Er is iets moois kapot gemaakt…

Op het vliegveld in Brussel komt hij door de deur van de aankomsthal. Gitaar op de rug. Een bijna identiek beeld als 24 uur eerder, maar dan andersom. In meerdere opzichten. Was het gisteren nog met een verwachtingsvolle glimlach toen hij vertrok, nu staat zijn gezicht bedrukt. Zwaaide hij gisteren na een geslaagde paspoortcontrole nog even triomfantelijk vanaf de taxfree-zone, nu ging moeizaam zijn hand omhoog toen we oogcontact hadden. Een brok in de keel. Zijn bleke gezicht onderstreept pijnlijk het gevoel dat ik gisteren kreeg bij de mail dat ze het land niet in mochten. Nu ik hem zie wordt dat gevoel bevestigd: Er is iets moois kapotgemaakt.

Natuurlijk, twee keer negen uur achter elkaar vliegen eist ook zijn tol. Maar de echte pijn is veroorzaakt in de tijd tussen de heen- en terugreis. In nauwelijks één uur tijd werd zijn droom een drama. Wat twee weken India hadden moeten worden, werd wreed teruggebracht naar enkele confronterende momenten bij de Indiase douane. Nog geen half uur in het land waar ze zich maanden op hadden voorbereid, werden ze in het volgende half uur India weer uitgezet. Met niet te vatten machtsvertoon teruggedirigeerd naar hetzelfde vliegtuig als waarmee ze gekomen waren. Een onbegrijpelijke ervaring rijker en vele illusies armer. Iemand daar zou hen hebben moeten vertellen waarom, maar niemand deed het. Iemand hier zou hen moeten vertellen waarom, maar niemand kan het.

Daar ligt de kern van een pijnlijk dilemma. De ‘helpende handen’ van de één gaan blijkbaar gepaard met de ‘afwerende handen’ van de ander. Dat is voor mij als ‘volwassene’ al moeilijk te vatten. Hoe leg je dat dan uit aan een veertienjarige die er gisteren nog van overtuigd was dat zijn helpende handen iets konden gaan betekenen in de wereld.

De wereld is vandaag iets minder voor de hand liggend geworden dan dat die gisteren was. Daarmee is er iets heel moois kapot gemaakt. Ik hoor de troostende woorden, zie hier en daar de tranen. De meelevende omarmingen. We doen andere onbeholpen maar goedbedoelde pogingen om te repareren wat domweg lijkt vernield.

Ik voel boosheid en verdriet tegelijk. Want ik weet hoe graag hij dit wou en dus hoeveel hij nu mist. Ik zie de geknakte steel van een bloem die zó graag wilde bloeien. Gebroken vertrouwen dat zich niet zo simpel laat lijmen. Het zal veel tijd en veel geduld vergen, houd ik me zelf voor, maar kan het gevoel nog niet van me afzetten dat je de barstjes altijd zult blijven zien. Er is ’gewoon’ iets moois kapot gemaakt.

Vrij snel duikt de pers op de gebeurtenis. Social media gaat nu eenmaal sneller dan welk vliegtuig van Jet Airlines dan ook. De afspraak van het reisgezelschap om het verhaal vanuit èèn mond -die van Raoul Dusch- te vertellen, werkt in eerste instantie. In het artikel van Kitty Borghouts in de digitale Limburger, diezelfde dag nog, wordt Raoul geciteerd. Hij beschrijft de gedeelde ervaringen. ‘Een domper’ noemt hij het, ‘een enorme teleurstelling’. Hij vertelt te willen gaan uitzoeken wat de reden is van de landuitzetting. Daarvoor wil hij gaan aankloppen bij de Indiase ambassade en het ministerie van buitenlandse zaken.

Even later neemt de lokale radio op hun internetpagina het bericht op, voegt er wat geur en kleur aan toe en interpreteert sommige zaken net even iets anders. Bijvoorbeeld deze zin: ‘Het Dendron College gaat nu bekijken met het ministerie van buitenlandse zaken waarom de twee begeleiders India niet binnen mogen’. Op de nieuwssite van de Limburger staan ondertussen wat reacties op het eerste artikel van Kitty. Meningen stapelen zich al snel op. In de anonimiteit van cyberspace mag alles worden geroepen. Ook datgene dat er niet toe doet.

Want waar het wat mij betreft om gaat is van een andere orde. De reden van de reis is namelijk niet het ’helpen van de zwakke hulpbehoevenden uit de laagste sociale klassen’. Daarvoor zijn vier veertienjarigen en twee begeleiders niet voldoende. De ware kracht zit in de aanwezige, ongedwongen, bereidheid om te gaan zien en aan den lijve te gaan ervaren hoe het op andere plekken in de wereld is. De wil om ter plekke te be-grijpen, letterlijk er-varen en dan, later thuis, te ver-tellen. Daar gaat het om. Pas als je iets écht begrijpt, tot in het diepste van je wezen, kun je het daarna uitleggen en over-brengen aan anderen.

Zij moeten zich nog een mening over de wereld vormen, waren daartoe bereid en wilden dat doen door te ontmoeten, te ervaren en door te gaan zien. Dáár helpende handen aan bieden is waar het om gaat. Dat is het mooie ervan. Daar ligt de grote kracht en daarom is het des te pijnlijker dat het deze keer niet zo mocht zijn. Héél erg jammer. Iets moois is daarmee ‘kapot gemaakt’.

Iets dat ik niet zondermeer kan uitleggen aan mijn veertienjarige zoon. Ik voel het zo. Ik meen het te kunnen zien aan zijn bleke gelaat. Ik heb er op dat moment geen woorden voor en voel me machteloos. Vooral ook omdat ik zie dat hij er geen woorden voor heeft.

Iedereen is vooral aangedaan om wat er hen is aangedaan. De een uit zich zichtbaar, de ander meer van binnen. Hoe maak je recht wat krom is? Hoe máák je, wat kapot is? Maar alle afwerende handen ten spijt, helpende handen waren, zijn en zullen op die ‘enorme teleurstelling’ het enige antwoord blijven. Straks. Nu nog heel even niet. Voorzichtig lopen. Er liggen scherven.

Gepubliceerd door

Geert van den Munckhof

Gedachten digitaal delen en vastleggen in verhalen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s