‘Stay hungry. Stay foolish’

En nou moet het er dan maar gewoon van komen. Het is kwart voor twaalf. Ik heb de zaterdagkranten uitgelezen. Voor inspirerende onderwerpen, terwijl die er eigenlijk afgelopen weken en dagen al volop waren. Steve Jobs met zijn credo ‘Stay hungry, stay foolish’. Woorden uit zijn Stanford-speech die ik afgelopen woensdag, in de middagpauze, thuis op mijn iPhone via YouTube heb gezien en beluisterd. Indrukwekkende woorden, als conclusie op drie richtinggevende gebeurtenissen uit zijn leven. Mocht je de speech nog niet bekeken hebben, dan is het een aanrader. Mag ook gewoon op een Windows-computer, trouwens…

Woensdag dus al geïnspireerd geraakt. Door de woorden van een man die ze zelf na woensdag nooit meer in levende lijve zal uitspreken. President Obama herdacht Jobs als een van de eersten. Jobs maakte de informatie-revolutie niet alleen toegankelijk, maar ook nog intuïtief en leuk, aldus de president. Niet geheel onbedoeld denk ik, vertolkte de president, of één van zijn tekstschrijvers, daarmee het ‘stay hungry, stay foolish’-gevoel uit de Stanford speech van Steve Jobs. ‘Jobs was moedig genoeg om anders te denken, onverschrokken genoeg om te geloven dat hij de wereld kon veranderen en getalenteerd genoeg om dat ook te doen’. Als de president van America dat van je vertelt, wanneer je net dood bent, dan kunnen heel veel mensen daar nog iets aan hebben. Dus nog een keer en dan internationaal: ‘Brave enough to think differently, bold enough to believe he could change the world, and talented enough to do it’…

Het inspireert enorm. Kernachtige uitspraken die je iets meegeven. Die je even stil laten zijn van besef en van herkenning. Waar je ook best even op mag kauwen, om de ware impact ervan te doorgronden voor jezelf. Een week eerder overkwam me dat. ‘Fun, fight and focus’ waren de kernwoorden in de verhalen van twee vrienden. De een, ploegleider van de Rabobank Wielerploeg en de ander Echte warme bakker in Horst. Ze zaten naast elkaar op barkrukken en ik mocht hen wat vragen stellen. Frans Maassen en Marc Derix. Fun, fight en focus waren door hen beiden op geheel eigen wijze vertaald. Plezier houden, er voor gaan en gericht blijven op wat je wil bereiken. Met doorzettingsvermogen, gedrevenheid en passie. En of je dan een wereldkampioen in Engeland aflevert, of een prijswinnend broodje bakt, maakt vervolgens totaal niks uit.
Zó mooi.

Weer een andere situatie en nog langer geleden. Mijn afsluitend jaar van de logopedie-opleiding in Eindhoven. Het jaar van de verplichte scriptie terwijl ik daar maar steeds geen goed onderzoeksonderwerp voor kon vinden. Alsmaar knaagde het gevoel dat ik de kern van wat ik wilde beschrijven niet kon bereiken. Ondertussen was ik onderzoeksmatig al wel bezig met het filmen van de interactie van spelende peuters. Sommige met taalproblemen, andere niet. Ik voelde dat het materiaal dat ik zo verzamelde de kern bevatte van wat er in mijn scriptie moest komen. Pas na een gesprek met mijn scriptiebegeleidster van destijds, Dieneke Gärtner-Grijpma (hoe zou het met haar zijn…), zag ik die kern in één keer heel scherp.

Er was al fun, bijvoorbeeld bij het opnemen van een pianospelende peuter. Het manneke speelde zichzelf even letterlijk van deze wereld omdat hij zó in zijn muzikale spel opging dat hij mij en mijn videocamera totaal niet meer zag staan. Het ventje deed me het ‘gevecht’ met mijn scriptie even helemaal vergeten. En na het gesprek met mijn begeleidster was er plotseling de focus. In een keer was het plezier waarmee peuters speelden en leerden ook mijn plezier en leerproces in het maken van een videofilm. Mijn leerproces om tot een scriptie te komen bleek zo vergelijkbaar met en ook net zo afhankelijk van dezelfde basisvoorwaarden als het leerproces van peuters. De faciliteiten en ervaringen die ik een periodelang had om mijn doel te bereiken waren zo uitwisselbaar met de mogelijkheden en belevenissen van peuters. Figuurlijk sowieso maar zelfs soms letterlijk,  in de praktijksituatie van wat we destijds het ‘Peuterpracticum’ noemden.
Hoe? De kern lag in het plezier en de speelse aandacht voor de praktijk. De kracht van het dagelijkse doen lag in de nieuwsgierigheid en in de ervaringen zelf. Zoals een kind dat niet anders kan dan spelenderwijs ‘onderzoeken’ en leren, zo kon ik mijn verhaal in een keer vorm geven. Mijn scriptie kreeg een inhoud die paste bij het gebruik. Door samenspel. Van vorm, inhoud en gebruik. Door dat samen te doen. ‘Joint action, joint attention’ oftewel gezamenlijke actie en gezamenlijke aandacht. Ook zo’n oneliner die me sindsdien niet meer heeft losgelaten. Jerome Bruner sprak die uit, als elementaire samenvatting van zijn leer- en ontwikkelingstheorie. Zó herkenbaar waar.

Tot zover de geschiedenis. Mijn geschiedenis. Terug naar de dag van vandaag. Naar het moment van nu. En de ogen richten naar de toekomst. Geïnspireerd blijven door anderen. Gretig blijven naar kennis. Stay hungry. Plezier houden in wat je doet en, gek genoeg, genieten van je ervaringen. Stay foolish. Weten dat niet altijd alles zonder slag of stoot zal verlopen en dan toch je koers proberen vast te houden. Met plezier.  Fun, fight and focus. Samen met anderen. Joint action. Joint attention.

Dan kan de regen van vanochtend nog zo indrukwekkend de herfst onderstrepen, ondertussen laat de zon heel even zien dat die herfst niet méér is dan een onduidelijke voorbode van de lente. Heerlijk. Het is kwart voor twee.

Stilletjes door de porseleinkast…

Ik kende het niet, ‘Olifantenpaadjes’, maar er rinkelde meteen een belletje toen ik het woord voor het eerst hoorde. Geen belletje in de spreekwoordelijke zin, van herkenning, maar een alarmbelletje. Geen groot alarm, hoor, schuilkelders waren niet aan de orde. Het was méér een diffuus gevoel van achterdocht. Ik heb me afgevraagd waar dat vandaan kwam. Eén reden die ik kon bedenken was dat het woord zo enorm fantasierijk is. Je kunt er zoveel kanten mee op, dat je gaat twijfelen wat de juiste richting is. Ik ben iemand die graag wil weten waar ik aan en af ben, dus geen richting hebben is geen plezierige omstandigheid.

Een andere, misschien nog wel belangrijkere reden voor mijn terughoudendheid was de tegenstelling die het woord bij me opriep. Die samenstelling, ‘olifanten —paadjes’, dat pastte niet bij elkaar. Want olifanten maken geen paadjes, dacht ik meteen. Olifanten maken paden. Groot en breed, zoals dat bij de grootste landdieren op onze aardbol hoort. Het klopte niet, maar het woord intrigeerde me wel. Nog méér toen ik over de theorie erachter las. Olifanten kiezen blijkbaar altijd de kortste weg, gaan overal dwars doorheen, ja, zelfs als het moet –mochten die op hun pad komen- dwars door porseleinkasten. Al met al een sterk visueel beeld dat bijna vanzelf het bewijs leek te leveren voor de waarheid van het woord.

En toch, dat alarmbelletje. Wat overduidelijk wáár leek bevatte tegelijk dat wringende contrast. Voor mij altijd stof tot nadenken, dat soort contrasten. Wat zou er gebeuren, vroeg ik me af, als je het woord ‘Olifantenpaadjes’ niet letterlijk, maar figuurlijk benaderd. Meer vanuit de beeldspraak. Ik wil jullie vragen om daar allemaal aan mee te doen. Dus ban even alle beelden uit je hoofd van uitgesleten afkortingen, platgetreden plantsoenpaadjes en rondgelopen boomweggetjes. Concentreer je eens in alle stilte op wat ik jullie nu ga vragen. Loop eens heel stilletjes met me mee door de porseleinkast van je eigen gedachten… mee, op zoek naar de ‘olifantenpaadjes’ in je hoofd.

Vraag je eens af waar bij jou de ingesleten gewoontes liggen, die zijn ontstaan door steeds weer optredende denkpatronen en rondgeredeneerde -kort door de bocht- meningen. Maak je wel eens gebruik van minder voor de hand liggende denkafkortingen of afwijkende route-redeneringen? Loop je ook wel eens over een zorgvuldig door anderen aangelegd of net mooi aangeharkt gedachten-plantsoentje? Ben je je er dan bewust van dat het eigenlijk niet mag of juist onbewust van dat het eventueel wel mag? Negeer je, net als ik ook, bij regelmaat vaak goed doordachte en zinvolle ‘pas ingezaaid, niet betreden’- argumenten? Bemoei je je ook vaak impulsief met die onderwerpen waarvan het ‘gangbare denken’ niet in je straatje past?

Laat ik het maar meteen verklappen. Ik herken al die dingen wel bij mezelf. Die ‘olifantenpaadjes’ in mijn hoofd. Dwars door alles heen, en over hele dunne lijntjes. In het begin heel gemakkelijk, maar later ook wel eens erg lastig. Vooral wanneer zo’n afkorting door té veelvuldig gebruik opnieuw een omweg blijkt op te leveren. Dan zijn er wéér momenten van twijfel. Want die ‘kort door de bocht’-gedachtenkronkel was toch juist altijd heel gemakkelijk? En dan ineens blijkt die gedachte platgetreden. Op dat moment ontdek je dat die snelle kronkel je niet meer verder brengt. Sterker nog, de denkafkorting zet je zelfs op achterstand. Het kon blijkbaar toch niet zomaar, klein denken over zoiets groots.

Op die  momenten moet je weer even op zoek naar de originele route. Een pas op de plaats is nodig en misschien moet je zelfs wel terug naar de juiste weg. Terugkeren op je schreden, heet dat in paadjestermen. Terug naar de omslachtigheid van de omweg. Want dat is dan de enige manier om op een later moment toch weer kortere routes te kunnen bewandelen. Nieuwe paden banen blijkt alleen te kunnen via gebaande paden. Dat inzicht brengt een interessant punt naar voren. Mentale ‘olifantenpaadjes’ hebben zowél te maken met gewoonte, alsook met verandering. Rechtlijnig denkgeweld, uit gewoonte dwars door alles heen, is niet zaligmakend. Verandering biedt weliswaar nieuwe mogelijkheden maar ‘olifantenpaadjes’ kunnen toch slechts bestaan bij de gratie van de officiële wegen. Zonder de gangbare gedachten geen uitzonderlijke ideeën.

Tja, en nou?  Zijn we daar nu verder mee gekomen? Overtuigen deze figuurlijke ‘olifantenpaadjes’ me en nemen ze de twijfel weg over het bestaan van de letterlijke? Ja. Zondermeer. Alleen over het nut en de noodzaak heb ik nog soms mijn bedenkingen. Maar daar gaan we het vanavond nog uitgebreid over hebben. Vooralsnog denk ik nog even na over mijn eigen theorie en blijf ik ondertussen heel voorzichtig mijn mening vormen. Olifantenpaadjes of niet, ik loop voorlopig in gedachten heel stilletjes door de porseleinkast.

Een theorietje…

Ik heb een theorie in mijn hoofd die even aan de oppervlakte van mijn denken komt, maar meteen ook weer wegduikt, als ik wat dichterbij wil komen. Heel even aanwezig is en dan weer weg. Moeilijk grijpbaar dus, maar toch duikt ze de laatste tijd steeds vaker op uit de mist van mijn gedachtenstroom. Dan lijkt ze heel even zo vastomlijnd. Dan wekt ze de geruststellende indruk de antwoorden te hebben op heel veel vragen. Straalt uit om oplossingen te kunnen geven. Maar daar blijft het bij. Ze geeft die oplossingen niet, zoals je van een goede theorie zou verwachten. Integendeel. Ze laat me twijfelen. Ze houdt me onzeker over de zekerheden die in haar verborgen lijken te liggen. Soms zó overtuigend, dat ik me zelfs afvraag of dát misschien niet juist de kracht van de theorie is. De kracht van de onzekere waarheid. Een overheersende kracht, dictatoriaal bijna, maar gelukkig met een energie die te sturen is. Nou ja, sturen. Energie die alle kanten op gaat is nou niet bepaald een richtinggevende kracht. Dus echt sturen, nee. Daarvoor houdt mijn theorie zich nog te veel verborgen. Hecht ze, zo lijkt het, teveel aan twijfel. Maar wat ze wel soms doet, mijn theorie, is dat ze overkoepelt. Wanneer twijfel en zekerheid weer eens met elkaar wedijveren, voel ik dat mijn theorie een harmonieus antwoord klaar heeft liggen om die strijd te beslechten. Zonder te weten wat dat antwoord is, overheerst daardoor het gevoel van zekerheid en is de twijfel ondergeschikt. Dat is op zich wel prettig. Maar omdat ik het gevoel niet kan verklaren is het wéten zonder het onder woorden te kunnen brengen. Blijft het geruststelling vóór de angst. Berusting vóór het onvermijdelijke. Zekerheid vóór de twijfel. De nadruk ligt weliswaar op het positieve, maar het negatieve blijft daar doorheen schijnen. Ik verwacht dat mijn theorie straks, als ik tijd van leven heb, volledig getoetst is aan de praktijk. Dan zal ze mij het bewijs leveren dat het positieve gevoel, dat nu nog soms onverklaarbaar is, geheel logisch was.

Tot die tijd modder ik nog wat aan met mijn theorietje en mijmer ik er nog wat over.

Een theorie met kansen zullen we maar zeggen?

Mhm…

Daar heb je wat aan, aan zo’n theorie…

Waar heb je het over?

Een jaar lang ‘Wört’. Woorden. Met een aantal schrijvers van het Kwartaalcafé hebben we wekelijks wat zendtijd van de lokale omroep Reindonk mogen vullen met onze bijdragen. Steevast worden we in de radiorubriek ‘Wört’ dan aangekondigd als ‘woordkunstenaars, die taalbedenksels, gedichten, verhalen en columns live ten gehore brengen.’ Zelf kies ik vaak voor de column, waarbij ik probeer de actualiteit een eigen woordelijke draai te geven. Meestal komt dat neer op iets dat ik recentelijk heb meegemaakt of gelezen heb. Soms baseer ik mijn vertelling op een gedachte in mijn hoofd. Onderwerpen te over dus. Meestal.

Maar zo nu en dan staakt de creativiteit. Zeker wanneer er een veelheid aan onderwerpen is en er alleen al vanwege die hoeveelheid moeilijk te kiezen valt. Ik doe maar een greep: Plaatselijk, in de Schaakse bossen in Meterik, hebben we bijvoorbeeld het Western Weekend van Davy Crockett. Ook de Harmoniefeesten van de koninklijke harmonie zijn dit weekend. Of neem ik de hoosbui van afgelopen donderdag, waardoor onze pastoor-deken tijdens het leiden van een kerkdienst blijkbaar natte voeten kreeg. Of iets verder kijkend, naar onze zuiderburen: Diezelfde hoosbui, maar dan een paar treden erger, die in twintig minuten tijd van het Pukkelpopfeest een drama maakte. Daarmee in contrast het popfestival Lowlands, waar 60.000 muziek- en cultuurliefhebbers vandaag in een heerlijk zonnetje genieten. Of moet de column gaan over Spanje, waar onze Paus voor 50 miljoen euro aanwezig is bij de wereldjongerendag. 50 miljoen voor één man, terwijl een week eerder een heel land bleef steken bij 6 miljoen voor een hongerend Afrika. Welk onderwerp neem je dan?

Vertellen over als cowboys en indianen verkleedde volwassenen in een bos, die elkaar een heel weekend lang spelenderwijs beduelleren? Of  schrijven over het zoveelste jaar Harmoniefeesten, waar het gisteren voor de netzoveelste keer markt was, vandaag voor de tigste keer open podium en morgen voor de tigtigstekeer kindermarkt? Of worden het de natte voeten van onze deken? Voor de handliggende associaties dringen zich op: hemelwater, wijwater en het relatieve van wateroverlast. Dat besef je pas goed als je aan de jarenlange droogte in Afrika denkt. Dat misselijkmakende verschil tussen de hoorn des overvloeds en De Hoorn van Afrika brengt me toch weer bij het onderwerp hongerend Afrika, en de 16 miljoen – 6 miljoen verhouding.

Voor 50 miljoen euro spreekt één man wel gigantisch veel jongeren toe, probeer ik voor mezelf een rechtvaardiging te bedenken. In 2008 in Duitsland waren dat er een half miljoen en een paar jaar daarvoor in Polen zelfs anderhalf miljoen. Wereldjongeren hebben we het dan over, die elkaar ontmoeten en naar de Paus komen luisteren. Daar moet de wereld toch een keer de vruchten van gaan plukken, zou je denken, van die wereldjongeren, die volgens het spreekwoord toch de toekomst hebben.

In de Hoorn van Afrika worden zo’n 10 miljoen mensen –ook en misschien wel voorál jongeren- acuut bedreigd door de honger. Ik denk dat de Paus daar wel wat over gaat zeggen in Madrid. En anders onze Deken wel, want de wateroverlast viel eigenlijk wel heel erg mee, stond in de plaatselijke krant. Wat zou een consumptiemuntje kosten, tijdens de Harmoniefeesten dit jaar? En heeft er al iemand van het Davy Crockett-bestuur, bij wijze van jubileumjaar, nagedacht over de mogelijkheid om het WildWest-weekend een keer op de stuivende woestijngronden van Ethiopië te organiseren? Ik denk dat de de tipi- en tentenbouwers hun vingers zouden aflikken bij zoveel waarheidsgetrouwe re-enactment mogelijkheden.

Tegen de Somalisch-Ethiopische woestijn steekt de Zandberg in de Schaak toch wel heel magertjes af. Maar goed, op de Schaak is waterleiding, dat dan weer wel. Die ligt er in Ethiopië namelijk lang niet overal. En dan wordt een heel weekend duelleren toch wel lastig. Zonder water. Een paar jaar zonder water is helemaal niet te doen. Hoewel op elkaar schieten zelfs dan blijkt te kunnen, alleen noemen ze het geen re-enactment, maar gewoon burgeroorlog.  Goed, alleen al vanwege de dróógte zou je daar toch soms wel een hoosbui willen. Dáár hè, niet hier. Want hier kan dat vreselijk uitpakken. Bij Pukkelpop bijvoorbeeld. Verschrikkelijk wanneer de schuldigen voor de slachtoffers van het slechte weer meteen na de ramp gezocht worden bij de organisatie van het festival. Niet doen, mensen. Er is geen sprake van schuld. Het heeft gewoon ontzettend hard geregend, gewaaid en geonweert. In Hasselt. Niet in Horst. Daar liep alleen de crypte van de kerk een beetje onder water.

Als je dat verschil niet begrijpt en toch in termen van schuld meent te moeten spreken, dan zij dat zo. Dan wens ik je een prettige wedstrijd. Cowboys tegen de indianen. Weet iemand trouwens of ik morgen ook een kind kan kopen op de kindermarkt? In Ethiopie kan dat volgens mij namelijk wel. Zou je dat dan ook een wereldjongere mogen noemen? En als er heel lang geen hemelwater op uitgedroogde weilanden in Ethiopië valt, is er dan sprake van een tekort aan wijwater? Als dat zo is, wil ik bij deze de Paus vragen om te bidden voor 50 miljoen liter, maar dan op de goede plaats.

Afscheid

Jaren geleden zag ze nog. Hoorde ze nog de stemmen van haar kinderen en kleinkinderen. Toen liep ze nog genietend door haar tuin, die elke zomer vol stond met bloemen. Het was haar lievelingsplekje. Daar leefde ze. Met liefde geteeld. In liefde gedeeld. Daar kleurde ze als het ware met de bloemen mee en ademde hun geuren in. En alles wat groeide en bloeide voelde zich liefdevol door haar gestreeld.Toen…

92 is ze geworden. De laatste zestien jaar in het donker omdat ze destijds in korte tijd nagenoeg blind werd. Een paar jaar geleden kwam daar de stilte bij, omdat haar gehoor steeds minder werd. En voor zover dat te zien of te merken was, leken ook haar herinneringen te vervagen. Op den duur herkende ze zelfs haar kinderen niet meer. Haar spraak werd meer en meer onverstaanbaar en er was uiteindelijk nauwelijks contact mogelijk. Zacht aaien of knuffelen ging nog wel, maar alleen als ze het toeliet. Van het definitieve afscheid lijkt ze nagenoeg niets te hebben gemerkt. Ze stopte op zaterdag met eten, dronk niet meer en hield op dinsdag rustig op met zijn. Moeder stierf. Haar negen kinderen waren er bij en gunden haar die rust. Het was goed zo. Maar toch…

Verstandelijk is er vrede met de situatie maar emotie laat zich daar niet door leiden. Vanzelfsprekend is er de kou van het loslaten. Maar gelukkig bij vlagen ook de warmte van het vasthouden. Ieder ondergaat het afscheid en het einde van het kind-zijn op z’n eigen manier. En dan mogen de zoute tranen van de één even in een schril contrast zijn met de zoete herinnering van de ander. Zo sterk als ze zestien jaar met z’n allen zijn geweest, zo kwetsbaar zijn ze nu individueel. Met z’n negenen zo op zichzelf aangewezen. Hun moeder –’ôs Moek’-  is dood. Geen ouders meer. Niet in deze wereld, althans.

Ze ligt opgebaard bij één van de kinderen thuis. Buiten in de tuin staat de houten deksel van haar kist. Aan de binnenkant ervan schrijven we lieve woorden. Tekenen we bloemen. Voor haar. Maar ook voor elkaar. Als morgen de kist dicht gaat wordt het licht niet donker. Integendeel. Want al snel zal ze het zien. Wéér zien, wellicht, omdat ze het waarschijnlijk gisteren al gezien heeft. Toen het werd opgeschreven. En gehoord, toen het werd gezegd. Omdat alles wat groeit en bloeit zich nu alweer liefdevol door haar gestreeld weet…

 

Het regende in juli.
De zon was dagen zoek.
Dat jij besloot op reis te gaan,
dat deed je goed, ôs Moek

Lang ongezien en ongehoord.
Te stil en te veel zwart.
Loop jij nu weer door tuinen en
strooit bloemen in ons hart

Het licht is geen beperking meer.
Geluid nooit meer te zacht.
Je hoort nu zelf, dichtbij de zon,
en kijkt naar ons, je lacht…

Vakantie

Morgen naar Brielle en overmorgen naar Neeltje Jans. Als je ‘rundumhausen’ vakantie viert moet je de cirkel niet te klein trekken. Net over het midden van mijn vrije vier weken hebben we op momenten van zon zoveel mogelijk terrassen in Horst aan de Maas gepakt. En als het een keer regende (ssssjt… het noodlot niet tarten…) dan deden we ‘binnen-dingen’. Een viersterren-sudoko één keer kopieren en dan kijken wie die het snelste klaar heeft. Tussendoor Senseo zetten, maar dan wel allebéi de pennen neerleggen. Eerlijk is eerlijk.

Onze Pip heb ik vanmorgen naar Eindhoven gebracht, naar het vliegveld. Met haar vriend en zijn familie zit zij nu in Turkije. Negen dagen onder de pannen met alles er op en er aan en na terugkomst (hopelijk) bruin én een flesje factor 30 leeg. Onze Mees ging vanmorgen mee, maar vliegtuigen hebben we niet gezien. De zenuwen van Pip’s eerste vliegtuigvlucht wilden we niet onnodig rekken. Afzetten (P1) en met hetzelfde kaartje weer gratis onder de slagboom door, terug naar Horst. Een beetje sneu voor Mees, maar de belofte om in Horst bij de Mac een flurry te gaan eten maakte veel goed. Voor hen die ooit voor een soortgelijke situatie komen te staan met één van hun kinderen: de Mac is pas om 9.00 uur open…

Maar morgen dus naar Brielle. Een vestingstadje in Zeeland. Van ons uit twee uur rijden, op één minuut na, volgens Tomtom. Een belangrijk deel van de dag rondlopen en kijken hoe de mensen gevestigd zijn in zo’n vestingstad. Drie dagen geleden meende ik een hotel in Brielle te hebben gewonnen via vakantieveilingen.nl. De veiling onder de titel ‘Terug in de tijd in de vestingstad Brielle’ wekte namelijk die indruk, maar uiteindelijk bleek ik voor weinig geld een hele hotelketen te hebben gewonnen (47 stuks), waarvan er één (in Naaldwijk) nog plek had. Daar gaan we morgen, later op de middag of vroeg in de avond naar toe. Als het een beetje meezit, gaan we daar ook nog een duin over en zien we de Noordzee. Ja, ja…

De dag erop, vrijdag alweer, rijden we van Naaldwijk naar de Neeltje Jans. Dat blijkt een rit door heel Zeeland, kwam ik vandaag achter. Geen enkel probleem overigens, want we rijden over waterkeringen, waar we in Limburg jaloers op mogen zijn. Onze Mees zal enthousiast zijn en wij (dus) ook. Zo werkt dat op vakanties. Van Pip kregen we trouwens vanmiddag om 13.39 uur de afgesproken SMS: ‘we zijn geland, goddank’. Ook daar dus alom tevredenheid.

Lekker, zo’n vakantie die helemaal vanzelf over gaat. Verhuizen van blogs van jaren geleden; om het uur twee Senseo zetten, sudoko-competitietje afwerken, boeken lezen (niet ik, maar Thea), terrassen bezoeken en mensen kijken. Heel veel verschillende zijn het. Vlak bij Horst, in America om precies te zijn, liggen twee Centerparcs-parken. De gasten die daar zitten tel ik voor het gemak ook bij de ‘rundumhausen’-vakantiegangers. Zouden die ook sudoko-wedstrijdjes houden? Of zouden de trainingspakken wél voor het sporten zijn? Maakt niet uit. Ook die vakantie gaat weer over.

Over het ophalen van Pip hebben we nog niks afgesproken. Ze was er zo van overtuigd dat ze zou neerstorten, dat ons dat een overbodige afspraak leek. Die wrange humor heeft voor de helft al positief uitgewerkt. Toch maar even afkloppen, voor de zekerheid. En eerst zelf maar eens in Brielle zien te komen. Geschiedenis heeft uitgewezen dat daar ook niet iedereen levend vandaan is gekomen. Niet voor niks een vestingstadje van gemaakt, toch? Morgen zullen we het zien. En mochten er Briellenaren op het terras zitten en ons zien lopen of horen praten. Wij zijn geen duitsers. Groeten uit Horst.

Even tussendoor…

Heb je nog wel eens teruggeluisterd naar het nummer van Maria Callas, ‘La mamma morta’? Eventueel met de uitleg erbij van Tom Hanks uit de film ‘Philadelphia’? Zo mooi… Hieronder de vertaling en twee linkjes naar joetjoep.

Versie van Maria Callas
In de film ‘Philadelphia’

Italiaans
Engels
La mamma morta m’hanno
alla porta della stanza mia
Moriva e mi salvava!
poi a notte alta
io con Bersi errava,
quando ad un tratto
un livido bagliore guizza
e rischiara innanzi a’ passi miei
la cupa via!
Guardo!
Bruciava il loco di mia culla!
Così fui sola!
E intorno il nulla!
Fame e miseria!
Il bisogno, il periglio!
Caddi malata,
e Bersi, buona e pura,
di sua bellezza ha fatto un mercato,
un contratto per me!
Porto sventura a chi bene mi vuole!
Fu in quel dolore
che a me venne l’amor!
Voce piena d’armonia e dice
Vivi ancora! Io son la vita!
Ne’ miei occhi è il tuo cielo!
Tu non sei sola!
Le lacrime tue io le raccolgo!
Io sto sul tuo cammino e ti sorreggo!
Sorridi e spera! Io son l’amore!
Tutto intorno è sangue e fango?
Io son divino! Io son l’oblio!
Io sono il dio che sovra il mondo
scendo da l’empireo, fa della terra
un ciel! Ah!
Io son l’amore, io son l’amor, l’amor
E l’angelo si accosta, bacia,
e vi bacia la morte!
Corpo di moribonda è il corpo mio.
Prendilo dunque.
Io son già morta cosa!
They have killed my mother
at the door of my room
She died and saved me.
Later, at dead of night,
I was with Bersi,
when suddenly
a bright glow flickers
and lights were ahead of me
the dark street!
I looked –
My childhood home was on fire!
I was alone!
surrounded by nothingness!
Hunger and misery
deprivation, danger!
I fell ill,
and Bersi, so good and pure
made a market of her beauty
for my sake –
I bring misfortune to all who care for me!
It was then, in my grief,
that love came to me.
A voice full of harmony says,
“You must live, I am life itself!
Your heaven is in my eyes!
You are not alone.
I shall collect all your tears
I will walk with you and support you!
Smile and hope! I am Love!
Are you surrounded by blood and mire?
I am Divine! I am Oblivion!
I am the God who saves the World
I descend from Heaven and make this Earth
A paradise! Ah!
I am love, love, love.”
And the angel approaches with a kiss,
and in that kiss is death –
The dying body is my body.
So take it.
I have already died like that!

De handen van Funpop…

Deze keer een item over 28 mei 2011. Het was de zaterdag van het Funpopweekend, het festival voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Ik heb als vrijwilliger meegedraaid en ik had me al voorgenomen om daar een column over te schrijven. Ook omdat ik die zaterdagavond voor de lokale radio aan de beurt was  in de rubriek ‘Wört’ (woorden). Om beurten lezen we daar een verhaal, gedicht of column voor, en zaterdag was het mijn beurt. Ik heb anderhalf uur voor uitzending mijn ervaringen op papier gezet. De woorden waren nog warm, toen ik het heb voorgelezen. De opname daarvan, plus wat foto’s hieronder.

Poezieversje…

Pip

Welke wijze woordjes,
of iets wat je schrijft,
kun je bedenken,
voor liefde die blijft?

Een kus, op het voorhoofd,
die verdrietjes verdrijft?
Of een hand op de buik,
die de pijntjes wegwrijft?

Een miljoen woorden
en niets wat beklijft,
als mijn kus op jouw hand,
die verdrietjes verdrijft…

papa

Voor Ger…

Een gedicht dat ik gemaakt heb na een ontmoeting met Ger, die net daarvoor de onheilstijding had ontvangen dat er voor hem geen hoop meer was. Later heb ik het gedicht voorgelezen in de avondwake van Ger.

Eerder al had ik de tekst voorzien van muziek van mijn buikorgel en foto’s van Lei Spreeuwenberg. Hieronder het resultaat.