Leonard Cohen

‘Sounded like the truth…’ is een regel uit de liedtekst die ik nu hoor. En ‘now it seemed to late to turn the other cheek’. De titel van het lied is ‘It seemed the better way’. Nog nooit gehoord, maar wat een prachtige tekst weer. En wat een stem. Via Spotify deze afspeellijst gekozen. ‘This is Leonard Cohen’. En daarvan nu ‘Ten new songs’. Dat verklaart misschien waarom ik deze song nog nooit heb gehoord.

Teksten van Cohen spreken vaak mijn herinneringen aan. Of prikkelen mijn fantasie tot het uiterste. ‘I want to speak to Leonard’ zingt hij nu. Een autobiografisch lied waarin hij een kritisch en reflecterend gesprek met zichzelf aangaat. Zichzelf beschrijvend als een man ‘living in a suit’. En zo nog meer mooie sfeerbeelden, die uitblinken in virtuositeit. Terwijl je er naar luistert, tekenen de woorden de scenes in je hoofd.

‘Take this waltz’… Even luisteren… ‘And i burry my soul in a scrapbook’. Je ziel, of dat wat er straks van je overblijft, ‘begraven’ in een plakboek. Of op een blogsite. Herkenbaar. Luisteren en opschrijven wat er zo in je opkomt. Ik heb dat wel vaker gedaan. Ooit met de top-2000 bij een liedje van Karin Bloemen, ‘De dag waarop je moeder sterft’ was toen inspiratiebron. Vandaag met Mees nog even bij haar graf gestaan.

Wat hij zingt klinkt als de waarheid. Een waarheid die wel uitnodigt voor eigen interpretatie. Die ook gelegenheid biedt om je mening bij te stellen. Ook al is dat soms pas achteraf en is het te laat om je andere wang nog toe te keren. Wat dan overblijft is om je ziel en zaligheid vast te leggen in een verhaal. Op een blogsite. Of in beelden te bewaren in een fotoalbum. Of voor hen die de kunst machtig zijn, te vangen in een lied. Zoals Leonard.

Vlindertaal

Een vlinder fladderde eergisteren om ons heen. We zaten aan tafel op een feestelijk versierd terras tijdens de receptie van Sanne en Eric. En gisteren landde er zelfs een op een omgekeerd glas. Dat stond op de gedekte tafel bij de verjaardagsbarbecue van Mariet. De mooie vlinder liet zich van dichtbij bekijken maar toen hij zijn vleugels openvouwde bleek een groot deel van een van zijn vleugels te ontbreken.


Eergisteren al en gisteren weer deed me het tafereel denken aan Trudy. Een paar keer eerder schreef ik over haar. In die verhalen speelde steeds een vlinder een symbolische rol. En sindsdien is elke fladderaar meestal aanleiding om even aan haar terug te denken, waar ik ook ben. Vaak is de plek waar ik de vlinder zie aanleiding tot verdere associaties. Zo ook eergisteren bij Sanne en gisteren bij Mariet.

Bij Sanne was het omdat een deel van haar familie lijfelijk aanwezig was, en ik het wel een aardige gedachte vond dat Trudy in -wie zal het zeggen- haar huidige staat van zijn ook even acte de présence kwam geven. Zich even bij al haar broers en zussen liet zien, en daarna richting het prieeltje vloog, waar Sanne en Eric die middag in de echt waren verbonden. Toch even meekijken, zou ze gedacht kunnen hebben.

En bij Mariet was de symboliek zo mogelijk nog intenser. Naast de vlinder met de hap uit zijn vleugel, landde er vrij snel een tweede van zijn soort, die in volle glorie en geheel intact zijn mooie kleuren liet bewonderen. Samen met de gehavende vlinder dartelde het tweetal nog even om ons heen, om vervolgens hun eigen vlinderwereld weer verder te gaan verkennen.


Als het hiernamaals een wereld is, die in alles zijn nieuwe werkelijkheid heeft, dan zou het zomaar kunnen zijn dat die tweede vlinder samen met de gehavende een feestelijke herontmoeting met ons wilde delen. Zo doorgedacht, zou namelijk die tweede vlinder mijn vader of mijn moeder kunnen zijn, die samen met Trudy even wilden laten zien dat ze er nog steeds voor ons waren. Ik weet het. Ietwat romantisch gedacht misschien, maar waarom niet?

Het schijnt dat vlinders met gebroken of gehavende vleugels vaak voorkomen in de natuur. De vlinder op het glas had er waarschijnlijk zijn leven aan te danken. De vogel die meende in het kleurige oog op de vleugel de kop te pakken te hebben van zijn volgende prooi, bleef achter met slechts een stukje vlindervleugel in zijn snavel. De vlinder zelf leefde door en fladderde weg op haar drie resterende vleugels. Volop genietend van de rest van haar dagen, landde zij op een omgekeerd glas.

‘Kijk mam, hier zitten ze’, zei ze misschien wel in vlindertaal.

En nu ik dat zo opschrijf, zittend aan tafel, vlakbij de schaduwrijke plek waar we Trudy’s laatste wens hebben vervuld, komt er spontaan een ander woord in mijn gedachten: ‘Kindertaal’. Kindertaal. De taal van dromen en fantasieën. Van gedachten die nog mogen fladderen. Waar een vlinder met gebroken vleugel synoniem mag zijn van een gehavend leven. Maar tegelijk een leven, dat in vlindertaal misschien wel dezelfde onbegrepen kracht en pracht heeft als in kindertaal.

vlinder
met gebroken
vleugel

leef je
weer gegeven
leven

kleurrijk
en zo
magistraal

met volle kracht
in pracht
en praal

als vlindertaal
en kindertaal

zo ongehavend
allemaal

Vingerafdrukken

condoleancesWe kregen ze 19 mei vorig jaar. De vingerafdrukken van Trudy. Samen met de gedachtenisprentjes die over waren en de condoleancekaarten die waren afgegeven. Ik heb ze opgeborgen in een grote big shopper, waarin ook twee fotoalbums van Trudy waren bewaard. Daar heb ik vandaag eens doorheen gebladerd, bijna een jaar na haar overlijden. Het is stille zaterdag.

In de foto’s zie ik bij vlagen heel duidelijk de handtekening van Trudy. Veel foto’s van Bandit, haar hondje, en tegelijk haar steun en toeverlaat. Foto’s van haar flatje, vanuit verschillende standpunten. Uitkijkjes vanuit het raam of door de geopende voordeur. Soms wat wolken. Of een winterse aanblik van de straat waar ze woonde. En tussendoor van plekjes die ze waarschijnlijk  op haar wandelingen met Bandit door Horst opmerkelijk vond.

Op stille zaterdag, de dag voor Pasen, lees ik een mail van haar dochter. Ze wil van de vingerafdrukken een herinneringssieraad laten maken. Ik ga zorgen dat ze de originele vingerafdrukken krijgt. Uiteraard. Op 13 mei overleed haar moeder. Nu bijna een jaar geleden. Op haar sterfdag, over een week of vier, gaan we daar met z’n allen aandacht aan besteden. Het initiatief komt van haar dochter. In de mail stelt ze voor om op die dag aan Trudy’s laatste wens te gaan voldoen en ze nodigt ons daar voor uit.

In de vroege ochtend van de eerste Paasdag overdenk ik het bovenstaande. Ik heb het gedachtenisprentje er nog eens bijgepakt en kijk opnieuw naar de teksten die ik gisteren in de condoleancekaarten las. Woorden, die een jaar later nog steeds voor troost zorgen. Indringende zinnen van medeleven, op die ene dag van het jaar dat er wel meer mensen uit de dood zijn opgestaan. In symbolische zin denk ik dat het daarom best toepasselijk is om juist vandaag deze herinnering aan haar te delen.

Maar ik wil vandaag ook gebruiken om iedereen te bedanken die Trudy in haar leven heeft bijgestaan. Waardering uit spreken voor iedereen die er voor haar was, op welke manier dan ook. Er voor haar waren in de verschillende momenten in haar leven. Juist vandaag wil ik hen oprecht bedanken voor hun aandeel daarin. De foto’s in haar albums wijzen in heel veel richtingen. Niet alleen de onderwerpen van haar foto’s, maar in veel situaties ook de plek waar ze stond toen ze de foto nam. Zo zie ik achteraan in haar album een drietal foto’s waar ik zelf op sta. Trudy heeft ze gemaakt. Vanaf de ‘zijlijn’, terwijl ik aan het presenteren ben voor een grote groep mensen op het Wilhelminaplein.

Fotograaf: Trudy van den Munckhof

Vanaf de zijlijn. Aan de rand van de grote groep mensen voor me. Op een gepaste afstand van de zangers en zangeressen achter me. Misschien wel onopgemerkt. Als een vluchtige voorbijganger, die even stilstaat bij een moment in haar leven en dat vastlegt. Het raakt me. Ik voel dat ik nu vooral naar de plek op de foto’s kijk, waar Trudy moet hebben gestaan toen ze de foto nam. Ik voel haar aanwezigheid daar en tegelijk ook haar aanwezigheid nu ter plekke.

Daar heb ik haar toen niet gezien. Maar zij mij wel. Nu ‘zie’ ik haar en stel ik me voor dat zij, net als toen, van een afstand naar me kijkt. Zoals ze hopelijk ook anderen blijft zien. Met mijn vingers wrijf ik mijn ogen droog. Haar vingerafdruk is zoveel meer dan zwarte lijntjes op papier. Ze is het zelf die indruk maakt. Het is eerste paasdag, 16 april 2017. En heel even heb ik de hemel in mijn hoofd.

Erfelijk…

Zijn sporen in jouw ogen
zijn niet te missen mooi
zijn toekomst en herinnering
zijn toegevoegde waarde
zijn voetstappen
op aarde
ben jij
mooi

‘Jan vaan den Edah…’

Er volgde een korte stilte. En iedereen had de twee woorden ‘klets boem’ na ‘Edah’ er al bij gedacht, voordat Lucie ze daadwerkelijk uitsprak. Lucie Geurts begon er zingend het ‘in memoriam’ van Jan Lucassen mee. Miek, zijn vrouw, hun kinderen en de kleinkinderen waren bijna geluidloos met Jan de kerk binnengekomen. Even geluidloos als het opstaan van alle aanwezigen, nog voordat de bel daartoe opriep. Het was alsof de stilte sprak.

Misschien was het wel dezelfde stilte die er de afgelopen tien jaar in Jan verscholen had gelegen. Iedereen kende hem en velen wisten wie Jan Lucassen was. Maar veel minder mensen kenden de stilte die de laatste jaren gepaard ging met zijn leven. En er was er maar één, die twee keer per dag die stilte doorbrak. In stilte. En in liefde. En nu waren ze allemaal hier. Om daar eer aan te bewijzen. Aan de herinnering. En aan liefde in stilte.

De mensen die afscheid kwamen nemen wisten het. Horst wist het ook. Jac Hanssen wist het. Hij tokkelde nog voor de dienst begon op zijn gitaar achteloos het prachtige nummer van Johnny Cash: ‘Hurt’. Herkenbaar zonder woorden. Pijn. Voor ál die tijd zonder woorden. Thuis moest ik denken aan die tijd. Maar ook aan de tijd mèt woorden. Aan de tijd dat Jan vriendelijk glimlachend zijn klanten te woord stond. Of van vele gebeurtenissen in zijn dorp filmopnames maakte. Alsof hij toen al wist dat wat was vastgelegd, niet meer vergeten kon worden.

In de dienst droeg Lucie het prachtige gedicht van Toon Hermans voor:

Ik kon niet zeggen wat ik voelde,
ik heb het ook niet uitgelegd
Maar toch wist jij wat ik bedoelde
De stilte had het al gezegd.
Als ik je kuste of je griefde
in blijheid of in droefenis
De liefde is pas echte liefde
Als stilte taal geworden is…

Het raakte me. Juist omdat de stilte die ochtend al gesproken had. En dat al dagen eerder, ja zelfs jaren daarvoor al had gedaan. De laatste jaren de stilte van Jan, als hij door Miek door Horst werd gereden. Maar ook daarvóór, de niet in woorden te vatten stilte van het verlies van twee kinderen, Carolien en Frankie. De stilte van Miek, als ze tussendoor bij Liesbeth haar koffie dronk en haar sigaret rookte. De stilte van het schilderij dat ze van Jan maakte. Het stond afgebeeld op het gedachtenisprentje dat werd uitgedeeld. Jan in pasteltonen, in de tijd dat hij waarschijnlijk bij de Edah de voorraden registreerde. Dezelfde tijd dat zijn kinderen en later zijn kleinkinderen hem daar aan het werk zagen.

Dezelfde plek waar hij zijn kinderen en kleinkinderen ook zag. Tijdens de dienst haalden z’n kleinkinderen herinneringen op aan die periode. Altijd wel een open zak chips of een ijsje had opa voor ze. Ze herkenden de verhalen van hun ouders die als kind blijkbaar al mochten rolschaatsen door de winkelpaden. De geschiedenis leek zich in al zijn vriendelijkheid te herhalen. Tot aan de eeuwwisseling. Vanaf die tijd nam meer en meer de stilte de plaats in van de herinnering.

Veel mensen hebben zich vanochtend de tijd genomen om hun herinneringen aan de stilte van de dienst toe te vertrouwen. Al die tijd van al die mensen bij elkaar opgeteld, bedacht ik vanmorgen, is slechts een fractie van de tijd die Miek met Jan heeft doorgebracht. In al die jaren dat er voor Jan allang geen tijd meer bestond. Geen woorden meer waren. En heel lang zelfs alleen een lappenpop een tastbaar gevoel van werkelijkheid voor hem was.

Als stilte taal is -en dat geloof ik- dan zou die stille pop wel eens de onuitgesproken liefdesverklaring kunnen zijn geweest naar Carolien en Frankie. Naar zijn andere kinderen en kleinkinderen en naar Miek. Als ‘ houden van’ geen woorden meer heeft, dan is ‘vasthouden van’ een stil maar krachtig alternatief. Zo krachtig dat zelfs het moeten loslaten daar niet tegenop kan. Jan vaan den Edah… Horst houdt hem vast. In stilte.

Theo

theo19 februari. Op de kalender zie ik twee namen staan. Ben en Theo. In de ideale wereld zou ik bij hen allebei vandaag op de verjaardag kunnen gaan. Kunnen, want bij beiden gaat dat niet gebeuren. Bij Ben niet, want hij heeft er voor gekozen om zijn verjaardag niet te vieren met z’n broers en zussen. Een vrijwillige keus en die respecteer ik.

Bij Theo kan ik vandaag niet op de verjaardag, want Theo is dood. Geen vrijwillige keuze maar iets dat hem is overkomen, een aantal jaren geleden. In 2006 om precies te zijn. Elf jaar geleden. Theo’s vrouw, mijn zus, vond hem ‘ s morgens in bed. In zijn slaap overleden. In de volle bloei van zijn leven. Zo stond het ook op zijn bidprentje: ‘…in volle bloei’.

Een dubbele betekenis, in volle bloei. Want ook hun prachtige tuin in de bewuste mei-maand maakte in borders en bloemperken de eerste aanstalten om in volle bloei te geraken. Bij de vijver hadden ze een mooie vlonder aangelegd. Daar zag je de knoppen in de waterbloemen en sommige lelies toonden al hun mooie pracht. ’s Avonds brandde er een sfeervol licht aan die vijver. Daar had Theo voor gezorgd. Het was zijn plekje.

Elf jaar geleden. Hij zou vandaag 54 jaar zijn geworden. Toen was hij 43. Zijn moeder leefde toen nog. Bij al het verdriet dat je je kunt voorstellen moet dat van een moeder die haar kind verliest toch wel heel intens zijn. Zijn broer, zijn zussen, mijn zus en wij als haar broers en zussen, we leefden ieder op onze eigen manier mee bij deze onwerkelijke gebeurtenis.

Nog vaak hebben we met z’n allen bij de vlonder gezeten, als het weer in februari dat toeliet. Of we zaten binnen en spraken over wat ons op dat moment verbond. Vaak was dat Theo, maar naarmate de jaren vorderden ook vaak andere zaken. In elf jaar gaat bij iedereen het leven door. Het kiest nieuwe paden, waardoor eerdere wegen als vanzelf minder vaak bewandeld worden.

De wegen van toen die we samen liepen zijn niet afgesloten of onbegaanbaar geworden. Maar andere wegen lijken beter te passen bij de route die het leven voor ons uitstippelt. Op zo’n nieuwe weg kom je dan zo nu en dan wel een verkeersbord tegen dat je herkent van die route van vroeger: Een witte pijl op een blauwe rechthoek bijvoorbeeld, die een verplichte richting aangeeft.

Jaren geleden leek die richting inderdaad de enige mogelijke. De enige juiste ook. Maar nu zet het je aan het denken. Is het wel de enige richting? Er waren vroeger toch nog andere wegen? Minder voor de handliggend nu misschien, maar nog steeds begaanbaar, toch? Overdag en ’s avonds. In het donker en bij licht. En zelfs bij licht in het donker.

Eventueel via een paadje naar de vlonder. Want daar heeft Theo voor gezorgd. Elf jaar geleden. En zijn licht straalt nog steeds. Ook over nieuwe wegen.

Jacqueline

 

Ze bedankte me ooit voor een ‘in memoriam’-gedicht dat ik voor haar vader had geschreven in de plaatselijke carnavalskrant. Sindsdien groeten we elkaar en komen we elkaar vooral tegen in de cafetaria waar ze werkt. Een aantal jaar na haar vader is ook haar moeder overleden. Ook dat is nu alweer enige tijd geleden.

Of het komt doordat ik zelf relatief jong mijn ouders heb verloren, ik weet het niet, maar op de een of andere manier houdt het afscheid dat mensen moeten doormaken me altijd wel bezig. Het verdriet, de verwerking, het zijn zaken die mijzelf ook zo nu en dan door het hoofd gaan.

Zoals onlangs weer, toen ik Jacqueline achter de balie bezig zag om de verschillende bestellingen vakkundig en routinematig te verwerken. Mijn bestelling zat daar ook ergens tussen. Wachtend dacht ik aan haar Facebook-reactie onlangs, op het gedicht over haar vader dat ik spontaan, in een serie van soortgelijke gedichten, opnieuw online had gezet. ‘Zoë aas heej’, heette het.

Toën te Baerts

Een reactie op het gedicht, en kort daarna via een persoonlijk berichtje een foto van haar vader, in een lijstje. De woorden van het gedicht waren over hem heen geprojecteerd. ‘Kiek s Geert, zoë stiet ie beej meej in de kast…’ stond erbij geschreven. Mijn reactie, ‘Wauw, doa krieg ik da wer kiepevel va… Moëi!’ beloonde Jacqueline met een smiley.

‘Bestelling 92’, riep ze. Een grote witte zak met lekkere inhoud stond op de balie. Heel kort wisselden we onze online-ervaringen ter plekke nog even live uit. We hadden het ook over haar moeder en het gemis. Een ‘Zoë aas zeej’ zou niet misstaan in haar kast, naast de foto van haar vader. Ze zei het lachend, bijna achteloos. Maar het inspireerde wel. Thuis bij de fricandel speciaal en de friet wist ik het zeker.

Ondertussen zijn we een week of wat verder. Jacqueline en ik hebben over en weer nog wat herinneringen gedeeld. Daaruit is een tweede gedicht ontstaan. ‘Zoë aas zeej’. Jacqueline gaat het weer over een foto projecteren en binnenkort stuurt ze me daar een voorbeeld van. Toën en An staan dan weer naast elkaar en spreken ons toe met woorden van herinnering.

 

Zoë aas zeej
hiël gastvreej
aalt de deur
vur oow aop deej…

Zoë aas zeej
mit en bleumke
hiël veul kleur
beej waat haop deej…

Zoë aas zeej
aalt woj winne
fanatiek
vur de priës

Zoë aas zeej
aalt geliëk haaj
ma nevver noeïts
eigewiës

Zoë aas zeej
na ’t laeve lachte
en ellekes kiër
aan de zwier ging…

en zoë aas zeej
zoonder klaage
ellekes kiër
toch ma wier ging…

Zoë aas zeej
na oow luusterde
mit engele
geduld…

hedde geej toen ok
eur wermte
vaan doënbeej
gevuld?

vur ôs aal
Zoa speciaal
Manno-man…
Danke An

GvdM

Goed gesprek

Gisteren heb ik met een vriend lang gesproken over keuzes in het leven. Onder het genot van een lekker glas bier ging het over mooie en minder mooie dingen. De avond zelf, nu ik er vandaag, zaterdag 3 september, op terugkijk, hoort definitief bij de eerste categorie. Sommige onderwerpen waarover we spraken zou je onder de minder mooie dingen kunnen scharen. Maar ook dat is een keuze. Een lastige keuze vind ik zelf.

We spraken over onze kinderen, onze vakanties, ons gezamenlijk verleden en over de toekomst van de wereld. En naarmate het later werd hebben we dat rijtje nog aangevuld met politiek, de problematiek van godsdienst in wetgeving, de Koran, Erdogan, Wilders, Islam, vluchtelingen en de strijd tegen extremisme in het algemeen. Hoezo kiezen als je het over alles kunt hebben? En met een lekker biertje erbij praat dat steeds makkelijker.

Onze kijk op de wereld met zijn mooie en minder mooie kanten. Goed om te merken dat zo nu en dan ‘agree to disagree’ toch telkens weer nieuwe gespreksstof opleverde. Met elke keer opnieuw de behoefte om te overtuigen en gemaakte keuzes uit te leggen. Vreemd en interessant tegelijk.

We spraken over keuzes en misschien wel vooral over het niét maken van keuzes. Over blind en doof zijn voor duidelijk zichtbare en luide argumenten. Over polderen en extreme opvattingen. We spraken over de vrijheid om daarover te kúnnen spreken. En de angst om dat in de toekomst misschien niet meer te mogen. We hebben gesproken over de keus om daar nú iets van te zeggen. Zichtbaar en hardop.

En we hebben het gehad over de keus om over extremen juist niéts te willen zeggen. Geen stelling te willen nemen of de strijd aan te willen gaan. Maar in plaats daarvan te doen en te handelen naar wat redelijk lijkt. Omdat je aan reacties bij de ander ziet dat het redelijk ís. Soms zelfs dat wat je doet als heel goed ervaren wordt. Handelen naar eer en geweten. Ook een keuze. En net zo min een makkelijke.

Vier uur vanochtend stapten we het bruine café uit. We waren niet de laatsten, maar ik heb toch heel sterk het vermoeden dat er daarna binnen veel minder is gesproken. Misschien wel meer gerookt trouwens, hoewel dat, toen wij aan de bar zaten, toch ook heel stevig moet zijn gebeurd. Ik heb mijn kleren vanochtend in ieder geval zonder enige twijfel in de wasmand geknikkerd. Die keuze was makkelijk.

Ik verheug me op de volgende keer. Want we waren nog lang niet uitgepraat.

 

Het verhaal horen? Dat kan. Ingeleid met muziek van Bløf (Mens) en afgesloten met John Lee Hooker en Bonnie Rait (I’m in the mood). Klik hieronder.

Trudy

Het is al meer dan tien jaar geleden. Trudy had een, wat wij broers en zussen, ‘mindere periode’ noemden. Ze zag dan de dingen anders dan dat wij die zagen. En daar was ze op die momenten bijna niet van af te brengen.

drie kaartjesDrie kaartjes had ze stevig in haar hand, toen ik haar thuis bezocht. ‘Daar draait het allemaal om’, zei ze en ze gaf me één van de kaartjes. Ze had er zelf iets op geschreven. Een citaat van Maria Montessori. Ik las het en herinner me, dat terwijl ik het las, ik in mijn hoofd bezig was hoe ik haar zelfbedachte ‘drie-eenheid’ weer naar ‘onze wereld’ terug kon redeneren.

Maar toen ik opkeek van het kaartje, zag ik de tranen in haar ogen. Tranen die ik al jaren niet meer had gezien. Haar wereld raakte ineens met enorme kracht mijn wereld. Haar moeder was ook mijn moeder. Trudy en ik waren kinderen met dezelfde geschiedenis. Tegelijk deelde zij verleden en  toekomst met haar eigen kind. Haar pijn werd even ook mijn pijn. Diep en snijdend. Moeilijk onder woorden te brengen.

Op dat moment pastte alleen maar huilen. Onze tranen weerspiegelden hetzelfde leed. Niet lang, want al snel was het weer alleen haar pijn. En bleef ik zitten met een diep gevoel van herkenning.

Ik was er door van slag. Zonder woorden had ik slechts een fractie van haar pijn ervaren. En dat raakte me zó diep. Hoe krachtig moet een mens zijn om de volle omvang van die pijn te verdragen, vroeg ik me af. Trudy bezat die kracht. Telkens weer. Haar moeder -onze moeder- ook. Ik wil geloven dat ook zij die kracht had. Zo sterk zelfs dat haar lichaamskracht er uiteindelijk niet tegenop kon, toen ze een longbloeding kreeg, terwijl ze geestelijk aan het opknappen was.

 

Jaren later, 2015, lijkt de geschiedenis zich te herhalen. Het beeld van enorme kracht wordt opnieuw bevestigd. In dat jaar wordt Trudy namelijk ook lichamelijk op de proef gesteld. Ze doorstaat het met verve. Met driekwart long neemt ze de fatale diagnose in 2016 met een stoicijnse berusting: ‘Mensen gaan dood aan kanker. Ik waarschijnlijk ook, maar daar ben ik niet bang voor. Dan zie ik mijn vader en moeder weer’, zegt ze op de terugweg van het ziekenhuis naar Horst.

Op haar ziekbed, ongeveer een maand geleden, vraagt ze me om het fotolijstje van haar dochter open te maken, om te controleren of het kaartje er nog inzit.

drie kaartjes2Hetzelfde kaartje van tien jaar geleden komt inderdaad tevoorschijn. ‘Oké’, zegt ze, alsof die wetenschap haar gerust stelt. Een paar weken verder gaat haar toestand in een paar dagen snel achteruit. Mijn zus Mariet en ik zitten wakend aan haar bed in het pas geopende hospice ‘D’n Doevenbos’.

Terwijl Trudy slaapt, vertel ik Mariet over het kaartje achter de foto. Ik pak het er uit en reik over Trudy heen om het Mariet te geven. Terwijl die naar het kaartje kijkt, gebeurt dat wat onvermijdelijk is. Trudy stopt met ademen terwijl Mariet het kaartje in haar hand houdt.

Het is alsof op datzelfde moment het kind in Trudy zich verheft. Het begrijpt ineens de waarheid, die voor ons allemaal nog duister is. Wie groot wil zijn in het koninkrijk der hemelen, die worde gelijk aan de kinderen. Trudy heeft die tekst van Maria Montessori jarenlang bewaard. Ik vanaf nu ook.

drie kaartjes3

Tijdelijke twijfel

Tijdelijk. Dat is het woord dat in me opkomt, terwijl ik de ovenklok hoor tikken. Ik lig al een tijdje, half zittend, op de bank en laat voor de zoveelste keer mijn gedachten de vrije loop. Dat wil zeggen, voor een deel gevoed door wat Facebook-berichten waar ik swipend doorheen ga. En vanmorgen door een WordPressblog die mijn aandacht trok en die ik ge-liked heb. Even een korte actie in verder passief vermaak. Dus wat is vrij. Gedachten worden al snel gekleurd.

Daar tussendoor de gewone zondagochtend-dingen. Iets later op. Mees nog net naar z’n werk horen gaan. Boterhammetje met kaas en ham. Een met wat water verdunde jus d’orange erbij. Hapje. iPhone. Swipen. Blogje lezen. Filmpje kijken. Slokje. Berichtje Winterzon. Filmpje Temptation Island. Nieuwsgierig voyeursgevoel, gemixt met een vreemde drang om niks te willen missen. En toch allemaal maar tijdelijk.

Wat woorden leggen bij verschillende Wordfeud-vrienden. ’Anusjes’ voor meer dan honderd punten. Leuk. Voor even. Zien dat de Berden Voorjaarsloop vandaag wordt gehouden en dat Kitty met haar theatergroep in Middelbeers optreedt. Als een toeschouwer op afstand neem ik in me op waar ik allemaal niet in levende lijve bij ben vandaag. Virtueel en in gedachten misschien heel even. Maar ook dat slechts tijdelijk.

Zo nu en dan heb ik dat. De twijfel over de tijd en wat daar allemaal in voorbij gaat. Zoveel dingen die gebeuren. En slechts fracties waar ik zelf onderdeel van uit maak. Van kan of van wil uitmaken. Het dilemma van beperkte invloed op de overvloed die er is. En ondertussen rommelen in de marge. Mezelf keer op keer vertellend dat in het kleine ook het grote ligt. Mijn eigen cirkeltje alsmaar rond maken.

Zo. Genoeg gedacht. Kopje koffie maken. Abrikozenpunt eten. Bewust proberen te genieten van het nu en al het andere even laten voor wat het is. Even. Omdat in het nú de ultieme tijdelijkheid ligt verscholen. Die tel tussen verleden en toekomst, waarin alles gebeurt en niets blijft. Slechts herinneringen en toekomstplannen, zolang als het mag duren. Telkens weer. En altijd tijdelijk.