Gevallen bloem…

zo nu en dan
loop ik erheen
in stilte
en alleen

dan sta ik daar
en kijk er even
naar de jaartallen
in steen

grensgetallen
van het leven
hoe lang of kort
hen is gegeven

ik zie het mos
verweerde steen
met heideplantjes
er omheen

toen ik er ging
toen zag ik dat
er een losse bloem
lag op het pad

flarden van
herinneringen
aan hen die zó lang
voor mij gingen…

Pleinbehang…

wind komt heel erg zacht van links
de zon beschijnt mijn rechterwang
Lambertuskerk luidt plots haar klokken
iemand maakt zijn laatste gang

op het terras drink ik mijn thee
minuten duren urenlang
ik luister, kijk en hoor het leven
en iemand maakt zijn laatste gang

achter mij de vrije geesten
met door elkaar hun klaaggezang
van altijd praten over dood
en zelf hun levenlang al bang

de wind komt steeds nog zacht van links
hoor, zie en voel de samenhang
ook zonder klokken nog betrokken
bij iemands allerlaatste gang

Math..

Vandaag was ik bij je afscheidsdienst. Ik wilde daar bij zijn, omdat ik je wel eens tegenkwam in Horst en we elkaar dan altijd goeiedag zeiden. En ook omdat ik twee broers van je ken. Met de een, Ton, heb ik lang recreatief gevolleyed en de ander, Geert, spreek ik wel eens, als ik hem en zijn vrouw Ingrid ergens in het dorp tegenkom.

Het was enorm druk in ‘t Gasthoês. Ik was blij dat een medewerker van Yvonne Vos Uitvaartzorg de grote groep staande mensen achter in de foyer kwam vertellen dat er nog vijf stoelen vrij waren. Uit ervaring weet ik dat er dan nauwelijks iemand reageert omdat iedereen op de een of andere manier toch liever blijft staan. Ik heb daar vanochtend een uitzondering op gemaakt, ben de medewerker gevolgd, samen met één meneer vóór me. Eén van de vijf vrije stoelen was halverwege de zaal. Mijn voorganger nam daar plaats. Ik kreeg een van de vier overige vrije stoelen, bijna vooraan, aangeboden. Dankbaar plaatsgenomen en niet veel later vulden drie dames de laatste drie plekken ook.

Op een groot beeldscherm was Math te zien, alsof hij zo vanuit een bos het podium op kwam lopen. Een lach op z’n gezicht. Het was net alsof hij over zijn eigen kist heenkeek, de zaal in. Ik zag zijn blankhouten kist, waar gekleurde handen op waren achtergelaten. Links en rechts heel veel waxinekaarsjes die het podium van het Gasthoês sfeervol in het licht zetten. Twee lange rijen met bloemstukken waren aan weerszijden op het podium te zien. Nog niet brandend, stonden er rondom de kist vier kaarsen, samen met -wat later bleek- heel prominent, de trouwkaars. Op de kist stond een waxinelichtje dat ook nog niet ontstoken was.

Een zus van Math leidde ons door de dienst en dat deed ze op een bewonderenswaardige manier. Ze hield ons bij aanvang letterlijk een spiegel voor. Een actie die aan het denken zette. Daarna werden alle kaarsen ontstoken. De trouwkaars door Jacqueline, de vrouw van Math, de vier kaarsen rondom Math, door zijn drie dochters, Rianne, Lotte en Inge, samen met schoonzoon Stein. Daarna maakten Lotte en Stein met elkaar nog het waxinelichtje aan voor Lune, de kleindochter van Math.

Vervolgens kregen de drie dochters het woord, die om beurten namens zichzelf en hun moeder spraken. In de wandelwagen lag Lune, waar Math maar zo kort van heeft kunnen genieten. Lune was wakker en dat liet ze ook horen. Veel te klein om de metafoor van de spiegel en de kaarsen te begrijpen, maar oud genoeg om nietsvermoedend de waarde van leven door de grote zaal te laten klinken. Ze hoorde er bij.

Mooi hoe de broers en zussen zelf hun eerbetoon aan Math vorm gaven. Vroeger werden er, zeker bij grotere gezinnen, weleens foto’s gemaakt van de kinderrij, die dan op volgorde van leeftijd en grootte ging staan. Ik herkende dat van het hoe het bij ons thuis met zeven kinderen vroeger ging. In die tijd was dat vaak een schuin oplopende rij, van de jongste naar de oudste. Zo’n rij ontstond nu opnieuw, alleen deze keer niet meer schuin oplopend. Wel op leeftijd, waarbij Math zo’n beetje middenin uit bleek te komen. Twee broers en één zus haalden herinneringen op, die de anderen niet onberoerd lieten…

De schoonfamilie, waar Math blijkbaar al zo’n veertig jaar over de vloer kwam, kreeg het woord. Daarna de vriendengroep VC Rust, die lang geleden blijkbaar nog TC Rust heette, toen trimmen nog een belangrijke activiteit was die hen samenbracht. Trimmen was al jaren niet meer aan de orde, maar gezelligheid daarentegen des te meer. Ook daar mooie herinneringen, die lieten zien dat Math weliswaar vaak stil op de achtergrond genoot, maar toch ook een prominente plek had binnen de groep. Math regelde veel en hij had niet veel woorden nodig om duidelijk te maken hoe hij ergens over dacht.

Dat bleek op zijn werk niet anders. Op zijn eigen manier problemen oplossen, waarbij hij kon terugvallen op een ijzersterk geheugen voor de kleinste details, twee rechterhanden en een berg ervaring. Math stond niet alleen op zijn werk voor iedereen klaar, ook thuis, bij zijn broers en zussen en in de vriendengroep was hij vaker degene die hand- en spandiensten kwam verrichten.

Tussen al die verhalen door was er steeds muziek en waren er foto’s uit het leven van Math te zien. Woorden werden bevestigd door de beelden op het scherm. Math, genietend met een pilsje. Op een feestje of met carnaval. Math, met zijn dochters, met zijn vrouw. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, met hen op de kermis, in een speeltuin of aan het strand.

Zijn zus zei het heel mooi. Zij kon zich Math en zijn drie dochters eigenlijk alleen samen voor de geest halen. Als kind al altijd hangend aan, liggend op of spelend met hem. En op latere leeftijd in haar ogen nog altijd dat beeld van samen. Niet vreemd dat Math van alle plaatsen waar hij kwam, toch het allerliefste thuis was. Bij zijn dochters, bij Jacqueline, en sinds kort bij -wéér een vrouw- zijn kleindochter Lune.

Het was een mooi afscheid. De laatste drie maanden van zijn leven waren zwaar. Hoe ga je om met iets dat als een donderslag bij heldere hemel over je uitgeroepen wordt? Als alles ineens eindig wordt? Wat kun je dan zeggen, als je toch al niet zo’n prater bent? Maar in de laatste weken vond Math blijkbaar toch de woorden om van iedereen op zijn manier afscheid te nemen. 

Zijn zus vroeg tegen het eind van de dienst aan iedereen die dat kon om te gaan staan, om op een eigen manier in stilte Math te gedenken. Terwijl iedereen stond en het even helemaal stil was, was alleen Lune nog te horen. Alsof het zo moest zijn. Nu was zij het die ons allemaal in zekere zin een spiegel voorhield, weliswaar zonder het te beseffen, maar toch. Zij liet horen dat het leven doorgaat. Zoals Math aan het begin bijna letterlijk over zijn eigen kist heen leek te stappen, zo heeft hij misschien ook wel Lune laten weten dat ze van zich mocht laten horen. Zelfs bij stilte. Of bij verdriet. En al zeker bij vreugde. 

Dat besef kreeg op het eind nog een mooie vertaling, vond ik. Zij zus gaf aan dat het favoriete nummer van Math niet kon ontbreken op zijn afscheid. The Channon Song van Rowwen Hèze. Een lied zoals het leven van Math, vertelde ze: rustig beginnend, dan ineens turbulent en daarna weer rustig eindigend. Ze vroeg iedereen er naar te luisteren en gedurende het lied te doen wat je werd ingegeven. De muziek startte met het rustige deel, dat me in gedachten terugbracht naar het stilte moment van net daarvoor.

Bij het begin van het turbulente deel stonden er een paar mensen op die ritmisch begonnen mee te klappen. Als een golf ging dit gebaar door de zaal. Men stond op en samen werd het een krachtig, ritmisch applaus. Het geluid van iedereen haalde me terug uit mijn gedachten, maar ik voelde op een vreemde manier dat ik te laat was om nog spontaan mee te gaan klappen. Ik bleef nog even bezig met wat mij vooral was ingegeven tijdens de rustige aanvangstonen van het lievelingslied van Math: hoe het leven ondanks alles altijd hoorbaar aanwezig blijft. Omdat het niet anders kan. Lune wist dat, maar had er nog niet de woorden voor. Ik voelde het vanochtend en heb er deze woorden voor.

Deze woorden, als een tekstueel applaus voor Math, zijn vrouw, zijn dochters en schoonzoon, zijn broers en zussen, overige familie, vrienden en bekenden. 🙏

O, micron…

thee op terras
bij Jan en Monique
koekje erbij
en mooie muziek

het houdt ons wel bezig
maar niet van de straat
straalkacheltje aan
zonnetje-surrogaat

denk je toch bijna bij jezelf
wat was ‘t wat er mis was
en hoor je ‘have yourself
a merry little christmas’…

GvdM | 181221

Donker en licht…

Eind april volgend jaar viert hospice Doevenbos haar vijfjarig jubileum. Eigenlijk bestaan ze dan, op één dag na, zes jaar, maar afgelopen mei kon dat jubileum door corona niet worden gevierd. Ze wilden wel, maar het kon niet. Een soort van tegenstelling, ontstaan door overmacht. Een tegenstelling, zoals licht en donker er ook een is. Of leven en dood.

Mijn zus was een van de eerste gasten van Hospice Doevenbos. Dit jaar mei dus al vijf jaar geleden. Bij de eerste herdenking in 2016 heb ik een verhaal verteld over mijn ervaringen bij haar overlijden. Een heel persoonlijk verhaal, want mijn zus was uniek. En toch mocht ik een half jaar later weer een verhaal komen vertellen, bij de volgende herdenking van de mensen die in dat half jaar in het hospice waren overleden. Het unieke bleek ook iets algemeens te hebben. Een tegenstelling die er misschien helemaal geen was. Het verhaal was weliswaar steeds anders, maar ontstond vanuit een zelfde basis.

Zo heb ik op elke herdenkingdienst die volgde een verhaal verteld. Vandaag, maandag 20 september, voor de elfde keer. Steeds een verhaal dat op de een of andere manier betrekking heeft op het overkoepelende thema dat Lucie bedenkt, volgens mij samen met de verpleegkundigen en vrijwilligers van Hospice Doevenbos. En vandaag is dat thema licht en donker.

Een lastig thema, vond ik gisteren, toen ik aan dit verhaal begon te schrijven. Misschien wel juist door de tegenstelling. Want als je het over het één hebt, dan heb je het per definitie niet over het ander. Of toch wel, bedacht ik me toen ineens. Misschien kun je het alléén maar over het een hebben, omdat het ander er is. Licht is er alleen omdat er ook donker is.

Maar als dat zo is, moet je daar dan zo blij mee zijn, vroeg ik me gisteren af. Waarom is er niet alleen licht, zonder donkerte? Waarom niet alleen leven, zonder dood? Alleen maar vreugde, zonder verdriet?

Het zijn vragen waar ik niet direct een antwoord op weet. Ik kijk om me heen, zittend op een bankje onder een tweehonderdjarige eik. De zon schijnt, maar ik zit in de schaduw. Er bloeit roze klaver in het groene gras en er liggen al wat bruine eikeblaadjes tussen. Een witte vlinder vliegt over het pad. Even later een donkere atalanta.

In wat ik zie zitten ook weer tegenstellingen. Op het gebied van leeftijd: oud en jong. Met betrekking tot de zon: warmte en kou. En misschien niet meteen tegenstellingen maar dan toch begrippen die elkaar lijken uit te sluiten: ik zit, de eik staat. De bruine kleur van de herfst tegenover de groene kleuren van de lente. Verval en bloei. Zomer en winter. Heel veel dingen in het leven lijken alleen maar te bestaan bij de gratie van het tegenovergestelde. Moet het dan simpelweg zo zijn? Kan het een niet zonder het ander?

Een vijfjarig jubileum wel willen maar niet kunnen vieren door overmacht. Een dierbare bij leven uiteindelijk moeten afgeven aan de dood. De onmacht die je voelt, is dat het tegenovergestelde van overmacht? Of is er een nóg hogere macht die voor al deze tegenstellingen heeft gezorgd? Hoort donker bij licht, zoals verdriet bij vreugde hoort en dood bij het leven?

Ik denk dat het zo is, maar het blijft elke keer een pijnlijke constatering. Je zou het zo graag anders willen, maar je kunt wat gebeurd is, niet terugdraaien. Wat op je pad komt, niet uit de weg gaan. En ook al is er tijdelijk op dat pad vooral donkerte, verdriet en dood, weet dan dat er onherroepelijk ook licht, vreugde en leven is.

Daar denk ik aan, al die keren dat ik met regelmaat nog aan mijn zus denk, ook al is het nu meer dan vijf jaar geleden. Zoals we waarschijnlijk allemaal, zoals we hier nu zitten, voortaan met regelmaat aan onze dierbaren zullen blijven denken. Herdenken, omdat we ze niet zullen vergeten. En wie weet, wordt het na deze winter van afscheid, straks wel een eeuwigdurende zomer van hereniging.

Tot die tijd wens ik u heel veel licht, vreugde en leven toe, in het volle besef dat het ‘t afgelopen half jaar vaak ook anders was. Dat is het grote voordeel van tegenstellingen: het werkt altijd twee kanten op.

Waar…

op een plek
in frisse wind
valt er een rupsje
uit de eik

om me heen
is vooral stilte
groen en weiland
waar ik kijk

voor en achter
hoor ik vogels
geven van hun
zangkunst blijk

het bankje
waar ik nu op zit
een blaadje van 
mijn been afstrijk

of ik er ben
of ooit zal zijn
dat weet het rupsje
uit de eik

het groene gras
en alle bloemen
buigen mee
met elke zucht

en in die stilte
van het fluiten
los ik op
in blauwe lucht

Tijdlijnen…

Vanochtend een wandeling gemaakt. Even bij het kerkhof geweest en stil gestaan bij het graf van mijn ouders. Opnieuw hun namen en vooral de jaartallen op me in laten werken. Het stenen kruis is voor het eerst in 1978 van tekst voorzien. Dat was het jaar dat mijn moeder is begraven. In 1994 is er uit het stenen kruis zorgvuldig nog meer steen weg gebeiteld en kwam de naam van mijn vader tevoorschijn.

Bij mijn moeder staat er een sterretje voor het jaartal 1929. Bij mijn vader voor 1928. De kruisjes die er staan voor 1978  en 1994 zetten me altijd even aan het rekenen. Zij werd 49 en hij 66. Mijn leeftijd ligt daar nu zo’n beetje tussenin. 10 jaar ouder dan dat zij werd en volgend jaar 6 jaar jonger dan mijn vader, toen hij stierf. Allebei veel te jong. Jaartallen. Tijd in het algemeen. Voortdurend doortikkend. Nietsontziend en allesomvattend.

Vanochtend, verder wandelend door Horst, heb ik me afgevraagd hoe ik zelf om ga met de tijd waarin ik leef. En met de tijd die ik leef. Laat ik me vooral passief meevoeren op de golven ervan, of roei ik -misschien wel tegen beter weten in- zo nu en dan ook actief tegen de stroom in? Misschien doe ik wel allebei? En is het eerste eigenlijk wel zo passief? Of het tweede wel zo actief? Je denkt wat af als je loopt.

Het mooie is dat je kunt denken en wandelen tegelijk. Sterker nog, als je dat allebei maar lang genoeg doet, krijg je er ook nog honger van. Omdat de ochtend al middag was geworden heb ik tegenover de Lambertuskerk bij Greun een thee besteld en een broodplankje laten maken. Mijn gedachten over tijd kregen een hele concrete vertaling in de vorm van een ‘drie-in-een-zandloper’ die bij mijn thee werd gezet. Drie kleuren zand die respectievelijk in 3, 4 en 5 minuten de tijd wegtikten. Mijn Earl Grey thee hoorde in de oranje 3-minuten categorie.

Terwijl ik daar zat, filosofeerde ik verder. Hoe zat dat nu met de tijd. En met het verschil tussen de tijd die je leeft en waarín je leeft. Bij het stenen kruis van mijn vader en moeder rekende ik de tijd uit die ze hadden geleefd en vergeleek dat met de tijd die ik al had geleefd. Maar tegelijk dacht ik aan de tijd waarin zij hadden geleefd en vergeleek die met de tijd waarin ik nu leefde. Bij Greun zittend met thee en een broodplankje, tegenover de Lambertuskerk, meende ik zeker te weten dat in dat opzicht hun leven toen compleet anders was dan mijn leven nu.

Maar hoewel compleet verschillend, realiseerde ik me ineens dat hun en mijn tijd elkaar belangrijke tijdsperiodes hadden overlapt. Achttien jaar lang samen met mijn vader én moeder en nadat zij stierf, nog een tijdsperiode van 16 jaar met mijn vader. En toen pas, nu alweer 25 jaar geleden, stopten definitief hun tijdlijnen, terwijl mijn tijd gewoon door tikte. 

Bovendien, waar er twee tijdlijnen wegvielen, kwamen er twee nieuwe voor in de plaats. Twee tijdlijnen die in de afgelopen 25 jaar met die van mij zijn gaan oplopen. Die van Pip en Mees. In zekere zin vergelijkbaar met de tijdlijnen die ik met mijn ouders had. Sterker nog, de tijdlijn van Pip liep zelfs nog een half jaar synchroon met de tijdlijn van mijn vader.

Als ik al die gedachten van zaterdagmiddag op een rij zet, kom ik voorzichtig tot een soort van conclusie. De tijd die we leven is niet méér dan een rekensom, waarvan eigenlijk de uitkomst volkomen onbelangrijk is, zolang je de tijd waarin je leeft maar ten volle gebruikt óm te leven. Leven op de overgang tussen verleden en toekomst. Een overgang die je koestert in het nú. 

Je zou kunnen zeggen, léven, precies in het midden van een zandloper. Op die plek maakt het namelijk niet uit of het 3, 4 of 5 minuten is. Het gaat erom wat je op dat moment doet. Bijvoorbeeld Earl Grey thee drinken, een broodplankje bestellen en daar tijdloos van genieten…

Het kloppend zijn…

Leven is de uitdaging om spelenderwijs met zinloosheid om te gaan. Leven is een probleem dat zichzelf uiteindelijk altijd oplost. Leven is nooit op tijd kunnen zijn voor de momenten die later komen. Leven is het voortdurend botsen van geluk en ongeluk, waarbij ongeluk steeds met de schrik vrij lijkt te komen en geluk steevast klem komt te zitten in het wrak van een ouder wordend lichaam.

Spontaan in me op komende definities van leven, die veel meer van mijn gemoedstoestand zeggen, dan over het leven zelf. Ik voel de beperking van woorden, wanneer ik mijn gevoel van het moment wil beschrijven. Waarschijnlijk ingegeven door de derde cardioversie, die ik zaterdag moest ondergaan. Spontaan opkomende hartkloppingen in de nacht voorafgaand, die ‘s ochtends nog steeds aanwezig waren. Na een telefoontje naar de hartpoli, aldaar de bevestiging: opnieuw boezemfibrileren. Een aandoening waar je 100 mee kunt worden, maar die door neveneffecten ervan, toch zo snel mogelijk moet worden verholpen. Een stroomstoot onder narcose lost ook dit keer het euvel op. Maar hoelang? Tussen de eerste en de tweede keer zat een jaar. Tussen twee en drie bijna anderhalf jaar. En nu?

Het is nu maandag, dus twee dagen verder. Mijn hart klopt weer zoals het moet, maar ik merk dat mijn gedachten daarover toch nog wat ‘gekleurd’ zijn. Ik probeer mezelf te overtuigen dat alles weer is zoals het was. Gisteren heb ik om die reden ook gewoon een wedstrijd gevolleybalt. Moest kunnen volgens de dienstdoend cardioloog en het kon ook. Met 3-1 verliezen doet daar niets aan af. In de gezellige derde helft drinken we met het team samen nog een biertje, maar dat heb ik dit keer nog even niet gedaan. Alcohol schijnt ook een trigger te kunnen zijn. Dus thee en cola, deze keer, maar evengoed gezellig.

Het houdt me bezig. De confrontatie met de vergankelijkheid, want dat is waar het om draait. Die gedachten een positieve draai proberen te geven, dat is nu de uitdaging. Realiseren dat er dingen zijn die je niet kunt veranderen. Eventueel schep je randvoorwaarden die een en ander positief kunnen beïnvloeden, maar uiteindelijk is dat enkel een wens, waarvan de vervulling in een onzekere toekomst ligt. Een angstige onzekerheid, die me bezig houdt. Een onzekerheid, waarvan ik bijna zeker weet dat zich daar meer mensen mee bezig houden. Bewust of onbewust.

Vanmorgen zag ik een filmpje waarin psychiater en filosoof Damiaan Denys het heeft over angst in relatie met de wereld en de toekomst. De wereld die vergeleken met vroeger zó groot geworden is voor de moderne mens, dat die niet meer ‘controleerbaar’ is. We hebben als individu geen controle over wat ons allemaal overkomt. Ik heb net even gezocht naar dat filmpje, maar kon het niet meer vinden. Wel kwam ik uit bij een YouTube-filmpje waarin Damiaan in een verhandeling spreekt over Heidegger en diens werk ‘Sein und Zeit’. Titel van Damiaan’s verhandeling: ‘Niet bang voor angst’. Heideggers vraag naar de betekenis van het zijn en de uitleg van Damiaan daarvan, levert me voor dit moment een belangrijk inzicht op.

Het laat me begrijpen waar mijn in het begin gegeven definities van het leven vandaan komen. Het zijn uit angst ontstane antwoorden op een vraag die onder alle andere vragen ligt: wat is de betekenis van mijn ‘zijn’? Damiaan licht toe dat Heidegger op de basisvraag ‘Wat is de betekenis van het zijn’ ook geen antwoord had, maar -filosofen eigen- vervolgens de truc gebruikte om die vraag te beantwoorden met een nieuwe vraag, namelijk: ‘Wie stelt de vraag naar het zijn’? Heidegger komt dan uit bij de mens en weet vervolgens via die weg wel tot antwoorden te komen. Antwoorden waarin angst en emotie een grote rol spelen.

Angst is een belangrijk gegeven in onze relatie met de wereld, omdat angst en vooral emotie nog vooraf gaat aan het denken. In de emotie ervaren we de wereld, die zich zo groot en ongrijpbaar manifesteert, dat we ons als vanzelf heel klein voelen. We hebben er geen controle op, op die allesomvattende wereld. Zó allesomvattend dat je tegelijk, in je nietigheid daarin, angstig bent voor alles. Maar juist daarmee in feite ook angstig bent voor alles waar je niets aan kunt doen, dus angstig bent voor niets. En dát, volgens Damiaan, schept juist enorme mogelijkheden. Vanuit dat niets kán ook weer alles. Er is geen beperking als je niet bang meer bent voor de angst.

Vanuit dat besef keuzes maken in de tijd. Even thee en cola in plaats van een bokbiertje. ‘Gewoon’ een potje volleyballen of 10 km gaan hardlopen. Het ‘zijn’ -mijn ‘zijn’- vieren zoals het zich manifesteert. Met of zonder twijfel. Met of zonder zekerheden. Het mag er allemaal zijn. Wat is leven? Leven is zijn met het voordeel van angst, omdat het een verbinding vormt tussen jou en de wereld waarin je bent.

Om 13.00 uur moet ik voor een tweede behandeling naar de mondhygiëniste in de plaatselijke parodontologie-praktijk. Tegen de eerste behandeling vorige week zag ik op. Tegen de tweede behandeling vandaag eigenlijk ook wel, maar ach… mijn wereld zal er niet drastisch door veranderen. Mijn tanden en tandvlees hopelijk wel. Of is dat weer angst? Laat ik afsluiten door te zeggen dat je het waarschijnlijk nooit helemaal ‘in the pocket’ hebt…


Detail uit kunstwerk ‘Sfeerbeeld‘ (Karin van der Linden)