Beginnen

Hyves… is dat MSN-nen voor grote mensen? Het lijkt er verdacht veel op. Hoewel met name het bloggen iets toevoegt. Denk ik. De tijd zal het leren. Al doende gaat dat het makkelijkst. Dus maar gewoon beginnen.
Ik lees in de inleiding dat de blog alleen door ‘vrienden’ gelezen kan worden. Nou, Roy, dan ben jij voorlopig de eerste (en de enige?).

We zullen eens kijken hoe een en ander loopt. Kijk, en dan blijkt de neus toch langer… ‘Who may see it’ zie ik ineens staan. En dan kan ik ook kiezen voor ‘friends of friends’. Dat schiet lekker op. Jouw integratie-dialoog levert een aantal interessante vrienden op… Rita Verdonk? Kun je die straks niet gewoon meenemen naar Marokko en dan laten verdwalen? Of zou Marokka heel erg ongewenste vreemdelingen een aparte status geven? Rita, vriendin, als je dit leest, dan hoor ik het wel. Salamalaikum.

Blinde tranen hoor je niet…

Daar zit ze. Overdag in de rolstoel. En daar ligt ze. ’s Nachts in haar bed. Soms zit ze ook overdag in haar rolstoel naast haar bed. De verpleging heeft haar daar naar toe gereden omdat ze de andere bewoners in de woonkamer onrustig maakt. Volgens de afdelingsarts gaat haar toestand achteruit. Ze is weliswaar blind en ze hoort steeds minder, maar ze verliest nu ook verstandelijk de aansluiting met de werkelijkheid. Ze is veel bang, de laatste tijd. Ze roept dan. Naar haar man die nog niet zo lang geleden gestorven is. Of naar één van haar kinderen, die haar elke dag bezoeken. De kinderen merken ook wel dat moeder meer wartaal spreekt. Maar toch. Zo af en toe is er toch een helder moment. Dan vertelt ze over vroeger. Of over wat ze die dag gehoord meent te hebben. Ze vraagt dan of dat klopt. Het geeft haar houvast in een donkere, stille wereld.

En daar komt nu ook de klad in. Ze drijft af. Het houvast vervaagt. Ze roept dan in de woonkamer. Bang is ze. Echte angst. In het donker, waar niemand iets zegt en ze niemand kan zien. Maar waar steeds meer door haar hoofd gaat. Haar wereld lijkt zich nu helemaal te verkleinen tot in haar hoofd. Voelt ze zelf ook dat ze afglijdt? De andere bewoners worden er onrustig van. Zegt de verpleging. Dus wordt ze bij haar bed gezet. Daar zal de nachtverpleging haar straks ook in bed laten zakken. Nog steeds bang. Omdat nacht ook dag is, en andersom. De stoel kan blijven staan. Dat is handig want daar moet ze morgen weer in.

Ze is als casus besproken, vertelt de afdelingsarts. Er is geconstateerd dat ze, gezien haar versnelde desoriëntatie naar een gesloten afdeling moet. Zou ze daar minder bang zijn? Daar zit meer gekwalificeerd personeel, aldus de arts. Wrang, als je weet dat op die afdeling een aantal jaren lang vader verpleegd is. Moeder kwam daar dan ook, begeleidt door één van de kinderen. Dan zaten ze daar. Moeder hield zijn hand vast. Vader die nog wel kon lopen, kon zien en horen, maar niet meer wist waar dat allemaal voor diende. Hij kwam altijd bij die afgesloten deur uit. Dan liep hij maar weer terug. Hij dronk koffie en at wat er was. Moeder hield zijn hand vast. En als het dan tijd was, werd moeder naar haar eigen afdeling gebracht. Vader bleef. Een open boek, maar zo gesloten. En moeder? Haar boek noodgedwongen gesloten, maar o zo open…

Vader stierf waar iedereen bij was. Moeder was er ook. Ze hield drie dagen lang zijn hand vast. Over houvast gesproken… Toen het stil werd zei ze niet veel…‘Och Va’.. Meer niet.

Zekerheid is ook niet alles

De laatste jaren geen spectaculaire dingen meegemaakt, stel ik een beetje verontrust vast. Ik vraag het me af terwijl ik besluit toch maar een begin te maken. Maar waaraan? Er moet toch iets zijn dat me bezighoudt en dat ik wil beschrijven? Een onderwerp dat me doet overlopen van enthousiasme? Gretigheid die zich dan vanzelf vertaalt in mooie volzinnen.

Ik zoek in mijn geheugen naar gebeurtenissen, maar word afgeleid door mijn dochter die vraagt of ik ook foto’s kan scannen. Zij heeft haar msn-vriendinnen net beloofd een babyfoto te sturen, omdat zij die ook van hen heeft gekregen. Mijn dochter van twaalf, die dit jaar bijna trots als ‘neet’ gestart is aan de nieuwe school. Ik heb dat vroeger waarschijnlijk ook gehad, maar ik weet het niet meer. Of toch?

Ik herinner me bijvoorbeeld het gevoel van wakker worden maar dan midden op de dag. In één keer bewuster van de wereld om me heen. Terugkijkend wel te verklaren, omdat er in die tijd thuis zoveel dingen aan de hand waren. Voor een twaalfjarige waarschijnlijk zoveel indrukken dat die op de een of andere manier waren weggestopt. Weg van thuis leek die verdovende invloed te vervagen. Alsof er watten uit mijn oren gingen en mijn ogen toen pas echt open gingen. Vreemde, maar heerlijke gewaarwording, weet ik nog.

In tegenstelling tot een andere emotie van nog eerder: het pijnlijk confronterende moment in de zesde klas, waar ik tot op de dag van vandaag mijn klasgenote van toen nog met ironie in haar stem hoor zeggen: ‘Weet je dat wel zeker?’ Zij doelde op mijn mooi versierde handtekeningenvel, bedoeld voor het afscheid van alle meesters en juffen. Op de achterkant had ik in mooie dubbele krulletters geschreven: ‘ik ga nu vijf jaar naar de HAVO’.

‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg ze en ik had daar geen antwoord op. Ik wist dat inderdaad niet zeker, zoals ik zoveel in die tijd helemaal niet zeker wist. Of niet wilde weten. Mijn moeder die was opgenomen bijvoorbeeld om redenen die ik niet snapte. Maar ik leerde in die tijd zoveel nieuwe dingen. Ik zag en hoorde vanalles. Ik weet niet, en heb me dat toen ook niet afgevraagd, of mijn klasgenote het destijds wel zeker wist.

Mijn zoontje van acht vraagt of ik koffie wil. Hij vind het leuk om met de Senseo te spelen. Omdat hij elke handeling hardop beschrijft, word ik opnieuw afgeleid van mijn gedachten. Weet ik wel zeker dat ik koffie wil? Ik weet dat ik hem het plezier van het maken niet wil ontzeggen, maar ik voel ook dat ik het afgeleid worden op dit moment niet als plezierig ervaar. Wat zitten we toch vreemd in elkaar.

Op sommige tijdstippen voel ik me een kijker naar mijn eigen film. Ik heb er een rol in, maar toch ook soms het gevoel dat ik mijn tekst niet ken. Dan improviseer ik waarschijnlijk en merk dat juist die momenten het meest echt zijn. De koffie die ik aangereikt krijg is daar het tastbare bewijs van. ‘Lekker, ventje!’.

Zaterdag, nèt na de middag. Mijn zoon ruimt de speelkamer verder op en mijn dochter zit boven te msnnen. Een werkwoord van zes letters, met maar één klinker. Een verworvenheid van deze tijd. Een tijd waar ik zelf middenin sta. Maar waar niks zeker is. Net zo min als in 1972, toen ik het ook niet zeker wist…

‘Ojee!!’ roept mijn zoon. Hij heeft op ‘twee koppen’ gedrukt, terwijl hij het kopje vergeten is… Verschrikt kijkt hij me aan. Op sommige momenten is improviseren wel leuk. Ik stel hem gerust. Hij weet het ook nog niet zo zeker, maar ik hoop dat hij daar geen vervelend gevoel bij heeft.