Jurgen

Er stond een Munckhof-touringcar te wachten bij de Mèrthal. Voor Pinkpopgangers las ik toen ik er aan voorbij liep. Daar zou Jurgen ongetwijfeld veel liever zijn ingestapt, was mijn eerste gedachte. Maar zo was het niet. Hij moest in de Mèrthal zijn. Voor het laatst. Zijn overlijdensbericht, een paar dagen eerder in het weekblad, sprong er uit door de blauwe lucht in de achtergrond.

Dat die lucht niet altijd blauw is, was vanochtend tijdens de openingswoorden van Lucie Geurts in de Mèrthal te horen. De wind van buiten wilde naar binnen leek het, op hetzelfde moment dat Jurgen naar binnen werd begeleid. Zijn vrouw, Jacqueline, en hun kinderen liepen naast de witte kist. Ze droegen Jurgen naar zijn plek op het podium. ‘Heaven rocks‘ las ik op de kist. Met drie kruisjes en de naam Jacq.

Diezelfde Jacq stond als eerste naast Jurgen op het podium. Haar woorden beschreven hun gezamenlijke levensverhaal. Hoe ze elkaar hadden ontmoet, hoe ze samen het leven hadden omarmd en hoe zeer ze dat ging missen. Dat ze daar stond ‘was niks voor haar’, zo was ze haar verhaal begonnen. Maar de kracht van elk woord en elke zin was nadrukkelijk aanwezig. De wind was het met haar eens.

Misschien was dat wel de ‘papa-lucht’, zoals zijn dochter Liv dat in haar persoonlijke boodschap aan haar vader beschreef. Een strakblauwe lucht was voor haar vader en haar meestal het teken geweest om van de zon te gaan genieten. En zo’n helderblauwe hemel hadden ze ‘papa-lucht’ gedoopt. Haar woorden en die van haar twee broers Max en Sid kregen spontaan applaus van de vele aanwezigen. In de stilte daarna hoorde je opnieuw de wind. Papa-lucht?

Mooi om in de herinneringen van Max en Sid zo duidelijk hun vader terug te horen. ‘Waat flikte geej meej nouw’ waren zijn eerste woorden geweest toen Max hem verteld had dat hij op jongens viel. Meteen gevolgd door: ‘Wette jông, geej môt doon wao geej gelukkig vaan werd’. En dan Sid, die in zijn jeugd blijkbaar vaker de confrontatie met zijn vader was aangegaan. Misschien wel juist omdat hij in zoveel opzichten op hem leek. Ze waren sterk, Max, Sid en Liv. Met Jacq. Bij Jurgen.

Het was te vroeg. En het was oneerlijk. Maar het was zoals het was. Zijn vriend Hans Lenssen las een persoonlijke brief voor waaruit hun diepe vriendschap bleek. Wat vaak niet of te weinig was uitgesproken, benoemde Hans nu met nadruk, met een voorbeeld uit het verleden, bij de Stones op Pinkpop. Ook muzikaal werd die vriendschap bekrachtigd. De band Karloff, waar Jurgen vroeger deel van uitmaakte, legde de wind in de Mèrthal even het zwijgen op.

Wiel, de oudste broer van Jurgen, kon zich nog de dag van diens geboorte herinneren. Ook uit zijn verhaal klonk de vanzelfsprekende liefde. Liefde die meestal niet in woorden werd uitgedrukt, maar er gewoon was, in het er voor elkaar zijn. In het samen delen van het leven. In liefde en in vriendschap. Ieder op z’n eigen manier. In wonen, werk en welzijn. De emotie in het verhaal van Albert Vermeulen, Jurgens werkgever en vriend, was tekenend. Vriendschap. Door weer en wind.

Woorden die niet gesproken werden, klonken door in de muziek. Karloff speelde als afscheid het favoriete nummer van Jurgen: ‘Heaven rocks’. Dezelfde woorden op de witte kist leken mee te bewegen op het ritmische meeklappen van nagenoeg alle aanwezigen. Daarna kon iedereen persoonlijk afscheid nemen om vervolgens aan het laatste verzoek van Jurgen gehoor te geven: ‘een flesje Grolsch heffen op het leven’.

En dat deden er veel. Het geluid van tegen elkaar klinkende groene flessen klonk bijna net zo ritmisch als het klappen van een paar minuten eerder. Je voelde en zag de ontroering. En die werd mogelijk nog groter toen de familie zelf ook aanschoof, mét de witte kist in hun midden. Jurgen was er bij. Zijn laatste feestje, dat hij graag had willen missen, maar waarbij hij van het begin tot het eind zo nadrukkelijk aanwezig was.

Buiten waaide het nog. De wind duwde wat grijze wolken opzij om het blauw te laten zien. In het gedachtenisprentje las ik de woorden van Sid: ‘Aas iets liefs oow verlut, blieft de liefde oaver. Op 4 juni ziede weggevloage…’. Gedragen door de wind, op weg naar de zon. Lekker liggend in de lucht. ‘Papa-lucht’… Blauw met hier en daar een witte wolk.

Ook op Pinkpop, zag ik ‘s middags in een filmpje. Er is niet altijd een Munckhof-bus nodig om ergens te komen… Jurgen was erbij. Daar en hier. En dat zal zo blijven. Proost!

 

Voor Jacqueline, Max en Freek, Sid en Anne-Fleur, Liv

Jurgen Spreeuwenberg

Jacqueline

 

Ze bedankte me ooit voor een ‘in memoriam’-gedicht dat ik voor haar vader had geschreven in de plaatselijke carnavalskrant. Sindsdien groeten we elkaar en komen we elkaar vooral tegen in de cafetaria waar ze werkt. Een aantal jaar na haar vader is ook haar moeder overleden. Ook dat is nu alweer enige tijd geleden.

Of het komt doordat ik zelf relatief jong mijn ouders heb verloren, ik weet het niet, maar op de een of andere manier houdt het afscheid dat mensen moeten doormaken me altijd wel bezig. Het verdriet, de verwerking, het zijn zaken die mijzelf ook zo nu en dan door het hoofd gaan.

Zoals onlangs weer, toen ik Jacqueline achter de balie bezig zag om de verschillende bestellingen vakkundig en routinematig te verwerken. Mijn bestelling zat daar ook ergens tussen. Wachtend dacht ik aan haar Facebook-reactie onlangs, op het gedicht over haar vader dat ik spontaan, in een serie van soortgelijke gedichten, opnieuw online had gezet. ‘Zoë aas heej’, heette het.

Toën te Baerts

Een reactie op het gedicht, en kort daarna via een persoonlijk berichtje een foto van haar vader, in een lijstje. De woorden van het gedicht waren over hem heen geprojecteerd. ‘Kiek s Geert, zoë stiet ie beej meej in de kast…’ stond erbij geschreven. Mijn reactie, ‘Wauw, doa krieg ik da wer kiepevel va… Moëi!’ beloonde Jacqueline met een smiley.

‘Bestelling 92’, riep ze. Een grote witte zak met lekkere inhoud stond op de balie. Heel kort wisselden we onze online-ervaringen ter plekke nog even live uit. We hadden het ook over haar moeder en het gemis. Een ‘Zoë aas zeej’ zou niet misstaan in haar kast, naast de foto van haar vader. Ze zei het lachend, bijna achteloos. Maar het inspireerde wel. Thuis bij de fricandel speciaal en de friet wist ik het zeker.

Ondertussen zijn we een week of wat verder. Jacqueline en ik hebben over en weer nog wat herinneringen gedeeld. Daaruit is een tweede gedicht ontstaan. ‘Zoë aas zeej’. Jacqueline gaat het weer over een foto projecteren en binnenkort stuurt ze me daar een voorbeeld van. Toën en An staan dan weer naast elkaar en spreken ons toe met woorden van herinnering.

 

Zoë aas zeej
hiël gastvreej
aalt de deur
vur oow aop deej…

Zoë aas zeej
mit en bleumke
hiël veul kleur
beej waat haop deej…

Zoë aas zeej
aalt woj winne
fanatiek
vur de priës

Zoë aas zeej
aalt geliëk haaj
ma nevver noeïts
eigewiës

Zoë aas zeej
na ’t laeve lachte
en ellekes kiër
aan de zwier ging…

en zoë aas zeej
zoonder klaage
ellekes kiër
toch ma wier ging…

Zoë aas zeej
na oow luusterde
mit engele
geduld…

hedde geej toen ok
eur wermte
vaan doënbeej
gevuld?

vur ôs aal
Zoa speciaal
Manno-man…
Danke An

GvdM