Geboortenissen

Het is wat! En het gebeurt gewoon. Je kunt er niets aan doen. Dat wil zeggen, je hebt er samen uiteraard wel naar toegeleefd. En nogal enthousiast mee bezig geweest, naar alle waarschijnlijkheid. Maar je hebt er niets over te zeggen. Niks ‘nemen’. ‘Krijgen’ is het. Een cadeau dat je met z’n tweeën aan elkaar wil geven, maar waarvan je niet weet of je het straks ook uit kunt pakken. Nou is het cadeautje samen maken al niet onplezierig, maar uiteindelijk hoop je toch dat je het ook krijgt. Je kunt tenslotte niet bezig blijven. Hoewel…
Hoe het ook zij. Het zijn gebeurtenissen in een mensenleven, die de wereld veranderen. In het klein, maar wel groots. Twee wordt drie, misschien zelfs vier of nog meer. Dát zijn geboortenissen… ’t Zal je maar gebeuren. Alvast proficiat!

Zijn stoel…

Owwe stool
wao geej in zoat
stiet boave
Pip speult tur nou i
gebroekt um aas opstapje
um hoegerop te kome
klumt dur op, zit dur i
verstopt zich tur achter..
en duk is ie leag..

Ik zeej oow nag zitte
veut teage elkaar, biën in en ruutje
sloogt oowen erm um daat megje vaan os
‘ni valle wah’…

Pip die ni zoag hoe geej dur oetzoagt
oow vel, geschilverd, leet los vaan oow gezicht
bestroald, verbrand, gespanne
heelde geej oos megje vast
Pip aaide oow ovver oow schriepel vel
en ik wet ut ni zeeker, ma ik denk daat ze en traon aaide

Weej zoate doa mit zien veeren
geej oowen erm um Pip
‘ni vallen wah…pak ze ma want mienen erm wuurt muuj…’
di stool stiet boave…

Jouw stoel
waar jij in zat
staat boven
Pip speelt er nu in
gebruikt hem als opstapje
om hogerop te komen
klimt erop, zit erin,
verstopt zich erachter
en heel vaak is ie leeg…

Ik zie je nog zitten
voeten tegen elkaar, benen in een ruitvorm
sloeg je arm om dat meisje van ons
‘niet vallen, hè…’

Pip die niet zag hoe jij er uitzag
je huid, geschilverd, liet los van je gezicht
bestraald, verbrand, gespannen
hield jij ons meisje vast
Pip aaide je over je gevoelige huid
en ik weet het niet zeker, maar ik denk dat ze een traan aaide

We zaten daar met zijn vieren
jij je arm om Pip
‘niet vallen, hè.. pak ze maar want mijn arm wordt moe…’
die stoel staat boven…

Mijn ring, zijn ring, herinne-ring

Gerard van Maasakkers op de oren. ‘tis al wir lang geleden…eigeluk te lang’ zingt ie. Met zijn melancholische stem haalt hij herinneringen boven. Gebeurtenissen uit het verleden. ‘…da raak ik nooit mir kwijt’ hoor ik. En ook dat is waar. Niet dat je er voortdurend aan denkt, maar het is er wel steeds. Op de meest vreemde en onverwachte momenten overvalt het je. In de mis van Va de Mulder onlangs. Ik voel de ring van mijn eigen vader die ik meestal achteloos ronddraai om mijn middelvinger. Is het de wierook in de kerk waardoor mijn ring -zijn ring- ineens even heel anders aanvoelt? Ik zie hem weer zitten in zijn stoel, in het laatste jaar van zijn leven. Onze Pip van een goed half jaar aaide hem over zijn bestraalde huid. Ze zat op zijn stoelleuning en hij hield haar vast. ‘Pak ze ma gauw, daat ze ni velt’ zei je bezorgd, omdat je arm moe werd. Ik pakte haar over en jij keek naar ons.. ‘Da raak ik nooit mir kwijt’… hoop ik.

Een gedicht, destijds over het bovenstaande gemaakt

Inhoud of emotie?

Stel dat je ‘tranen met tuiten’ zou opvangen in een glazen potje. Is het dan interessant om te weten hoeveel kubieke centimeter er in het potje terecht komen? Is een halfvol potje tranen minder erg dan een vol potje? Of doet de inhoud er helemaal niet toe. Moet het juist alleen maar gaan over waarom je huilt? Over het gevoel dus. Maar is emotionele inhoud anders dan gevoelige argumenten? Ik weet het niet. Want wat moet je als de emotie van de één, het argument van de ander is? Of als je eigen gevoel je laat twijfelen over de inhoud van de ander? Op jouw argumenten emotioneel wordt gereageerd. Jouw emotie wordt ontkent door nog meer argumenten? Nog meer emotie? Ik weet het soms even niet meer. Maar ik heb toch het gevoel dat kinderen met gasmaskers niet schommelen. Kinderen met gasmaskers spelen ruimtevaartspelletjes. Weet ik bijna zeker. Dat zijn van die momenten dat ik wel zou kunnen janken. Tranen met tuiten…

20131020-173239.jpg

Stilstaan bij meelopen…

Een verhaal, vlak voor oud (2007) op nieuw (2008)

Muziek zet je aan het denken. Laat je even stil staan. Door min of meer willekeurige momenten uit de top 2000. Bijvoorbeeld Lou Reed’s zoetgevooisde stem: ‘Hey babe… take a walk on the wild side’. Uit 1973 hoor ik. Ik zat toen net op de middelbare school. Brugklas en voor zover ik me kan herinneren helemaal niet bezig met ‘wilde’ dingen. Nu, luisterend naar Lou Reed, krijg ik daar echter wel zin in. Zo gaat dat met geluiden uit het verleden. Mijn ‘wilde kant’ bewandelen, dat zou weer eens wat zijn. Bijna meteen besef ik dat ik wel heel erg vast zit aan mijn eigen veilige kant van alledag. Waar is die wilde kant gebleven? Confronterende gedachte, die me de rest van de dag een beetje bezighoudt.  ’s Avonds hoor ik Crowded House met ‘Into temptation’. Ik luister naar de tekst en denk terug aan het gevoel van vanmorgen. Het zijn toepasselijke regels die ik hoor: …into temptation…the price is to watch it fail…the guilty get no sleep…i should’ve listened to the warning… De wilde kant van het leven. Het groenere gras aan de overkant. Verleidelijk, maar ook onzeker. Want je weet wat je hebt maar niet wat je krijgt. Ik probeer mezelf te overtuigen. Maar toch. De gedachtes zijn er. Elk uur opnieuw gevoed door muziek uit de top 2000. Misschien is dat ook wel goed zo. Tussen hoe het was en hoe het zal worden staat altijd nog het moment van nu. En daarin moet het tenslotte gebeuren, constateer ik moeizaam bemoedigend voor mezelf.

Een harde knal haalt me terug naar de werkelijkheid. Buiten steken jongens hun vuurwerk af. Het is nog licht, maar het gaat om de knallen. De gezichten spreken boekdelen. Ze bewandelen op dit moment duidelijk hun ‘wilde kant’. Elke knal is daar een luidruchtige bevestiging van. En toch. De tas die ze om hebben hangen wordt steeds lichter. Terwijl het buiten wel steeds donkerder wordt. Als het straks 2008 wordt hebben ze niks meer. Gemiste kansen? Of genoten van het moment? Ik houd het op het laatste. De reclame en het nieuws onderbreken mijn overpeinzing. Diezelfde avond het ultieme nadenkliedje. Van Stef Bos: ‘Papa, ik lijk steeds meer op jou’..’De waarheid die je zocht en die je nooit hebt gevonden, ik zoek haar ook, maar tevergeefs’.. en zo zijn er nog meer mooie volzinnen. Knappe tekst. Zou de geschiedenis zich dan toch herhalen?
Het is de muziek die me daarover aan het denken zet. Terwijl het buiten verder knalt, zit ik lekker binnen. Niks wild, maar rustig, op mijn veilige plekje, nadenken over ‘papa’ en ‘the wild side’. Ik pak nog een Grolsch. Zo’n nieuwe groene fles, je weet wel, die anders is dan andere flessen… want je moet wat. Niet dan?

‘Aber g’rebelt muss er sein…’

Ik zoek naar de vertaling van bovenstaande zin. Het is de titel van een liedje dat op mijn draaiorgel staat. Draaiorgel? Ja, draaiorgel. ‘Zungenorgel’ om in de termen van de bouwer te blijven. ‘Ein sonderangebot’ volgens de firma Raffin. Een bedrijf waarvan de kenners zeggen dat ze de ‘rolls royce’ onder de draaiorgels maken. Dus zo uitzonderlijk, dat ik voor het buikorgeltje twee weken geleden naar Uberlingen, bij de Bodensee, ben gereden. Na een demonstratie en een hele interessante ontmoeting met een 67-jarige orgeldraaister, de knoop definitief doorgehakt. Eén dag later weer naar huis, mét een draaiorgeltje.. Eindelijk!
Ik verheug me sindsdien bijna dagelijks op het draaien van een liedje. Soms moet je gewoon even wat anders doen. Ik zie me straks bijvoorbeeld al draaiorgelend Elzenhorst binnenlopen. Gewoon voor de gezelligheid, kijken hoe de bewoners en hun bezoekers er op reageren. Het opent weer nieuwe perspectieven. En voor de linkse rakkers onder ons: de ‘internationale’ kan ik er ook op spelen…
Het maakt eigenlijk niet echt uit wat ‘g’rebelt’ betekent. Maar wie het weet mag het zeggen!

Geen kind meer…

Voor alle kinderen die ‘Geen kind meer’ zijn

Mijn vader zette een voet op de keukenstoel en strikte zijn veter. Ik zag een traan vallen. ‘Moeder is dood’. Ik hoor het hem nog zeggen. En ik zie die traan precies terecht komen op het ene uiteinde van de veter die hij in zijn hand houdt.

Ik voel de schrik opnieuw en de onwerkelijkheid van de situatie, nu ik er aan terugdenk. ‘De dag waarop je moeder sterft’ zingt Karin Bloemen… Ik weet het nog. Het was 9 mei 1978. Twee dagen na mijn achttiende verjaardag. Door het keukenraam had ik mijn vader zien terugkomen op zijn brommer. Terug van een bezoek aan mijn moeder die opgenomen was, herstellende van een hernieuwd opgekomen psychose en manische depressiviteit.

‘Maar hoe’… was het enige dat ik kon uitbrengen. Opnieuw druppelde er een traan en zag ik dat mijn vader zijn zakdoek pakte. ‘Nee…’ probeerde ik nog, maar stopte. Dood? Heel langzaam zakte die mededeling naar de rest van mijn lichaam, een soort verdoving achterlatend in mijn hoofd.

In een waas liep ik de woonkamer in, waar een paar van mijn broers en zussen naar de tv zaten te kijken. ‘Moeder is dood’ herhaalde ik de woorden van mijn vader. Andere woorden waren er op dat moment niet. Op de gezichten zag ik dezelfde geschrokken verwondering als die ik zelf voelde. Mijn vriend, die op bezoek was, zie ik nog wit wegtrekken. In stilte liep hij met me mee naar de keuken, waar mijn vader nog steeds met zijn veters bezig was. Natte veters strikken slecht.

De eerste condoleance was een feit. En zo volgden er nog veel meer. Een longembolie had een einde gemaakt aan haar leven. In een fase dat er weer lichte hoop was ontstaan voor herstel. Hoe vaak hadden we haar als kind al niet moeten missen. In overspannen toestand, vaak via een verplichte opname, uit huis geplaatst. Mijn vader die haar dan ging bezoeken. En op dagen dat hij niet kon, gingen wij.

Ik ben er vaak geweest. Jaren eerder al. Altijd de spanning voelend naarmate ik dichter bij het paviljoen kwam. Kijken naar de ogen van de verpleegster, die de grote houten deur open deed. Hopend op haar eerste woorden. ‘Het gaat goed, ze is in de woonkamer’. Maar evenzo vaak was er een andere openingszin, die de spanning alleen maar deed toenemen. ‘Het gaat niet zo goed, ze is op haar eigen kamer’.

Omdat ik mijn vader beloofd had om haar de druiven te geven, die ik in een plastic zak had meegenomen, ging ik schoorvoetend de koud stenen trap op naar boven. En daar lag ze. Op haar bed. Onder een spanband. Of ze me herkende weet ik niet. De druiven wel. Die at ze met overgave op. Tot het moment dat ook die druiven niet meer pasten in haar beeld van de werkelijkheid.

Het was de realiteit van de psychose, die ik daar aanschouwde. Voor altijd op mijn netvlies gebrand. Een beeld dat ik thuis in allerlei facetten bij herhaling aanschouwd had. Een onwerkelijke werkelijkheid. Net als ‘moeder is dood’…

Nu, jaren later, besef ik dat de tekst ‘je bent allang geen kind meer’ bij uitstek van toepassing is op onze gezinssituatie van toen. Prachtig verwoord door Karin Bloemen.Voor alle kinderen die geen kind meer zijn. Sterkte.

Lied van Karin Bloemen

‘Take a walk on the wild side…’

Muziek op je oren. Willekeurige internet radio. En dan hoor ik ineens Lou Reed’s zoetgevooisde stem: ‘Hey babe… take a walk on the wild side’. Meteen krijg ik daar zin in. Want zo gaat dat met geluiden uit het verleden. Mijn ‘wilde kant’ bewandelen, dat zou weer eens wat zijn. Maar bijna meteen merk ik dat ik wel heel erg vast zit aan mijn eigen veilige kant van alledag. Waar is die wilde kant gebleven? Confronterende gedachte, want ik wil toch nog zo veel? De radio-10 gold reclame onderbreekt mijn overpeinzing maar dan, jawel hoor: Stef Bos: ‘Papa, ik lijk steeds meer op jou’..’De waarheid die je zocht en die je nooit hebt gevonden, ik zoek haar ook, maar tevergeefs’.. en zo zijn er nog meer mooie volzinnen. Knappe tekst. Zou de geschiedenis zich dan toch echt herhalen?
Ik wacht het derde liedje nog even af, want toeval bestaat niet: de zanger ervan ken ik niet, maar deze regels klinken toch heel toepasselijk voor mijn stemming: …into temptation, the mother of nervous words…the price is to watch it fail…the guilty get no sleep…i should’ve listened to the warning..
Muziek die me aan het denken zet. Niks wild, maar lekker, op mijn veilige plekje, nadenken over ‘papa’ en ‘the wild side’. Ik pak nog een Grolsch. Zo’n nieuwe groene fles, je weet wel, die anders is dan andere flessen… want je moet toch wat. Niet dan?

Zo ziek zijn…

Zo af en toe heb je ze. Gesprekken die je aan het denken zetten. Nog onlangs. Een echtpaar waarvan hij een maand of drie geleden de diagnose longkanker gesteld kreeg. Met uitzaaiingen. Een zogenaamde fase 4 op een schaal van vijf. Net één chemo gehad en nog drie te gaan. Hij vertelt er met een opvallende rust en gelatenheid over. ‘Je kunt ineens gigantisch relativeren’ verklaart hij het zelf. En ja, natuurlijk hebben ze gehuild in het begin. Zo nu en dan nóg wel. Maar toch. ‘Ik vind dat ik mezelf niet weg moet stoppen. Dat wil ik zelf niet en dat wil ik zeker niet voor mijn vrouw en kinderen.’ Zo praat hij over zijn ziekte maar gaandeweg het gesprek ook over andere zaken. Ik realiseer me pas later de diepe waarde van wat hij zegt. Als je toekomst ineens beperkt wordt, dan is het des te belangrijker om die tijd waardig, met een duidelijk doel, aan te gaan. Bijvoorbeeld het doel om het voor je zelf, maar vooral ook voor je vrouw en kinderen draaglijk te maken. Een soort laatste levensles afgeven, zonder een leermeester te willen zijn. Als je dagen geteld zijn, blijft er weinig anders over dan je menselijkheid niet alleen te ondergaan maar vooral ook te tonen. En aan hen die je dierbaar zijn juist daarmee te bewijzen hoeveel je van ze houdt. Onbegrensd. Ze zullen je missen. Straks. Maar voor nu… nog zielsveel van je genieten. En jij van hen…

Spittje…

Het is nu een paar dagen geleden dat ik het las, maar het spookt steeds door mijn hoofd. Er woont ergens in Nederland een man, die de leiding heeft over alle verkeersborden. Niet alleen de leiding, maar hij weet er ook alles van. Hij is het hoofd van een organisatie, die algemeen erkend wordt als dé autoriteit op het gebied van verkeersborden. Zijn naam: Spittje. Zo lang als ik leef zal die naam voortaan door mijn hoofd spoken. Wat is het geval? Hij heeft de Veolia-bushalteborden afgekeurd. Maar het ergste komt nog. Veolia lijkt niet naar hem te willen luisteren. Net zo min als een vervoersmaatschappij in Gelderland en in Utrecht dat deden. Voor Spittje lijkt een derde nederlaag onacceptabel, dus hij heeft al zijn kennis tentoongespreid om zijn gelijk bij Veolia nu wel te halen. ‘Alle auto’s mogen straffeloos parkeren op de bushaltes van Veolia’, aldus Spittje. En –nog een schop na- dat mag ook op de bushaltes van Gelderland en Utrecht. Nu het ministerie van Verkeer en Waterstaat om andere ambtelijke redenen Spittjes’ kant lijkt te kiezen, stel ik me al wat speekselvloed voor bij de baas van alle verkeersborden. Spittje-spuug, zogezegd. Een lichte erectie maakt zich al van hem meester. Wanneer Veolia straks haar 3000 verkeersborden moet vervangen, spuit Spittje gegarandeerd. Dan hadden ze ook maar naar hem –Spittje!- moeten luisteren, kreunt hij hijgend nog wat na…
Wat zou je krijgen als je Spittje kruist met een paarse krokodil? Gevaarlijk gefrusteerde jonge verkeersbordjes, die kunnen zwemmen, maar het niet mogen. Verboden!

20120131-184805.jpg