Poco Adagio…

De mooie dwarsfluitklanken van Georges van de Ven vullen de huiskamer. Ik heb het volume wat hoger gezet. Alleen thuis en ‘in the mood’ om even de sfeer te vangen in een kort verhaaltje.

Vanochtend onder een stralend zonnetje naar de carbootsale gefietst. Kijken hoe Thea en Pip zich daar als verkopers hebben gesetteld. Voor twee-en-een-halve euro een stempeltje op de hand rijker om vervolgens, met duizenden anderen, sjokkend door de rijen te mogen kuieren. Het is warm. Gelukkig waait het wel.

Een zweetdruppeltje glijdt in mijn nek. Dat is meestal geen goed teken. Het gevoel van té warm en té druk wordt vloeibaar. In één rechte lijn doorgelopen naar de kramen die in de schaduw liggen, daar mijn twee-en-een-halve euro gauw opgekeken en toen weer snel naar de uitgang. Nog even gedag gezegd bij Thea en Pip, maar in gedachten al op het terras in het centrum. Wind in, lichtste verzet, langzaam die kant op gepeddeld.

Na twee cappucino’s en een alcoholvrije, isotone Paulaner is mijn temperatuur weer op een prettig peil. Lekker om zo de kleine wereld van Horst-centrum in me op te nemen. Pokémon-vangende jeugd, foetelfietsende ouderen, passie-ijsetende papa’s en mama’s en al veel vroege terrastijgers, die net als ik genieten van het moment.

Georges markeert met de laatste fluittoon van Allegro 2 het moment van stilte. Mooi hoe in gedachten Bach nog na blijft klinken. Op de CD-hoes van Georges lees ik dat Carl Philipp Emanuel Bach geleefd heeft van 1714 tot 1788. Johan Sebastian Bach van 1685 tot 1750. Meer dan twee-en-een-halve eeuw geleden is bedacht wat ik zojuist door Georges heb mogen beluisteren. Ik probeer me een voorstelling te maken van die tijdsspanne, maar kom niet verder dan de twee-en-een-halve euro van vanochtend.

Het is nu bijna drie uur. Vanaf vier uur klinkt op het zomerterras van Cambrinus de muziek van Manito. Gipsy en flamenco, schrijft uitbater en programmeur Jan Duijf in zijn aankondiging. Zou die muziekstijl over twee-en een-halve eeuw ook nog door iemand op een CD worden gezet? Zoals Georges Bach letterlijk nieuw leven heeft ingeblazen? Of zijn in 2266 alle Pokémons gevangen en is iedereen gechipt en wel aangesloten op één grote database van indrukken? Time will tell…

Ondertussen is het pas 2016. Zondagmiddag, net drie uur geweest. Langzaam en loom tikken de minuten door. In een zuinig zondags zomertempo verstrijkt een mooie middag. Mede dankzij Georges, een poco adagio. Zometeen fluitend naar Cambrinus. Dwars, door de wind.

Don’t take your heart to heaven

Afgelopen zondagavond in Cambrinus. De twee muzikanten die er ’s middags hadden opgetreden, werden door Jan uitgenodigd om ook aan de stamtafel te komen zitten. Doug Morter en Alan Thomson. De eerste, geboren in London, maar woonachtig in Denemarken. De tweede een Schot, die nog steeds in Glasgow woonde. Hun muzikale bagage was al heel indrukwekkend, als ik de vooraankondiging van Jan mag geloven. Ik heb daar niet zoveel verstand van. Wat op mij die avond vooral indruk maakte was een verhaal dat Doug aan de stamtafel vertelde. Het ging over de achtergrond van een nummer dat hij op dit moment aan het reproduceren was.

Jaren geleden kreeg een vriend van hem, Jim Gordon, een dochter. Het meisje werd geboren met een ernstige hartafwijking. Haar enige redding was een operatie, die in die tijd in Denemarken helaas nog niet kon worden uitgevoerd. In Engeland wel, maar dat werd destijds niet door het Deense ziekenfonds vergoed. Jim startte toen een crowd-funding actie. Ik weet niet of die term toen al bestond, maar hoe dan ook. Hij schreef onder ander een liedje, waarvan de opbrengst bedoeld was voor de operatie van zijn kleine meid. En het lukte. Toen ze drie maanden was, is ze in Engeland geopereerd. Haar leven werd zo met tien jaar verlengd. En dat was ondertussen ook alweer tien jaar geleden.

Als ik het verhaal verder goed onthouden heb, heeft Jim later nog een tweede dochter verloren bij een verkeersongeluk. Het bewuste liedje kreeg daardoor nog meer lading. Misschien was dat ook wel de reden om het binnenkort opnieuw uit te brengen. Daarbij kwam nog dat het ’t lijflied zou gaan worden voor een actie van de hartstichting. Ook daarom wilde Doug dat het perfect zou gaan klinken. Luisteren naar hoe het klonk in verschillende settings zou daar zeker aan bijdragen. Even later luisterden we in Cambrinus naar het bewuste nummer, dat Doug via zijn laptop over de boxen van Cambrinus liet klinken. Zoals gezegd, indrukwekkend. Muzikaal -hoewel ik daar niet zoveel verstand van heb- maar vooral tekstueel sprak het me aan.

Als geheugensteun heb ik één zin uit de tekst ter plekke speciaal in mijn iPhone getikt. Hoe meer ik er die avond over nadacht, hoe mooier ik ‘m vond. En hoe meer diepte ik er in herkende. De zin inspireerde me en ik nam me voor om deze avond, deze ontmoeting en deze ervaring te delen. Ik heb dat Doug op het eind van de avond ook verteld. De volgende dag ging de zin nog herhaaldelijk door mijn hoofd: ‘Don’t take your heart to heaven, God knows we need it here.’ Hoe mooi. Jim’s diepe pijn zat in die woorden, maar ook een bewonderenswaardige positiviteit herkende ik er in. En hoop. Een diep doorleefd vertrouwen ook. En zo begrijpelijk dat Doug dit liedje perfect wilde laten klinken, zoveel jaren na dato. Voor Jim, voor zijn twee dochters, maar vooral voor iedereen die de boodschap moest horen.

Ik heb vanavond op internet naar Jim Gordon gezocht. Op zijn website stond het nummer prominent bovenaan z’n songlist. Dat kan toeval zijn, maar ik koester even de gedachte dat dat niet zo is . Maakt ook niet uit. ‘Don’t take your heart to heaven’ is de titel. Achter mijn betaalpasje zit al jaren mijn donorcodicil. Zondag heb ik door een prachtige volzin het belang en het waardevolle daarvan tot in mijn vezels gevoeld. Dus, tot slot, nog één keer: ‘Don’t take your heart to heaven. God knows we need it here’.

Hieronder staat overigens een link naar het origineel. Ook de rest van de tekst is namelijk best de moeite van het beluisteren waard. En het wordt straks nog mooier. Dankzij Doug. En het zou me niets verbazen als Alan daar ook bij betrokken wordt. Hun websites hebben in ieder geval vanaf nu mijn aandacht. En Jan een beetje kennende houdt hij de mannen ook in het muzikale vizier. Wordt vervolgd. Zoals een leven vervolgd kan worden, door… Afijn. Het nummer hieronder spreekt boekdelen.

http://www.broadjam.com/player/player.php?mediaID=61931&embedded=small&autoplay=false

Klik hier voor de engelse vertaling

Truus

‘Vijf tot tien minuten, dan kan het wel’. De verpleegster van buurtzorghuis D’n Doevenbos kwam het me vriendelijk vertellen. ‘O, maar dan wacht ik wel even’, zei ik, en draaide me al om. ‘Nee’, zei ze, ‘Truus wil je wel ontvangen, maar niet langer dan vijf a tien minuten. Anders wordt het te vermoeiend voor haar’.

Het telefoontje van haar broer Hai, afgelopen maandag, had indruk op me gemaakt. Hij vertelde over haar ziekteproces en over de definitieve fase die er was bereikt. Truus kon niet meer op zichzelf wonen en daarom was het hospice geïndiceerd. Een dag later was dat geregeld. Ik herkende de voortvarendheid die in mei bij mijn zus ook aan de dag was gelegd.

Ze lag in bed. Haar ziekte had veel van haar gevraagd, maar ik herkende haar meteen. Haar ogen spraken zoals vanouds. Op een tafeltje tegenover haar bed stonden twee fotolijstjes. Zwart-wit foto’s van haar moeder en haar vader. Ze leken eensgezind over haar te waken. ‘Mooi’, zei ik tegen Truus, knikkend naar de foto’s. Truus glimlachte.

‘Ik heb ook de wandklok laten ophangen’, zei ze. ‘En dat schilderij’. Ze wees er naar. Twee huiselijke elementen, die ik vaag herkende uit het verleden, toen ik met regelmaat bij hen thuis kwam. De wandklok hing volgens mij in de keuken, waar ik menige boterham met hen heb mogen mee-eten. Het schilderij was een volgens mij geborduurde afbeelding van een Romeinse strijdwagen. Een gladiator die de vurige paarden in bedwang hield, in kruissteek gevangen.

We spraken kort met elkaar. Over hoe het ging. Over haar geloof dat ze binnenkort haar vader en moeder weer ging zien. Over dat mijn zus diezelfde overtuiging had en daar ook steun uit leek te putten. Over dat ze Trudy kende omdat zij en Trudy collega’s waren geweest. Over afscheid en over hoe vreemd dat was. Over het onvermijdelijke ervan en over de eindigheid van tijd.

Ik ben niet lang gebleven. Het was Truus haar tijd en daar was ze terecht zuinig op. Niet dat ze daar zelf over begon, maar de meegenomen wandklok vertelde zonder woorden haar verhaal. We gaven elkaar de hand, keken elkaar aan en namen afscheid met een tot ziens. Op de fiets wenste ik haar en haar familie in gedachten kracht toe en moest denken aan het schilderij dat ze van thuis had meegenomen. In zwart-witte kruissteek. Wel duizend. En heel even verwonderde ik me over hoeveel het meervoud van ‘kruissteek’ als ‘kruisteken’ klonk.

Medestanders

Waar beginnen? Bij het gedeelde filmpje vanochtend? Van een groep mannen, waarvan er een aantal nogal rigoureus een boekwinkel vernielen? Volgens het onderschrift zijn het Erdogan-aanhangers. De boekwinkelbezitter zal dat dan hoogstwaarschijnlijk niet zijn. Geen prettig gezicht, dat geweld van het ‘eigen’ gelijk.

Of begin ik bij de reacties op het filmpje? Men is het om verschillende redenen snel met elkaar eens dat dit Turkije van Erdogan geen Europees land moet worden. Ik heb daarop ook een reactie gepost. Deze: ‘Ik ben bang dat we er niet zijn met de constatering dat het geen Europees land is. Of met de constatering dat we het eens (of oneens) zijn. Misschien ligt daar zelfs wel de kern van het probleem…’.

Bij de laatste zin heb ik desgevraagd nog een toelichting gegeven: ‘Er zijn zoveel mensen die het eens zijn en zoveel mensen die het oneens zijn dat er misschien wel te weinig zijn die gewoon mens zijn. Dat maakt me bang’. Bang in de zin dat het lijkt alsof er geen oplossing is voor het geweld van het gelijk. Geen alternatief voor het gelijk van het geweld. Vandaag heb ik daar op verschillende momenten aan teruggedacht.

Mensen die eens en oneens letterlijk uitvechten op het scherpst van de snede. Met sloophamers, bijlen of bommen. En mensen, die daar via social media bijna live getuige van zijn. Vervolgens op die beelden schriftelijk reageren met nóg meer eens en oneens. Vaak wel, maar lang niet altijd even fris. Wat al brandt wordt dan nog eens aangewakkerd. Het gelijk van het verbale geweld. Met het gevaar dat die woorden ook weer daden worden.

Iets in mij zegt dat de oplossing -en ik hoop dat die er ooit komt- niet gevonden wordt bij dat ‘eens’ of ‘oneens’. Het impliceert namelijk altijd de ander, als voor- of tegenstander. Helaas zijn er van beide al zoveel. Veel en ook nog eens heel verschillend. En altijd tegenover elkaar.

Wat we volgens mij nodig hebben zijn mensen die de voor- en tegenstander vooral eerst in zichzelf zoeken en daar vervolgens naar handelen. Met andere mensen die dat ook doen en zo gemerkt hebben dat ze dan medestanders zijn in plaats van voor- of tegenstanders. Maar het is vooral nog een gevoel. Ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik het daar volledig mee eens kan zijn. Ondertussen geeft het me, vreemd genoeg, wel houvast.

Open deur…

Zondagochtend. De afwasmachine gevuld op de muziek van ‘Falco’ en daarna de zaterdagbijlage van de Limburger gelezen. De voordeur en de achterdeur staan open, om de frisse zondaglucht door het huis te laten waaien. Het ritmische geluid van de afwasmachine vermengt zich met het fluiten van een vogel in ons achtertuintje en het krassen van een kraai aan de voorkant.

Door die geluiden realiseer ik me dat de pianomuziek van Egbert is gestopt. Dat moet gebeurd zijn terwijl ik in de bijlage het artikel over Thomas Erdbrink heb gelezen. Hij gaat Zomergasten presenteren. Een ander artikel ging over honderdplussers. Eén ervan woont in Horst. Ook bij het lezen daarvan zou het kunnen zijn gebeurd dat de pianoklanken naadloos zijn overgegaan in vogel- en afwasgeluiden. Geen alledaagse overgang, bedenk ik.

Zojuist Falco 1 vervangen door Falco 2 en het cd-boekje er eens bijgepakt. ‘The space between my thoughts’ heet het nummer dat ik hoor. Die ruimte wordt in deze setting en op dit moment mede gevuld door het geluid van druppelend water, krassende kraaien en fluitende vogels. Tussen elke pianoaanslag en de volgende is een geluid, een prikkel of een gedachte. Daar is ook ruimte voor, maar ik word me daar nu pas echt van bewust. Niet echt mindful, of misschien juist wel?

Ik check even of ik inderdaad nr. 4 hoor. Ik herkende de melodie en zie bevestigd dat de titel ‘Maktub’ is. Voor de gein eens even googelen… Leuk. Het blijkt Arabisch te zijn en letterlijk vertaald ‘het staat geschreven’ te betekenen. In de boeken van Coelho vooral ook figuurlijk gebruikt, lees ik, als een ‘uitwisseling van ervaringen’ en ‘een gelegenheid bij uitstek om stil te staan bij het leven en jezelf weer te vinden’ (citaten uit boekbeschrijving ‘Maktub’ van Paulo Coelho op de site van Bol.com). Een andere verklaring die ik tegenkom is ‘follow your heart and write your own story’.

Ondertussen hoor ik de laatste noten van nr. 6 (Journey for two), gevolgd door de eerste klanken van 7 (Eine tolle sache). De synchroniciteit van titels, muziek en het hier en nu vervult m’n gedachten. Als een journalist (nr.8!) noteer ik wat ik denk, maak er mijn eigen verhaal van, en wissel zo mijn ervaringen uit. In mijn blog, waarin ik met regelmaat mijn hart volg bij het schrijven van andere verhalen, doe ik dat regelmatig. Het is een beetje een open deur, maar soit. Twee open deuren en een lekkere frisse zondagochtendwind… Lekker toch? Je zult zien dat Egbert vanavond bij ‘Cambrini’ is (nr. 8 cd 1). En anders ‘Domani’ (nr. 1 cd 1). Laat de vogels maar fluiten…

You only get wet once…

Gisteren teruggekomen van Ierland. In de week dat we daar waren was het nieuws uit Nice nog pijnlijk vers, terwijl de staatsgreep in Turkije al om aandacht schreeuwde. In de tussentijd hakte een 17-jarige eenling in op Duitse treinreizigers en bleek Melanie Trump -o schande- woorden van Michele Obama te hebben geleend voor haar eigen speech. Dichter bij huis zorgen ‘ongeruste’ inwoners ervoor dat de politiek opnieuw lijkt te zwichten en twee potentiële locaties voor statushouders en arbeidsmigranten daarmee bij voorbaat kansloos worden.

De stapel kranten die ik vandaag heb doorgewerkt, laten nog meer macabere dingen zien. Erdogan die de democratie ‘redt’ door duizenden tegenstanders het zwijgen op te leggen. Wrange paradox en deja vu’s met 1933 toen een andere grote leider ‘in naam van het volk’ zuiveringen mocht gaan uitvoeren. Ook toen waren ‘de anderen’ de schuldigen en de oorzaak van ‘onze’ problemen. Een wethouder pleegt volgens de een ’n ‘politieke doodzonde’ die door de ander als ‘een leugentje om bestwil’ wordt ervaren. Op Facebook swipe ik door de historie en verbaas me over wat daar de afgelopen week de mensheid heeft beziggehouden.

In Ierland was dat er even allemaal niet. Daar beukten de golven van de Atlantische oceaan met oerkracht tegen de rotsen van de kust. Daar stonden we schuin tegen de wind en klonken onze schreeuwen van respect als fluisterzuchtjes. Daar groeide groen gras gewoon tussen door wind en water verweerde blokken steen. Afgeplatte rotsblokken maakten een machtig mozaïek, zover het oog reikte. Gestapelde stenen vormden kilometerslange muurtjes die het glooiend groene landschap vriendelijk doorsneden. Het was zoals het tien jaar, misschien wel honderd jaar, geleden al goed was, en zoals het over tien jaar, misschien wel honderd jaar, nog goed zal zijn. Zo voelde dat. En verder was er even niets. Want het was alles.

Het was er warm de laatste twee dagen, maar regen hadden we ook. Het voordeel van de overvloedige regenval, die in dat land meer regel is dan uitzondering, werd op een treffende manier verwoord door een Ierse pub-eigenaar: you only get wet once… Prachtige relativering waar ik even aan terugdenk terwijl ik alle berichten uit de krant en van Facebook tot me door probeer te laten dringen. You only get wet once…

Helaas. In Ierland lijkt dat te kunnen. Je neerleggen bij wat er is en gewoon accepteren van wat er komt. Want hoewel het heel kort door de bocht is, en hoewel ik weet dat ook de Ieren jaren geleden hun strijd van onverdraagzaamheid hebben gehad, wil ik toch nog even dat gevoel aan de klif op Inish Mor vasthouden en er intens van genieten. De troost voelen van de constatering dat al het geschreeuw, hoe hard en gemeen ook, slechts fluisterzuchten zijn in het grotere geheel van aarde, wind en water. Als je je verzet tegen de regen, word je telkens weer nat. Als je beseft dat regen  ergens anders opgedroogd water is, dan heb je al een stapje gezet. You only get wet once…

Heel even dit nog…

Het is net drie minuten donderdag. Toen het acht minuten geleden vijf voor twaalf was, dacht ik even aan de figuurlijke betekenis daarvan. Vijf voor twaalf. Hoe vaak niet al gebruikt om naderend onheil aan te duiden. Vaak gepaard met argumenten om die figuurlijke betekenis verder letterlijk inhoud te geven. Niks mis mee. Goed dat er mensen zijn die anderen bewust maken van wat ze belangrijk zouden moeten vinden.

In veel opzichten is het waarschijnlijk ook vijf voor twaalf. Alleen, als je dan heel even wacht… acht minuten bijvoorbeeld, dan is het drie over twaalf. Zijn we potdomme zo een dag verder. Nog een dikke elf uur voordat het opnieuw vijf voor twaalf wordt. We hebben dus nog even. Een nieuwe dag om het tij te keren, mocht je daar behoefte toe voelen.

Dat wilde ik even kwijt. De komende zes uur eerst maar eens gebruiken om er een nachtje over te slapen. Hebben we dan nog altijd vijf uur voordat het weer vijf voor twaalf is.

Zo, en nu mijn afvalemmertje nog even aan de straat zetten. Voor wie dit nu leest, voor zometeen welterusten. En voor de vroege lezers onder ons: goeiemorgen. Maak er wat van, vandaag. Je hebt nog tijd.

Even doorbijten…

Als een pitbull houdt de tijd mijn gedachten vast en slingert ze wild van rechts naar links. Ik kan los roepen zoveel ik wil, het blijft zonder succes. Het zou heel anders moeten zijn: Mijn gedachten en dus ikzelf zouden de tijd moeten loslaten om vervolgens rustig en weloverwogen te kiezen. Voor links, voor rechts of voor vasthoudend vooruit.

Maar ja. De tijd en ik. Als twee jonge pitbull-pups. Bijtend buitelend over elkaar. Speels en onbezonnen. Twijfel over wat lijkt te kunnen. Gedreven door wat lijkt te mogen. Kijken naar anderen om jezelf te kunnen zien. En ondertussen gebeurt er niks. Schudt de pitbull nog eens zijn kop en houdt de kaken op elkaar.

Loskomen. Luisteren naar de blues. De tijd uitlaten als een jonge hond. Kopje cappuccino in het dorp. Zo, uitgelaten, even genieten van de wind door het haar. Van regendruppels die alle tranen zoeter maken. De tijd gebruiken om het leven te smaken, niet om wonden te helen. De pitbull niet door laten bijten. Los! Succes.

Beetje boos…

Twee kranten gelezen vandaag. Veel meuk voorbij zien komen. In allebei. Zowel in de Limburger als in de Volkskrant berichten over de winnende goal van Frankrijk, de uitvaart van Mohammad Ali in een blauwe uitvaartauto met het kenteken A.D. Porter en de zilveren Nipkow-schijf voor Arjan Lubach. Vervolgens schrijft de Volkskrant vooral nationaal en internationaal en blijft de Limburger zijn naam eer aan doen, door vooral regionaal en lokaal nieuws aan te bieden. En ook daar, veel meuk.

Het ligt natuurlijk aan mezelf. Wie heeft dan de goúden Nipkow-schijf, vraag ik me meteen af. En wie is A.D. Porter? Dat laatste had ik gelukkig snel gevonden. A.D. Porter & Sons is een begrafenisondernemer uit Louisville, Kentucky. Dat wist ik vanmorgen nog niet maar twee lijkenautos in twee verschillende kranten zorgden ervoor dat ik het ben gaan googlen. De A. staat voor Arthur.

Waar de D. voor staat heb ik nog niet kunnen vinden. Wat me wel opviel was dat A.D. Porter & Sons vooral zwarte mensen begraaft of cremeert. De ’orbituaries’ op hun homepage zijn daar het respectvolle bewijs van. Alleen maar necrologiën van zwarte mensen. Uit de krant lees ik dat Ali gisteren nog een keer langs zijn ouderlijk huis is gereden. Jawel, in Louisville, Kentucky. Dan is een en een toch al gauw A.D. Porter & Sons.

Het schijnt dat president Erdogan ook bij de uitvaart was, maar daar boos is weggelopen. Omdat hij volgens de Volkskrant geen speech mocht houden en omdat hij, volgens de Limburger, geen stuk doek van de Kaäba op de kist mocht leggen. Dat laatste heb ik ook weer even op moeten zoeken.

De Kaäba is een kubusvormig gebouw, 12 bij 10 meter grondoppervlak en circa. 15m hoog. Het staat in de Grote Moskee in het bedevaartsoord Mekka en is het centrale heiligdom van de islam. Als onderdeel van de ‘Hadj’ -de bedevaart naar Mekka- lopen de bedevaartsgangers zeven keer rond de Kaäba. De Kaäba wordt bekleed door de ‘Kiswah’, een zwartfluwelen doek met teksten uit de Koran. Ieder jaar na de ‘Hadj’ wordt de ‘Kiswah’ vernieuwt.

Daar had Erdogan dus een stukje van. En dat had hij willen leggen op de kist waar Muhammad Ali in lag. Misschien wel toen die al in de auto van Arthur D. Porter lag. Maar dat mocht niet. Of kon niet, vanwege de 15.000 andere aanwezigen, die wél een kaartje hadden. Ik lees verder dat Ali wordt begraven op een heuvel bij een andere grootheid van de stad Louisville. De oprichter van Kentucky Fried Chicken, Harland Sanders, alias Colonel Sanders.

Nogmaals. Het ligt aan mij. Ik zie verbanden die er helemaal niet zijn. En ik begrijp vaak niet wat anderen blijkbaar heel belangrijk vinden. De ombudsvrouw Annieke Kranenberg uit de Volkskrant heeft vandaag de lezers proberen uit te leggen waarom er de afgelopen week bijna dagelijks zoveel pagina’s van de krant aan Ali waren gewijd. Dat, terwijl het er voor David Bowie bij elkaar eenmalig maar een tiental waren. Datzelfde aantal was aan Joost Zwagerman besteed. Voor Prince waren er zelfs slechts vier, maar die stonden dan wel in de speciale rubriek ‘Ten Eerste’. Dat dan weer wel…

Het ligt aan mij. Ik heb de pagina’s niet geteld. Er zijn mensen die dat blijkbaar wel doen. Er zijn ook mensen die nu de voetbalpagina’s minder aandacht geven, omdat er de komende weken weinig oranje in te zien zal zijn. En er zijn mensen die gisteren wél gezien hebben dat Frankrijk de winnende goal scoorde tegen Roemenië. Dimitri Payet werd de nationale held. In het geval hij ooit komt te overlijden terwijl hij bij toeval in Louisville is, kan A.D. Porter & Sons hem óók de laatste eer bewijzen. Misschien dat Erdogan zijn lapje stof dan opnieuw komt aanbieden. Zeker als Payet tijdens de finale Turkije-Frankrijk in eigen doel schiet en daarmee Turkije Europees kampioen maakt.

Een mooie dag in juni

Het is de eerste zonnige dag deze week die niet eindigt met onweer. Zondag doet deze keer zijn naam eer aan. Het is net 20.00 uur geweest. Ik denk met plezier terug aan twee orgeloptredens van afgelopen vrijdag.

Het eerste was ’s middags in Hof te Berkel. Het was fijn om te merken dat de bewoners van de groepswoning genoten van de muziek en de liedjes. Er werd zelfs een walsje gedanst. Het was warm, maar ik had een strategisch plekje bij de deur naar de gezamenlijke tuin. Af en toe waaide er een verkoelend briesje naar binnen. In de tuinstoelen buiten schoof spontaan nog wat luisterpubliek aan. Al met al een plezierige set van ongeveer een uur. De toegift (het lied ’Heimweh’ van Freddy Quinn – wie kent hem niet..) viel in goede aarde bij een mevrouw die vanwege haar Duitse roots, maar vooral door haar dementie, voornamelijk nog Duitstalig sprak.

Dergelijke optredens geven me altijd een dubbel gevoel. Wat overheerst is de tevredenheid dat ik op die momenten voor deze mensen even een muzikaal verschil mag maken. Maar zo nu en dan bekruipt me ook een gevoel van vervangende eenzaamheid en uitzichtloosheid. Een man vraagt me of ik zometeen weer terug naar Horst ga. Op mijn bevestigende antwoord vraagt hij of ik hem dan niet mee wil nemen, want hij moet daar ook zijn..

Ik probeer hem te overtuigen dat hij al in Horst is en dat hij dus niet weg hoeft. Maar de dementie is sterker. Hij voelt dat hij niet is waar hij zou willen zijn. Het wrange is dat hij waarschijnlijk ook niet meer weet waar dat wèl was. De ontheemde blik in zijn ogen, de rusteloosheid, grenzend aan hulpeloosheid. ’Nou, tot ziens’, zegt hij, en hij vertrekt door de tuindeur. Vijf minuten later is hij weer terug. Ook de tuin is een plek die alleen maar uitkomt waar je al was. Evengoed heerlijk dat de tuin er is, en dat deze mensen op een mooie plek kunnen wonen en begeleid worden op een warme en huiselijke manier. Maar toch..

Op het eind van deze vrijdagmiddag mijn tweede optreden. Op muziek van mijn orgeltje een tekst voorgedragen op een gouden bruiloftsfeest. De dochter van het jubileumpaar had me een paar dagen eerder hun levensloop in min of meer chronologische volgorde toegezonden. Een leuke uitdaging om dat verhaal op te knippen en op rijm te zetten. Uiteindelijk werden het negentien vier-regelige coupletjes. De muziek van ’Macky Messer’ voegde op de juiste momenten nog net wat extra accenten toe. Ik had het idee dat de muzikale boodschap goed binnenkwam bij de gasten van de gouden bruiloft. Het gouden paar leek zelfs wat ontroerd. En zonder twijfel was dat het geval bij een van de kleindochters, die vervolgens op een aandoenlijke manier getroost werd door oma.

Kortom, ook hier overheerste het goede gevoel. De emoties van zo’n vrijdagmiddag zijn voelbaar en zichtbaar. Het komt binnen en maakt wat los. Bij een zoekende man in Hof te Berkel. Bij een kleindochter van een jubilerend paar. Bij hun twee dochters. Bij een spontaan aanschuivend publiek in een gezamenlijke tuin of op een idyllische plek in de Kasteelse bossen. Bij een Duitssprekende mevrouw die voorheen blijkbaar enkel Nederlands sprak. En bij mij komen die emoties binnen. Omdat ik midden tussen al deze mooie mensen in mag staan. Met woorden en met muziek. Op speciale plekken. Genieten van het moment. En (daarom) nu nog even naar Cambrinus. Het is 21.09 uur.