Alles ademde een belofte

Rode wandelpad DoevenbosEen half jaar geleden liep ik over het pad van duizend rode stenen en bewonderde het beginnend gazon. Het pad leidde me langs de kastanjebomen, die er stonden als groene bakens van rust. Het pad liep verder door de tuin in wording, en bracht me bij de vijver. De wind blies blaadjes in de richting van het mooie nieuwe gebouw. Het voorzichtig opkomende gras, de beginnende blaadjes in de bomen en het rimpelende regenwater in de vijver. Alles ademde een bijzondere belofte.

Het was het openingsweekend van Hospice d’n Doevenbos. Duizenden mensen liepen die dagen over datzelfde rode pad. Wandelden door de tuindeuren naar binnen en waren daar getuige van eenzelfde belofte. Hoorbaar in de verhalen van de vrijwilligers en de verpleegkundigen. Je zag het in de aankleding, aan de schilderijen en je rook het in de bloemen. Alles ademde passie en respect. Je voelde je welkom in het huis van afscheid. Wuivende kastanjeboomDe kastanjebomen wuifden naar je, of je nu binnenkwam of ging.

Een paar weken later was mijn zus één van de eerste gasten. Veel heeft ze helaas niet meer gesproken, maar wat haar meteen opviel, waren de regendruppels, die net achter de tuindeur, kleine kringetjes maakten op het rode, stenen pad. Zelf had ik nog niet gezien dat het regende. Mijn blik was vooral naar binnen gericht, op haar. Maar zij, zij keek naar buiten. Naar de wuivende boom en het lichtgroene gras. En naar de regendruppels, die via het stenen pad, onzichtbaar hun weg zochten, naar de vijver. Een houtduif vloog van de ene naar de andere boom.

houtduif voor boomIn de dagen dat mijn zus in het hospice verbleef, werd de belofte van een paar weken eerder, ruimschoots ingelost. Toen zij haar laatste adem uitblies, vermengde haar zucht zich met het zonlicht dat door de tuindeur naar binnen scheen. Haar ziel werd even meegedragen naar de wuivende bomen. Ruiste zachtjes over het rimpelende regenwater van de vijver. Terug, over het pad van duizend rode stenen, tikte ze nog even iedere groene grasspriet aan in de tuin. Zo vond ze haar weg naar een permanente plek in ons hart. Tegelijk bezielde ze alle dingen die het verdriet langzaam ombuigen naar een blijvend mooie herinnering.

En opnieuw vloog er een duif voorbij.

Weer vloog er een duif voorbij

Een ba(a)s van tachtig

Toen ik nog een klein ventje was, vierde ik met mijn neefjes en nichtjes de 80-ste verjaardag van mijn oma. Daar is nog een mooie foto van. Ik schat dat ik toen een jaar of 10 was. Als mijn schatting juist is, dan is dat nu 46 jaar geleden. Ik weet eigenlijk niet of één van de dochters van mijn oma, Gert, toen al getrouwd was met Jan. Ik denk het eigenlijk wel. De dochter van Gert en Jan, Liesbeth, vierde onlangs haar vijftigste verjaardag. En nu ik er nog beter over nadenk, op die mooie foto staat zij volgens mij ook op, als kleine peuter. Ik denk daarom dat mijn schatting heel aardig klopt. Jan en Gert waren toen al getrouwd. Gert was de zus van mijn vader.

Ik moest er afgelopen vrijdag aan denken, toen Jan zijn 80-ste verjaardag vierde. Zo goed als alle neefjes en nichtjes van toen waren er nu weer bij, op uitnodiging van Jan. Allemaal een kleine vijftig jaar ouder, maar toch. Het was een heel gezellig feest. Jan had zijn eigen blaaskapel gevraagd om aan het begin van de avond muziek te maken.  En dat deden ze goed,  die Reulsberger Muzikanten. Jan stond vanaf de eerste muzikale klanken vooraan. Hij had de nummers zelf uitgezocht, hoorde ik de spreekstalmeester van de band zeggen. ‘Dus als je het niet mooi vindt, moet je bij Jan zijn’. Dat bleek niet nodig. De stemming zat er meteen goed in. En Jan zag dat het goed was.

Van zijn zoon Herbert hoorde ik dat Jan een hele tijd lang niet mee had kunnen repeteren met de kapel. Het blazen op de bas was door het wat losser raken van zijn gebit steeds lastiger geworden. Daar kon wel wat aan worden gedaan, maar die ingreep koste meer tijd dan Jan lief was. In de tijd die hij noodgedwongen moest wachten vijlde en bewerkte hij z’n oude gebit zodanig, dat het weer paste. Voordat de definitieve oplossing er was, zorgde hij er zelf alvast voor, dat blazen op de bas weer mogelijk werd. Evengoed keek hij nog verder vooruit. Een toonbeeld van praktische realiteitszin.

‘Muziek houdt jong’ vertelde hij me op zijn feest. ‘Maar ik leid mijn opvolger op de bas toch alvast op. En kijk, hij doet het al prima’. Trots keek hij naar zijn kapel. Hij genoot van het samenspel en waarschijnlijk ook van het geluid van zijn eigen bas. Als een baas, zo stond hij daar. Zonder er op uit te zijn was hij, boven alle twijfel verheven, het stralende middelpunt van zijn eigen 80-jarige feestje. Een prachtig gezicht. Een krachtig gezicht.

Het was druk op zijn feest. En gezellig. De gasten genoten en Jan genoot mee. Er hing een fijne sfeer. Dat kwam door hen die er waren, maar ik weet bijna zeker ook dankzij degenen die er niet meer waren. Niet meer onder ons, zoals dat heet. Maar toch. Oma was even in mijn gedachten. En mijn zus Trudy, met mijn vader en moeder. En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Jan -misschien wel toen hij naar zijn bas luisterde- ook even aan Gert moet hebben gedacht. Zijn glimlach sprak boekdelen. Gezelligheid kent geen tijd. Daarom. Ook zij waren er bij.

Jan, bedankt en nogmaals proficiat! Dat jij die bas van jou nog maar heel lang mag laten klinken. Als een baas!

 

Truus

‘Vijf tot tien minuten, dan kan het wel’. De verpleegster van buurtzorghuis D’n Doevenbos kwam het me vriendelijk vertellen. ‘O, maar dan wacht ik wel even’, zei ik, en draaide me al om. ‘Nee’, zei ze, ‘Truus wil je wel ontvangen, maar niet langer dan vijf a tien minuten. Anders wordt het te vermoeiend voor haar’.

Het telefoontje van haar broer Hai, afgelopen maandag, had indruk op me gemaakt. Hij vertelde over haar ziekteproces en over de definitieve fase die er was bereikt. Truus kon niet meer op zichzelf wonen en daarom was het hospice geïndiceerd. Een dag later was dat geregeld. Ik herkende de voortvarendheid die in mei bij mijn zus ook aan de dag was gelegd.

Ze lag in bed. Haar ziekte had veel van haar gevraagd, maar ik herkende haar meteen. Haar ogen spraken zoals vanouds. Op een tafeltje tegenover haar bed stonden twee fotolijstjes. Zwart-wit foto’s van haar moeder en haar vader. Ze leken eensgezind over haar te waken. ‘Mooi’, zei ik tegen Truus, knikkend naar de foto’s. Truus glimlachte.

‘Ik heb ook de wandklok laten ophangen’, zei ze. ‘En dat schilderij’. Ze wees er naar. Twee huiselijke elementen, die ik vaag herkende uit het verleden, toen ik met regelmaat bij hen thuis kwam. De wandklok hing volgens mij in de keuken, waar ik menige boterham met hen heb mogen mee-eten. Het schilderij was een volgens mij geborduurde afbeelding van een Romeinse strijdwagen. Een gladiator die de vurige paarden in bedwang hield, in kruissteek gevangen.

We spraken kort met elkaar. Over hoe het ging. Over haar geloof dat ze binnenkort haar vader en moeder weer ging zien. Over dat mijn zus diezelfde overtuiging had en daar ook steun uit leek te putten. Over dat ze Trudy kende omdat zij en Trudy collega’s waren geweest. Over afscheid en over hoe vreemd dat was. Over het onvermijdelijke ervan en over de eindigheid van tijd.

Ik ben niet lang gebleven. Het was Truus haar tijd en daar was ze terecht zuinig op. Niet dat ze daar zelf over begon, maar de meegenomen wandklok vertelde zonder woorden haar verhaal. We gaven elkaar de hand, keken elkaar aan en namen afscheid met een tot ziens. Op de fiets wenste ik haar en haar familie in gedachten kracht toe en moest denken aan het schilderij dat ze van thuis had meegenomen. In zwart-witte kruissteek. Wel duizend. En heel even verwonderde ik me over hoeveel het meervoud van ‘kruissteek’ als ‘kruisteken’ klonk.

Haar…

Finale

Een duidelijk themawoord. Eenduidig zou je denken. Niet dus. Zonder bijgedachte en in de wetenschap dat het een afsluitende bijeenkomst van het Kwartaalcafé is, lijkt er geen misverstand mogelijk. Finale, als in ‘einde’, ‘afgelopen’. Maar toch..

Finale kan juist ook de opmaat zijn tot iets prachtigs. Een laatste apotheose. Een spectaculair slot van iets dat bij leven al mooi was. En misschien heeft de bedenker van dit themawoord een dergelijke betekenis wel voor ogen gehad? We zullen het nooit weten. Feit is dat er mererlei uitleg mogelijk is. Dus waar moet het verhaal over gaan?

Finale. Geen kop. Enkel nog maar een staart. Het houdt op. Einde. Afgelopen. Daarom. Haar…

Haar

De laatste weken leiden woorden, die op wat voor manier dan ook iets van eindigheid in zich hebben, bij mij tot melancholische gedachten. Niet op de laatste plaats omdat vrijdag 13 mei jongstleden het leven van mijn zus tot een definitieve finale is gekomen. Trudy’s leven hield die middag op. Eindigheid die onvermijdelijk was, maar door ziekte ernstig werd versneld. Eindige woorden, zoals ‘verval’, ‘aftakeling’, ‘de laatste dagen’, ‘hospice’. Zelfs het woord ‘jongstleden’ –ik merk het terwijl ik het opschrijf- associeer ik in gedachten met ‘overleden’. Laatstleden overleden. Te jong.

Maandag ben ik nog in haar appartement geweest. De huur is met ingang van volgende maand opgezegd. Ons rest nog de afsluitende taak om haar woning straks leeg op te leveren aan de woningbouw. Zo schoon alsof er niemand in heeft gewoond. Terwijl dat toch jarenlang wel het geval was. Maar de laatste weken niet meer. Sinds vrijdag de dertiende is ook een eind gekomen aan haar aanwezigheid in de flat. Bijna drie weken geleden alweer. Heel voorzichtig maken we hier en daar aanstalten om naar een definitief afscheid toe te groeien. De finale kost tijd.

Op de keukentafel staat Trudy’s juwelenkistje. Haar dochter heeft het daar teruggezet, op verzoek van een andere zus van mij. Die had nog graag een herinnering in de vorm van een kettinkje of iets dergelijks. De mailwisseling daarover had ik gezien. De dochter maakte er geen enkel probleem van. Integendeel. Naast het kistje lag een blocnote, waarop ze een lieve boodschap had geschreven. ‘Neem maar mee wat je wil hebben. Wat over is wil ik wel weer graag meenemen. Het kistje ook. Ik heb er een toepassing voor bedacht. Ook deze blocnote wil ik graag terug’. Prima. Trudy zou niet anders gewild hebben.

Ik opende het kistje en haalde er een wirwar aan halskettinkjes uit. Aan sommige daarvan hing een kruisje. In de wanorde was niet te zien aan welk kettinkje welk kruisje hing. Mijn oog viel op een lange zwarte haar, ook verstrengeld in de wirwar. Dat raakte me. Bij het om en af doen van de kettinkjes was die blijkbaar mee het kistje in gegaan. Voorzichtig heb ik alle kettinkjes los gehaald en ze naast elkaar op de tafel gelegd. De lange haar heb ik een paar minuten vastgehouden, maar daarna ook weer losgelaten. In de wetenschap dat zelfs wanneer alles is losgelaten, de herinnering aan haar toch kan worden vastgehouden. De finale. Haar loslaten om aan haar te blijven denken.

Ook in die zin is ‘finale’ een prachtig woord om mee te eindigen. Voor haar. En voor iedereen die haar heeft bijgestaan. Tot op het laatst. In dank en respect.

Trudy

Het is al meer dan tien jaar geleden. Trudy had een, wat wij broers en zussen, ‘mindere periode’ noemden. Ze zag dan de dingen anders dan dat wij die zagen. En daar was ze op die momenten bijna niet van af te brengen.

drie kaartjesDrie kaartjes had ze stevig in haar hand, toen ik haar thuis bezocht. ‘Daar draait het allemaal om’, zei ze en ze gaf me één van de kaartjes. Ze had er zelf iets op geschreven. Een citaat van Maria Montessori. Ik las het en herinner me, dat terwijl ik het las, ik in mijn hoofd bezig was hoe ik haar zelfbedachte ‘drie-eenheid’ weer naar ‘onze wereld’ terug kon redeneren.

Maar toen ik opkeek van het kaartje, zag ik de tranen in haar ogen. Tranen die ik al jaren niet meer had gezien. Haar wereld raakte ineens met enorme kracht mijn wereld. Haar moeder was ook mijn moeder. Trudy en ik waren kinderen met dezelfde geschiedenis. Tegelijk deelde zij verleden en  toekomst met haar eigen kind. Haar pijn werd even ook mijn pijn. Diep en snijdend. Moeilijk onder woorden te brengen.

Op dat moment pastte alleen maar huilen. Onze tranen weerspiegelden hetzelfde leed. Niet lang, want al snel was het weer alleen haar pijn. En bleef ik zitten met een diep gevoel van herkenning.

Ik was er door van slag. Zonder woorden had ik slechts een fractie van haar pijn ervaren. En dat raakte me zó diep. Hoe krachtig moet een mens zijn om de volle omvang van die pijn te verdragen, vroeg ik me af. Trudy bezat die kracht. Telkens weer. Haar moeder -onze moeder- ook. Ik wil geloven dat ook zij die kracht had. Zo sterk zelfs dat haar lichaamskracht er uiteindelijk niet tegenop kon, toen ze een longbloeding kreeg, terwijl ze geestelijk aan het opknappen was.

 

Jaren later, 2015, lijkt de geschiedenis zich te herhalen. Het beeld van enorme kracht wordt opnieuw bevestigd. In dat jaar wordt Trudy namelijk ook lichamelijk op de proef gesteld. Ze doorstaat het met verve. Met driekwart long neemt ze de fatale diagnose in 2016 met een stoicijnse berusting: ‘Mensen gaan dood aan kanker. Ik waarschijnlijk ook, maar daar ben ik niet bang voor. Dan zie ik mijn vader en moeder weer’, zegt ze op de terugweg van het ziekenhuis naar Horst.

Op haar ziekbed, ongeveer een maand geleden, vraagt ze me om het fotolijstje van haar dochter open te maken, om te controleren of het kaartje er nog inzit.

drie kaartjes2Hetzelfde kaartje van tien jaar geleden komt inderdaad tevoorschijn. ‘Oké’, zegt ze, alsof die wetenschap haar gerust stelt. Een paar weken verder gaat haar toestand in een paar dagen snel achteruit. Mijn zus Mariet en ik zitten wakend aan haar bed in het pas geopende hospice ‘D’n Doevenbos’.

Terwijl Trudy slaapt, vertel ik Mariet over het kaartje achter de foto. Ik pak het er uit en reik over Trudy heen om het Mariet te geven. Terwijl die naar het kaartje kijkt, gebeurt dat wat onvermijdelijk is. Trudy stopt met ademen terwijl Mariet het kaartje in haar hand houdt.

Het is alsof op datzelfde moment het kind in Trudy zich verheft. Het begrijpt ineens de waarheid, die voor ons allemaal nog duister is. Wie groot wil zijn in het koninkrijk der hemelen, die worde gelijk aan de kinderen. Trudy heeft die tekst van Maria Montessori jarenlang bewaard. Ik vanaf nu ook.

drie kaartjes3

‘Word-painting’

Ik luister naar liedjes van de playlists van Cynthia. Ik heb ze net gedownload vanuit Spotify. Je kunt daar ‘vrienden’ kiezen, volgens mij afkomstig vanuit Facebook. Sommige van die vrienden blijken ook Spotify te gebruiken. Tenminste, dat denk ik, want achter hun namen zie ik ‘playlists’ staan. Zorgvuldig samengestelde muzieklijsten die ze hebben ‘gedeeld’ zodat anderen er ook gebruik van kunnen maken. Cynthia had er zo ook een aantal achter haar naam staan.

Van haar heb ik een viertal playlists bewaard. Een is vooral klassiek, twee andere lijken selecties van voorgaande jaren en één lijst heeft ze ‘tophits’ genoemd. Terwijl ik dit schrijf luister ik naar de muziek uit die lijst. Ik ben benieuwd naar haar muzikale voorkeuren. Waarom juist naar die van haar? Omdat Cynthia een nicht van mij is. De dochter van mijn zus Trudy. Ik heb nog wel meer nichten en neven, maar zij is speciaal.

Zonder de hele geschiedenis te willen toelichten -als ik dat al zou kunnen- wil ik heel kort uitleggen waarom Cynthia dat speciale plekje in mijn hart heeft. Mijn zus is jaren geleden namelijk gescheiden. Cynthia was toen nog in de peuter/kleuter-leeftijd. In eerste instantie kreeg Trudy de voogdij over Cynthia, maar omdat mijn zus bij herhaling gezondheidsproblemen van geestelijke aard het hoofd moest bieden, is uiteindelijk de voogdij overgegaan naar haar ex-man.

In de periode daarna heeft de nieuwe partner van Trudy’s ex jarenlang via een bezoekregeling het contact tussen Cynthia en mijn zus in stand gehouden. Niet altijd even gemakkelijk vanwege de wisselende gemoedstoestand van Trudy. Ook Cynthia zal wisselende indrukken van die tijd in haar herinnering hebben. Het heeft haar waarschijnlijk mede doen besluiten, toen ze meerderjarig werd, om het contact met haar biologische moeder te verminderen en uiteindelijk geheel te verbreken. Het is duidelijk dat wat ik hier in twee alinea’s zakelijk beschrijf, een wereld van emoties in zich herbergt.

Hoe graag zou ik de pijn en het verdriet van alles wat er gebeurd is willen kunnen wegnemen. Of invloed kunnen uitoefenen op wat er nu en in de toekomst nog staat te gebeuren. Maar dat kan ik niet. Zo goed en zo kwaad als het gaat begeleiden mijn broers en andere zussen in mindere tijden Trudy. Zo nu en dan heb ik via mail of facebook contact met Cynthia. In betere tijden, want die zijn er gelukkig ook, deel ik sommige gegevens met Trudy. Af en toe pluk ik een foto van Cynthia’s kat van het web en ja, ook Cynthia zelf heb ik zo al eens in een lijstje aan Trudy gegeven. Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan.

En nu dus haar muziek. Ik ben ondertussen een tweetal uurtjes verder en heb al een paar mooie titels voorbij horen komen. Ook flarden van teksten die ik heel vrij interpreteer naar de situatie die ik hierboven kort beschreven heb. Op het gevaar af dat het sentimenteel wordt, of emotioneel, wil ik toch een aantal van die passages opschrijven. Komen ze.

Een zin die de hele tijd al is blijven hangen komt uit het nummer Cleanin’out My Closet van Eminem. ‘…i’m sorry mama, i never meant to hurt you, i never meant to make you cry, but tonight i cleaning out my closet…’. Sinnead O’Connor: Nothing Compares To You en dan dit horen: ‘…tell me baby, were did I go wrong…’ of ‘…i know that living with you, baby, was sometimes hard…’. En het volgende nummer klinkt al -ik heb de shuffle-mode aanstaan- Me And Misses Jones: ‘…we got a thing going on… we both know that it’s wrong but it’s much to strong to let it go now… it hurts so much inside … she goes her way and i go mine…’. Pff. Ik weet het, zeer vrije interpretaties, maar toch. Muziek kan veel vertellen.

Run DMC: ‘…walk this way…’. Jennifer Rush: The Power of Love. ‘… whenever you reach for me, i’m gonna do all what i can…’ en ‘…cause i’m always by your side…’. ‘…sometimes i’m frightened but i’m ready to learn…’. Ik doe er nog een, want Jennifer is bijna klaar. En dat is Vangelis: Conquest Of Paradise. ‘…Mmm hmm hmm mmm…’. Een koor zingt ook tekst, maar die kan ik niet verstaan. Even googlen. ‘…In noreni per ipe; In noreni cora; Tira mine per ito; Ne domina…’. Tja. De uitleg? ‘These lyrics are an “invented” musical language, it’s called: “wordpainting” [pseudo Latin]’.

Een mooi, door toeval ontstaan, toepasselijk einde aan dit verhaal. Want je zou mijn verhaal ook een soort ‘word-painting’ kunnen noemen. En voor een deel zelfs ‘invented’, maar wel met een serieuze ondertoon. Opgedragen aan Cynthia. En aan Trudy. Niet om iets te veranderen, want dat kan ik niet. Maar wel om wie er iets in herkent een hart onder de riem te steken. Muziek en muziektekst kan heel troostend en veelzeggend zijn. Of je het wil horen is een tweede. ‘…One way or another…’ hoor ik Blondie zingen. Luister er zelf ook maar eens naar. Benieuwd wat jij er nog meer in hoort. Bedankt voor het lezen en Cynthia, bedankt voor je muziek!

Speciaal voor jou een afsluitend gedichtje, dat ik -serieus- heb geschreven ten tijde van de scheiding. Lang geleden dus al, maar ik heb altijd in mijn hoofd gehad dat ik het jou ooit nog een keer zou laten lezen. Bij deze.

Scheiden

Twee mensen houden van elkaar
twee mensen trouwen met elkaar
je streeft dan even naar een leven
je leeft dan zeven jaar dat leven
maar als dat jou niet ‘dat’ kan geven
is dat het eind dan van dat leven?

Twee mensen hielden van elkaar
twee mensen scheiden van elkaar
heel vaak, zie je, na zeven jaar
gaan dan drie mensen uit elkaar

Die derde mens, ontstaan uit twee
verbindt hetgeen gescheiden is
die derde mens bewijst daarmee
dat zeven jaar geen lijden is!