Paasgedachte

Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat ik nog niet kan duiden.
Dus ondertussen doe ik niets
en luister naar geluiden.

Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat ik nog niet kan schrijven.
ik voel het wel, maar er zit iets
dat denkt, ik wil hier blijven.

Er schuilt een mooi verhaal in mij,
dat mensen nog nooit hoorden.
dus wat ik doe: ik pak de fiets
en ga op zoek naar woorden.

Een gedichtje vloeit uit de pen. Spontaan. En net zo spontaan handel je er naar. Op de fiets en rechtstreeks naar de plek waar ik al vaker schreef. Onderweg zie ik versteende lammetjes in een omheinde tuin, bij een tehuis waar ook mijn tante begeleid woont. Associaties met dementie, versteende gedachten en stilstaan schieten door mijn hoofd.

Misschien een onderwerp voor mijn verhaal, bedenk ik, terwijl ik er al voorbij ben. Het is Pasen. De zon schijnt en ik fiets bijna over een dood vogeltje. Een staartmeesje lijkt het, maar het ligt er zo verkreukeld bij, dat ik dat niet met zekerheid kan zeggen. Zal ik er een foto van maken? Het fragiele van de dood op een onverwachte plek. Net als stenen schaapjes een voorbije illusie van leven?

Op de plek waar ik van plan ben te gaan schrijven, hoor ik het leven. Een hommel zo groot als een paaseitje zoemt om me heen. Vogelgeluiden. Auto’s op afstand. Twee wandelaars, een man en een vrouw, met een grote herdershond en twee kleine hondjes, lopen me pratend voorbij en komen ook meteen weer terug. Zouden ze hier hebben willen zitten, onder de schaduw van de oude eik?

Op dit moment ben ik hier alleen, met mijn gedachten. Toen ik hier een half uurtje geleden aankwam, mijn kussen op de bank legde en er op plaats nam, overviel me even een intens gevoel van droefheid. Van het dode vogeltje? De stenen schaapjes? Mijn tante? Mijn broer, die ik sinds heel lang gisteren weer had bezocht? Leed in het algemeen? Op de dag van de verrijzenis?

In de stilte van alle geluiden om me heen, hoor ik de kerkklok twaalf uur slaan. Ik zie een mier kruipen over mijn mouw, span mijn middelvinger achter mijn duim en geef het beestje waarschijnlijk z’n eerste vluchtervaring. Ik maak nog een foto van verse gele paardebloemen, realiseer me dat die over een tijdje grijs zijn maar dat ik dan alles weg mag blazen voor een wens!

Zijn er eigenlijk al echte lammetjes? Want er schuilt nog steeds een mooi verhaal in mij…

Clara

De uitvaartdienst was plechtig. Latijnse gezangen vulden de Lambertuskerk. Helder wit zonlicht werd kleurrijk gebroken door het gebrandschilderde glas. Het gaf de vele bloemen bij haar kist nog meer kleur. ‘Clara hield van bloemen’ was de laatste zin in de rouwadvertentie en dat hadden veel mensen zich ter harte genomen. De zon speelde met de kleuren. Rood werd nog wat warmer en het groen nog wat feller.

Herinneringen werden voorgelezen. Paul, haar zoon, en Tim, haar man, vertelden over Claar. Over hoe sterk ze was ondanks haar twijfel en over hoe ze elkaar tot steun waren. Over het afscheid, dat wat haar betrof eigenlijk geen afscheid had moeten zijn. Ze was er nog niet klaar voor. Had nog zoveel plannen. Ook dat kwam naar voren, uit de woorden die werden gesproken. Het waren namelijk veelal de woorden van Claar zelf. Het was alsof ze ons allemaal nog een laatste keer van hele goede adviezen wilde voorzien.

clara prentje
De foto op het gedachtenisprentje van Claar van Lieshout

‘Weet je wat het is:’… Daar begon haar gedachtenisprentje mee. Ik herkende de zin en het korte verhaal dat volgde, omdat haar man Tim die woorden bij aanvang van de dienst met ons gedeeld had. Hij had Claar zo al laten spreken. Toen ik haar woorden terug las, hoorde ik haar als het ware zelf vertellen. Wijs. Belezen. Ze vertelde over haar herinneringen, haar twee kinderen, ja, eigenlijk over haar leven in al zijn facetten. Beschouwend, kernachtig maar vooral ook verdrietig omdat de rauwe werkelijkheid op het laatst de kleuren zo grauw gemaakt had.

En toch. Ondanks de pijn en het verdriet lees ik ook haar zin: ‘Ik kan er met vreugde op terugkijken’. Ik hoor haar dochter Evelyn in het slotwoord zeggen, dat ze tot op het laatst de hand van Claar heeft vastgehouden. Ze voelde dezelfde onzekerheid die ook Claar had gevoeld over wat het betekent om los te moeten laten. En toch, vertelde Evelyn, heeft ze haar moeder toegefluisterd dát ze los mocht laten. Puur en alleen omdat ze los móest laten. Maar wetende dat wat er geschreven is en wat er herinnerd wordt op den duur weer alles zal verbinden.

Ik ben de kerk uitgelopen aan de kant van de Bruna. Dat tweede huis van Claar, waar ze haar ziel en zaligheid in had gestopt. Waar Vera werkte, die gedurende het ziekteproces van Claar, zo vaak lief en leed met Claar had gedeeld. Het personeel van die boekhandel is met Claar en haar familie in de rouwstoet mee gewandeld naar het kerkhof, samen met vrienden en bekenden. Onder een helderblauwe lucht en stralende zon.

Bruna, bij de Lambertuskerk
…de kerk uitgewandeld, langs de Bruna

‘Weet je wat het is: ‘… Dat schreef Claar op 11 december 2018. Vanochtend maakte zij me deelgenoot van haar verhaal, via Tim, Paul en Evelyn. Een verhaal dat op deze dag lijkt te worden afgesloten, maar dat in zekere zin juist nu een vervolg krijgt. Een stukje van dat nieuwe hoofdstuk proef ik in het kopje thee op het terras. Ik zie het verhaal in de mensen die voorbij wandelen. Ik voel het in de warmte van de zon. En ik voel en hoor het als Pip me een arm geeft en we samen pratend weer langs de Bruna lopen. Alles is even één. Omdat het vanochtend door Clara zo helder is verteld. Via Tim, Paul en Evelyn.

Dus voor hen. En voor allen die Claar hebben gekend. Met dank.

boekpresentatie Bruna
Mede dankzij Claar mochten Egbert Derix en ik een paar jaar geleden onze boeken presenteren bij Bruna Horst. Een mooie, muzikale en literaire happening.

Het zoete van zout…

Vanmiddag ben ik begonnen aan een gedicht. Ik wilde een onbestemd gevoel in woorden vangen. Maar ja, onbestemd hè… Dan begin je eigenlijk al heel lastig. Wat ik voelde? Een mix van voortschrijdende tijd en machteloosheid. Berusting en tevredenheid. Maar ook twijfel. Het eigenlijk voortdurend ook niet precies weten waarom en daar maar zo nu en dan echt mee zitten, lijkt het. En toch…

Terugkerende vragen over wat er om me heen en in de wereld gebeurt, houden me wel bezig. Bewondering en verwondering over wat ik lees, zie en hoor. Wat is mijn rol in dat alles, vraag ik me af. Wat wil ik precies en wat doe ik daar voor. Of wat moet ik er misschien wel voor laten? Ik probeer als een soort objectieve toeschouwer naar mezelf te kijken om te ontdekken waar mijn gedachten over gaan. Als die toeschouwer ze onder woorden kan brengen, beschrijven ze dan dat onbestemde gevoel? En als ik ze opschrijf, voor wie doe ik dat dan? Voor die toeschouwer die ik zelf ben?

Toch deel ik het op mijn blog. Waarom? Ik kies er voor mijn twijfel om te zetten in een besluit. Ik schrijf het in eerste instantie voor mezelf, maar geef toe aan de drang om het daarna te delen. Ik wil niet de enige toeschouwer zijn. Wie weet, staat er iets in, waar anderen ook een onbestemd gevoel over hebben. En wie weet, hebben ze iets aan de gevonden woorden.

Deze avond heb ik mijn hoofd gebroken over de inleiding hierboven. Het gedicht had dat nodig, vond ik. Dus opnieuw besloten om te doen wat ik dacht. En stiekem heb ik hier en daar het gedicht zonet ook nog wat opgepoetst. Maar daar zie je niks meer van…

Het zoete zout

De dingen die je denkt,
in woorden tracht te vangen,
is aandacht die je schenkt
aan onvervuld verlangen.

Het lot, dat huilt en wenkt,
van jong naar langzaam oud.
Wat nooit gebracht is, brengt
het lief naar langzaam stout.

Dat lot dat lachend zwenkt,
van fier rechtop naar hangen.
Dat trots zijn tranen plengt,
in dag-en-nacht gezangen.

Die moed, heel laf gekrenkt,
door altijd van dat bange.
De koude angst verzengt,
het niet vervuld verlangen.

Toch, welke woorden je ook kiest,
doet goed, die aandacht vangen.
Wanneer je macht of moed verliest:
Proef zoet het zout op wangen!

edi-libedinsky-700023-unsplash

Foto: Edi Libedinsky

Vraagtekens…

We zijn hoofdrolspelers in onze eigen film die we ‘Leven’ genoemd hebben. Elke dag zijn er live-opnames. Afhankelijk van het script is soms de totale cast aanwezig of alleen de regisseur. In dat geval geeft hij aanwijzingen aan de cameraman, die dan alvast sfeerbeelden maakt om in te voegen tussen de live-scenes.

Jij en de hele cast zijn ik-figuren in de film. Ik ook, net als de regisseur, die zichzelf speelt. De hele cast heeft van te voren het script gekregen, maar naarmate de draaidagen vorderen, blijkt steeds meer dat die scripts op onderdelen van elkaar afwijken. Iemand heeft daar heel goed over nagedacht, maar niemand weet wie dat is.

Dat al die verschillende scripts op onderdelen elkaar raken, en dat daardoor acteurs elkaar op de set herhaaldelijk tegenkomen is op zich al opmerkelijk. Maar nog indrukwekkender is het wanneer er medespelers opduiken die je nog nooit eerder gezien hebt. Soms lijkt het wel alsof de scripts herschreven worden terwijl de camera’s draaien.

Mooi om te zien hoe enthousiast jonge acteurs hun rollen inhoud geven. Soms nog wat onzeker, maar ach, niet al te lang geleden stond je er zelf ook nog onbeholpen bij. Fijn ook om te merken dat de meesten vanuit de grond van hun hart ‘Leven’ echt inhoud willen geven, ook al gebeurt dat soms vooral zoekend en intuïtief.

En toch…

Toch zet ik vraagtekens bij mijn rol. Minder vaak dan vroeger misschien, maar toch. Ik probeer me zelf te overtuigen dat daar niks mis mee is, maar ondertussen gaat de film wel verder. Eerder opgenomen scenes worden niet overgespeeld. Hooguit kun je de ervaring van gisteren gebruiken voor de draaidagen van morgen.

‘Leven’ is de titel die op de voorkant van mijn script staat. Achterin nog lege pagina’s. Dezelfde titel staat op de scripts van anderen. Maar er zijn duidelijke verschillen in omvang en gewicht. Nog een bewijs dat ieders script uniek is? Of zou juist het aantal lége pagina’s het verschil maken? Straks… als er geen vraagtekens meer zijn.

Rollen verweven
in een film over leven

Je over geven
zonder willen of streven

Tot het vraagteken
uitroepteken blijkt

als door licht
het donker wijkt

emily-morter-188019-unsplash

foto:Emily Morter

Mart

Van een afstand zag ik hem al zitten. Op het stenen trapje voor zijn café. Het was zondagavond, zo omstreeks acht uur. Ik weet niet of hij zijn café al open had. Normaalgesproken wel, op zondagavond. Dan stond hij met Marij achter de bar. Normaalgesproken. Maar alles was niet meer normaal. Alles was anders geworden. Zijn dochter was onlangs op haar vakantieadres overleden.

Ik zag dat hij in gedachten verzonken was. Hij keek in het niets en tegelijk in de richting van waar ik vandaan kwam fietsen. Ik denk dat hij vanaf zijn plek de toren van de Lambertuskerk kon zien. Pas in het voorbijgaan merkte hij me op en reageerde op mijn ingetogen opgestoken hand en mijn ‘hallo’. ‘Ha’.. Een korte reactie en een knikje kwam er terug van zijn kant en toen waren we elkaar ook al weer voorbij.

Fietsend probeerde ik me een voorstelling te maken van de pijn en het verdriet dat hem was overkomen. Opgeteld bij het verdriet van de man van zijn dochter. Misschien dacht hij op dat trapje wel aan zijn kleinkind, dat vanaf dat verschrikkelijke moment zonder moeder verder moest, maar daar waarschijnlijk op die jonge leeftijd nog geen enkel besef van had.

Het lukte niet. Het beeld van Mart, die buiten op het trapje voor zich uit staarde, terwijl binnen in zijn café het leven straks weer gewoon door ging. Het was een contrast dat me weliswaar diep raakte, maar van de pijn die er achter schuilging, daar kon ik me geen voorstelling van maken. Dat kon waarschijnlijk alleen hij op dat moment.

Misschien wel door het leven in zijn café even achter zich te laten.  Te gaan zitten op het trapje voor de ingang. Omhoog te kijken, nog óver de kerktoren heen. Lang genoeg om daarna weer naar binnen te gaan. Om het leven te leven. Voor zijn dochter. Zijn kleindochter. En voor zijn vaste klanten, die begrepen waarom hij even buiten zat, maar daar die avond mogelijk geen woorden voor hadden.

Deze woorden zijn voor hem. En voor hen die ze herkennen.

 

Burning blues…

Bluesmuziek van de Cornfeds op de koptelefoon. Onlangs heb ik ze gezien en gehoord op Moulin Blues. Samen met Peter en Hay was ik daar drie dagen ondergedompeld in de sfeer van blues en lettin’go. Relaxte sfeer. ‘Wenn i need to be alone for a while’ hoor ik de zanger van de Cornfeds nu zingen.

Het is zaterdagavond, de dag voor Pinksteren. Ik heb de Cornfeds via Spotify opgezocht, omdat ik even toe was aan wat anders. Soms heb je van die momenten dat het goed is om je gedachten even een andere kant op te sturen. De Cornfeds doen dat goed. ‘And now i wait for better days’ hoor ik.

Vanmorgen heb ik zelf muziek gemaakt op een gesloten afdeling van Hof te Berkel. Nederlandstalige liedjes gezongen, die de bewoners konden meezingen. Maar ook duitse, engelse en italiaanse deuntjes uit mijn buikorgel gedraaid. Regelmatig zijn er dan momenten van herkenning, die een paar tellen later weer vervaagd lijken. ‘She is real forgetfull, can’t find everything’ zingen de Cornfeds.

De titel van die bluessong is ‘Got a women like that’. Strak tempo. ‘Nothing will bring me down’ is er een tekstregel van. Het roept associaties op met vanochtend en het gevoel dat me vanavond parten speelt. Ik merk dat de verbanden die ik in mijn hoofd leg, de ietwat negatieve gedachten wat positiever inkleuren. ‘Ain’t nothing you can do, you told me and now i ‘m telling you’.

‘I will miss you, my dearest friend’. Big Old C heet het nummer. Oud, dat waren de bewoners vanochtend ook. Een van hen stond op, liep de woonkamer uit en kwam even later trots terug met een mondharmonica. Misschien had de orgelmuziek hem aangezet om zijn eigen instrument op te halen. Even speelden we tegelijk en waren we een duo. Ik zag blijdschap en vrolijkheid in zijn ogen…

Vanavond denk ik daar aan terug en lijkt dat moment van vreugde zo kort, vergeleken bij al de tijd, waarvan ik vanavond het gevoel heb dat die zo verschrikkelijk ongemerkt en nutteloos voorbij gaat. ‘It’s just to bad, to bad, I would never last a day’ hoor ik de Cornfeds zingen. Daar denk ik even over na terwijl de Cornfeds verder gaan. Het is even wachten op een zin, die relativeert… ‘I tell them to start living..’. Mooi! Toch? ‘Here we go again… a conversation ends, the moment just past… a new one begins’.

Yep. Daar doen we het mee. Iets eindigt omdat het moment voorbij is als een nieuw moment begint. ‘Now i wait for better days, i know there are better ways’ vult dat eigenlijk wel heel aardig aan.

Lekker, zo lukraak de blues opzoeken en naar eigen inzicht verweven met alles waarvan ik vanavond niet wist hoe ik het moest verwoorden. ‘I gave you ten years, ten seconds you were gone’. Ach, het is allemaal zo relatief. Je brandt zo maar niet af als het al 58 jaar meezit. Of toch? Hoe dan ook: ‘Tonight i’m gonna feel better’…

Leven op stille momenten…

Het vaste ritueel vanochtend. De verwarming opdraaien naar 20. De luxaflex een kwartslag open. Zien dat het buiten wat grijzig kijkt op eerste kerstdag. Twee broodjes met kaas klaargemaakt. Half jus d’orange, half water in een beker. Gisteren voorgenomen om vandaag een verhaal te gaan schrijven. En daar zit ik dan.

Eens in de zoveel tijd is de keukenprullenbak met plastic vol en dat is vanochtend ook het geval. Mag je dat bij het ritueel tellen, als iets niet dagelijks gebeurt, maar toch herhaaldelijk terugkomt? Ik doe het gewoon. Eigenlijk als een soort bruggetje naar de top 2000, die elk jaar terugkomt. ‘Hou van mij’ op plek 1991, van het Goede doel speelt nu.

Ik denk heel even na over dat getal en meteen associeer ik het met ons jaar van trouwen. 1991. Het jaartal staat in onze trouwring. Met een beetje fantasie twee keer zelfs: 1991991. 19 september 1991. In de verkorte notatiewijze is het getal van voor naar achter en van achter naar voor te lezen. Dat vonden we toen leuk. En 26 jaar later eigenlijk nog wel, merk ik.

Jaren die voorbij gaan. Rond deze tijd een gedachte die vaker door mijn hoofd gaat. ‘Onherroepelijk’ is het woord dat me als eerste te binnen schiet. De tijd die voorbij is. De dingen die voorbij gaan. Wat blijft zijn slechts herinneringen. Maar hopelijk tegelijk ook bouwstenen voor de toekomst. Ik merk dat ik in mijn hoofd voortdurend op zoek ben naar balans. Harmonie en zingeving zoek in de dingen die gebeuren.

Ik denk terug aan droevige gebeurtenissen uit het verleden. Het overlijden van mijn zus, anderhalf jaar geleden. Ik denk aan mijn vader, die in 1994 is overleden en aan mijn moeder waar we in 1978 afscheid van moesten nemen. Ik denk aan de ouders van Thea, aan vrienden en bekenden die er niet meer zijn. En bij elke droeve gedachte neig ik naar een positieve tegenhanger. Dat patroon komt steeds weer terug. Ook een soort van ritueel? Lijfsbehoud?

Bij twijfel zekerheid zien? Bij kou warmte zoeken? Bij haat liefde geven? Zou dat leven zijn? Ook op stille momenten, zoals de vroege ochtend van de eerste kerstdag in 2017? Leven op stille momenten. Ook een mooie…

Leven op stille momenten

Waar de aarde de lucht raakt
Daar ontmoet ik jou

telkens weer

Stilte waar leven was
Daar groet ik jou

keer op keer

Als zekerheid bij twijfel
Als liefde bij haat
Of warmte bij kou

over en weer

Als stilte bij leven
Als nooit geblust vuur
En of ik van je hou

elke keer meer

Voor pap

De ventilator blaast een frisse wind in mijn richting. Door de boxen zingt Herbert Grönemeyer mooie zinnen. ‘Man glaubt, der Regen tut einem nichts’ en ‘Sommerträume liegen vor der Tür’. Het is buiten 28 graden en ik probeer binnen mijn gedachten weer een keer woorden te geven.

Het nummer waar de mooie zinnen uit komen heet ‘Blick zurück’. Het staat op de cd ‘Mensch’. Terugkijken, in gedachten, naar mensen. Ik heb het de afgelopen week gedaan en tegelijk om die reden een aantal dialectgedichten gedeeld. Herinneringen aan mooie mensen die er niet meer in levende lijve zijn.

Elke keer krijg ik een brok in mijn keel als ik Herbert Grönemeyer het lied ‘Der Weg’ hoor zingen. Dat lied gaat met name over zijn vrouw Anna, die er ook niet meer in levende lijve is. De hele cd heeft hij opgedragen aan haar, getuige de laatste twee woorden in zijn dankwoord. Für Anna. Kort en eeuwig.

Er staan tien nummers op de cd plus een bonustrack. ‘Zum Meer’ is het laatste nummer waarvan de tekst in het cd-boekje staat. Een aangrijpende tekst, waarin hij zijn gevoel over het verlies en zijn reactie daarop bezingt. Prachtig. De bonustrack ‘Letzter Tag’ duurt 3.27 minuten. Pas vandaag valt me op dat na de laatste noot het nummer doorgaat in stilte. Minutenlang.

Na veertien (!) minuten hoor ik een soort van zachte hartslag opkomen die overgaat in een Engelstalig lied. Dat lied duurt nog een stevige drie minuten. Het lievelingslied van Anna? Van hen beiden? De symboliek van de stilte die uiteindelijk toch weer leidt tot leven? De metafoor van de rouwverwerking die Herbert Grönemeyer in stille eerbied met de geduldige luisteraar wil delen? De laatste dag die uiteindelijk toch weer een morgen kent?

Nog steeds blaast de ventilator een frisse wind in mijn gezicht. Het voelt wel anders dan zojuist. ‘Der Weg’ klinkt opnieuw door de boxen. ‘Ich trag Dich bei mir, bis der Vorhang fällt’…

Voor Pap

Niet veel zeggen,
niet veel vragen,
‘houd de eer maar aan jezelf’
want hoeveel
een mens kan dragen,
blijkt uiteindelijk
heel vanzelf…

Al die jaren,
veel verdragen,
met ons samen,
met jezelf,
was nog in de laatste dagen,
steeds de eer toch bij jezelf.

Welke engel kwam jou dragen?
Herkende je die engel zelf?
Niemand kon jou dat nog vragen,
maar echt, lieve pap,
jouw eer die zit nu
in ons zelf…

bedankt.

Loslaten…

‘Loslaten’ staat opvallend groot op de cover van het maandblad ‘Filosofie’. Niet alleen qua lettertype groot en opvallend. Ook omdat het meteen de kern raakt van de situatie waarin ik me bevind. Waarin we ons met een aantal mensen bevinden. Waarin we ons, nu ik er zo over nadenk, eigenlijk allemaal bevinden. Het maakt dat ik het woord met meer dan toevallige interesse in me op neem.

De mei-uitgave zit nog in de plastic. Een paar uur geleden op de deurmat gevallen. ‘Loslaten’ zie ik staan. En in kleinere letters daarboven de toevoeging ‘de kunst van het’. Iets daarboven in een ander lettertype en kleur het zinnetje ‘weg met to-do-lijstjes en zelfhulpboeken’. Ik weet niet of het een met het ander te maken heeft -dat zal ik straks wel lezen- maar de toon is gezet.

‘Loslaten’ dus. Iets dat ik de laatste tijd heel bewust doe, in de letterlijke zin. Als ik merk dat gespannenheid in mijn lichaam ontspannenheid in de weg zit, is het vooral op momenten loslaten van spierspanning en meteen daarna bewust genieten van de ontspanning die dat tot gevolg heeft. Kortstondig, want juist in het dicht op elkaar zittende contrast schuilt de voldoening, is mijn ervaring.

Dat lichamelijke ‘loslaten’ is overzichtelijk. Complexer wordt het wanneer het over gevoelens gaat. Verdriet over een op handen zijnd afscheid. De confrontatie met de groeiende onmacht. De moeilijk benoembare angst voor de pijn. Vage vrees voor het onbekende. Het onvermijdelijke ervan. De onzekere pogingen dat tegen beter weten in zo goed mogelijk te willen begrijpen om er naar eer en geweten naar te handelen.

Dat laat me niet los. Maar kan dat eigenlijk wel? Hoe kun je iets loslaten, als het je zo tot op het bot raakt en je tot in je vezels bezig houdt? En dan ben ik nog maar een relatieve ‘buitenstaander’. Die er probeert te zijn, samen met anderen, voor iemand waarvoor het woord ‘loslaten’ binnen niet al te lange tijd haar meest extreme betekenis gaat krijgen. Het loslaten van het leven.

Hoe eenvoudig is het om een ongemakkelijk liggende hand onder mijn hoofd vandaan te halen, om die vervolgens ontspannen naast mijn hoofdkussen neer te leggen, en te genieten van dat korte moment. De eenvoud van ‘loslaten’? Nu ik daar zo over nadenk: er zit een vreemd soort van troost in de gedachte dat op het moment dat je het leven los moet laten, je ook de dood kunt laten varen. Dat gevoel van troost langer vast houden is misschien wel het devies. En er ondertussen -gelukkig, of zo gelukkig mogelijk- voor haar (en voor elkaar) te zijn.

Zou dat ‘de kunst van het’ zijn? Ik zal de plastic er eens vanaf halen.

Een toekomst lang

Het leven gaat voorbij terwijl je plannen maakt voor de toekomst. Een uitspraak van een dergelijke strekking kwam een tijd geleden voorbij via internet. Facebook, Twitter of LinkedIn, dat weet ik niet meer. Evenmin herinner ik me de context waarin, of de bedoeling waarmee mijn Facebookvriend, Twittervolger of zakelijke LinkedIn-contact deze wijsheid met mij heeft willen delen. Maakt ook niet zoveel uit. Wat me nu bezighoudt is de diepere betekenis van de uitspraak.

Er zit iets fatalistisch in. Het kan ook zijn dat ik er iets onontkoombaars in lees. Terwijl Martin Luther King 50 jaar geleden -ik was toen 3- blijkbaar heel bevlogen ‘I have a dream’ riep, leef ik nu in een tijd waarin mijn omgeving zich opmaakt voor een gas-oorlog (schalie- of gif-, u mag kiezen) en tegelijkertijd massaal een mening heeft over een schelddiscussie. U weet wel, die tussen Geer en Goor aan de ene kant en een intelligent Playboy-model aan de andere. Humberto Tan zat ertussen (of ernaast, u mag het zeggen) en het ging over privacy (huh?). Zomaar wat indrukken van gisteren en vandaag die aan mijn leven voorbij trokken. Terwijl ik plannen maakte.

Nou ja, plannen. Ik dacht wat na en werkte. Aan de toekomst van mijzelf en van onze gemeente. En dan met name aan de voorbereiding van veranderingen wanneer er in 2015 taken over gaan van de rijksoverheid naar de gemeente. Een complexe kanteling. Ondermeer omdat we heel anders tegen zorg en verantwoordelijkheid aan moeten gaan kijken. Ook hier worden mooie, gedreven visies afgewisseld -en soms kansloos afgeserveerd- door ongenuanceerde botheden en plattitudes. De arrogantie van ambtenaren die menen in zes dagen de rol van jeugdpsychiater te kunnen spelen en het schandelijke onrecht van het niet verwisselen van luiers op latere leeftijd. Misselijkmakend.

Als dat inderdaad de toekomst is, dan is eigenlijk het leven nu al voorbij. Laat staan dat je er uberhaubt nog plannen voor zou willen maken. En dat weiger ik nou juist te geloven. Ik wil me niet neerleggen bij de negativiteit, die er onmiskenbaar is. Ik wil niet meegezogen worden met het doemdenken dat steeds vaker de kop op steekt. In plaats van de beschuldigende vingers, priemend wijzend naar de ander, probeer ik tegenwicht te vinden door mijn eigen duim omhoog te steken. Telkens weer. Daar waar het maar kan. De rest van mijn leven. Een toekomst lang. Om in balans te blijven. Yin en Yang. Geer en Goor. Whatever.