln. Mooi.

Ik had Marian verteld dat mijn ‘muziek maken’ grotendeels bestond uit het declameren van teksten op de klanken van mijn buikorgel. Maar dat ik haar hoe dan ook dankbaar was voor haar spontane gebaar en dat ik zou kijken hoe ik de tekst zou gaan gebruiken. Eenmaal thuis, na het horen van de liedjes, leek het me wel een uitdaging om de tekst te vertalen. Ik heb er toen een Horster variant op gemaakt, waarin ik geprobeerd heb om de essentie van het origineel te behouden.

Vanmiddag zag ik Marian weer. Net als zo vaak begeleidde ze iemand in de rolstoel. Werk of vrijwilligerswerk, dat weet ik niet, maar het valt me elke keer op dat ze er veel tijd en energie in steekt. Zo mooi om te zien hoe haar vriendelijke lach en grote betrokkenheid bij degene die ze begeleidt, tot een speciale band leidt, tussen haar en degene in de rolstoel.

Ik heb haar mijn horster vertaling ter plekke even voorgelezen. Ze vond het mooi, zei ze, zoals ik het toen mooi vond dat ze me die tekst gaf. Na elkaar kort bedankt te hebben, liep ik door naar het centrum en vervolgde Marian haar weg, de rolstoel duwend met daarin de cliënt, waarmee ze even daarvoor hoogstwaarschijnlijk bij Passi of Grön iets lekkers had gegeten. Ook daar ben ik vaker getuige van geweest en steeds ben ik dan onder de indruk van haar vriendelijke betrokkenheid.

Daarom speciaal voor Marian hieronder haar tekst en mijn dialect-vertaling daarvan. ‘De laatste zin vind ik zo mooi’, zei ze me een tijd geleden. Ik snap wel waarom. Misschien dat ze het zelf niet zo ziet, maar ik weet bijna zeker dat die zin over haar gaat. Ik vond een foto van haar op internet en mogelijk schend ik zo de wet op de privacy, maar ik zag dat die foto op een site stond, waar Marian zichzelf voorstelt. Mocht u haar nog niet kennen, klik dan hier. Ze verdient het!

Hieronder de originele tekst van het lied en daarna mijn vrije vertaling ervan. Met dank aan Marian!

Nature Boy
(Liedje van Nat King Cole / Abbey Lincoln – tekst: Eden Ahbez)

There was a boy
A very strange enchanted boy
They say he wandered very far
Very far
Over land and sea
A little shy and sad of eye
But very wise was he

And then one day
A magic day he passed my way
And while we spoke of many things
Fools and kings
This he said to me

“The greatest thing you’ll ever learn
Is just to love and be loved in return”

Natuur jông…

dur waas oëit enne jông
bitje vremde ma vriendelukke jông
ze zagte daat heej vaan hiël wiet kwaom 
hiël wiet ovver land en ovver water
ietwaat verlaege, in de oëge en traon
ma waal mit de wiësheid 
vaan doezend jaor later

toen, ôp ennen magischen daag,
kruuste zich ôs waege heej
we sprooke ovver hiël veul dinge
ovver gekke spelle, liedjes zinge
en toen zâg heej dit taege meej:

“ut aallermoëiste
daat ge liërt misschien
is lief te hebbe en gelieft te ziën”

Math..

Vandaag was ik bij je afscheidsdienst. Ik wilde daar bij zijn, omdat ik je wel eens tegenkwam in Horst en we elkaar dan altijd goeiedag zeiden. En ook omdat ik twee broers van je ken. Met de een, Ton, heb ik lang recreatief gevolleyed en de ander, Geert, spreek ik wel eens, als ik hem en zijn vrouw Ingrid ergens in het dorp tegenkom.

Het was enorm druk in ‘t Gasthoês. Ik was blij dat een medewerker van Yvonne Vos Uitvaartzorg de grote groep staande mensen achter in de foyer kwam vertellen dat er nog vijf stoelen vrij waren. Uit ervaring weet ik dat er dan nauwelijks iemand reageert omdat iedereen op de een of andere manier toch liever blijft staan. Ik heb daar vanochtend een uitzondering op gemaakt, ben de medewerker gevolgd, samen met één meneer vóór me. Eén van de vijf vrije stoelen was halverwege de zaal. Mijn voorganger nam daar plaats. Ik kreeg een van de vier overige vrije stoelen, bijna vooraan, aangeboden. Dankbaar plaatsgenomen en niet veel later vulden drie dames de laatste drie plekken ook.

Op een groot beeldscherm was Math te zien, alsof hij zo vanuit een bos het podium op kwam lopen. Een lach op z’n gezicht. Het was net alsof hij over zijn eigen kist heenkeek, de zaal in. Ik zag zijn blankhouten kist, waar gekleurde handen op waren achtergelaten. Links en rechts heel veel waxinekaarsjes die het podium van het Gasthoês sfeervol in het licht zetten. Twee lange rijen met bloemstukken waren aan weerszijden op het podium te zien. Nog niet brandend, stonden er rondom de kist vier kaarsen, samen met -wat later bleek- heel prominent, de trouwkaars. Op de kist stond een waxinelichtje dat ook nog niet ontstoken was.

Een zus van Math leidde ons door de dienst en dat deed ze op een bewonderenswaardige manier. Ze hield ons bij aanvang letterlijk een spiegel voor. Een actie die aan het denken zette. Daarna werden alle kaarsen ontstoken. De trouwkaars door Jacqueline, de vrouw van Math, de vier kaarsen rondom Math, door zijn drie dochters, Rianne, Lotte en Inge, samen met schoonzoon Stein. Daarna maakten Lotte en Stein met elkaar nog het waxinelichtje aan voor Lune, de kleindochter van Math.

Vervolgens kregen de drie dochters het woord, die om beurten namens zichzelf en hun moeder spraken. In de wandelwagen lag Lune, waar Math maar zo kort van heeft kunnen genieten. Lune was wakker en dat liet ze ook horen. Veel te klein om de metafoor van de spiegel en de kaarsen te begrijpen, maar oud genoeg om nietsvermoedend de waarde van leven door de grote zaal te laten klinken. Ze hoorde er bij.

Mooi hoe de broers en zussen zelf hun eerbetoon aan Math vorm gaven. Vroeger werden er, zeker bij grotere gezinnen, weleens foto’s gemaakt van de kinderrij, die dan op volgorde van leeftijd en grootte ging staan. Ik herkende dat van het hoe het bij ons thuis met zeven kinderen vroeger ging. In die tijd was dat vaak een schuin oplopende rij, van de jongste naar de oudste. Zo’n rij ontstond nu opnieuw, alleen deze keer niet meer schuin oplopend. Wel op leeftijd, waarbij Math zo’n beetje middenin uit bleek te komen. Twee broers en één zus haalden herinneringen op, die de anderen niet onberoerd lieten…

De schoonfamilie, waar Math blijkbaar al zo’n veertig jaar over de vloer kwam, kreeg het woord. Daarna de vriendengroep VC Rust, die lang geleden blijkbaar nog TC Rust heette, toen trimmen nog een belangrijke activiteit was die hen samenbracht. Trimmen was al jaren niet meer aan de orde, maar gezelligheid daarentegen des te meer. Ook daar mooie herinneringen, die lieten zien dat Math weliswaar vaak stil op de achtergrond genoot, maar toch ook een prominente plek had binnen de groep. Math regelde veel en hij had niet veel woorden nodig om duidelijk te maken hoe hij ergens over dacht.

Dat bleek op zijn werk niet anders. Op zijn eigen manier problemen oplossen, waarbij hij kon terugvallen op een ijzersterk geheugen voor de kleinste details, twee rechterhanden en een berg ervaring. Math stond niet alleen op zijn werk voor iedereen klaar, ook thuis, bij zijn broers en zussen en in de vriendengroep was hij vaker degene die hand- en spandiensten kwam verrichten.

Tussen al die verhalen door was er steeds muziek en waren er foto’s uit het leven van Math te zien. Woorden werden bevestigd door de beelden op het scherm. Math, genietend met een pilsje. Op een feestje of met carnaval. Math, met zijn dochters, met zijn vrouw. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, met hen op de kermis, in een speeltuin of aan het strand.

Zijn zus zei het heel mooi. Zij kon zich Math en zijn drie dochters eigenlijk alleen samen voor de geest halen. Als kind al altijd hangend aan, liggend op of spelend met hem. En op latere leeftijd in haar ogen nog altijd dat beeld van samen. Niet vreemd dat Math van alle plaatsen waar hij kwam, toch het allerliefste thuis was. Bij zijn dochters, bij Jacqueline, en sinds kort bij -wéér een vrouw- zijn kleindochter Lune.

Het was een mooi afscheid. De laatste drie maanden van zijn leven waren zwaar. Hoe ga je om met iets dat als een donderslag bij heldere hemel over je uitgeroepen wordt? Als alles ineens eindig wordt? Wat kun je dan zeggen, als je toch al niet zo’n prater bent? Maar in de laatste weken vond Math blijkbaar toch de woorden om van iedereen op zijn manier afscheid te nemen. 

Zijn zus vroeg tegen het eind van de dienst aan iedereen die dat kon om te gaan staan, om op een eigen manier in stilte Math te gedenken. Terwijl iedereen stond en het even helemaal stil was, was alleen Lune nog te horen. Alsof het zo moest zijn. Nu was zij het die ons allemaal in zekere zin een spiegel voorhield, weliswaar zonder het te beseffen, maar toch. Zij liet horen dat het leven doorgaat. Zoals Math aan het begin bijna letterlijk over zijn eigen kist heen leek te stappen, zo heeft hij misschien ook wel Lune laten weten dat ze van zich mocht laten horen. Zelfs bij stilte. Of bij verdriet. En al zeker bij vreugde. 

Dat besef kreeg op het eind nog een mooie vertaling, vond ik. Zij zus gaf aan dat het favoriete nummer van Math niet kon ontbreken op zijn afscheid. The Channon Song van Rowwen Hèze. Een lied zoals het leven van Math, vertelde ze: rustig beginnend, dan ineens turbulent en daarna weer rustig eindigend. Ze vroeg iedereen er naar te luisteren en gedurende het lied te doen wat je werd ingegeven. De muziek startte met het rustige deel, dat me in gedachten terugbracht naar het stilte moment van net daarvoor.

Bij het begin van het turbulente deel stonden er een paar mensen op die ritmisch begonnen mee te klappen. Als een golf ging dit gebaar door de zaal. Men stond op en samen werd het een krachtig, ritmisch applaus. Het geluid van iedereen haalde me terug uit mijn gedachten, maar ik voelde op een vreemde manier dat ik te laat was om nog spontaan mee te gaan klappen. Ik bleef nog even bezig met wat mij vooral was ingegeven tijdens de rustige aanvangstonen van het lievelingslied van Math: hoe het leven ondanks alles altijd hoorbaar aanwezig blijft. Omdat het niet anders kan. Lune wist dat, maar had er nog niet de woorden voor. Ik voelde het vanochtend en heb er deze woorden voor.

Deze woorden, als een tekstueel applaus voor Math, zijn vrouw, zijn dochters en schoonzoon, zijn broers en zussen, overige familie, vrienden en bekenden. 🙏

Oetgespeuld…

Afgelopen vrijdag, 29 december, was de vierde editie van ‘Oetgespeuld’. Een prachtig initiatief van Anja Hoeijmakers-van den Munckhof (Anja vaan de Smid) en Dirk Jeurissen. Het was volle bak bij Anja. Allemaal muzikanten die één introducée mee konden nemen. Er stonden complete bands op het podium, anderen vormden een duo of trio en weer anderen traden solo op. Ieder mocht een of twee nummers laten horen en op het moment dat het optreden begon, was er volle aandacht voor de artiest. Complimenten sowieso voor Thijs Lenssen die al die optredens op professionele wijze van een indrukwekkende geluidskwaliteit voorzag.

Zelf heb ik op de klanken van mijn draaiorgel een tekst gemaakt op het lied van Frank Sinatra, ‘My way’. Een redelijk lange tekst, op één A4 bewaard, waardoor het lettertype net iets te klein bleek, om het tot op het eind goed te kunnen voordragen. Ter plekke opgelost, door de laatste regels als een soort toegift, dan maar zonder orgelondersteuning voor te lezen.

Hieronder heb ik mijn bijdrage nog een keer in volle omvang bewaard. Voor de (nieuwsgierige) liefhebber.. Het is een dialekttekst, die ik de titel ‘Daat dudde zelluf’ heb meegegeven.

Mijn bedrage voor ‘Oetgespeuld’, gefotografeerd in volle actie, door Dirk. Hieronder in zijn geheel te beluisteren.