Math..

Vandaag was ik bij je afscheidsdienst. Ik wilde daar bij zijn, omdat ik je wel eens tegenkwam in Horst en we elkaar dan altijd goeiedag zeiden. En ook omdat ik twee broers van je ken. Met de een, Ton, heb ik lang recreatief gevolleyed en de ander, Geert, spreek ik wel eens, als ik hem en zijn vrouw Ingrid ergens in het dorp tegenkom.

Het was enorm druk in ‘t Gasthoês. Ik was blij dat een medewerker van Yvonne Vos Uitvaartzorg de grote groep staande mensen achter in de foyer kwam vertellen dat er nog vijf stoelen vrij waren. Uit ervaring weet ik dat er dan nauwelijks iemand reageert omdat iedereen op de een of andere manier toch liever blijft staan. Ik heb daar vanochtend een uitzondering op gemaakt, ben de medewerker gevolgd, samen met één meneer vóór me. Eén van de vijf vrije stoelen was halverwege de zaal. Mijn voorganger nam daar plaats. Ik kreeg een van de vier overige vrije stoelen, bijna vooraan, aangeboden. Dankbaar plaatsgenomen en niet veel later vulden drie dames de laatste drie plekken ook.

Op een groot beeldscherm was Math te zien, alsof hij zo vanuit een bos het podium op kwam lopen. Een lach op z’n gezicht. Het was net alsof hij over zijn eigen kist heenkeek, de zaal in. Ik zag zijn blankhouten kist, waar gekleurde handen op waren achtergelaten. Links en rechts heel veel waxinekaarsjes die het podium van het Gasthoês sfeervol in het licht zetten. Twee lange rijen met bloemstukken waren aan weerszijden op het podium te zien. Nog niet brandend, stonden er rondom de kist vier kaarsen, samen met -wat later bleek- heel prominent, de trouwkaars. Op de kist stond een waxinelichtje dat ook nog niet ontstoken was.

Een zus van Math leidde ons door de dienst en dat deed ze op een bewonderenswaardige manier. Ze hield ons bij aanvang letterlijk een spiegel voor. Een actie die aan het denken zette. Daarna werden alle kaarsen ontstoken. De trouwkaars door Jacqueline, de vrouw van Math, de vier kaarsen rondom Math, door zijn drie dochters, Rianne, Lotte en Inge, samen met schoonzoon Stein. Daarna maakten Lotte en Stein met elkaar nog het waxinelichtje aan voor Lune, de kleindochter van Math.

Vervolgens kregen de drie dochters het woord, die om beurten namens zichzelf en hun moeder spraken. In de wandelwagen lag Lune, waar Math maar zo kort van heeft kunnen genieten. Lune was wakker en dat liet ze ook horen. Veel te klein om de metafoor van de spiegel en de kaarsen te begrijpen, maar oud genoeg om nietsvermoedend de waarde van leven door de grote zaal te laten klinken. Ze hoorde er bij.

Mooi hoe de broers en zussen zelf hun eerbetoon aan Math vorm gaven. Vroeger werden er, zeker bij grotere gezinnen, weleens foto’s gemaakt van de kinderrij, die dan op volgorde van leeftijd en grootte ging staan. Ik herkende dat van het hoe het bij ons thuis met zeven kinderen vroeger ging. In die tijd was dat vaak een schuin oplopende rij, van de jongste naar de oudste. Zo’n rij ontstond nu opnieuw, alleen deze keer niet meer schuin oplopend. Wel op leeftijd, waarbij Math zo’n beetje middenin uit bleek te komen. Twee broers en één zus haalden herinneringen op, die de anderen niet onberoerd lieten…

De schoonfamilie, waar Math blijkbaar al zo’n veertig jaar over de vloer kwam, kreeg het woord. Daarna de vriendengroep VC Rust, die lang geleden blijkbaar nog TC Rust heette, toen trimmen nog een belangrijke activiteit was die hen samenbracht. Trimmen was al jaren niet meer aan de orde, maar gezelligheid daarentegen des te meer. Ook daar mooie herinneringen, die lieten zien dat Math weliswaar vaak stil op de achtergrond genoot, maar toch ook een prominente plek had binnen de groep. Math regelde veel en hij had niet veel woorden nodig om duidelijk te maken hoe hij ergens over dacht.

Dat bleek op zijn werk niet anders. Op zijn eigen manier problemen oplossen, waarbij hij kon terugvallen op een ijzersterk geheugen voor de kleinste details, twee rechterhanden en een berg ervaring. Math stond niet alleen op zijn werk voor iedereen klaar, ook thuis, bij zijn broers en zussen en in de vriendengroep was hij vaker degene die hand- en spandiensten kwam verrichten.

Tussen al die verhalen door was er steeds muziek en waren er foto’s uit het leven van Math te zien. Woorden werden bevestigd door de beelden op het scherm. Math, genietend met een pilsje. Op een feestje of met carnaval. Math, met zijn dochters, met zijn vrouw. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, met hen op de kermis, in een speeltuin of aan het strand.

Zijn zus zei het heel mooi. Zij kon zich Math en zijn drie dochters eigenlijk alleen samen voor de geest halen. Als kind al altijd hangend aan, liggend op of spelend met hem. En op latere leeftijd in haar ogen nog altijd dat beeld van samen. Niet vreemd dat Math van alle plaatsen waar hij kwam, toch het allerliefste thuis was. Bij zijn dochters, bij Jacqueline, en sinds kort bij -wéér een vrouw- zijn kleindochter Lune.

Het was een mooi afscheid. De laatste drie maanden van zijn leven waren zwaar. Hoe ga je om met iets dat als een donderslag bij heldere hemel over je uitgeroepen wordt? Als alles ineens eindig wordt? Wat kun je dan zeggen, als je toch al niet zo’n prater bent? Maar in de laatste weken vond Math blijkbaar toch de woorden om van iedereen op zijn manier afscheid te nemen. 

Zijn zus vroeg tegen het eind van de dienst aan iedereen die dat kon om te gaan staan, om op een eigen manier in stilte Math te gedenken. Terwijl iedereen stond en het even helemaal stil was, was alleen Lune nog te horen. Alsof het zo moest zijn. Nu was zij het die ons allemaal in zekere zin een spiegel voorhield, weliswaar zonder het te beseffen, maar toch. Zij liet horen dat het leven doorgaat. Zoals Math aan het begin bijna letterlijk over zijn eigen kist heen leek te stappen, zo heeft hij misschien ook wel Lune laten weten dat ze van zich mocht laten horen. Zelfs bij stilte. Of bij verdriet. En al zeker bij vreugde. 

Dat besef kreeg op het eind nog een mooie vertaling, vond ik. Zij zus gaf aan dat het favoriete nummer van Math niet kon ontbreken op zijn afscheid. The Channon Song van Rowwen Hèze. Een lied zoals het leven van Math, vertelde ze: rustig beginnend, dan ineens turbulent en daarna weer rustig eindigend. Ze vroeg iedereen er naar te luisteren en gedurende het lied te doen wat je werd ingegeven. De muziek startte met het rustige deel, dat me in gedachten terugbracht naar het stilte moment van net daarvoor.

Bij het begin van het turbulente deel stonden er een paar mensen op die ritmisch begonnen mee te klappen. Als een golf ging dit gebaar door de zaal. Men stond op en samen werd het een krachtig, ritmisch applaus. Het geluid van iedereen haalde me terug uit mijn gedachten, maar ik voelde op een vreemde manier dat ik te laat was om nog spontaan mee te gaan klappen. Ik bleef nog even bezig met wat mij vooral was ingegeven tijdens de rustige aanvangstonen van het lievelingslied van Math: hoe het leven ondanks alles altijd hoorbaar aanwezig blijft. Omdat het niet anders kan. Lune wist dat, maar had er nog niet de woorden voor. Ik voelde het vanochtend en heb er deze woorden voor.

Deze woorden, als een tekstueel applaus voor Math, zijn vrouw, zijn dochters en schoonzoon, zijn broers en zussen, overige familie, vrienden en bekenden. 🙏

Avondzon…

van alle plekjes waar het kon
toch weer naar hier gekomen

waar ik aan dit gedicht begon
gevoed door rust en dromen

over stilte die van gekte won
en starheid weer liet stromen

een mooie woensdagavondzon
scheen net nog boven bomen…

Waar…

op een plek
in frisse wind
valt er een rupsje
uit de eik

om me heen
is vooral stilte
groen en weiland
waar ik kijk

voor en achter
hoor ik vogels
geven van hun
zangkunst blijk

het bankje
waar ik nu op zit
een blaadje van 
mijn been afstrijk

of ik er ben
of ooit zal zijn
dat weet het rupsje
uit de eik

het groene gras
en alle bloemen
buigen mee
met elke zucht

en in die stilte
van het fluiten
los ik op
in blauwe lucht

Corona…

Het RIVM laat weten dat de kans op overlijden aan Corona kleiner is voor mensen met schoenmaat 46. Het was niet op het journaal, maar ik weet zeker dat ik het ergens heb gelezen. En ik begrijp dat ook wel. De meeste mensen hebben geen maat 46, dus gaan er meer mensen met kleinere schoenmaten dood aan Corona. Lijkt me logisch.

Ondertussen is in een Rotterdams ziekenhuis het eerste Corona-slachtoffer van Nederland gevallen. Een man uit Hoeksche Waard van 86, die
-statistisch gezien- zonder Corona waarschijnlijk ook niet meer al te lang geleefd zou hebben. Maar evengoed, de familie van deze overledene vanaf deze plaats heel veel sterkte gewenst. 

Met deze condoleance ben ik overigens in goed gezelschap want ook Minister Bruins betuigde via twitter zijn medeleven. Zijn gedachten waren bij de familie, vrienden en dierbaren, schreef hij in zijn tweet. En ook burgemeester Jan Pieter Lokker van de Hoeksche Waard liet in een verklaring weten dat hij meeleeft met de partner van de overleden man en de overige nabestaanden. Dat is mooi. 

Goed dat we dat na morgen nog een paar keer kunnen nalezen in verschillende kwaliteitskranten. Fijn ook dat we dat eerste sterfgeval vandaag waarschijnlijk nog wel om het uur bevestigd krijgen via de radio. En ik voorzie dat we vanavond bij het NOS Journaal via de buis verbonden worden met een verslaggever die live vanaf Hoeksche Waard verslag doet van de situatie ter plekke. Misschien is er vanavond zelfs al wel een  tweede sterfgeval waar we met z’n allen getuige van worden gemaakt.

Op de laatste pagina in de Limburger telde ik vanochtend maar liefst 11 overlijdensberichten. Niet gestorven aan Corona, maar toch… alleen al in Limburg! Ik weet niet hoe het zit in de andere provincies, maar ik ga er van uit dat er daar ook mensen zijn overleden. Hun nabestaanden wil ik bij deze heel veel kracht toewensen, want ik verwacht dat de media aan deze sterfgevallen wat minder aandacht gaan besteden. Ongetwijfeld zijn er bij sommige van hen in de directe familiekring ook via Twitter of Facebook condoleances binnengekomen. Mogelijk heeft zelfs de plaatselijke burgemeester zijn medeleven betuigd bij deze of gene. Maar een tweet van een minister? Die kans acht ik wat kleiner, hoewel ik het uiteraard niet uitsluit. Ministers zijn tenslotte ook gewoon mensen. Er woont er zelfs een in Hegelsom. Kun je nagaan.

Ondertussen hoesten we in ellebogen, geven we elkaar bij voorkeur geen hand meer en moeten we Brabanders voorlopig mijden. Nou wil het toeval dat ik morgen een verjaardagsfeest heb in Brabant. Het scheelt misschien dat het van origine een Limburger is die zijn verjaardag viert, maar het kan best zijn dat hij morgen ook Brabanders heeft uitgenodigd. Ik bereid me voor op elkaar een elleboog geven en let goed op dat ze daar van te voren niet in gehoest hebben. Want je weet het maar nooit. Zal ik uit voorzorg zelf maar alvast de minister uit Hegelsom bellen? Ik neem aan dat hij een kort  lijntje heeft met de gezondheidsminister?

En terwijl ik dit allemaal zit te bedenken, luister ik in mijn eentje naar Omroep Horst aan de Maas. Er is niemand thuis, behalve ik. Het voelt een beetje alsof ik in quarantaine zit. Op de radio hoor ik Lyn Collins ‘You better think’ zingen. Ik denk dat ze gelijk heeft. Het zou beter zijn als we allemaal zelf zouden nadenken. En een uurtje geleden draaide Paul Knorr het nummer ‘Ruimte’ van Stef Bos. Een zin daaruit spreekt me erg aan: De weg naar de stilte gaat dwars door de storm. Ook Stef heeft gelijk. We zullen door deze storm heen moeten, op weg naar de stilte. Gelukkig is het bijna lente. 

Hieronder de nummers ‘Ruimte’ en ‘Think’. Om even bij na te denken…

‘Think’ van Lyn Collins
‘Ruimte’ van Stef Bos

Leven op stille momenten…

Het vaste ritueel vanochtend. De verwarming opdraaien naar 20. De luxaflex een kwartslag open. Zien dat het buiten wat grijzig kijkt op eerste kerstdag. Twee broodjes met kaas klaargemaakt. Half jus d’orange, half water in een beker. Gisteren voorgenomen om vandaag een verhaal te gaan schrijven. En daar zit ik dan.

Eens in de zoveel tijd is de keukenprullenbak met plastic vol en dat is vanochtend ook het geval. Mag je dat bij het ritueel tellen, als iets niet dagelijks gebeurt, maar toch herhaaldelijk terugkomt? Ik doe het gewoon. Eigenlijk als een soort bruggetje naar de top 2000, die elk jaar terugkomt. ‘Hou van mij’ op plek 1991, van het Goede doel speelt nu.

Ik denk heel even na over dat getal en meteen associeer ik het met ons jaar van trouwen. 1991. Het jaartal staat in onze trouwring. Met een beetje fantasie twee keer zelfs: 1991991. 19 september 1991. In de verkorte notatiewijze is het getal van voor naar achter en van achter naar voor te lezen. Dat vonden we toen leuk. En 26 jaar later eigenlijk nog wel, merk ik.

Jaren die voorbij gaan. Rond deze tijd een gedachte die vaker door mijn hoofd gaat. ‘Onherroepelijk’ is het woord dat me als eerste te binnen schiet. De tijd die voorbij is. De dingen die voorbij gaan. Wat blijft zijn slechts herinneringen. Maar hopelijk tegelijk ook bouwstenen voor de toekomst. Ik merk dat ik in mijn hoofd voortdurend op zoek ben naar balans. Harmonie en zingeving zoek in de dingen die gebeuren.

Ik denk terug aan droevige gebeurtenissen uit het verleden. Het overlijden van mijn zus, anderhalf jaar geleden. Ik denk aan mijn vader, die in 1994 is overleden en aan mijn moeder waar we in 1978 afscheid van moesten nemen. Ik denk aan de ouders van Thea, aan vrienden en bekenden die er niet meer zijn. En bij elke droeve gedachte neig ik naar een positieve tegenhanger. Dat patroon komt steeds weer terug. Ook een soort van ritueel? Lijfsbehoud?

Bij twijfel zekerheid zien? Bij kou warmte zoeken? Bij haat liefde geven? Zou dat leven zijn? Ook op stille momenten, zoals de vroege ochtend van de eerste kerstdag in 2017? Leven op stille momenten. Ook een mooie…

Leven op stille momenten

Waar de aarde de lucht raakt
Daar ontmoet ik jou

telkens weer

Stilte waar leven was
Daar groet ik jou

keer op keer

Als zekerheid bij twijfel
Als liefde bij haat
Of warmte bij kou

over en weer

Als stilte bij leven
Als nooit geblust vuur
En of ik van je hou

elke keer meer

Schatten aan herinneringen…

‘Gortmeule wifi kleine veld’. Een mededeling die spontaan op mijn scherm verschijnt, vlak voordat ik in alle rust aan mijn ‘zondagse verhaal’ wil beginnen. Het brengt me even van mijn apropos. Maar tegelijk is het ook wel toepasselijk. Kort daarvoor heb ik bij jouw plekje gezeten, maar daar was het me toch wat te druk. Wat dat betreft heb je genoeg aanloop, bedenk ik me nu, en ik denk aan de tijd dat je nog leefde, toen dat heel anders was.

Ik had me voorgenomen om weer even tegen je aan te praten. In de wetenschap -of moet ik zeggen in de hoop- dat mijn gedachten op de een of andere manier bij je aankomen. En als ze bij jou aankomen, dan komen ze wellicht ook wel aan bij onze ouders. Doe ze de groeten als dat zo is. Gisteren in de achtertuin nog een kleurige vlinder voor me uit zien vliegen. Mooi dat ik toen ook even aan je moest denken. Misschien dat ik daarom nu hier zit.

Soms vraag ik me af of die ‘gesprekken’ die ik met je heb, niet vooral gesprekken zijn met mezelf. Of, indirect, monologen met anderen, hoe vreemd dat ook klinkt. Maar omdat ik dit opschrijf en straks via internet deel, maak ik hen die dit lezen deelgenoot van mijn gedachten. Ik stel me voor dat iedereen bij gelegenheid wel eens terugdenkt aan iemand. Als mijn gedachten op ‘papier’ die herinneringen dan oproepen, dan hoop ik dat ze net zo zonnig zijn als de dag van vandaag.

Twee fietsers, een man en een vrouw, komen mijn kant op. Niet alleen dat, ze stoppen bij het bankje, waar ik zit. Wat blijkt? Onder de bank is een ‘geo-schat’ verstopt. Hun hobby is het om die schatten op te sporen. Ik heb daar wel eens van gehoord, maar ik ben er nog nooit in levende lijve mee geconfronteerd. Hij pakt de schat, pakt er een briefje uit en noteert er wat op. Dan gaat de schat weer terug onder de bank. Even met hen over deze wondere wereld gesproken. Vrij snel gaan ze weer op weg. Op zoek naar een andere schat. Te vinden over de hele wereld, vertelde hij. Het maakt me nieuwsgierig.

Als ze weg zijn, bekijk ik de schat eens nader. Ook de inhoud intrigeert me. Vanaf juli van dit jaar hebben al een groot aantal mensen de schat gevonden, zie ik op het briefje dat in het schatkokertje zit. Mijn spontane ontmoeting van zojuist heeft hun geocache-naam ook genoteerd zie ik. De vinddatum is schriftelijk geregistreerd. Maar ze gaan het ook nog digitaal doorgeven, legde hij me zojuist uit. Misschien had ik hem moeten vertellen dat hier ook ergens WiFi in de lucht hangt…

Een korte, spontane ontmoeting, op deze zonnige zondag. Op een plek waar je het niet verwacht, is een schat verborgen. Nu ik er zo over nadenk, in de rust die al weer een tijdje heerlijk voelbaar is, is het net alsof het zo moest zijn. Er zijn op de hele wereld plekken waar schatten verborgen liggen. En iedereen mag die vinden. Omdat ze ooit in het verleden zijn ‘verstopt’. Maar ook nu en in de toekomst nog een plek gaan krijgen. Schatten aan herinneringen. Je hoeft ze alleen maar te vinden. En soms komen ze, net als vlinders, vanzelf naar je toe…

Eikels…

In een rechte lijn ben ik naar de plek gefietst waar ik dit verhaal wil opschrijven. Nog geen besef van het onderwerp, maar wel van de plek waar het moet gaan ontstaan. Als ik voor me uit kijk zie ik dit:


En achter me een eikenboom die er waarschijnlijk al honderden jaren staat. 

De omvang van de boom wordt pas echt duidelijk wanneer je die in verhouding ziet met een alledaags gebruiksvoorwerp: een fiets. Vier van die fietsen zou je tegen die boom aan kunnen zetten en dan zouden ze elkaar volgens mij niet raken. Ik heb maar één fiets bij me, dus ik kan dat niet proefondervinderlijk onderbouwen. Maar evengoed..

Ik heb hier vaker gezeten en me verbaasd over de rust en -vooral door die boom- over de relativiteit van tijd. Net vandaag wandelen er twee dames voorbij. Ik hoor ze van links aankomen en pratend passeren ze de houten bank waarop ik zit. Bij één van hen bungelt een pasje aan haar broeksriem. Zo een waarmee we ook op mijn werk deuren, die electronisch gesloten zijn, kunnen openen. Ik vraag me af waar hier in de buurt dergelijke deuren te vinden zijn en realiseer me tegelijk dat de eeuwigheid van deze plek waarschijnlijk dichter bij de tijdelijkheid ligt dan me op dit moment lief is.

Dit moment. Op de bank lagen eikels toen ik er wilde gaan zitten. 

En in de korte tijd dat ik er zit, valt er zo nu en dan nog een uit de boom. In de verte krast een kraai. Opnieuw komt er een wandelaar over het pad dichterbij. Ook hij draagt zo’n pasje, valt me op als hij groetend voorbij loopt. Het is vrijdag, net middag. Een tijdstip waarop ook op mijn werk veel collega’s besluiten tot een middagwandelingetje. De (bijna) afgelopen drie weken van mijn vakantie heb ik ze vaak zien lopen, in groepjes of alleen. Vanaf mijn ‘vakantieplek’ op het terras een herkenbare, maar even nog een wat-verder-van-mij-liggende wereld.

Ik hoor een eikel in de boom op een tak vallen. In zijn weg naar beneden raakt hij nog een tak, wat bladeren en daarna de grond. Vier keer een tik, die elke keer net even wat anders klinkt. Het doet me denken aan een wiskundeproef van vroeger. Een schuin rechtopstaande bak, op regelmatige afstand volgetimmerd met spijkers, werd van bovenaf volgegoten met honderden knikkers. De kans dat één van die knikkers, stuiterend op de spijkers, uiterst links of uiterst rechts in de bak landt is kleiner dan de kans dat knikkers in het midden terechtkomen. Uiteindelijk zag je zo een Gauss-kromme ontstaan. Ik denk daarom niet dat ik een eikel op mijn hoofd krijg…

Wel een rupsje op mijn been, zie ik. Een half uur maak ik nu zelfgekozen deel uit van dit idyllische plekje en dat wordt door sommige ‘autochtonen’ blijkbaar als opvallend en onderzoekswaardig ervaren. Een wesp komt even een kijkje nemen. De wind waait door de struiken achter me en laag over het weilandgras voor me scheren zwaluwen kris kras voorbij. Heen en weer, steeds opnieuw. Rechts van me hoor ik ganzen snateren. Van die kant ook spelende kindergeluiden. Waarschijnlijk gasten van camping Landgoed de Gortmeule.

Het is lekker weer op mijn laatste vakantiedag. Blauwe lucht, witte en grijze wolken door elkaar heen. Bewogen door de wind die ook beneden af en toe zijn invloed laat gelden. Een eikel landt met een doffe tik vlak naast mijn schoen. Iets verderop ook twee. Oef… waar is Gauss als je hem nodig hebt.

Ik besluit het noodlot niet verder te tarten en verlaat deze mooie plek. Met een knik naar het kruis dat door honderdjarige takken wordt beschermd, ben ik klaar voor alles wat komen gaat. Ik kan niet anders. Want krijg ik ooit een eikel op mijn hoofd,  dan kan ik er maar beter van genieten…


Witte wegwijspieten…

Zwarte zwijgpieten zullen dit jaar hun opwachting maken, naast witte wegwijspieten. Over beiden is veel te vertellen, maar de gevoeligheid van de materie noopt tot zorgvuldige formulering. Een misverstand is zo geboren. Te zwart-wit is al vaker oorzaak geweest van onbegrip en heftige discussie. Nuancering is bij dit heikele onderwerp dus op zijn plaats.

Een zwijgpiet heeft daarom slechts één opdracht. Hij moet zijn mond houden. Het is een opdracht die de zwijgpiet zichzelf heeft opgelegd. Hij moet niks. Hij wil het zelf. En zoals een pakjespiet verantwoordelijk is voor pakjes en alleen daarop kan worden aangesproken, zo is de zwijgpiet dit jaar verantwoordelijk voor de stilte. Daar kan hij ook op worden aangesproken, maar dat heeft normaalgesproken weinig zin, omdat een goede zwijgpiet niet zal ingaan op hetgeen hem wordt gevraagd of toegeroepen. Hij zwijgt. En hij is zwart.

Een wegwijspiet wijst de weg. Dat was vroeger al een taak van wegwijspieten, maar toen waren ze nog zwart. Nu niet meer. De zwarte hebben zonder enige terughoudendheid, rancune of twijfel de witte wegwijspieten ingewerkt. Ze zijn blij dat het wegwijzen voortaan wit kan gebeuren. De zwarte wegwijspieten zijn omgeschoold tot zwijgpieten. Daar zijn ze, na jarenlang zwart wegwijzen ook wel aan toe. Te lang al hebben ze tevergeefs uitgelegd waar men moest zijn. Niemand wil echter nog de weg weten, is hun ervaring. Pakjes, daar wil men wèl van weten, maar de weg, ho maar. Dat is vaak heel frusterend. Zelfs zo frusterend dat ze soms van bittere ellende gewoon hun mond houden. De stap naar zwijgpiet is dus slechts een hele kleine. En ze zijn toch al zwart. Dus dat komt goed uit.

Die nieuwe witte wegwijspieten, die zijn nog vers en fanatiek. Die gaan er nog voor. Ook zij zullen tevergeefs de weg wijzen, is de algemene opinie, maar soit. Dingen gaan zoals ze gaan. Er zijn gelukkig zoveel witte wegwijspieten gerecruteerd, dat het niet zoveel uitmaakt als de één perongeluk verkeerd de weg naar rechts wijst, omdat de andere dat waarschijnlijk ook perongeluk naar de weg links zal doen. Beide wegen worden dan door de pakjespieten bezocht, weliswaar op verkeerde gronden, maar net zo goed is daar dus geen probleem te verwachten. Drie keer links is ook rechts, is het credo dat de zwarte wegwijspieten, de witte op het hart hebben gedrukt. Die begrijpen dat nog niet helemaal, maar ze geloven de zwarte wel. Die kunnen het tenslotte weten.

Verder houden ze er hun mond over. Past ook bij hun nieuwe functie. Die van zwarte zwijgpiet. En ze zijn er bovendien op vooruit gegaan. Maar daar hoor je ze verder niet over. Want de illusie van de juiste weg hebben ze lang geleden al losgelaten. Eigenlijk tegelijk met het vertrek van Aart Staartjes, in 2001, toen die voor de laatste keer de echte Sinterklaas heeft binnengehaald. Vanaf dat moment zijn we met z’n allen een beetje de weg kwijtgeraakt. Die echte Sinterklaas, dat was Bram van der Vlugt, maar daar hoor je tegenwoordig niemand meer over. Bram was trouwens een oud klasgenoot van Aart, op de toneelschool, maar dat terzijde. Want voor je het weet zit je op een zijpad, raak je de weg kwijt en ben je verdwaald. En dan zal je net zien, dat het daar barst van de zwarte zwijgpieten, maar er niet één witte wegwijspiet te vinden is…of nog erger, juist heel veel. Dan kan je het helemaal schudden.

(heel vrij vertaald naar Wittgenstein: ‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss mann schweigen’.)