Blouw…

Gisteren mocht ik mijn nieuwe boek presenteren in de Herberg van ‘t Gasthoes. Twee keer een mooie happening waar ik een dag later, onder de 200-jarige eik, met veel voldoening aan terugdenk. Twee keer volle bak. Twee keer een grote groep mensen die bij de boekpresentatie aanwezig wilde zijn. Mooie woorden van burgemeester Ryan Palmen, die ‘s morgens het eerste exemplaar in ontvangst nam en de vertederende geraaktheid van Gert Derix, waaraan ik ‘s middags het eerste exemplaar mocht overhandigen. De aanwezigheid van mensen die me lief zijn.

De prachtige vertolkingen van ‘Vur iederien’ en ‘Straolend leech’ door Marion Steeghs en Egbert Derix. De column ‘Gethsemane’, begeleid door Egbert op piano. De expositie van werk, dat gemaakt was bij gedichten van mijn hand. Allemaal elementen die de boekpresentatie gisteren heel speciaal maakten. De reacties achteraf maakten me blij. De hele entourage, de sfeer en de attente gastvrije ondersteuning van Pim en zijn crew droegen daar zeker aan bij. Moe maar tevreden, op het einde van de dag, die met twee grote gezinszakken verse friet van Johnny’s en bijbehorende snacks onverantwoord lekker werd afgesloten.

Aan die vermoeidheid weet ik het dat er behalve tevredenheid ook nog een ander gevoel in me rondwaarde. Ik kon het gisteravond niet meteen duiden. Maar vanochtend, op de fiets naar de eik, kreeg het vorm. Het was een mengeling van afscheid en blijdschap. Afscheid van iets waar ik nu niet meer met hart en ziel aan hoefde te werken. En blij dat al het werk tot zo’n mooi slot had geleid

Blouw…
In de kiertjes van het intens tevreden gevoel huist een ‘bluesy feel’ die afscheid van iets moois kan oproepen. Zoals je rouwig kunt zijn als je iets los moet laten dat je lief is. De samentrekking van ‘blij’, ‘blues’ en ‘lichte rouw’ zou ‘blouw’ kunnen zijn. Ik weet niet of iemand al eerder die samentrekking in dit verband heeft gemaakt. Ik zal het straks eens googelen. Voor nu beschrijft het een beetje hoe ik me voel na gisteren. Ik kijk naar de witte wolken in de blauwe lucht, denk aan het etentje dat we vanavond hebben besproken en voel me een beetje ‘blouw’. Best lekker…

Gods wegen…

de grijze lucht
het groene gras
straks krijgen we nog regen

ik zit en denk
dat al wat was
niet zomaar is verkregen

straks brandt de zon
het gras weer geel
komt zomer herfst weer tegen

niets aan te doen
de lucht nu grijs
de wind waait wat verlegen

straks bruin na groen
vóór sneeuw en ijs
nog niet doorgrond, gods wegen…

Kruispunt..

een kat die nog wat twijfelt
maar dan toch oversteekt
een kruispunt van twee wegen
en wind die tot me spreekt

de zon speelt met de wolken
verstopt zich en verbleekt
de schaduw aait het kruispunt
dat niets zegt en toch preekt

met zinnen zonder woorden
zo wijs want niet gefaket
het kruispunt van twee wegen
dat twijfel stil doorbreekt

Koolwitje als gezelschap

Gevonden…

de waarde van ellende
daar zoeken waar het ligt
het grote onbekende
streelt zacht het vergezicht
hoe triestig ook de bende
geheeld, je lacht, je dicht
omdat het steeds meer wende
gevonden en gezwicht…

Geen schaduw…

Met een wat bedrukt gemoed begin ik aan mijn maandagcolumn. Geen duidelijke reden voor mijn stemming, maar fietsend op weg naar een van mijn schrijfplekjes is dat gevoel er. Een beetje maandagblues misschien? Het begin van een tweede coronagolf? De waarom-vraag bij alles wat er speelt en waar meestal geen antwoord op te geven is?

Aan de plek waar ik nu zit kan het niet liggen. Zoveel wilde kleurenpracht bij elkaar zie je niet zo vaak. En dan ook nog met een picknicktafel die nu, voorzien van een uitklapbaar toetsenbordje en een iPhone-schermpje, perfect dienst doet als flexplek. Ik merk dat wanneer ik schrijf, mijn gedachten wat wegtrekken van dat lastig te duiden, ietwat bezorgde gevoel.

Het trekt open. Fel blauw en zonlicht doorklieven steeds opdringeriger het grijs van de wolken. Op die momenten tekent de zon de contour van mijn hoofd als strakke schaduw op de tafel. Ik weet dat wanneer de zon continue gaat schijnen, ik het hier niet ga volhouden. Ik houd van de zon vanuit de schaduw. Maar het trekt open.

Net als mijn gedachten.

Het zal wel de aard van het beestje zijn, dat m’n gedachten zo vaak met me op de loop gaan. Door er woorden aan te geven probeer ik er wat richting in te krijgen. Sturing naar de wat lossere, meer zorgeloze kant van het bestaan. Het zien van het blauw tussen het grijs van zonet, overkomt me op het juiste moment. De zon geeft ongevraagd antwoord op het waarom.

Die verandering van het weer gebeurt dagelijks. En meestal zonder dat je er bewust bij stil staat. Het regent. Het is bewolkt. Of de zon schijnt. Het is zoals het is en verandert zoals het verandert. De menselijke eigenschap is dan om dat vanzelfsprekende te willen duiden. De ‘waarom-vraag’ beantwoord te willen zien. We willen weten wanneer het bewolkt is, wanneer de zon schijnt en wanneer het regent.

Net zoals ik blijkbaar wil weten waarom mijn gedachten zo nu en dan grijs zijn. Terwijl het best wel eens zou kunnen zijn dat die gedachten in essentie alleen maar veranderen omdát ze veranderen. Niet meer en niet minder. Nét als het weer. De verklaring zoeken voor de kleur van de gedachten is mogelijk juist de oorzaak van de kleur grijs.

Laat ik het daar voor deze maandag maar even bij houden. Zonder een gedefinieerd antwoord op het waarom maar juist daarom misschien wel afdoende.

De zon blijft schijnen. Geen schaduw meer. Voor nu…

Besluiteloos…

Het gras in de weilanden is gemaaid. Dat is niet alleen te zien maar ook te ruiken. De frisse lentegeur is er vanaf. Afgesneden en steeds meer uitgedroogd, bereidt het zich voor op z’n nieuwe staat van zijn: hooi. Voedsel voor periodes dat er weinig gras is. De zon doet z’n werk en verkleurt wat groen is langzaam naar geel.

De zon. Ze schijnt op deze vroege zaterdagmiddag door dikke dotten wolk. In de schaduw van de grote eik voel ik de aangewarmde wind langs mijn gezicht gaan. Op afstand hoor ik zo nu en dan stemmen, maar ik kan niet verstaan wat er wordt geroepen. Ik blaas een klein groen spinnetje van mijn hand.

Vlinders fladderen af en aan, over allerlei bontgekleurde bloemen. Witte en paarse klaver, klaproos, korenbloem en nog veel meer soorten die ik niet bij naam ken. Alles met wortels in de grond beweegt mee met de golven van de wind. Alleen de vlinders lijken dwars door dat ritme heen te bewegen. In een soort van drukke besluiteloosheid landen ze op plekken van waar ze bijna meteen ook weer opvliegen.

Het is een sfeer van laat maar waaien. Zoals zo vaak te voelen op deze plek, waar ik, net als de vlinders, in een soort van besluiteloosheid zojuist ben geland en straks weer zal vertrekken. Onderdeel van een groter geheel. Niet meer en niet minder. Als ik niet beter zou weten zou ik ook de klaproos, een witte wolk of een groen spinnetje kunnen zijn. Maar ik weet wel beter.

Ik hoor een vliegtuig in de lucht. En ik heb vanochtend in de krant gelezen dat er in Limburg en Brabant meer varkens wonen dan mensen. Dat er mensen zijn die dat totaal niet zien zitten en dat er mensen zijn die daar totaal niet mee zitten. Ik lees dat er in Birmingham onderzoekers zijn die een link leggen tussen corona en al dat vee. En dat er vervolgens weer mensen zijn die dat wel, en mensen die dat totaal niet geloven.

Er is even een grote wolk voor de zon geschoven. Het lijkt alsof de vlinders wachten tot die wolk weer weg is, want er fladdert er niet één meer over de bloemen. Hebben ze dan toch een gezamenlijk besluit genomen, ingegeven door de natuur? O nee, één witte vlinder bewijst meteen het tegendeel. Besluiteloosheid blijft dus troef.

Terwijl de wolk de zon weer vrijgeeft, denk ik na of er iets is dat mensen misschien van vlinders kunnen leren. Of van klaprozen, van witte wolken of van groene spinnetjes. Hoe zou het trouwens met het zeldzame pimpernelblauwtje gaan? Er zijn mensen, die besluiten bermen met beschermde flora en fauna te maaien. Maar vanmorgen stond ook in de krant dat er mensen zijn die heel snel weer grote pimpernelplanten gaan terug planten. Een citaat uit dat artikel: ‘Het is niet hopeloos, maar het wordt wel nog een heel stuk moeilijker.’

Misschien is dat wel de belangrijkste overkoepelende conclusie van dit moment. Het is niet hopeloos maar het wordt wel steeds moeilijker. Ik stap maar weer eens op, iets minder besluiteloos.

Een Pimpernelblauwtje. (Foto: Rita van den Broek / Hollandse Hoogte)

De Paes

een forse bries
blaast in mijn nek

laat eiken
stevig zuchten

de kraag
rechtop

rust in
mijn kop

kijk, en geniet
van luchten

terwijl ik zit
te wachten

wordt wat ik vind
verwaaid door wind

blust bruisend
mijn gedachten

en als ik uitkijk
over land

waait alles weg
niks aan de hand

Avond…

heel even niks

geen woorden
en geen zinnen

geen plussen
en geen minnen

heel even
niks beginnen

geen covid, nee
en geen 5g

er valt toch niks
te winnen

nee,
even niks

heel even
geen gezeik

niemand
heeft ongelijk

‘t wordt avond
bij de eik…

Sporen van herinnering…

Ondertussen is het al meer dan drie jaar geleden. Mijn zus Trudy was een van de eerste gasten in Hospice Doevenbos. Ik herinner me dat we vanuit haar kamer samen naar buiten keken, naar de kastanjebomen in de tuin. Het was mei en het gras rondom de bomen was nog maar net ingezaaid. Een groene waas scheen over het donkere zand. Het regende licht die dag. Trudy zag het omdat de regen de rode stenen van het tuinpad wat feller deden opkleuren.

Haar gezondheid ging in een paar dagen snel achteruit. Haar verblijf in het Hospice duurde maar twee dagen. Twee dagen waarin ze zich liefdevol verzorgd wist en waar ze uiteindelijk, in het bijzijn van een broer en een zus, in alle rust is ingeslapen. We hebben haar afscheidsdienst verzorgd op de manier die ze zelf had aangegeven. Ongeveer een jaar later hebben we haar as uitgestrooid op een plek die ze ook nog zelf had uitgezocht. Tussen kastanjebomen en dichtbij een bospad. Vlakbij een houten picknicktafel  en een grote waterpartij. Ik kom daar sindsdien met zekere regelmaat. 

Vorige week nog was ik er, om inspiratie op te doen voor het verhaal dat ik u nu aan het vertellen ben. Het was de eerste plek waar ik aan dacht, toen ik van de themawoorden ‘bomen’, ‘bladeren’ en ‘loslaten’ hoorde. Zeker in deze tijd van het jaar, waarin de herfst prachtige kleuren geeft aan bomen en aan losgelaten bladeren. Het is de tijd van korter wordende dagen in een zo nu en dan mistige sfeer van verval en troosteloosheid. Maar het is zeker ook de tijd van een onmisbare voorbereiding op nieuw leven. In elk vallend blad schuilt een nieuwe belofte.

En ze liggen overal. De gevallen bladeren. In alle herfstkleuren die de natuur in petto heeft. Bruin, rood, geel. En vaak nog met een waas van zomergroen. Soms waait een blad wat verder weg om even verderop neer te komen in het donkere zand. Op de uitstrooiplek van Trudy hetzelfde beeld. Gevallen bladeren, waar je ook maar keek. Samen legden ze een deken over de donkere aarde, die in drie jaar tijd ongetwijfeld één was geworden met de as die we toen hadden uitgestrooid.

Mijn oog viel op een groepje van drie paddestoelen tussen de bladeren. Een teken van nieuw leven, bedacht ik me, gevoed door eerder gevallen bladeren in een symbiose met de aarde daaronder. Even verderop stonden er nog meer. Ze groeiden in groepjes en soms stond er een alleen. Grote, kleine, rechtop, schuin. Er was er één, die zo ver achterover gebogen stond, dat je de mooie regelmatige onderkant kon zien. De sporen waren te tellen. En op dat moment voelde ik de verbinding met waar ik voor naar deze plek gekomen was. De sporen van de paddestoel waren in één keer ook de sporen van een levende herinnering aan Trudy. Een mooi moment. 

Drie jaar geleden moesten we afscheid van haar nemen, maar in die ene tel leek het alsof ze even gedag zei… via de sporen van de paddestoel. Ik weet, het was misschien vooral mijn eigen interpretatie van dat moment, maar toch was daardoor de herinnering aan haar even heel levend. Het voelde fijn om in de sporen van de paddestoel ook sporen van haar terug te zien. Levende sporen van herinnering. Groeiend in de kleuren van de herfst.

Ik wens u allen toe dat u op uw eigen manier de kleurrijke sporen van de herinnering aan uw dierbaren vindt, in de tijd die gaat komen. In het begin zijn die herinneringen mogelijk door het droevige afscheid nog wat troosteloos grijs, maar hopelijk worden ze al snel mooier van kleur. En of het dan herfst, lente, zomer of winter is, in gedachten kan, op die manier bekeken, een afscheid op elk moment, een kleurrijk weerzien zijn.