2025…

ooit dacht ik 
aan een jaartal
dat héél ver 
voor me lag
ik vroeg me af 
hoe het zou zijn
dat jaar, 
die eerste dag

wat toen nog 
verre toekomst was
dat komt 
steeds dichterbij
hoe het dan is
besef ik nu
dat ligt 
geheel aan mij

slechts één héél jaar 
tot dat moment
dat ooit nog
zo ver leek
een jaar waarin
de keuze zelf
toch wel
de juiste bleek

Herfst om me heen…

Foto: Anna Kóró (Pexels)

De herfstwind blaast een blaadje naar me toe. Het natte bospad knispert onder de wielen van mijn fiets. Een wandelaar van ver ziet me komen en commandeert z’n honden bij zich. We groeten elkaar in het voorbijgaan. Het bos ruikt naar paddestoelen. Het is zaterdagmiddag. Ik strijk neer op een bankje om aan mijn gedachten woorden te geven. Dat is al even geleden. Een fietsgedicht. Laten gebeuren wat er in me opkomt.

Ik kijk opnieuw naar de ingekerfde letters, die samen een zin vormen. ‘Ik goj vandaag miene eige waeg’. Het lijkt alweer lang geleden dat we hier met z’n drieën zaten, in de voorbereiding van onze voorstelling ‘Gegaeve Zinne’. Die voorstelling was twee weken geleden. Heel goede herinneringen aan. Ook aan deze zin en aan deze plek. Deze zin en heel veel andere zinnen inspireerden ons om zin te geven aan wat mensen en ons bezig hield. Fijn om te doen.

Zingeving. In de krant van vanochtend zou ik er naar hebben moeten zoeken, als ik me daar op dat moment bewust van was geweest. Als ik er, hier op het bankje, aan terugdenk, dan weet ik nog dat me bij een aantal artikelen een gevoel van zinloosheid bekroop. Zinloosheid en machteloosheid. Wat is de zin van de strijd tussen Israël en Hamas? Tussen Oekraïne en Rusland? Hoe zinloos is het wederzijds moorden en martelen? En hoe machteloos kijk ik er naar en lees ik er over. Mensen doen het elkaar aan. Zien zij er de zin van in?

Ik kijk om me heen en laat de herfstwind mijn gedachten wat verwaaien. Er valt een blad uit de boom. Het landt op het water en drijft met de rimpelingen van de wind op het water mee. Ik zag het vallen, zonder geluid neerkomen en stilletjes wegdrijven. Verval in de herfst. Natuur die zich telkens weer vernieuwt. Die, zonder bijbedoeling, zinnige tegenstellingen creëert. Zomer, winter. Herfst en lente. 

Hoe kan het, dat het de natuur wel lukt, wat voor mensen zo onmogelijk lijkt. De natuur, die ondanks of misschien wel juist dankzij tegenstellingen, in volledige harmonie, zin geeft aan het pure zijn. En dan de mensheid, waarvan een onzinnig deel elkaars zijn domweg betwist en stellingen betrekt in gure oorlogen. Puur tegenover guur. Zijn tegenover pijn.

Ik zet de eerste woorden op papier. Een fietsgedicht in de maak. De herfstwind fluisterde het in. Het blaadje sprak in stilte. Zingevend. 

Troostrijk…

de zekerheid van zon en wind
van wolken en van regen
dat zou heel troostrijk kunnen zijn
en toch valt dat soms tegen

een veulen voor me in de wei
graast spriet voor spriet zich naar me toe
zo nu en dan kijkt het naar mij
ik ben dus hier maar weet niet hoe

toch streelt de wind zacht mijn gezicht
heel licht, zonder te vragen
ik doe mijn ogen even dicht
soms heb je van die dagen

Grenzeloos…

verlangen zonder grenzen
is streven zonder eind
kun je niet beter wensen
wat dat streven juist verkleind

dat je niet hoeft te zoeken
naar dingen in ‘t verschiet
dat het juist heel dicht bij je is
en dat je dat dan ziet

niet eindeloos maar streven
of zoeken naar de zin
want van je hele leven
ben jij steeds het begin

Alles of niks…

Geen idee
Wat er komt
Of het schrijven
Verstomd
Zonder woorden
Van waarde
Net als alles
Op aarde

Zie het blauw
Van de lucht
Na het grauw
Van de regen
Denk ‘nou, nou’
Als ik zucht
Handen vouw
Hoop op zegen