Gevangen in bruine ogen…

Haar blik komt intens bij me binnen. Ze kijkt me aan, terwijl ze bijna bewegingsloos en verkrampt in de stoel ligt. Al zolang ze leeft, vermoed ik, ligt ze zo. Haar spasme heeft haar verlamd. Haar hoofd luistert maar zelden naar haar. Ontstaat er even iets van een glimlach, dan wordt die bijna net zo snel weer verwrongen tot een grimas. Met haar hand probeert ze haar mond weer in een glimlach te duwen. Maar ook haar handen blijken van iemand anders. Als haar vingers al bij haar mond komen, dan wendt ze zonder het te willen haar hoofd af. Alleen haar ogen. Die zijn van haar en daar verlies ik me in.

’Fijn dat je er bent’, zie ik in het donkerbruin. En ik draai nog een deuntje op mijn draaiorgel. Speciaal voor haar. Op dat moment. Want er zijn nog andere kinderen in het woonhuis. En maar twee begeleiders. Twee jonge meiden koppelen de ene poetsactie aan de andere drinktaak. De kinderen die het appeltje alleen kunnen eten, krijgen vanaf een afstand een complimentje over hoe goed ze dat doen. Vanaf een afstandje, omdat je met z’n tweeëen nu eenmaal niet acht meervoudig gehandicapte kinderen kunt verzorgen. En ik ben er te gast, omdat dat zo is afgesproken door iemand van de verzorgingsstichting ‘Octopus’. Met de stichting Erato, die muzikale contacten regelt.

De meiden wisten dat niet. Nog geen kans gezien om de agenda, waarin het genoteerd stond, te bekijken. Ik vermoed omdat je in de tijd van het lezen ook iemand uit de snoezelruimte kunt halen of uit bed kunt tillen. Of in de rolstoel kunt dragen, iets te drinken kunt geven of medicijnen voor kunt klaarmaken. En ondertussen speel ik nog een deuntje, omdat dat zo is afgesproken. In de minimale mimiek en de karige bewegingen die dat hier en daar oproept word ik door een van de meiden gewezen op de stand van een mond. Ik hoor zo nu en dan een geluid dat voor mij vertaald wordt als een tevreden zucht. ’Ze vinden het leuk’, verzekert men mij. Ik weet het niet, maar ik ga af op hun ervaring. En bij sommigen meen ik het ook wel te kunnen zien. Aan een wapperende hand of een wiegend meebewegen van een arm.

Drie keer raken achterelkaar twee handen elkaar en het eerste ’applaus’ wordt verwelkomt als een ovatie. Opnieuw kijk ik in die bruine ogen. Ontwapenend mooie bruine ogen. Is het ’t contrast tussen de totale machteloosheid en willekeur van haar lichaam dat die ogen zoveel berustende kracht uitstralen? Zóveel kracht dat ik even vooral mijn eigen beperkingen voel? Ja, het is mijn eigen onmacht die ik zie in die ogen van haar… Tranen prikken, maar dat hoeft niet. Want haar ogen lachen en haar blik laat min of meer de mijne als vanzelf los. Er zit macht in gedeelde onmacht. Ik draai nog een liedje en loop rond. Ga zitten bij een kind dat alleen maar ligt. Ik draai en draai en draai. Omdat ik de keuze heb, kies ik uit. Voor hen die geen keuze hebben, heb ik gekozen. Blijkbaar. Machteloos. Met de kracht van gedeelde onmacht. Gevangen in bruine ogen…

‘Zonne goeie… hebbe we… nag ni gehad’ perst ze er uit als ik mijn orgel inpak. Haar bruine ogen lachen en haar gezicht lijkt zich even niet weg te laten duwen door haar verkrampte handen.

Even.

Vader op Moederdag…

Voor het eerst een verhaal dat ontstaan is op de iPad. Dat wil zeggen, getikt op het schermtoetsenbord. Het klik-geluid doet me terugdenken aan 1973, toen ik oefende voor mijn Scheidegger-10-vinger-blind-diploma op de analoge typemachine. Dat wisten we toen nog niet, dat die machine analoog was. Tenminste, daar werd in de cursus niets over verteld. Wat we wel hadden was de Typomat. Een kast, zo groot als een tegenwoordige café-gokkast, die in een regelmatige cadans lampjes liet oplichten achter letters, die wij dan moesten aanslaan op onze geleende Scheidegger typemachines. Dat ging dan steeds sneller. Dat leek wel digitaal alleen wisten wij dat toen ook nog niet.

Alle letters op de toetsen waren verborgen onder gekleurde kapjes. Die mochten er pas af als je je type-examen had gehaald. Met 190 aanslagen per minuut was dat een tijd later het geval en mocht ik -o, hemel op aarde- het typemachien kopen van mijn ouders. Ik herinner me nog het fluweelzachte gevoel van de voor het eerst onthulde toetsen. Het voelde toen als de iPad nu…

Kortom, een eerste weergave van mijn gedachten op de iPad, met het geluid van 1973. Voelt en klinkt lekker. Ik weet dat ik het geluid kan uitzetten, maar ik laat het nog even zo. Maar waar ik het eigenlijk over wilde hebben. Er kwam net een tweet voorbij waarin stond dat Moederdag toch vooral een commercieel feest was en dat welbeschouwd alleen Vaderdag nog om echte liefde ging. Getwitterd door een man, dat wel.

20120513-132820.jpg

Dat was het eigenlijk, voor de eerste keer. Met een bloemetje. Omdat het zo’n dag is. Voor alle moeders dus. Maar vaders mogen er ook naar kijken.

Draai kwijt…

Al een paar maanden bezig om mijn draai weer te vinden. Niet echt kwijt, dus het zoeken valt wel mee, maar toch. Wat me vooral bezighoudt is de gedachte om mijn draai kwijt te raken. Het laat me vraagtekens zetten bij momenten die normaalgesproken een uitroepteken krijgen. En als het al geen uitroepteken is, dan is het toch op z’n minst een punt. Woordspelingen! Gekunsteld en daarmee een voorbeeld van die draai die ik aan het verliezen ben…

Even kijken. De gedachte helpt dat als je iets echt kwijt bent, op den duur het zoeken ook wel ophoudt. Toch? Andere dingen komen er hopelijk voor in de plaats. Maar tot die tijd kijk ik nog even. Je weet maar nooit. Waar ik al gekeken heb? Op m’n werk bijvoorbeeld. Daar zoek ik nog even verder. Wanneer er tijd voor is. Dat wil namelijk nog wel eens een probleem zijn. Door het werken blijft er weinig tijd over om je draai daar te vinden. Hmm.

Ik heb ook gekeken naar mijn thuissituatie. Waar het allemaal om draait, zeg maar. Dáár je draai niet kunnen vinden, is minstens net zo erg als op je werk. En hoewel er meer tijd is om te zoeken, blijkt het lastig om me daar aan over te geven. Geen tijd op het werk om mijn draai te vinden en teveel tijd thuis, die ik niet aan het zoeken besteed. Tja. En nou?

Wat je niet vindt, ligt op een plek waar je nog niet gekeken hebt. Dus waar zou ik mijn draai nog meer kunnen terugvinden? Behalve thuis en op mijn werk bedoel ik. Heeft het überhaubt zin om ergens anders te zoeken, vraag ik me af, terwijl ik ‘werk’ en ‘thuis’ opschrijf. En wat gebeurt er als ik mijn draai ‘ergens anders’ vind? Wat zegt dan van mijn werk? Van thuis? Of is een andere draai juist de ommekeer? Woordspeling! Oeioei…

Want, woordspelingen lijken zo af te leiden van datgene waar het in de kern om gaat. Als je de draak steekt met je eigen zoektocht, wil je dan wel vinden wat je zoekt? Van de andere kant:  een beetje humor kan ook weer geen kwaad. Ik weet het niet. Helpt de gestructureerdheid van taal me op het pad naar wat ik zoek? Het is in ieder geval een poging waard. Dus daarom laat ik dit gewoon allemaal lekker staan. In verhullende zinnen, die als een hooiberg verstoppen wat steekt. Morgen zal hopelijk blijken dat het slechts een speldenprik is. Morgen. Maar hoe draai ik me door vandaag?

Vijftig liter potgrond in Oeganda

Vijf euro voor een zak potgrond van Jong Nederland Horst. Als ik er drie had gekocht, dan had het me slechts 13 euro gekost. Geen geld. Tenminste, in symbolische zin. En in die stemming was ik vanmiddag, toen de bel ging en er een welp van Jong Nederland zijn ingestudeerde verhaaltje afstak. Heet dat trouwens welp, vraag ik me af, terwijl ik het opschrijf? Afijn. Hij stelde zich voor als iemand van Jong Nederland, terwijl ik, over hem heen kijkend iemand van de Jong Nederland-leiding zag aanbellen bij de buren. In de tijd dat de welp voor mij één zak ging ophalen, hoorde ik de buurvrouw zeggen dat ze geen zak nodig had. Ze werd vriendelijk bedankt en toen kwam de welp al terug om mijn zak te brengen. 50 liter potgrond. Die heb ik op dezelfde plek laten neerzetten, waar ik door een andere welp vorig jaar ook een zak potgrond heb laten neerzetten: tegen de schutting van onze fietsenstalling. Vorig jaar stond die zak er zo lang, dat menigeen maandenlang gedacht moet hebben dat we de zak vergeten waren. Met andere woorden, het leek alsof we er niks mee konden en 50 liter potgrond voor nop hadden ingekocht. Ook vandaag schoot dat beeld even door mijn hoofd, toen ik vijf euro in de handen stopte van die welp van Jong Nederland. Ik stelde me mijn hoofdschuddende vrouw al voor, die opnieuw bevestigd zou worden in haar vermoeden dat ik dit soort plaatselijke initiatieven aan de deur maar heel moeilijk kan weigeren. Het zij zo. Want wat is vijf euro, als de waarde ervan, opnieuw symbolisch gezien, vele malen hoger is. Hoe zo, vraagt u zich af?

Ik zal het proberen uit te leggen. Mijn stemming tijdens de koop was een beetje gekleurd door een actie van mijn zoon van veertien, gisteravond laat. Hij had via YouTube de Kony 2012 film bekeken. De oproep daarin om de boodschap te verspreiden had hij ter harte genomen, en om een paar minuten voor middernacht kreeg ik een mail van hem met een link naar de film. ‘Neem aub de tijd’, schreef hij in zijn mail, ‘om deze film te bekijken’. De film was bedoeld om uiteindelijk de tiran Joseph Kony op te laten pakken, die al twintig jaar ongestraft zijn gang kon gaan in Oeganda. Vanmorgen heb ik samen met hem die film van een half uur bekeken. Indrukwekkende beelden. De visualisatie van twee partijen in een geanimeerd logo van een olifant en een ezel, die in elkaar geschoven, samen het beeld vormden van een vredesduif. Een mooie boodschap. Versterkt door de strak geregisseerde beelden van de film, waar de filmmaker ook zijn eigen jonge zoon onderdeel van had gemaakt. Het was een indrukwekkend half uurtje, samen met mijn eigen zoon.

En dan vallen, zoals zo vaak, dingen samen. In de Limburger een artikel over de actie rondom Kony, waarin Oegandezen hun twijfels uitspreken over de internet-aandacht. In de Volkskrant een ander artikel waar juist de impact van de wereldwijde actie wordt onderstreept. In een week tijd meer dan 60 miljoen kijkers, dat is niet niks. Volgens het artikel een voorbeeld hoe de wereld, in het digitale tijdperk, aan het veranderen is. Later op de middag wat tweets, onder andere van Jelle Corstius. Hij twittert naar aanleiding van een artikel in de Newyork Times: ‘probleem met anti-Kony campagne is dat het conflict al voorbij is, er geen kindsoldaten meer zijn en dat Kony niet meer in Oeganda is’. Hij citeert verder een Oegandese journalist die de film ziet “als de zoveelste  poging van een buitenstaander die probeert een held te zijn door het redden van Afrikaanse kinderen”.

Tja, opnieuw twee kanten aan één medaille. Waar kies je voor? Waar gaat het om? Wie heeft gelijk? Vragen, waarvan ik u het antwoord schuldig blijf, maar die nodig zijn om u even mee te nemen in mijn stemming ten tijde van de koop van 50 liter potgrond. Weet u nog? Daar was het om begonnen…

U kunt het geloven of niet, maar achteraf heb ik de koop gerechtvaardigd met de symboliek van zaaien en oogsten. Als je niet zaait, kun je ook niet oogsten. En andersom, als je niet wil oogsten –en dat mag uiteraard- dan hoef je ook niet te zaaien. Door 5 euro te zaaien, kan Jong Nederland blijven oogsten. Hele platte symboliek, ik geef het toe, maar het kan ook dieper. Goede grond hebben om iets goed te kunnen laten groeien. Die symboliek zit al in 1 liter potgrond, laat staan in vijftig! Een boodschap overbrengen die in een week tijd 60 miljoen mensen bereikt, dat is, om maar in stijl te blijven, geen zaad op de rotsen. En net zo goed hou je dan nog miljarden mensen over, waar het zaadje niet zal ontkiemen. Betekent dat, dat je dus niet moet zaaien? Nee. Integendeel. Iets groeit ook als je er geen weet van hebt. En het groeit goed, als er een goede voedingsbodem is. Wat er vervolgens met de oogst gebeurd, is vraag twee. Onze zak potgrond zal wel weer maanden blijven staan tegen de schutting. 50 liter overbodigheid. Maar wel met potentie. Er zit groeikracht in, ook als we er niks mee doen.

De mail gisteravond van mijn zoon naar mij, is tegelijkertijd naar een vijftigtal anderen uit zijn contactpersonenlijst gegaan. Als er daarvan maar tien de boodschap doorsturen, dan groeit het verhaal verder. Met heel veel kracht naar één stem: een stem die zegt dat we met z’n allen één zijn, als we dat willen. Als we de wil hebben om het te laten zien. Door een mail door te sturen, door zelf actie te ondernemen, door een zaadje te planten. In symbolische zin, in cyberspace, maar ook in real life. Als het moet in 50 liter potgrond. Maar groeien zál het!

Verbaal afval in Horst aan de Maas

Stel ik ben tegen het nieuwe afvalbeleid. Ik bedenk dat ik met een petitie wel eens andere tegenstanders kan mobiliseren. Ik noem mezelf ‘Roezebottelke’ en ik noem de petitie ‘Stop nieuw afvalbeleid Horst aan de Maas’. Vervolgens zie ik de reacties binnenkomen. In een eerste update bedank ik de op dat moment 1700 ondertekenaars. In een tweede update vraag ik of de ondertekenaars van de petitie die behalve hun handtekening ook een reactie achterlaten (van de op dat moment 2500 ondertekenaars zijn dat er een dikke 1000) of ze a.u.b. ‘beschaafd willen reageren’. In datzelfde verzoek vraag ik hen om hun reacties ‘niet op 1 man te concentreren’, maar op ‘het hele leger ambtenaren, B&W en de gemeenteraad’. Want dat zijn de ware verantwoordelijken voor het nieuwe afvalsysteem, daar ben ik tenslotte rotsvast van overtuigd. Vervolgens houd ik mijn eigen petitie goed in de gaten. Zo nu en dan haal ik zelf een reactie weg, die ik echt niet vind kunnen. Soms zie ik dat mensen hun eigen reactie zelf hebben verwijderd. Het aantal ondertekenaars loopt nog steeds op en ook het aantal reacties blijft toenemen. Ik zie dat zo nu en dan een reactie over en weer discussie oproept. Hier zijn dus twee mensen via mijn forum aan het discussiëren. Een prima zaak. Zeker wanneer dat niet met schelden en ander verbaal afval gepaard gaat.

Ik lees in reactie 960 dat ene Chris Nellen zich wel als woordvoerder wil opwerpen, wanneer ik een samenvatting maak van alle meningen. Het moeten wel onderbouwde meningen zijn, volgens Chris. Ik beaam dat in een reactie (962) en houd het aanbod in mijn achterhoofd. Ik bedank Chris en hef de helft van mijn eigen anonimiteit op door, behalve met Roezebottelke, ook met Eric te ondertekenen. Vergenoegd houd ik vervolgens de ondertekeningen verder in de gaten. Ik klik zo nu en dan op de knop ‘Statistieken’ en zie dat de liggende, halve Gauss-kromme nog steeds een stijgende lijn vertoont. Geen exponentiële stijging, en je zou bijna bang worden dat de 2500 lijn niet gehaald gaat worden, maar niettemin. Je hoopt dat de kinderziektes van het nieuwe afvalsysteem, waar je zo verschrikkelijk op tegen bent, méér mensen zal aanzetten om hun eerste ongenoegen te vertalen in een handtekening voor jouw petitie. Je stimuleert dat door alle ondertekenaars, jouw medestanders, te vragen om via allerlei manieren te proberen inwoners van Horst aan de Maas zo ver te krijgen dat ze ook gaan ondertekenen. Ondertussen zie je in de krant een foto van een weggewaaid afvalemmertje en je gniffelt. Yes, dat gaat handtekeningen opleveren.

Een andere foto van een emmertje waar de eigenaar zelf een baksteen op heeft gelegd, geeft je een beetje een dubbel gevoel. Dat zijn mensen die blijkbaar zelf hebben nagedacht en waarschijnlijk niet op je petitie hebben gereageerd. Het kan best dat die mensen ook niet meteen juichend zijn over het nieuwe systeem en liever het oude afvalophaalsysteem hadden gehouden. Maar misschien zien zij wél iets in de onderliggende motieven van de nieuwe methode. Die mensen hebben misschien ook wel kinderen, met dat verschil dat ze die niet alleen maar zien als ‘vieze luierproducenten’, maar als toekomstige inwoners van deze gemeente en van deze wereld. En al is deze andere manier van afvalscheiding misschien een druppel op een gloeiende plaat en al zijn er honderd betere manieren te bedenken, het is wel deze verandering die hen nu aan het denken heeft gezet. Mensen die daarom de nieuwe methode een kans van slagen willen geven. Omdat ze hun eigen kinderen of die van de buren niet willen opzadelen met de milieuproblemen van de toekomst. Mensen die vinden dat ze daar zelf ook iets aan moeten doen. Niet ‘een heel leger ambtenaren, B&W en de gemeenteraad’ daarvoor verantwoordelijk willen maken. Mensen die vooral vinden dat ze dan zichzelf en hun kinderen te kort doen als ze niet zelf verantwoordelijkheid nemen. Mensen die niet alleen maar zeggen dat anderen het steeds verkeerd doen. Mensen die anderen niet per definitie voor ‘achterlijk’ of ‘dom’ uitmaken als die anderen niet meteen doen wat zij zelf als het enige juist bestempelen. Mensen die niet hun ‘argumenten’ als verbaal afval -bij voorkeur anoniem- op een petitiesite dumpen. Gelukkig zijn er ook nog veel van dát soort mensen in Horst aan de Maas. En afval hou je toch…

De oplossing voor onbehagen

Onbehagen. Schrijf het woord op, zet er een kringetje omheen en associeer er op los. Ik onderdruk die aandrang en besluit die mindmap in mijn hoofd te maken. Het woordje ‘mind’ dus eer aan doen, want daar voltrekt zich toch een belangrijk deel van dat ‘onbehagen’. Woorden die ik er aan zou willen koppelen? ‘Tijd’ bijvoorbeeld. En ‘oorzaak’. Voor de handliggend wordt dan ook ‘gevolg’. Is het toeval dat die woorden in deze volgorde in mijn hoofd verschijnen? Bij ‘tijd’ zou ik verder kunnen onderverdelen in ‘verleden’, ‘nu’ en ‘toekomst’. Ik kan me voorstellen dat het onbehagen van het verleden andere oorzaken en gevolgen had, dan het onbehagen van de toekomst. En wie zegt me dat de gevolgen van het verleden niet doorlopen in de oorzaken van de toekomst? Op papier zou ik dan meteen in de knoop komen met een dergelijke mindmap. Mij bekruipt dan altijd het gevoel dat ik niet de juiste associaties heb opgeschreven. En ook in mijn hoofd geven m’n eerste associaties niet meteen richting. Ik wil het grotere verband tussen dingen zien en ik merk dat verdere detaillering me afleidt. Me een gevoel van onbehagen geeft, constateer ik nu terwijl ik dit opschrijf. Ja, waar blijf je dan… dan is het einde zoek als je weer uitkomt bij het begin.

Onbehagen. Bij mezelf en bij anderen. Zou een andere rubricering kunnen zijn. Bij mezelf zou ik vervolgens wel wat oorzaken en gevolgen kunnen benoemen. Bij anderen zou ik een ‘educated guess’ kunnen doen. Ik verwacht tussen die oorzaken en gevolgen weer verbindingslijntjes te kunnen zetten, maar er zullen ook wel hele typische oorzaken en gevolgen enkel op mijzelf van toepassing zijn. Zoals er ook bij anderen hele expliciete oorzaken en gevolgen alleen voor hen van toepassing zullen zijn. Denk ik, maar ik kan daar nu even geen voorbeeld van geven. Dat is dan weer het nadeel van in je hoofd mindmappen.

Onbehagen. Ja of nee. De vraag dringt zich bij me op of het gevoel van onbehagen altijd aanwezig is, al dan niet op de voorgrond of sluimerend. Ja en nee, beken ik voor mezelf. Als je dus vanaf ‘ja’ verder zou rubriceren, dan kun je daar weer verder met ‘mezelf’ en ‘anderen’. En vrij snel zijn ‘oorzaak’ en ‘gevolg’ weer terug. Kortom, het onbehagen is er wel, maar ik kan het nog even niet ‘aanpakken’. Zoals je een plastic roerstaafje op een stenen ondergrond niet zomaar op kunt rapen. Op tapijt gaat dat al beter, maar dan moet je wel op de juiste plaats drukken. Aan het begin of aan het eind van het staafje, want dan komt het aan een kant los en kun je het aan de andere kant aanpakken.

Verhip. Misschien ligt hier ook wel de oplossing van mijn mindmap-dilemma over onbehagen. Ik moet het helemaal niet van alle kanten willen benaderen. Of eigenlijk niet tegelijk van alle kanten willen aanpakken. Eerst maar eens gewoon ‘op één kant van mezelf drukken’. Dan komt de andere kant vanzelf omhoog en kan ik mezelf daar aanpakken. Ik ga aan de slag. Van één ding genieten en het onbehagen even onbehagen laten. Dat komt later wel. Drukken we dan weer ergens anders. Komt goed. Beste wensen voor 2012 allemaal.

Zoe vierde ze Kèrsmis

Het lokale radioprogramma ‘Wiekentproat’ van Chrit en Jos had zaterdag een Kerstuitzending. Desgevraagd heb ik een onderdeel verzorgd, met mijn draaiorgel. Op een bestaande melodie een nostalgisch kerstversje gemaakt en voorgedragen. Om het te kunnen volgen moet je het Horster dialekt wel machtig zijn, óf heel taalgevoelig… Ondersteunende beelden onder muziek en woord zijn van Thea.

Klik hier

Zanger Rinus en Romana

Waarschuwing. Klik niet op een link met als omschrijving ‘Kersthit van Zanger Rinus’. De link bevat namelijk de kersthit van Zanger Rinus.

Twee regels tekst, 117 tekens, en dus perfect passend op Twitter. Ik las het bericht vanmiddag en moest er stevig om lachen. Ik ken de kersthit van Rinus niet, maar deze in twee zinnen gevangen antireclame had alles in zich. Kort, pakkend, een fikse portie humor en enorm veel inhoud. Inhoud die niet alleen afhankelijk is van het wel of niet kennen van de kersthit. Het andere repertoire van Rinus draagt ook bij. Ik heb ooit een youtube-filmpje gezien van het lied: ‘Met Romana op de scooter’. Behalve Rinus schittert in dat filmpje ook Romana. Ze is dansend aanwezig en dat is knap omdat talent volledig áfwezig is.

En toch, het is vermaak in meer dan één betekenis. Allereerst vermaken Rinus en Romana zich zelf. Ik heb vanmiddag ook een interview bekeken van hen beiden, en met dat plezier zit het wel snor. Het vermaak gaat echter verder. Er zíjn mensen die van deze muziek houden. Rinus komt uit Drachten en daar heeft hij wel eens 1200 euro voor een optreden in een disco gekregen, vertelde hij na een kort en pijnlijk twijfelmoment openhartig aan de interviewer. Ik verwacht dat de discotheekeigenaar voor dat bedrag ook Romana er bij kreeg en dan is het dus echt een schijntje. Het aantal hits op YouTube voor Rinus en Romana loopt namelijk in de miljoenen. Echt waar! ‘Verliefd op het meisje van de oliebollenkraam’ is 1.083.432 keer bekeken, terwijl het nummer ‘Jij mag eerder rijden’ met 958.963 héél hard op weg is naar de miljoen. En bij die aantallen heb ik nog niet die twee keer meegerekend, die ik vanmiddag heb gekeken.

Alom vermaak dus en dat gaat zelfs verder dan het artistieke. Neem de commentaren op Rinus en Romana en op hun liedjes. Het lijkt wel alsof miljoenen er een hobby bij hebben. Commentaar geven via social media. De reacties variëren –en dan zeg ik het heel netjes- tussen aan de ene kant ‘afbreken tot aan de enkels’ en aan de andere kant ‘de hemel in prijzen (en dan niet letterlijk bedoeld). Wat te denken van de reactie die vanmiddag om 13.00 uur werd weggeschreven: ‘Ik krijg een bloedneus van die muziek’. Of een paar dagen geleden deze creatieve: ‘en daarom mag iemand zijn kind geen Rinus noemen’. Geniale reacties, die je uiteraard niet al te letterlijk moet nemen. Maar waar ligt de grens?

Minder ludiek is al het hijgerige hyena- en aasgiercommentaar. Wat opvalt is dat het vaak misselijkmakende commentaar al heel snel niet meer over het liedje van Rinus lijkt te gaan. De reagluurders draaien en kronkelen binnen de kortste keren als pieren in een potje, zuur om elkáár heen en proberen aldoende elkáár te overtreffen in zowel dom- als grofheid. Dat is vermaak van een hele andere orde. Miljoenen beleven er plezier aan, dus wie ben ik dan om dat te veroordelen?

We zijn een volk van onbehagen, lees ik al maanden in de krant. Ook vandaag weer vertelt filosoof Govert Derix erover. Opvallende zin in dit verband: ‘de eigenlijke crisis van onze tijd is dat de manieren om het onbehagen onder bedwang te houden steeds minder goed functioneren’. Gebrek aan impulsbeheersing en een toename van frustratie beschrijft Derix. Zie hier het mengsel, waarmee voor een deel het succes van Rinus en Romana verklaard wordt, maar ook de negatieve reacties op zoiets onschuldigs als ‘kiele, kiele, kiele, een auto heeft vier wielen’.

Ach, ik ben in een milde bui. Vooralsnog van dit alles de humor maar inzien en vooral blijven focussen op waar het eigenlijk, in de kern, om gaat. Want hoeveel plaatsvervangende schaamte je ook voelt bij een filmpje van een buikdansende Romana, er valt ook wat te zeggen van de serieuze inzet en de puurheid van haar aanwezigheid. Het enthousiasme van Rinus. De overtuiging in zijn stem. De ritmische (jawel) knikjes van zijn hoofd op de muziek. Zijn zuivere bedoelingen. Zeker bij aanvang van zijn zangcarriëre leken die tenminste zuiver. Z’n bedoelingen hè, ik heb het niet over zijn stem…

Als ik nog een keer naar Romana op de scooter kijk (óp naar de miljoen!) dan is het er opnieuw. Weer dat plaatsvervangend gevoel van schaamte. Wat… ís… het… slecht…. Terwijl tegelijk de miljoenen medegluurders, waar ik er één van ben, geen haar beter zijn. Plaatsvervangende schaamte, die veel meer zegt van mij en al die anderen, dan van Rinus en Romana. Want een auto heeft toch gewoon vier wielen? Nou dan? En je hoeft toch niet te kijken? Het is kiele, kiele, kiele, maar het moet kunnen… Rinus rules, Romana rocks…!

Relatieve rust…

Paniek overviel me. Ja natuurlijk. Het was vorige week op het allerlaatste moment dat ik er op mijn werk bij betrokken werd. Dat had ik mijn collega’s toen ook duidelijk laten weten. Ik voelde me voor het blok gezet. We maakten niettemin afspraken. Men ging akkoord met mijn voorwaarden. Na het weekend zou ik dan toch die presentatie doen. Gepland voor maandagavond. Een presentatie zoals ik er al zoveel had gedaan. Niet anders dan anders…

Het was niet de presentatie zelf die voor de paniek zorgde. Het was maandagochtend de confrontatie met de agenda, direct na het opstarten van mijn laptop. Toen ik de afspraak in de avonduren zag staan en niet wist waar het om ging. Daar schrok ik enorm van. Van het gevoel de controle kwijt te zijn. Al een paar weken was er dat gevoel dat de vanzelfsprekendheid vervaagde. Simpele handelingen leek ik even kwijt te zijn. Het verkeerde kastdeurtje open doen om een handdoek te pakken. De afstandsbediening als een vreemd object ervaren, omdat ik de ontgrendelcode ineens niet meer blindelings kon intypen. Moest de mengkraan nu naar links of naar rechts om warm water te krijgen? Korte confronterende momenten, die een gevoel van onrust teweeg brachten. Wat zou die toenemende verstrooidheid kunnen veroorzaken vroeg ik me af. Het hield me bezig, maar nog niet meer dan dat.

Tot die maandagochtend. Het gevoel iets gemist te hebben en dus niet voorbereid te zijn, overviel me als een verstikkende beklemming. Ik kreeg het warm en koud tegelijk. Ik wist het niet meer. Wat overkwam me? Ik had iets soortgelijks op de middelbare school wel eens meegemaakt, en daar werd destijds het etiket hyperventilatie opgeplakt. Maar zo als nu had ik het nog nooit gehad. Zou dit het gevoel zijn, bedacht ik me in mijn ongerustheid, dat anderen als ‘burnout’ betitelen? Het paniekgevoel hield aan. Ik zat mezelf hopeloos in de weg. Ik moest iets doen. Wilde weg. De gang op. Iemand aanspreken en vertellen van mijn probleem? Mijn baas? Was in gesprek. Dus terug, richting mijn kamer. Een bekertje water misschien? Bij de koffiezetmachine trillend naar het juiste knopje gezocht. Op mijn kamer zag ik mijn directe collega’s in een groepje bijelkaar. Gezellig keuvelend over het weekend. Ik liep er naar toe. Ik moest wat doen. En ik heb het hen verteld… ‘Het gaat niet goed’…

Het verhaal kwam er eigenlijk heel gecontroleerd uit. Ik vertelde van de schrikreactie op mijn agenda en over de confrontatie met mezelf. Het hele verhaal van de afgelopen weken passeerde de revue en maakte zo nu en dan emotie bij me los. Wat was dit allemaal? De twijfel over hoe het verder moest, werd echter minder dreigend naargelang het verhaal vorderde. We spraken uiteindelijk af dat ik het even zou aanzien. De paniek zakte. Die avond heb ik gewoon de presentatie gedaan. Ging prima. Toch wilde ik het voorval van de ochtend niet als een incident zien. Het was een teken en we hebben het ook als zodanig opgepakt. De werkdruk geanalyseerd en in kaart gebracht. Mijn eigen functioneren en taakopvatting zelf eens aan een interne check onderworpen. Voorzichtige conclusies getrokken en eerste veranderingen doorgevoerd. Niet van harte, want je wil niet geconfronteerd worden met je eigen onmacht. Maar je moet iets.

Nu, een paar weken verder, is er sprake van relatieve rust. Ik vind het plezier niet zo vanzelfsprekend meer als voorheen. Dat mis ik. Ook voel ik zo nu en dan dat ik meer cynisch ben dan dat ik eigenlijk wil zijn. Niet prettig. Ik ervaar dat steeds meer mensen op de hoogte zijn van mijn ‘dip’. Ik merk dat ik hun on- en uitgesproken medeleven niet altijd plezierig vind. Ik worstel een beetje met mijn inschatting dat men zich inspant om mij minder te belasten, waardoor mijn kwetsbaarheid juist wordt onderstreept? Enfin. Het is niet anders. Een paniekaanval heb ik sindsdien niet meer gehad, maar ik ben me bewust van het wankele evenwicht. Het heeft tijd nodig en ik wil er nog verder mee aan de slag. Groeien van de ervaring. Kijken wat het doet, als ik blijf doen wat ik deed. En dan zien dat het toch iets met me doet als ik niet meer kan doen wat ik deed. Er over vertellen bijvoorbeeld. Totdat ik weer doe wat ik wil doen, doet dat goed…

Zinnen die raken

Je zorgen maken is de verkeerde kant op fantaseren. Het is een zin die ik tegenkom in mijn iPhone-notities. Ik zie dat ik die zin hondervierenzestig dagen geleden genoteerd heb. Op 11 mei 2011 om precies te zijn. Ik noteer dingen die me boeien en die me even aan het denken zetten. Dit was zo’n zin. Vier dagen na mijn 51e verjaardag. Ik weet niet meer of ik me toen zorgen maakte. Zou kunnen, maar heel groot kan dat niet geweest zijn. Kadaffi kwam toen nog gewoon op televisie en een heel land was bang voor hem. Nu lijkt dat land bevrijd van angst maar druipt er bloed uit de media. Ook zo’n zin om even bij stil te staan. Wim de Bie schreef het op in een van zijn twitterberichten. ‘Het bloed druipt uit de media. Hadden we maar videobeelden van de moord op Julius Caesar (15 maart, 44 v. Christus) – 23 dolksteken!’. Einde twitterbericht.

Je zorgen maken is de verkeerde kant op fantaseren. In de Volkskrant van vandaag haal ik een andere zin uit de column van Remco Campert. Of eigenlijk een paar zinnen die me raken, en ik citeer: ‘Ik wankel van interview naar interview en hoor mezelf over mezelf praten. Ik schijn er meningen op na te houden. Dat is tamelijk verontrustend voor iemand die doorgaans vrij meningloos door het leven gaat en alles maar op zich af laat komen en daarna, al schrijvende, er chocola van probeert te maken.’ Einde citaat. Mooi. Titel van zijn column: ‘Het oor drinkt’. Ook mooi. Dichterlijk bijna. En je kunt je voorstellen hoe het oor dat doet. Dorstig naar wat er allemaal te horen valt. Ook al is lang niet alles even drinkbaar. 97% van al het water op aarde is zout water en dus niet drinkbaar. Maar desondanks, het oor drinkt. Zelfs bloed, als er niets anders is. Of fantaseer ik nu weer de verkeerde kant op?

Maar wat is dan de goede kant? Is dat weg van de fantasie en terug naar de realiteit? De realiteit, waar de doodsprenten van Kadaffi vandaag in de krant het levend bewijs menen te moeten geven van zijn dood. Zijn dood, live… Het deed me wat, die eerste beelden. Een mening heb ik er niet echt over, maar ik hoor mensen over zichzelf en zijn dood praten. Experts, slachtoffers, opgeluchte landgenoten, tegenstanders. En alle oren drinken. Ieders oog eet. Hongerig of niet en al dan niet dorstig. Er is teveel en te weinig tegelijk. Dat is zorgwekkend. Voor mij althans. Dan maak ik me zorgen en dan ga ik al snel de verkeerde kant op fantaseren…

Toch maar weer een poging om de goede kant te zien. Die 3% zoet water, zal ik maar zeggen… Het zoete van het rolschaatsende kind of van het jong verliefde paartje dat samen in bad gaat. Zoet water, ook daar. Ach, het is er wel. Zo nu en dan moet je gewoon even de goede kant op fantaseren. Je een paar momenten geen zorgen maken en genieten van het goede. En terwijl ik dit allemaal opschrijf, komt er een andere zin in mijn geheugen. Een zin, die ik las bij een overlijdensadvertentie in de Volkskrant en die ik toen ook heb bewaard. Ik zoek het op en zie dat die zin honderdachtenzestig dagen geleden is opgeschreven. Vier dagen vóór de zin over de zorgen. Toen was er ook iemand dood. Stond het ook in de krant, maar verder was het onvergelijkbaar. En toch…met dank aan de krant van het volk… deze zin tot slot:

Laten we elkanders ogen ontginnen, omzien in zoet en het zout overwinnen.