We staan op zes. Het is zaterdag 11 augustus, een paar minuten over een. Zes keer goud hebben we nu. Tel daar de vijf keer zilver en 8 keer brons bij op en dan blijkt dat we ons nationale doel van 17 plakken al zijn voorbijgestreefd. Haal de kroonkurken maar van de fles! Een nieuw doel wordt snel gesteld: een plaats bij de beste 10 landen van het medailleklassement. De lat ligt dus alweer hoger. In dat klassement staan we nu al elfde. Wanneer de hockeymannen vanavond met een nulletje of vier de Duitsers van de mat vegen, dan kan het al gebeurd zijn. Dan staan we waar we willen staan. De lat kan dan wéér omhoog en ook de kratjes Heineken kunnen in de aanbieding.
Nog belangrijker misschien, onze oranje Calimero-eierdopjes komen weer wat steviger op onze kopjes te staan. Hiep-piep-hói, hiep-piep-hói… Vaak onopvallend en heel terloops, soms een beetje zelfingenomen en zelfs wat genant. Ongegeneerd oranje. Het Zie-je-wel-wij-zijn-beter-dan-de-rest-gevoel. Zeker beter dan die duitsers, want daar gaan we straks helemaal terecht van winnen. Dus. En over die fiets die we nog terug moeten krijgen hebben we het straks nog wel even, in het Holland Heineken House.
Omdat het niet zo gemakkelijk praat na een paar uurtjes feesten en zuipen op kosten van de sponsor, schreeuwen we het uit. Mart Smeets zit daar ook. Hij ergert zich dat er geroepen wordt, wanneer hij praat. Zijn monoloog in aanwezigheid van winnaars en supporters is namelijk de uitlaatklep van dat oranje-gevoel. Het oranje afvoerputje. Alles wat oranje is, loopt leeg in Smeets. Mag hij dat zeggen? Ja dat mag hij zeggen. Want wij kijken en luisteren massaal. Mét de oranje hoedjes als eierdopjes steeds steviger op de Heineken-hoofden.
Wat zijn we toch een lief oranje volkje. Op weg naar de beste 10 zien we niet dat Duitsland in het medailleklassement al op de zesde plaats staat. Daarmee geconfronteerd, wijten we dat voor het gemak aan de eigenschap dat zij altijd in de laatste minuut met geluk winnen. Wij niet, wij trainen er hard voor, en komen dáárom in de top 10. Weer anderen hebben het thuisvoordeel wanneer wij niet winnen. Dan zijn het foute juryleden die aan foute paarden onterecht goud geven. Het is dat Winston Churchill in de oorlog aan onze kant stond, maar anders…
Wij staan in het Holland House bij opkomst van één van onze medaillewinnaars blij beneveld en-masse minutenlang ‘hoi, hoi, hoi’ te roepen terwijl een paar straten verderop de wat Duits uitziende Sir Chris Hoy in de Engelse pub zich afvraagt, wat die dronken oranje supporter toch over zijn fiets bazelt… Omdat we blijkbaar niet meer weten waar het eigenlijk echt om gaat, is het een kwestie van tijd dat een dronken oranje supporter hem zijn fiets gaat afnemen. Teruggeven dat ding! En in het Holland Heineken House gaat de fiets dan crowdsurfend over de massa. Hoi, hoi, hoi. Met een beetje geluk komt die uiteindelijk bij Teun Mulder terecht, die de fiets na de huldiging beschaamd weer teruggeeft aan de ware eigenaar. Hij weet wél dat Chris Hoy geen duitser is.
Neem een andere bronzen medaille winnaar. Een vrouw deze keer. Vandaag in de Volkskrant een heel mooi portret over haar. Judoka Edith Bosch. Op de voorpagina wordt ze geciteerd: ‘Ik had altijd te hoge verwachtingen van mezelf’. In het artikel zelf vertelt ze dat winnen heel lang voor haar hét middel was tegen eenzaamheid. Zou het plaatsvervangende winnaarsgevoel van heel veel oranje-supporters ook daar op terug te voeren zijn, vraag ik me af? Op té hoge verwachtingen en eenzaamheid? En dat men daarom met duizenden tegelijk in het Holland Heineken House elke keer opnieuw een verwachting wil zien uitkomen? Het blijft bijzonder.
Edith Bosch tikt terecht verontwaardigd een dronken flessengooiende fan op zijn rug. Zij doet wat wij ook zouden willen doen, maar meestal niet meer durven. Want voor durf moet je een eenling zijn, die zich niet in de massa wenst te verstoppen. Edith Bosch is zo iemand. Zij is die enkeling die laat zien waar het over gaat. Dat doet ze niet als judoka, die brons heeft gehaald op de olympische spelen. Dat doet ze als de persoon die ze is. Los van sport en van oranje. Kleurenblind van terechte verontwaardiging. Een mooi mens, zou Mart Smeets zeggen. Mag hij dat zeggen? Ja, dat mag hij zeggen. Omdat het om mensen gáát. En al hebben die brons. Dan verdienen ze goud.
Hoi Geert,
Goud… een vlot geschreven en treffende beschouwing.
Mooie talige vervlechtingen richting Hoy/hoi en ons aller Mart S.
Gratuliere…
Ron.
p.s.: het nieuwe album (zo wordt een cd tegenwoordig meestal genoemd) van Rowwen Hèze heet ‘Geal’. Nu vraag ik me af of we hier (als ex-fonetisch geschoolden) niet ‘Gael’ moeten noteren?
(maar dit ter zijde…).
Ron, dankjewel voor je reactie. Wat ‘geal’ betreft: Jan van Teng zei ooit ‘Aas ge neet wet waat dur stiët, leas da waat ge zit en luuster na waat ge zegt’. Dat vrij vertaald zou betekenen dat je het toch schrijft zoals het nu geschreven is. Op z’n Horsters dan hè…