De ontmoeting…

Mijn ingeving om deze column te beginnen met de titel ‘Het afscheid van Jens’, kon ik eigenlijk meteen onderdrukken. Natuurlijk namen we afscheid van Jens op donderdag 9 januari 2025. Maar het was veel meer dan dat en het begon al dagen eerder bij de eerste ontmoeting met zijn familie. 

Jens was pas zeventien jaar. Zijn rouwkaart begon met prachtige volzinnen: Je ogen, je lach, je licht voor anderen, de schaduw in jou die niemand zag. Alles is anders zonder jou.

Ik kreeg de concept-rouwkaart al een kleine week eerder van Gerry Schers, die namens uitvaartverzorging Yvonne Vos de familie vanaf dag één begeleidde. De foto op de rouwkaart liet een sterke jongeman zien, bijna te groot voor het voertuig waar hij op reed. Hij keek lachend de camera in. Op de kaart was ook nog een voetbalactiefoto van Jens te zien. Opperste concentratie en gefocust op de bal. Twee foto’s. Een eerste kennismaking met Jens. 

Er stonden meer dan tien auto’s bij hun huis toen ik er mijn auto op de afgesproken tijd parkeerde. Er kwamen wat mensen naar buiten die de deur voor me open hielden. Binnen zag ik mensen in een kamer bij een gesloten blankhouten kist staan. Over de kist waren sjaals gedrapeerd van PSV en Borussia Mönchengladbach. Hier en daar was er wat op de kist geschreven. Rondom de kist was men vooral stil. Het voelde koud op de kamer. Het verdriet was er zichtbaar en voelbaar. De moeder van Jens kwam naar me toe. Doffe pijn zag ik in haar ogen. 

Ze wist dat ik zou komen, zei ze, terwijl ik haar wat onbeholpen condoleerde.. Wat zeg je tegen een moeder die haar zoon een dag eerder in een gesloten kist thuis gebracht zag worden… Samen liepen we de keuken in. Ook daar veel mensen. Sommigen stonden op het punt van vertrekken. Jens z’n vader was bij hen. Ook hem kon ik condoleren. En Gerry Schers was er nog. In haar ogen zag ik de emotie en tegelijk voelde ik dat uit haar handelen een kordaatheid sprak die nodig was in deze situatie. Al twee dagen was zij de familie tot steun en ook een dag later zou ze er weer zijn. Met die belofte ging ze naar huis.

Aan de keukentafel zat een zus van vader aan een laptop. In de huiskamer waren anderen bezig om het adressenbestand voor de rouwkaarten op orde te brengen. Een andere zus van vader leek die acties te coördineren. Uiteindelijk zaten we met z’n allen aan de keukentafel. De vader en moeder van Jens, de zus van Jens met haar vriend, de oma van Jens en de twee zussen van vader. Op de tafel stond een grote foto van Jens in een lijst. Nu moest ik wat gaan zeggen. Gaan uitleggen wat ik mogelijk zou kunnen betekenen. Maar het enige dat ik kon uitbrengen, was dat ik nog nooit in zo’n situatie had gezeten. Overrompeld door het verdriet dat ik bij iedereen zag en voelde. Mijn tranen vloeiden ook.

Achteraf denk ik dat juist die constatering van machteloosheid en dat onpeilbaar diepe verdriet, precies datgene was wat iedereen aan tafel voelde. Níémand had ooit in die situatie gezeten en toch zaten we daarvoor nu bij elkaar. Langzaamaan kwam het gesprek op gang. Woorden werden afgewisseld met tranen. De pijnlijke werkelijkheid van zijn niet te vatten afscheid werd met liefde omgeven. Het diepe verdriet soms afgewisseld met een mooie herinnering. Zo vreemd dat wat een paar dagen eerder nog een gezamenlijke ervaring was met Jens, nu ineens een herinnering genoemd moest worden. Niet te bevatten. Onwaarschijnlijk waar..

Alles wat werd verteld, werd door een zus van vader meegetikt op de laptop. Er bleken al een aantal afspraken te zijn gemaakt en zij wist precies in hoeverre die van invloed zouden kunnen zijn op de verdere invulling van de afscheidsbijeenkomst . Haar doelmatigheid leek soms haaks te staan op de emoties en toch voelde dat niet zo. Integendeel. Ik zou het, terugdenkend aan toen, gestold digitaal verdriet willen noemen. Nodig om grip te krijgen op een situatie die eigenlijk niet te begrijpen was. We spraken af dat zij degene zou zijn waarmee ik contact zou onderhouden over teksten en de verdere invulling van de afscheidsbijeenkomst. We besloten dat ik een dag later terug zou komen. Er was gewoonweg te veel emotie om in één gesprek te kunnen passen…

Een dag later opnieuw veel auto’s. En weer veel mensen, maar nu met een duidelijke taak, leek het. Binnen zaten een tiental vrienden van Jens. Ook bij hen verslagenheid. Tegelijk bleek er een grote eensgezindheid toen hen werd gevraagd of ze hun vriend zouden willen begeleiden op de dag van het afscheid. Ik heb hen kort gesproken over de muziek waar Jens naar luisterde. Een van hen stond desgevraagd meteen op om mijn visitekaartje in ontvangst te nemen. Hij zou me de titels mailen. Toen ze vertrokken, wensten zij een voor een met een knuffel de vader en moeder van Jens en zijn zus sterkte. Een vriend verliezen en er dan zó voor het gezin en voor elkaar kunnen zijn. Vanuit onmacht en onbegrip er toch wíllen zijn. Het was een indrukwekkend gezicht.

Het gezin wilde persé thuis afscheid nemen van Jens en daarvoor moest een grote loods worden ingericht op een manier die recht zou doen aan het laatste eerbetoon dat het gezin Jens wilde geven. Dat moest perfect zijn, ook omdat Jens een perfectionist was. Het moest een afscheid worden -hoe pijnlijk ook- waar Jens zélf trots op zou zijn, vertelde zijn vader me, met tranen in de ogen. Duidelijk werd dat zowel Jens z’n vader en moeder, zijn zus en ook zijn oma tijdens het afscheid over Jens wilden vertellen. Ook een neef van Jens en diens moeder kwamen aan het woord. Vanuit zijn vriendengroep was er behoefte om iets te zeggen. Net als bij SV Ysselsteyn, de voetbalclub waar Jens fanatiek lid van was. En de mentor van Jens wilde namens het Willibrordcollege graag spreken. 

Jens had een afscheidsbrief achtergelaten. Tijdens het tweede gesprek met de familie heb ik die op hun verzoek hardop voorgelezen, omdat nog niet iedereen aan tafel de brief gezien had. De papieren woorden van Jens zaten vol liefde. Maar ze leken de pijn nog meer te onderstrepen. Weer waren er tranen die we deelden.  Maar ondanks of misschien wel dankzij de tranen, kreeg de invulling van de afscheidsbijeenkomst steeds meer vorm. Er werden foto’s bij elkaar gezocht en de zus van Jens verzamelde korte filmfragmenten. Ik kon aan de slag. Met de muziek van de vrienden ontstond zo een viertal fotoseries en één filmcompilatie. Een dag later kon ik die aan de familie laten zien. Huilen en lachen wisselden elkaar weer af. Maar vooral was men dankbaar voor het resultaat en heel blij dat ze alles vóór de afscheidsbijeenkomst al hadden kunnen zien. 

Er gebeurde in een paar dagen ontzettend veel ter voorbereiding van een onvoorstelbaar mooi afscheid. Toch voelde al die inzet ook soms wat dubbel. Juist omdat het ontzettende en onvoorstelbare gebeurd was. Hoe fijn zou het zijn, vroegen zijn ouders en zijn zus zich herhaaldelijk af,  als al die maatregelen voor het afscheid niet nodig zouden zijn… en dan tegelijk het besef dat je het zo mooi mogelijk wil laten zijn. Voor Jens.

Het werd die donderdag van het afscheid heel erg druk. Het grote aantal stoelen en zitplaatsen aan statafels bleek bij lange na niet genoeg. De mensen die stonden, zagen als eerste hoe de vrienden Jens naar binnen begeleidden. Dat gebeurde op snoeiharde muziek van de Red Hot Chili Peppers. ‘Can’t stop’ was de veelzeggende titel. Veelzeggend, omdat Jens die muziek ooit had aangeraden aan zijn zus die voor een paardenwedstrijd (concours?) een stevig entreenummer zocht. ‘Dat is pas een goeie binnenkomer’, had Jens gezegd. En een stevige binnenkomer was het. 

Na het welkom aan alle aanwezigen, volgden er indrukwekkende woorden van mensen die heel dicht bij Jens stonden. Zijn oma, zijn zus, zijn ouders. Zijn neef en zijn tante, zijn mentor van het Willebrordcollege en zijn begeleider van de voetbalclub. Zijn vrienden. Iedereen belichtte een ander aspect uit het leven van Jens. Tussendoor waren de foto’s te zien die de woorden bevestigden. Op het eind namen alle aanwezigen persoonlijk afscheid van Jens. Een indrukwekkend lange stoet, die maar niet leek te stoppen.

Uiteindelijk bleven alle genodigden over, om op een informele manier Jens nog extra te gedenken. Midden in de loods kreeg Jens een plekje. De catering zorgde dat niemand iets te kort kwam. Op enig moment zou er een toost op Jens worden aangekondigd en tot die tijd werden er nog veel herinneringen opgehaald. Op het moment van de toost, viel de stroom uit. Bijna niemand merkte dat op, ware het niet dat de microfoon die ik vast had om de toost in te leiden, het ook niet meer deed. Maar misschien was dat juist wel mooier. Een streek van Jens op het goede moment? Hoe dan ook, we hebben op hem getoost, al had niet iedereen door de drukte op dat moment een drankje. Zijn vrienden wel, zag ik vanuit mijn ooghoeken. Goed volgetapte glazen bier. Jens zou er trots op zijn geweest.

En toch.. Het definitieve afscheid van Jens kwam steeds dichterbij. Alle aanwezigen vormden buiten op straat een erehaag. Opnieuw onder begeleiding van zijn vrienden verliet Jens in de rouwauto het huis waar hij zeventien jaar en nog wat maanden gewoond en geleefd had. Zijn ouders en zijn zus liepen achter hem aan. Zijn vader had het paard Cayenne aan de teugel. Dezelfde trots en waardigheid, als die ik op de eerste twee foto’s op de rouwkaart had gezien, zag ik symbolisch terug in Cayenne. Op het einde van de straat gaf zijn vader Cayenne over aan een goede vriend, die met Cayenne door de wei terugliep naar de stal. Jens en de familie reden door naar het crematorium. Maar met Cayenne bleef er ook een belangrijk deel van Jens thuis. Trots, sterk en waardig, net als Jens. Met schaduwen die op het eind niemand zag, waarschijnlijk omdat hij zelf niet wilde dat iemand die zag…

Het gedicht hieronder heb ik voor de familie gemaakt. Ik heb het voorgelezen op het einde van de afscheidsdienst. De laatste regels met trillende stem. De ontmoeting met Jens en zijn familie was ook een ontmoeting met mezelf en mijn emoties. Ik voelde me verbonden. Door Jens. Hij was een verbinder. Verbonden met iedereen, maar niet met zijn schaduwen. De schaduwen die niemand zag…

Jens,

al pak je miljoen ballen
die laatste bal
die leven heet
die moest je laten vallen

niet aan zien komen
onvoorstelbaar hard
ongehoord en niet gezien

die laatste bal
die levens tart
onhoudbaar zelfs misschien?

omdat, wát jij ook wilde
je steeds niet pakken kon?

de wereld die verstilde
toen jij je reis begon…

Toevallige ontmoeting?

Mijn boek met de titel ‘Waar het hart vol van is…’ is via de crowdfundsite voordekunst.nl financieel mogelijk gemaakt. Op 10 juli jongstleden was de boekpresentatie en sindsdien is het boek al verschillende keren bij Bruna Horst over de toonbank gegaan. Er ligt nog steeds een aantal vooraan bij de ingang en telkens als ik voorbij loop, kijk ik snel even naar binnen en zie ik in één oogopslag of de stapel weer wat lager is geworden. De verkoop loopt prima en uiteraard ben ik daar blij mee. Ook omdat een deel van de opbrengst bedoeld is voor Hospice Doevenbos.

Een paar dagen geleden wandelde ik weer voorbij en zag ik in eenzelfde oogopslag dat er géén boek meer lag. Ik ben toen naar binnen gelopen om te vragen of ik de voorraad weer mocht aanvullen. Er werd een klant aan de kassa geholpen, dus wachtte ik op gepaste afstand. De Bruna-medewerkster zag me staan. ‘Ik wilde je net bellen’, zei ze, terwijl de klant zijn zojuist gekochte waar met aandacht opborg. Die afspraak hadden we gemaakt. Als de voorraad zou slinken zou ik een telefoontje krijgen. Maar het was snel gegaan deze keer.

De klant voor me draaide zich beheerst om. Een statige gestalte die ik ook van achter al herkend had als de man van Hanni ten Brink. Hij zag me staan en keek me even aan. Op datzelfde moment zag de filiaalleider van de Bruna dat een van de schoenveters van deze ‘éminence grise’ los was geraakt. ‘Zal ik uw schoenveter even strikken, meneer?’ Hulpvaardig liep hij al naar meneer Ten Brink toe. ‘Ik wil niet dat u zometeen struikelt’. Maar het werd snel duidelijk dat dat niet zou gebeuren.

‘Ik had het ook al gezien’ zei meneer Ten Brink. Elegant bukte hij zich om vervolgens in alle rust zijn eigen schoenveter te strikken. Even gracieus kwam hij weer langzaam rechtop. Opnieuw keek hij me aan. ‘Jij bent toch Geert’, zei hij toen. Het leek alsof hij tijdens het strikken van zijn schoen het toevallige moment van onze ontmoeting even had verwerkt. Toen ik bevestigend antwoordde, zei hij: ‘Ik heb zojuist je boek gekocht’. De verkoopster had me dat met lichaamstaal al duidelijk gemaakt, maar dat meneer Ten Brink me herkende en me vertelde dat hij het boek had gekocht, dat gaf iets heel bijzonders aan de situatie.

‘Zit je nog vaak op het bankje bij die boom bij Ton’? Zijn vraag verraste me. ‘Ja, daar zit ik nog regelmatig. Het is ook de plek waar het verhaal over Hanni ontstaan is’, antwoordde ik. Dat verhaal schreef ik in de tijd dat Hanni nog leefde, maar al wel terminaal ziek was. Ze overleed vorig jaar juni. Ook toen heb ik daar woorden en een gedicht aan gewijd. ‘Dat weet ik’, zei hij. ‘Ik ga je boek thuis heel rustig lezen’. Ik zei nog wat in de trant van ‘doe dat’, ‘bedankt’ en ‘veel leesplezier’ en toen groetten we elkaar en wandelde hij in alle rust de winkel uit.

En terwijl meneer Ten Brink huiswaarts wandelde -misschien nog wel even bij de Albert Heijn zijn dagelijkse boodschappen haalde- ben ik naar huis gefietst en heb een nieuwe voorraad boeken opgehaald die ik weer bij Bruna mocht afleveren. ‘Gedichten – gedachten – gedenken’. Met deze drie woorden typeerde ik de afgelopen weken herhaaldelijk mijn boek. Met name ‘gedenken’ voerde die middag onuitgesproken de boventoon. Tijdens een mooie, bijna wonderlijke ontmoeting, gearrangeerd door het toeval.

Of zou toeval niet bestaan en heeft toch Hanni…

Hoe dan ook. Het voelde goed, deze voor mij speciale ontmoeting. Op het terras heb ik daar nog over nagedacht. Over dat gevoel van verbondenheid, dwars door de tijd heen. Een verbinding, ontstaan door een boek dat door Hanni en haar verhaal van toen, ineens in het nu weer speciale aandacht kreeg. Gedachten, gedichten en gedenken. Om vervolgens in eerbied te genieten…

Voor wie de eerdere verhalen over Hanni nog (of weer) wil lezen, hieronder de links er naar toe.

1e verhaal over Hanni

2e verhaal over Hanni

Negen rozen…

…gezien op Stille zaterdag…

Gisteren zag ik ze weer. Ietwat verlept maar nog steeds in een mooie driehoek naast elkaar. Vorige week zondag waren ze er neer gelegd, wist ik. Negen prachtige rode rozen. De punt van de driehoek gaf de plek aan waar het om ging. 

Een dag eerder, op zaterdag, zat ik in de buurt van die plek, op een bankje. Zoals altijd genietend van de rust en de stilte. Rechts van mij, in het kleine stukje groen, viel me op dat er een heuveltje zand lag. In de landelijke omgeving met velden en akkerbouw niet echt een ongewoon beeld, maar speciaal op die plek was het toch wel opvallend. Net toen ik me begon af te vragen wat er daar toch in de grond moest komen, hoorde ik van de andere kant een auto langzaam naderen.

Het was een statige zwarte auto, die stopte ter hoogte van het heuveltje zand. Twee mannen stapten uit. We groetten elkaar en terwijl de een naar het heuveltje liep, legde de ander uit wat ze kwamen doen. Hun vader was een jaar geleden gestorven, vertelde hij. Zijn laatste wens was dat zijn as op deze mooie plek zou worden begraven. Niet alléén, maar samen met de as van zijn vrouw. Hun moeder, die -als ik het goed onthouden heb- al in 2016 overleden was.

Een van de twee broers haalde een blauw doosje uit de auto. ‘Even kijken of het past’ zei hij. ‘Morgen komen we hier met de andere broers en zussen bij elkaar, om aan de laatste wens van vader tegemoet te komen. En dan moet het natuurlijk wel goed gaan’, legde de ander uit. Zijn broer probeerde ondertussen of hun voorwerk zou voldoen voor het gebeuren een dag later. Dat bleek het geval. ‘En moeder past er prima bij’, concludeerde hij. Het blauwe doosje was van afbreekbaar materiaal, legde hij uit. Speciaal bedoeld om as van overledenen op een verantwoorde manier terug te geven aan de aarde.

Ik vond het een speciale ontmoeting, die zaterdagmiddag. De plek werd voorzichtig afgedekt met een houten plaat die met zand en een steen op zijn plaats werd gehouden. We namen afscheid en zacht zoemde de auto van me vandaan. Een dag later, zo tegen een uur of drie ‘s middags, ben ik langs dezelfde plek gefietst en zag ik de negen rozen liggen. Precies daar waar gisteren nog het heuveltje zand lag, markeerden de rozen nu de plaats waarvan ik me voorstelde dat eerder negen kinderen opnieuw afscheid hadden genomen van hun ouders. Maar niet alleen afscheid. De negen rozen wezen ook naar de plek waar twee mensen die al zo lang samen waren geweest weer bij elkaar kwamen. Behalve afscheid dus ook een soort ontmoeting. Een weerzien.

Nu, een week later op Paaszondag, denk ik er aan terug. Op de dag van de verrijzenis stel ik me voor dat de as van deze twee mensen straks, als het blauw om hen heen hen vrijlaat en teruggeeft aan de aarde, diezelfde aarde zich met hen vermengd. De aarde die hun as vervolgens laat meereizen met de wortels van de bloemen en het gras, om -eenmaal boven de aarde- het blauw van de hemel weer te zien. Een verrijzenis die zo een reis wordt, die altijd maar doorgaat. Een reis waar negen kinderen uit zijn ontstaan, die ieder met een roos verbonden blijven met de plek, waar hun ouders sinds vorige week hun reis hebben voortgezet. 

Misschien omdat ‘verrijzenis’ ook ver reizen is…

Engel in het zand…

Zo nu en dan ga ik er naar toe. De plek waar mijn ouders begraven liggen. Ik heb er al ooit eerder over geschreven. Onlangs was ik er weer. Meteen viel me op dat de buxushaagjes, links en rechts van het kruis, vervangen waren door twee rijen heideplantjes. Mooi, en heel begrijpelijk, want hoewel er weer een heel klein beetje leven in de haagjes zat, was het toch vooral een dode boel. Excusez le mot…

Het kleine stenen clowntje dat eerst jarenlang links onder bij het kruisbeeld van mijn ouders heeft gestaan, was met de heideplantjes mee verhuist naar rechts. Het waaide nogal flink die dag en waarschijnlijk was het beeldje door de wind omver geblazen. Terwijl ik in gedachten de jaartallen op het kruis in me opnam, dwaalde mijn blik wat verder af naar rechts.

Op het kerkhof ontstaan zo hier en daar wat lege plekken. Graven worden geruimd, wanneer er na lange tijd geen nabestaanden meer zijn die voor de plekken betalen. Zo is er rechts van het kruis van mijn vader en moeder waarschijnlijk een plekje vrij gekomen. Netjes aangeharkt viel me op. Alsof er reclame voor moest worden gemaakt. Maar nog opvallender was een klein stenen engeltje dat daar in het zand lag. Ook omgevallen leek het wel.

Het engeltje en het clowntje, allebei mogelijk geveld door de wind. Het was een aandoenlijke aanblik. Misschien ook wel gevallen voor elkaar, mijmerde ik er wat op door. Ik heb ze in eerbied allebei laten liggen waar ze lagen. Als ik een volgende keer weer ga kijken, ben ik benieuwd of ze dichter bij elkaar zijn gekomen. Mijn ouders hebben wel meer mooie dingen gedaan in hun leven…

er ligt een engel in het zand
het lijkt een heel klein wonder
alsof ze door het zand heen kijkt
en alles ziet daaronder

ze ziet zo wat er ooit eens was
de ups maar ook de down
en als ze daar bedroefd van wordt
is daar ineens de clown

hij laat zich vallen op de steen
blinkt uit op clowns gebied
hij grapt en grolt en buitelt, tot
het engeltje hem ziet

er is contact op hoog niveau
ondanks haar blik naar onder
het engeltje daar bij die clown
maakt beiden heel bijzonder...

Een tevreden mens…

Uit lang vervlogen tijden…

Op de foto een man, in de kracht van zijn leven, die een deur achter zich dicht trekt. De dokterstas in de hand. Op weg naar een andere patiënt, of misschien wel terug naar huis, naar Thérèse, zijn vrouw en hun vijf kinderen. Vandaag, één dag na zijn indrukwekkende afscheidsdienst in de St. Lambertuskerk in Horst kijk ik opnieuw naar die foto. Ik realiseer me nu pas hoeveel symboliek er in zit. Na vierennegentig jaar, bijna vijfennegentig, heeft hij de deur opnieuw achter zich dichtgetrokken. Nu definitief. Jan Holthuis. Voormalig huisarts te Horst.

Vaak heb ik hem zien wandelen. Naarmate de jaren vorderden steeds bedachtzamer en steeds wat meer voorovergebogen leek het. Later ondersteunt door een stok, maar in mijn herinnering zo goed als altijd lopend in de richting van de Lambertuskerk. Want daar had ik hem mee geassocieerd, sinds het interview dat ik 17 jaar geleden met hem had. Onder andere over de Lambertuskerk waar hij zich zo mee verbonden voelde. Die kerk met het atrium en haar kunstschatten. De unieke heiligenbeelden die er stonden. Maar eigenlijk veel breder nog, over al het culturele erfgoed en het landschappelijk schoon van Horst aan de Maas. De gemeente waar hij een leven lang huisarts was geweest en dus menige huisdeur achter zich had dichtgetrokken.

Het was in de zomer van 2002 dat we hadden afgesproken in het atrium van de St. Lambertuskerk. Aanleiding voor het gesprek waren de plannen rondom het centrum van Horst. Het was de tijd van stedenbouwkundige Riek Bakker die in haar structuurvisie over het centrum iets geopperd had over het atrium. Dat zou niet passen in het beeld van een moderne winkelstraat. Het zou een ‘hinderlijk obstakel in het winkelcentrum’ zijn. Uit het interview van toen lees ik opnieuw zijn prachtige en veelzeggende reactie: ‘Het schijnt zo te zijn dat architecten van tegenwoordig geen kunstgeschiedenis meer krijgen gedurende hun opleiding. Dat gemis wordt soms pijnlijk duidelijk. Toen men mij een keer belde met vragen over die alternatieve plannen heb ik geantwoord dat dat pas kon na mijn dood. Mijn dochter Hanneke, die dat hoorde, reageerde spontaan met de opmerking dat zij het daarna dan over ging nemen. Dat betekent dat de kerk op zijn minst tot 2050 blijft zoals die is. En daarna zijn de mensen hopelijk tot verstand gekomen’.

Jan Holthuis heeft toen indruk op me gemaakt. En gisteren, zeventien jaar later, stonden we opnieuw in het atrium. Met heel veel mensen samen, die hem wilden vergezellen naar zijn laatste rustplaats. Die kort daarvoor nog in ‘zijn’ Lambertuskerk een prachtige, veelal gregoriaans gezongen, dienst hadden bijgewoond. Waarin zijn oudste dochter Kristin, namens de andere broers en zussen, met veel gevoel en liefde over haar vader had gesproken. En waar Joost op het eind van de dienst de aanwezigen op een inspirerende manier nog deelgenoot maakte van de laatste woorden van zijn vader: ‘Gastendonk môt blieve’.

Het waren woorden waarvan hij in eerste instantie niet goed had geweten wat zijn vader er mee bedoelde, maar die hij vervolgens prachtig metaforisch analyseerde. Want er lag gastvrijheid verborgen in het woord ‘gasten’ en het stond ook synoniem voor de ontmoeting tussen mensen. En ‘donk’ bleek een veilig toevluchtsoord op een vaak hogere plek in de omgeving. Een plek dus, waar mensen elkaar veilig konden ontmoeten. Konden blíjven ontmoeten. ‘Gastendonk’ dus, en dat moest blijven. Een wijze levensles voor ons allemaal, samengebald in drie woorden. En als ik Joost goed heb verstaan ook nog uitgesproken in het Horster dialect. Met een vastberadenheid en een strijdbaarheid die zeventien jaren eerder ook al had geklonken, toen Jan Holthuis en ik met z’n tweeën in het atrium stonden.

Vanaf het kerkhof ben ik naar De Leste Geulde gewandeld. De uitnodiging die al in het overlijdensbericht stond, werd tijdens de kerkdienst en op het kerkhof nog eens nadrukkelijk herhaald. Iedereen was welkom op de bijeenkomst achteraf in De Leste Geulde. En ook daar werd het druk. Het sprak voor de gastvrijheid die Jan Holthuis hoog in zijn vaandel had. Een vanzelfsprekend voorbeeld van ontmoeting en het er zijn voor elkaar. Op elke plek waar dat kan. Bijvoorbeeld het atrium, als veilige ‘donk’ tussen de drukte van buiten en de rust van binnen. Mocht Hanneke in de toekomst de belofte, zeventien jaar geleden gedaan aan haar vader, waar moeten maken, dan vindt ze in mij een medestander. In navolging van Jan Holthuis, maar ook als eerbetoon aan de man, die liet zien dat je vooral samen en met bezieling van het leven moet genieten. In een wereld waar je een deur dicht trekt vanuit de hoopgevende wetenschap dat die ook weer open gaat om elkaar te ontmoeten. 

Sprekend beeld op het gedachtenisprentje
‘Ontmoeting van Joachim en Anne voor de Gouden Poort van Jeruzalem’

In het interview van 17 jaar geleden schreef ik zijn achternaam met een ‘y’ op de plaats van de ‘i’. Oude spelling? Waarschijnlijk niet, dus bij deze met terugwerkende kracht nog mijn excuses voor die fout.

Klik hier voor het interview van 11 juli 2002.

Don’t take your heart to heaven… (translation)

Last Sunday evening at Cambrinus. The two musicians who performed in the afternoon, were invited by Jan to join us at the regular table. Doug Morter and Alan Thomson. The former was born in London, but currently living in Denmark. The latter a Scot, who was still living in Glasgow. Their musical experience was quite impressive, if I may believe the announcemtent of Jan. I’m not really able to judge that. However, the thing that especially impressed me was the story that Doug told us at the regular table. It concerned the background of a song he had been producing at the very moment.

Years ago a friend of his, Jim Gordon, was blessed with a daughter. The little girl was born with a severe heart condition. The only thing that could save her was an operation, an operation that, at that point, unfortunately couldn’t be performed in Denmark. In England it could, but at that time the costs weren’t covered by health insurance. Jim then began a crowd-funding. I don’t know if such a concept already existed back then, but anyway. Among other things he did, he wrote a song. The earnings of which were meant for the operation of his little girl. And it worked. When she was just three months old, she got the operation in England. Because of that she lived for another ten years. And that was already ten years ago.

If I accurately remember the rest of the story, Jim later lost another daughter in a traffic accident. As a result, this song got even more depth. Perhaps that was the reason to release it again. Aditionally this song would become the anthem for a charity event of the Heart Foundation. Therefore Doug wanted it to sound perfect. Listening to how the song sounded in different settings would surely contribute to that. A little while later we listened to the song, which Doug played using his laptop and the speakers of Cambrinus. Like I said, very impressive. Musically -although I’m not really able to judge that- but mostly,  I was impressed by the lyrics.

As a reminder I typed one sentence into my iPhone on the spot. The more I thought about it that evening, the more beautiful the sentence became. And the more depth I recognized in it. The sentence inspired me and I was determined to share this evening, this meeting and this experience. I also told Doug that when the evening was nearing it’s end. The following day the sentence continued to go around in my mind: ‘Don’t take your heart to heaven, God knows we need it here.’ So beautiful. Jim’s deep pain was in those words, but I also recognized admirable optimism. And hope. And also a deeply lived trust. And it made sense that Doug wanted this song to sound perfect, so many years later. For Jim, for Jim’s two daughters, but mostly for everybody that had to hear this message.

This evening I searched the internet for Jim Gordon. On his website the song was placed prominantly at the top of his songlist. That could be a coïncidence, but I like the thought that it isn’t. Doesn’t really matter. ‘Don’t take your heart to heaven’ is the title. For years my donor card has been behind my creditcard.Last Sunday, because of a beautiful sentence, I have felt the importance and the worthfullness of that fact throughout my core. So, finally, one more time: ‘Don’t take your heart to heaven, God knows we need it here’.

Moreover, below is the link to the original song. Because the rest of the lyrics are also worth it to listen to. And later it will become even more beautiful. Because of Doug. And I wouldn’t be surprised if Alan would also be included. Anyway, their websites have my attention from now on. And knowing Jan a little, he also won’t let these men out of his musical sight. Will be continued, much like a life can be continued by…Oh well. The song below says it all.

http://www.broadjam.com/player/player.php?mediaID=61931&embedded=small&autoplay=false

Link naar (origineel) nederlandse versie