Een jas van een euro… onbetaalbaar!

Ik heb ze bijna allemaal, vanaf 1993. De prinselijke huisordes die ik jaar na jaar dankbaar in ontvangst mocht nemen. Ik weet bijna zeker dat ik die kreeg als dank voor mijn bijdragen in de Klos, de Horster carnavalskrant. Omdat ik niet alle Klossen meer heb, kan ik dat echter niet controleren. Maar dat is ook niet zo belangrijk. Ik noem het omdat ik er twee mis. De huisorde van 1994 en die van 2010, die heb ik niet.

Al die andere ordes heeft Pip afgelopen week op mijn nieuwe carnavalsjas genaaid. Die jas, die ik voor een euro bij de kringloop in Sevenum heb gekocht, is nu door al die onderscheidingen onbetaalbaar geworden. Gisteren heeft die jas z’n vuurdoop gehad. Carnavalsvrijdag zit er weer op. Een mooi begin van wat nog gaat komen. En niemand die gisteren in de gaten had, dat ik twee huisordes miste.

In 1994 was Ber Cox prins, lees ik in een nieuwere Klos, die ik nog wel heb. En op de Klos van 2010 prijkt een mooie foto van Sjaak Jeurissen, die toen prins was. Nu ik de foto zie, kan ik me bijna herinneren dat hij me toen wel de huisorde heeft omgehangen, maar afijn. Hij zit er niet meer bij. Het is niet anders. Maakt ook niet zoveel uit.

In 1994 is ook onze Pip geboren. Zou dat verklaren waarom ik van dat jaar geen huisorde heb? Volgens Thea heb ik toen wel gewoon carnaval gevierd, omdat zij zich nog kon herinneren dat ze met Pip in de buik naar de Horster optocht heeft gekeken. Op 2 maart is Pip toen geboren. Toch voor de aardigheid eens opzoeken, wanneer het in dat jaar carnaval was.

Maar goed, diezelfde Pip heeft al die andere huisordes zeer bekwaam, en bijna 22 jaar later, een nieuwe plek gegeven op mijn jas. Zoals gezegd, onbetaalbaar. Onze Pip, maar ook die jas nu. Onbetaalbaar, vanwege de vele herinneringen die besloten liggen in al die stukjes mooi vormgegeven metaal. Zeker wanneer je dan de bijbehorende Klossen doorbladert van afgelopen jaren.

In de Klos van 1989 zie ik een collagefoto van de toenmalige ‘Wazelvotte’. Geen toeval dat daar mijn oog op valt, besef ik, omdat vanmorgen de herdenkingsdienst van Cor Kuipers in het Gasthoes was. Thijs Kleeven overleed vorig jaar en in de Klos van 2007 lees ik mijn ‘in memoriam‘ voor Toon te Baerts weer terug. Momenten in de tijd. Waardevol, maar vluchtig, als een jas van een euro, die onbetaalbaar wordt door alle herinneringen en nieuwe mogelijkheden voor de toekomst.

Daar moest ik gisteravond zo nu en dan aan denken, trommelend op de muziek en meedeinend met de rest. Tussen al die mensen, die ieder voor zich soortgelijke herinneringen zullen hebben. Net als die duizenden mensen die vanmiddag in een diffuus winterzonnetje op het Wilhelminaplein hun Parade vierden. Warme herinneringen. En droevige.

Voor al die mensen heb ik vanmiddag een gedichtje gedeeld via Facebook. Uit de Klos van 2007. Met dat gedichtje wil ik hier graag afsluiten. In dialekt, dus als je dat moeilijk lezen vindt, dan kun je hier onder ook kiezen om me het verhaal te laten voorlezen. Je krijgt er van te voren de winnende carnavalsschlager bij (tot 3.11) en achteraf een mooi nummer van Mark Lotterman (vanaf 6.51): ‘It ain’t only sorrow’.

Vur iederiën
deen ni mier is
ma aaltied
oonder ôs…
Vur iederiën
din in iën kier
inens ma
zoonder môs…

Vur iederiën
deen is gegoan
vur iederiën
di bleef bestoan:

Wet daat geej
mit iedere troan
Waat op oow wange schrieft:
Naat stripke zalt
‘ik halt vaan oow’
Daat is waat aaltied blieft…

En troan die zoë
na oonder sluit,
zörgt daat dur wer
waat moëis opbluit!

The eyes of Jenny

De top 2000 klinkt opnieuw door de kamer. ‘Memories’ van Earth & Fire’. De start voor weer een verhaal dat gebaseerd is op muzikale prikkels. Dat eerste nummer is dan meteen een mooie. Herinneringen. Bijvoorbeeld aan twee dagen geleden. Toen heb ik ook een kort verhaal geschreven terwijl ik dacht dat ik luisterde naar de top 2000 op NPO2.

Ik vond het al vreemd dat er geen dj tussen de muziek te horen was. Toch weet ik zeker dat ik wel een keer de jingle hoorde van de top 2000, maar waarschijnlijk heb ik op een vreemde manier een editie van eerdere jaren beluisterd. Zelf heb ik vanochtend al wat lijsten van vorige jaren doorgespit. De nummers die ik gehoord heb -het was 25 december tussen 11.00 en 13.00 uur- kwam ik echter niet tegen. Als toevallig iemand de nummers waarover ik eerste kerstdag heb geschreven ook heeft gehoord, dan hoor ik daar graag meer over.

Ondertussen is het nieuws van 11.00 uur voorbij en is het eerste nummer ‘Close to you’. Zoetsappig. Uit 1970 lees ik in de lijst. Verder niet teveel woorden over vuil maken. ‘O, what you do to me’ is een regel uit het refrein dat ik nu hoor. Het lijkt alsof de Plain white T’s ‘Oos, what you do to me’ zingen. Misschien doen ze dat ook wel en hoor ik weer gewoon wat ik wil horen. Ook hier, als iemand de oplossing weet…

Ja, dat klopt dan wel weer. Een absolute beginner, zo voel ik me wel eens als het over muziek gaat. Lou Reed zingt erover. Ook hier merk ik dat ik moeite heb om de tekst te verstaan. ‘To lay down the hardlines’? Heb ik dat goed verstaan? Zou iemand ook dyslektisch voor muziek kunnen zijn?

Abba nu, ‘gimme, gimme, gimme’. Het meeste kan ik weer niet verstaan, maar goed, die kwamen dan ook uit Zweden geloof ik. Ze willen een man na middernacht meen ik te kunnen vertalen. Maar ze hadden Benny en Bjorn toch? Of zouden die vaak niet thuis zijn geweest?

Ik ga koffie zetten.

Ben ik weer. De trein naar Georgia heb ik gemist. Hoorde nog wel dat het om de trein van middernacht ging. Iets voor Agneta en Frieda om daar hun mannen mee te laten komen?

De dj van dienst leidt sommige nummers in met de ‘live’ (want opgenomen?) motivatie van luisteraars, die uitleggen waarom zij het betreffende nummer zo speciaal vinden. Opnieuw Lou Reed, nu met de intro van ‘Sweet Jane’. Uit 1974 lees ik. Toen was ik veertien. Brugklas gehad denk ik en misschien wel in Meerssen op werkweek met mijn 2-atheneumklas. Of in voorbereiding daarop. ‘We wonna get starting something’ zou toen best eens een reden kunnen zijn geweest voor die werkweek, associeer ik Michael Jackson vast aan mijn herinnering.

Ik denk dat ik Sandy Coast maar eens ga gebruiken om dit verhaal met de rest van de wereld te delen. ‘I can live for another 1000 years…’ of zingen ze ‘I can’t…’? Dat laatste lijkt logischer.

‘no more worries, no more fears’. Die Jenny moet hele mooie ogen gehad hebben.

Schaduw en zon

Bij het graf van mijn oudersDe schaduw, die over het graf valt, is van mij. De zon projecteert mijn grijze reflectie precies over het kruis waar de namen van mijn vader en moeder in staan gegraveerd. Ik kom hier wel vaker, maar vandaag trakteert de zon mij op dit speciale herdenkingsmomentje. De verbondenheid met hen wordt even letterlijk voelbaar en zichtbaar. Voelbaar, door de warmte van achteren en zichtbaar, door m’n schaduw, die hetzelfde plekje grond raakt, als waarin zij rusten.

Terwijl ik daar sta, besef ik dat rouw niet alleen verdriet is, maar ook verbondenheid. Zelfs 21 jaar na de dood van mijn vader en 37 jaar na het overlijden van mijn moeder, sta ik hier en voel hun aanwezigheid in mij. Herinnering overstijgt, zeker na jaren, de pijn van het definitieve afscheid van toen. Herinnering brengt je op den duur aan de andere kant van de pijn, de kant van het geluk.

Het is de kant waar de zon schijnt. Met warmte die tranen laat verdampen. Het is de kant ook waar het eens wel weer zal gaan regenen. Ongetwijfeld. Maar in het besef dat er altijd minder zoute tranen zijn dan zoete regendruppels, geniet ik van de herinnering van dit moment. Ik koester de rouw, die onvermijdelijk is, als een geschenk van hen aan mij. Met de zon in de rug, een traan in mijn oog, draai ik me om en knipoog naar de wind.

Vanmiddag ook voorgelezen bij Wört (Omroep Reindonk)

80 jaar jong…

Bij het afscheid van tante To
Bij het afscheid van tante To

Pas als ik inzoom, zie ik ze staan. Midden op de foto, een beetje verscholen, bijna achterin. Mijn vader en mijn moeder, bij het afscheid van haar zus, die met de boot naar Nieuw Zeeland vertrekt. Dat afscheid toen, vastgelegd op een klein zwart-wit fotootje met kartelrandjes, zorgt nu voor een korte ontmoeting met mijn ouders, jaren na hun dood. Het raakt me en ik probeer me voor te stellen wat zij toen dachten, bij dat afscheid aan de kade.

Misschien hoor ik daar binnenkort wat meer over. Zondag 20 september hebben we namelijk een reünie. De kinderen van mijn moeders broers en zussen komen dan bij elkaar. Mijn neven en nichten van de Poels-kant en hun nog levende vaders en moeders ontmoeten elkaar in Heide. Samen terugblikken op de tijd van toen in de tijd van nu. Die reünie is de reden dat ik de laatste weken een heleboel foto’s uit het verleden heb ingescand. Een mooie bezigheid, met verrassende resultaten.

De ‘ontmoeting’ met mijn ouders is er daar één van. Het is opvallend hoe scherp de details zijn vastgelegd. Zo klein vaak dat ze zich als het ware pas laten zien, nadat je hebt ingezoomd. Dan ineens is er de herkenning. Dáár staat mijn vader met vlak naast hem mijn moeder. Een direct lijntje naar het verleden. Analoge herinnering door digitaal uitvergroten. Big data, maar dan met gevoel. Weliswaar ‘fuzzy’, maar met logische emotie…

Ik dwaal af.

Terug naar de realiteit van de foto’s en de dag van vandaag. Of morgen. Want dan zijn we uitgenodigd voor een barbecue. Tante Riek, de zus van mijn vader, wordt 80 jaar. Dat wil ze vieren. Ook daar komen neven en nichten bij elkaar en ook daar zullen de herinneringen worden opgehaald. Behalve mijn vader had Tante Riek nog drie broers en twee zussen. In gedachten zullen ze er morgen alle zes bij zijn. En op de foto’s zullen we ze zien en het over ze hebben. Tot in detail.

Het laatje

Bij ons in huis hebben we er een aantal. Laatjes waarvan je weet wat er in zit, maar waar je na verloop van tijd vooral niét meer weet wat er in zit. Zo nu en dan moet zo’n laatje letterlijk tot op de bodem worden onderzocht. Dat geldt trouwens ook voor de stevige metalen schaal die op het kastje staat waar dat laatje inzit. Ook die vult zich door de tijd met steeds meer dingen. Toen je die er in legde, leek dat logisch. Maar ook hier haalt de tijd de logica op onderdelen in, is mijn ervaring.

Vanmorgen is het laatje doorgelicht. Oude paspoorten met gaten, waar je toch moeilijk afstand van doet. Pasfotomapjes van drie, acht en twaalf jaar geleden. Een roze, in drieën gevouwen, rijbewijs. Een cadeaubon van platen- en CD-winkel Sounds, oh wacht even, hier nóg een en… heej hier nóg vijf! In no-time voor 120 euro cd-bonnen! Nog even doorzoeken en we kopen de hele winkel.

Op tafel ontstaan drie stapeltjes. Eén stapeltje dat straks weer terug mag in het laatje. Eén stapeltje waar nog wat twijfel over bestaat en een derde stapeltje dat zijn langste tijd gehad heeft in het laatje. Over het eerste stapeltje is weinig discussie. Daarvan wisten we al dat het in het laatje lag en dat willen we graag zo houden.

Het twijfelstapeltje is een ander verhaal. Dat zet bij elk onderdeel even aan tot denken. Er moeten keuzes worden gemaakt. Soms kritisch, soms emotioneel. Spreekt het gevoel en wordt het weer stapel één? Of overheerst het verstand en is het definitief stapel drie? Wetende dat die derde stapel essentieel is omdat het de stapel is, die uiteindelijk ruimte maakt voor nieuwe dingen.

Je staat er niet altijd bij stil, en eerlijk gezegd heb ik daar vanmorgen ook niet meteen aan gedacht. Maar nu ik het zo in woorden vang, wordt het gewone toch bijzonder. Zo’n opruimactie is in méér dan een opzicht namelijk een metafoor voor het leven. Sommige dingen uit het verleden neem je mee en bewaar je. Van andere dingen doe je afstand, met je verstand of met weemoed. Het zijn keuzes, bewust of onbewust, om weer plek te krijgen voor iets nieuws. Wat wil je nog doen in je leven en wat -vergeef me de woordspeling- wat laat je?

Dat brengt me terug bij de stapeltjes. Neem de pasfoto’s. Onze zoon, toen die een jaar of vijf was, nu twaalf jaar geleden. Een gevoelig ’welkom thuis’-gedicht, jaren geleden gemaakt door onze dochter. Mooie herinneringen die intuïtief en dus zondermeer terug in het laatje gaan. Maar een verlopen tegoedbon van sportwinkel Meulendijks? Helaas, stapel drie. Eigen schuld. Ingehaald door de tijd en een selectief geheugen. Te lang blijven liggen en vergeten, in een tè volle la.

Verstandelijk zou je over die vergeetachtigheid kunnen zeggen dat het zonde is van het geld. Maar gevoelsmatig kun je je ook gelukkig prijzen dat het laatje blijkbaar vooral plaats biedt aan herinneringen die er werkelijk toe doen. Opnieuw is het laatje als het leven zelf. De inhoud bepaal jij. Het mysterie van het leven is misschien wel het maken van je eigen stapeltjes. Je vult de schaal met de dingen die je zelf belangrijk vindt. Soms wordt je dan na verloop van tijd verrast door wat je hebt bewaard. En dat is leuk!

Onlangs heb ik een uitspraak van Ricardo Semler opgeschreven. “Intuïtie is wezenlijk voor onze ervaring van mysterie en verrassing”. Een mooie zin die ik om die reden heb bewaard. Elementaire begrippen, in één zin, harmonisch met elkaar in verband gebracht. Ik houd er van. Van zulke zinnen, die klinken als muziek. Met woorden als muzieknoten, die onbedoeld resoneren met een verhaal over een laatje. Waar trouwens nog voor 120 euro cd bonnen in liggen. Op naar Sounds!

Bette Midler

Volgens YouTube was het in 1977. Ik weet nog dat ik voor onze tv zat en gepakt werd door het moment. Ik stond op het punt om te gaan stappen, maar raakte zo gefascineerd door een onderdeel van de show van Bette Midler, dat ik gebiologeerd bleef luisteren. Het was haar inleiding op een lied dat toen zo’n indruk maakte. ‘Hello in there’ heette het en het is later heel bekend geworden. Maar die inleiding, die is me altijd bijgebleven. En opnieuw, als ik er naar kijk, overvalt me een droefheid en een herkenning die ik daarna zelden meer heb gevoeld. Ja, nog één keer. In 2002. Toen ik in Venray op de laatste dag de kunstmanifestatie ‘De Waan’ bezocht.

Bette Midler leidt het lied in met iets dat ze heeft meegemaakt. In het echt of misschien wel verzonnen, maar dan toch zó gebracht dat het bij mij destijds enorm geloofwaardig binnenkwam. Toen. En nu, als ik er opnieuw naar kijk, zie ik mezelf weer zitten als zeventienjarige. Tot in het diepst van mijn wezen geraakt door wat ze verteld. En door de herkennning die ze bij me teweeg brengt. Ze vertelt over een stevige vrouw op ’42-street’, die haar tegemoet komt. Op het eerste gezicht niks vreemds aan, maar naarmate ze dichterbij komt, ziet ze dat deze vrouw een gebakken ei op haar voorhoofd heeft. En dat is raar. Het publiek lacht.

Wat haar inleiding voor mij toen zo indrukwekkend maakte, was dat haar sketch niet doorging op het lachwekkende van de situatie, maar dat ze serieus en geëmotioneerd inging op haar diepe angst, om -god beware-  óók ooit wakker te worden met een gebakken ei op het voorhoofd. En mocht het dan ooit tóch gebeuren, zo vervolgt ze, mocht het tóch gebeuren, laat het de mensen dan niet opvallen. En als het onverhoopt toch opvalt en de mensen er dan over zouden praten, dan smeekt ze god opnieuw om haar die gesprekken alsjeblieft niet te laten horen. Want iedereen, besluit ze uiteindelijk, iedereen heeft wel zo’n gebakken ei. Sommige dragen het aan de buitenkant. Sommigen dragen het aan de binnenkant. Ik wist precies wat ze bedoelde.

Mijn moeder droeg haar ‘gebakken ei’ in die tijd zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant. Ze was opnieuw opgenomen in St. Anna om een psychose de baas te worden. In die tijd bezocht ik haar daar vaker en de emoties die daarmee gepaard gingen, heb ik in andere verhalen al vaker beschreven. Wat Bette Midler op dat moment met mij deed, was verwoorden wat ik toen niet kon zeggen. Mijn schaamte, mijn angst, mijn schuchtere wandelingen van school naar St. Anna. Bette gaf daar gevoel en woorden aan. Ze wees me op mijn ‘gebakken ei’ aan de binnenkant. Iets dat ik toen pas herkende. En dat gaf me zo’n gevoel van enorme opluchting, dat het me tot tranen toe beroerde. Ik voel het nog, als ik naar haar kijk en luister.

Nog regelmatig denk ik er aan terug. Zo nu en dan zie ik gebakken eieren bij anderen. En ben ik me bewust van dat broze evenwicht tussen het gebakken ei aan de binnen- en aan de buitenkant. Sommige mensen zijn zich er zelf ook bewust van. Anderen houden het angstvallig geheim of hebben gewoonweg niet in de gaten dat het te zien is. Voor sommigen is dat misschien ook wel het beste. Maar de meesten gun ik dat ze begrijpen waar het in de kern om gaat. Niet om het voor de hand liggende, o zo gemakkelijke, komische effect. Nee. Integendeel. Om met Bette te spreken: ‘You can call it a fried egg… you can call it anything you like… but we all got one…’. In dat licht bezien krijgt ook ‘Hello in there’ voor mij een extra diepgang. Daarom, ter afsluiting, Bette nogmaals. Omdat het zo mooi is.

Ontmoeting en afscheid

Vier jaar geleden geschreven, in een rubriek die ‘de draai van Geert’ heette. Een verhaal om even bij stil te staan. De titel is nieuw. De rest van alle tijden…

Ze zaten naast elkaar, op barkrukken aan een tafeltje. Een mooi stel om te zien. Eigenwijs kleurige kleding. Veel rood. Druk in gesprek verwikkeld en af en toe nippend van een lekker glas bier. Een tafereel met een warme uitstraling. Het was op een donderdagavond. Het kleine cafeetje in het centrum van Horst was gezellig vol. Een grote groep volleybalrecreanten had deze avond uitgekozen voor hun nieuwjaarsborrel. Ik was er daar één van. Meteen bij binnenkomst zag ik ze. Niet voor het eerst trouwens. Ik kende hen en hun vaak wat frivole, uitbundige uitstraling was me al vaker opgevallen. Alleen vanavond was daar iets vreemds mee aan de hand. Twee dagen eerder was zijn oudste broer voor de trein gesprongen.

Ik ben bijna meteen naar hen toegelopen en heb ze gecondoleerd. Als je het over ‘een draai geven aan’ hebt, dan was dit zo’n situatie. Want ik heb even getwijfeld of ik hen moest ‘storen’ met mijn medeleven. Even schoot het door me heen dat zij misschien juist samen de situatie in gepaste eigenheid wilden beleven. Het contrast gaf echter de doorslag. Zij met z’n tweeën en wij met de groep. Op nog geen twee meter van elkaar. De onwerkelijkheid stond als het ware zo dicht bij de realiteit van alledag dat ik eigenlijk niet anders kon of anders wilde.

Hij gaf een stevige hand. Ook warm. Heel veel woorden hebben we niet gewisseld. Dat was ook niet nodig. Heel kort raakte het nieuwe jaar de afgelopen twee dagen. En dat was goed. Die avond hebben zij aan dat tafeltje nog een tijd met elkaar gesproken en hebben wij onze nieuwjaarsborrel verder afgenoten. Met een paar keer een schaal bittergarnituur die van hand tot hand ging. Gebroken fricandellen en ringen calamaris. Een vreemde combinatie, maar de kroegbaas was eigenlijk vergeten dat wij kwamen. Ook hij had er dus een draai aan moeten geven. Wonderwel gelukt overigens. Een stukje fricandel blijkt precies in het oog van een calamaris-ring te passen en dan kun je het ineens op heel veel manieren eten. Het toeval leidt soms tot aparte ervaringen.

Ik heb hen die avond niet zien vertrekken maar twee dagen later zag ik ze weer. Bij de begrafenismis. Hij vertelde over zijn broer. Het rode jasje kleurde mooi bij de glas-in-lood-ramen. Zijn verhaal was indrukwekkend. Woorden van warmte, waar af en toe een traan doorheen klonk, als de herinnering te dicht bij de onwerkelijke realiteit kwam. Momenten dat hij bij vlagen pijnlijk intens voelde dat het waar was. Ook het lot leidt soms tot aparte ervaringen. In de kerk een traan op je wang voelen omdat het allemaal zo verschrikkelijk waar is. En toch twee dagen eerder gewoon fricandel met calamaris…

Play…

Gisteren, precies drieëntwintig jaar geleden zijn Thea en ik getrouwd. Heel vroeg in de ochtend van 20 september -het was 02.00 uur- realiseerde ik me dat. Net daarvoor bij Cambrinus interessante gesprekken gehad over het schrijven van verhalen, over geloof, de bijbel, boeken in het algemeen en de verbranding daarvan. ’Lyromanen’ was het woord dat me te binnen schoot.

Twintig september. Fietsend naar huis kroop ongemerkt die datum mijn hoofd in. Dat gebeurt me wel vaker als ik de overgang van de ene dag in de andere bewust meemaak. Twintig september, dacht ik. Een wolk schoof voor de maan weg. Een paar uur terug was het dus negentien septe…. Ik hield mijn voeten even stil op de trappers. Heel even. Want negentien september is speciaal, maar ook weer niet zó speciaal, dat ik er op de dag zelf aan had gedacht. Thea ook niet.

In onze ringen staat 1991991 gegraveerd. Dat vonden we toen een leuke datum. Een palindroom, maar dan met getallen. Die ringen schoven we een dag later aan elkaars vingers, toen we onze wettelijke trouwbelofte nog eens kerkelijk onderstreepten. Van beide gebeurtenissen zijn filmbeelden bewaard. Onlangs hebben we die laten digitaliseren. Niet alleen van het trouwen, alle video-8 en vhs-banden die we hadden, hebben we nu op een schijf van 300 gigabyte staan. Gigantisch.

Die harde schijf met onze geschiedenis hangt onopvallend met een USB-kabeltje aan de televisie. Een klein zwart kastje dat we op elk moment via de afstandsbediening kunnen aanspreken, om terug te gaan in drieëntwintig jaar historie. Ik heb die nacht ons kerkelijk huwelijk nog een keer bekeken. Prachtige beelden gezien van mensen in de kerk. Mensen die ik al jaren niet had gezien en ook nooit meer in levende lijve zal zien.

Markante mensen, mooie momenten, nu allemaal gevangen in nullen en enen. En nog gigabytes te gaan. Van de driehonderd gieg is nog geen 80 gieg gebruikt. Ik fantaseer -eenvoudig rekenend- dat ik waarschijnlijk nooit genoeg toekomst meer heb om het schijfje vol te krijgen. Een interessante gedachte in dit digitale tijdperk. Meer geheugenruimte hebben dan toekomst. Confronterend. Of zegt dat meer over wat we ons nog herinneren uit het verleden?

Hoe dan ook. De beelden van toen ontroerden en lieten me glimlachen tegelijk. Herkenning door de jaren heen, afgewisseld met een gevoel van melancholie. Wie waren die mensen, die elkaar toen het ja-woord gaven? Die elkaar trouw beloofden tot in de eeuwigheid, ten overstaan van velen die er nu niet meer zijn? En wie zijn zij nu, die er toen als peuters en kleuters bij waren? Eén van hen stond een week geleden voor het altaar…

De geschiedenis herhaalt zich. Letterlijk nu. Zo vaak als ik wil en gigabytes lang. Net als de toekomst. Ruimte in overvloed om veel te onthouden. Tijd lijkt geen rol te spelen. We spelen ermee. Onze smart-tv kan zelfs de tijd stilzetten. Ook de tijd uit het verleden als ik op de pauzeknop druk. Ik zie mijn vader stilstaan terwijl hij op weg was naar de communie. In gedachten loop ik nog een keer met hem mee. Niet echt. Net echt. Play…

Note to self: neem de tijd voor de toekomst…

Nu rijk…

Om de middelvinger van mijn linkerhand zit al bijna 19 jaar het enige goud dat ik rijk ben. De trouwring van mijn vader. Of van m’n moeder, daar ben ik en mijn broers en zussen niet helemaal zeker van. Zestien jaar eerder namelijk, na het overlijden van mijn moeder, heeft mijn vader haar trouwring zorgvuldig bewaard. Bij die van hem zelf. In de loop van de tijd zijn de ringen als het ware naar elkaar toe gegroeid. In diameter ontliepen ze elkaar al nauwelijks. De inscripties aan de binnenkant waren door de tijd nagenoeg weggesleten. Uiteindelijk was er eigenlijk geen verschil meer. En sterker nog, toen mijn vader stierf bleek er nog maar één ring te zijn. Die heb ik nu om mijn vinger. Al bijna 19 jaar.

Niet dagelijks, maar toch heel vaak, voel ik aan die ring. Pak hem vast met de vingers van mijn rechterhand. Ik draai er regelmatig aan zonder na te denken. Of trek hem achteloos halverwege mijn middelvinger en laat hem dan weer terugglijden. Telkens weer. Meestal onbewust. Maar bij tijd en wijle ben ik me bewust van die handeling. Het draaien aan de ring associeer ik dan met de tijd waaraan ik als het ware draai. Ik word me bewust van het goud, dat meestal blinkt, maar dat ongetwijfeld niet altijd heeft gedaan. En ook naar de toekomst toe waarschijnlijk niet altijd zal blijven blinken. Maar het is mijn goud. Dat -ook al is het niet altijd- even goed toch heel vaak wél blinkt. De schittering van vroeger terughaalt naar het heden.

Is het dezelfde draaibeweging die mijn vader ook heeft gemaakt met de ring, vraag ik me af? Of mijn moeder? Keer op keer. Steeds opnieuw. Zoals ik het doe. En dachten zij toen ook, zo nu en dan, aan de tijd, voor of na elke omwenteling? Stonden zij er eveneens bij stil dat met elke omwenteling de inscripties dichter aan de oppervlakte komen? Per keer ongemerkt ondieper worden? Ongemerkt beetje bij beetje en meer en meer onzichtbaar worden? Om uiteindelijk onvermijdelijk zichtbaar weggesleten te zijn? Terwijl ik aan de ring draai, realiseer ik me die tegenstelling: Pas helemaal vervaagd lijken de inscripties steeds nadrukkelijker aanwezig.

De herinneringen worden letterlijk tastbaar als ik aan de ring draai. Ik voel de teruggedraaide tijd, maar ook, terwijl ik onnodig de andere kant op draai, de tijd die nog moet komen. Ik word me bewust van de wederkerigheid ervan. Waar het bij mij om draait, daar heeft het bij hen ook om gedraaid. Wat zij vroeger deden, heb ik ook gedaan of ga ik nog doen. Dezelfde gouden momenten heb ik beleefd of ga ik nog beleven. In het goud voel ik de verbondenheid met hen. De oneindige draaiing gaat dwars door de tijd. De ring verbindt wat er wás met het nu. En tegelijk het nú met wat nog gaat komen. Er is geen eind en geen begin aan mijn gouden ring. Herinnering wordt toekomstbeeld en droom wordt zomaar werkelijkheid. Mijn vaders ring van toen is mijn ring van nu en wordt straks misschien wel mijn zoons ring van later. Mijn vader, ik, mijn zoon. Of mijn dochter. Wie zal er straks draaien aan die ring?

Ja, het is niet allemáál goud wat er blinkt, maar héél veel wel. Een goed gevoel. Een goud gevoel.

Klein filosofietje

Het is al bijna helemaal donker buiten. Tegen tienen zit de eerste dag van het filosofie-weekend er op. Op het ISVW-landgoed in Leusden is de bar open. Eros Ramazotti klinkt op dit moment door de boxen. Met een koud witbiertje voor me op tafel overdenk ik de eerste dag.

Ik probeer voor mezelf te bedenken met welk gevoel ik nu hier zit. Tevreden, dat in ieder geval. Maar ook met een gevoel dat ik ergens getuige van ben geweest, waar ik de echte impact nog niet van kan overzien. Geen onprettige gedachte. Het is een gevoel van open mogelijkheden. Een herinnering komt bij me boven. Het moet in 1974 geweest zijn.

Ik heb even terug moeten tellen want ik meen dat het in de tweede klas van het Atheneum is. A2a, volgens mij, maar terwijl ik het opschrijf twijfel ik of het niet A2b was. Hoe dan ook, het is een klas waarin stevige karakters zitten. Niet alleen krachtig, maar ook onderling nogal van elkaar verschillend. Het is de tijd waarin de sfeer op school voor mij -nu terugkijkend- gesymboliseerd werd door een tweetal leerkrachten. Niet op grond van hun letterlijke aanwezigheid, maar wel door het gedachtengoed dat ik hen destijds al dan niet terecht toedichtte.

Voor mijn jaargenoten van toen; ik denk aan de geschiedenisleraar Juurlink en de Nederlands docent Pieter-Paul van Laake. Voor die laatste mag je ook Gerus van den Boomen lezen. Het contrast in sfeer van die tijd, dat wil ik er maar even mee aangeven. Een soortgelijk contrast tekende zich af in onze klas.

Het was de reden dat wij al heel vroeg voor Jeruzalembegrippen op werkweek mochten. In mijn herinnering zie ik mezelf op een conferentieoord, dicht bij Maastricht. De plaatsnaam herinner ik me even niet, maar de naam schiet me wel te binnen. Het was vormingscentrum De Klinkenberg of een naam van die strekking. Zometeen eens even googelen, dan vind ik de plaatsnaam misschien ook wel weer. Een vaag gevoel bekruipt me dat het misschien wel Meerssen was, maar dat kan ook goed door de huidige media-aandacht zijn, dat ik dat nu denk.

Raar hoe herinnering soms werkt. Want zoals ik hier nu zit, met m’n witbiertje, moet ik terugdenken aan de vormingsweek in 1974. Een foto die ik lang gehad heb van die werkweek, toonde mij in een typische denkhouding. Ik herinner me nog dat ik ook toen, tijdens die werkweek, een gevoel had van onbestemd begrip.

De verhalen en opdrachten van die werkweek. De gesprekken en de tijd daartussen. Het gevoel dat het goed was, zonder te weten waarom. Het idee dat ik er nog wel achter ging komen, waarom die aanwezigheid goed voelde. Het was een diffuus besef van een basis die er die week werd gelegd. Niet goed te duiden, maar wel een prettig gevoel.

Zo zit ik hier nu weer. Vijfendertig jaar later en geen spat veranderd, realiseer ik me. Nog een slok van mijn witbiertje. Dát is wel een verschil met toen, maar verder… Het zit wel goed. Een goed gevoel, dat tegelijk ook wel confronterend is, zonder op dit moment te kunnen zeggen waarom.

Is het herkenning, omdat er vandaag veel over ’verhalen in de filosofie’ is verteld? Is het de constatering dat er veel meer mensen zijn zoals ik, die het ook niet precies lijken te weten, maar die in ieder geval op een positieve manier op zoek zijn? Kleine levensvragen waar ongetwijfeld kleine antwoorden op te vinden zijn. Misschien vormen die samen wel één groot antwoord? Wie zal het zeggen. We hebben morgen nog een dag. En daarna hopelijk ook nog een aanzienlijk aantal.