Anne

Anne, de wereld is niet mooi, maar jij kan haar een beetje mooier kleuren…

Herman van Veen

Een zomerdag in oktober. Genieten van het weer met de kop vol gedachten. Op het ene moment over de betrekkelijkheid en op het andere moment over de zin van alles. 24 graden op 14 oktober. Hoe betrekkelijk en hoe zinvol wil je het hebben. In de krant vanmorgen gelezen dat de ‘volkswoede samenkomt in de petitie over Anne Faber’. Opnieuw, hoe zinvol en hoe betrekkelijk. Hoezo, via een petitie ‘eisen’ dat een ‘falend rechtssysteem wordt doorgelicht’ om zo te zien waar ‘de lekken zaten en waar het misging’. Of deze: ‘Wij roepen hen die verantwoordelijk zijn, onder andere het ministerie van Veiligheid en Justitie, ter verantwoording en eisen een verklaring’. En ‘wij’, dat zijn (zojuist even gekeken) al meer dan 350.000 Nederlanders die sinds gisteren hun digitale handtekening hebben gezet, zodat ‘dit nooit meer kan gebeuren’.

Nooit meer? Altijd minder? Vanmorgen een Ted-talk op YouTube gezien van Yuval Noah Harari. Hij heeft het over de objectieve wereld, zoals we die kunnen zien, voelen en ruiken. Daarnaast bestaat er volgens hem een subjectieve, fictieve, wereld, en het is die combinatie van twee werelden die ons mensen in staat heeft gesteld om de machtigste diersoort op aarde te worden. Met positieve gevolgen maar ook negatieve. Wat ons onderscheidt van dieren is dat wij massale, concrete en objectieve samenwerking combineren met het maken van afspraken over de fictieve wereld, zo stelt hij. Als voorbeeld noemt hij geld. Een chimpansee zal nooit een op zich waardeloos stukje papier inruilen voor een tros bananen. ‘Ik ben toch geen mens’, zou de chimpansee spottend kunnen denken.

Het is in die fictieve wereld, waar we menen dat verantwoordelijken verantwoording en verklaringen moeten afleggen. We hebben tenslotte met elkaar afgesproken dat iedereen recht heeft op veiligheid. En als die afspraak geschonden wordt door een onverlaat, dan is het behalve op de onverlaat waarop onze woede zich richt, vooral ook het systeem daarachter. Het systeem dat gefaald zou hebben om Anne te beschermen, maar -erger nog- lijkt te falen om ons als groep te beschermen. Dat we ook met z’n allen hebben afgesproken dat iedereen recht heeft op vrijheid, is in dit verband een lastig detail. In de petitie wordt namelijk ook geëist dat er een onderzoek moet komen naar de forensisch psychiatrische kliniek, die de verdachte de vrijheid gaf. Misschien is in de objectieve wereld zo’n onderzoek een verdedigbaar en best begrijpelijk initiatief. Maar in de fictieve wereld van internet, petities en social media is zo’n onderzoek een overbodige stap, omdat daar zowel het ministerie als ook de kliniek eigenlijk bij voorbaat al schuldig zijn verklaard.

Het artikel in de krant strooit met woorden als ‘stortvloed aan reacties’, ‘losgebarsten volkswoede’, ‘alarm slaan’, ‘platgebombardeerd’, ‘mokerslag’, ‘ontploffen op social media’ en ‘wantoestanden’. En dan moet het onderzoek dat wordt geëist nog beginnen. De initiatiefneemster van de petitie voelde ‘dat ze namens het Nederlandse volk moest spreken’. En uiteraard voor zichzelf en haar drie dochters, die volgens de krant 8, 15 en 17 jaar oud zijn. Dat objectieve en tegelijk totaal overbodige gegeven, geassocieerd met de constatering dat ‘verschillende inwoners uit Den Dolder zich niet meer veilig voelen’, kleurt het plaatje verder in. Iemand heeft het gedaan. We ‘weten’ waar de schuldigen zitten en het mag ‘nooit meer gebeuren’. In de subjectieve wereld heeft de massa die afspraken met elkaar maakt de waarheid in pacht. In de objectieve wereld is dat fictie.

Ik denk aan Anne Faber. Op deze zomerdag in oktober. Twee weken geleden was het volop herfst. Ook in Zeewolde. En over een week is het dat waarschijnlijk weer. Nu genieten met de kop vol gedachten en het tegelijk ook allemaal niet weten. Betrekkelijkheid en de zin van alles. In een wereld waar ‘nooit meer’ hetzelfde kan zijn als ‘altijd minder’ en dan toch nog teveel is. Of te weinig. De teller van de petitie staat nu op 350.853. Allemaal potentiële slachtoffers. Maar helaas ook mogelijke daders…

Allemaal anders…

Vorige week was ik twee dagen ziek thuis. Kuchen, keelpijn, koortsig, kriebelhoest en waterogen. Het stond in geen enkele verhouding tot alle andere ellende in de wereld, maar toch. Koortsdromen gaven aanleiding tot momenten van bezinning, waarvan ik op dit moment de waarde niet helemaal kan inschatten. Even wat doorfilosoferen ‘op papier’.

In de Limburger las ik vorige week in de rubriek ’De mening’ het verhaal van onderzoeksjournalist Rob Cox. Hij ging in op de menselijke maat binnen veranderende organisaties. Of liever gezegd, het ontbreken van de menselijke maat. Hij had het over de Zorggroep en het UWV en schreef over de planmatige opstelling en de regeltjesmentaliteit die er was gaan heersen. De menselijke maat kwam daardoor in het geding volgens Cox.

Waarom moest ik, koortsig en net na een hoestbui, denken aan mijn werk, vroeg ik me al lezend af. Was het omdat ook bij ons ’de organisatie’ bezig was met veranderen? Verandering, omdat ze zich meende te moeten aanpassen aan de snel veranderende wereld om haar heen? En als dat zo was, was het dan wel zo vanzelfsprekend dat het individu zich binnen die organisatie daar dan dienstbaar aan maakte?

Tussen twee hoestbuien door besloot ik wat afstand te nemen. Ik dacht na over het doel van een gemeentelijke organisatie. In de kern was dat toch dienstverlenend zijn naar z’n inwoners toe. Aan de voorkant kwamen mensen met vragen, die met behulp van de achterkant moesten worden beantwoord. Sinds 2010 moest die achterkant via deregulering en digitalisering de dienstverlening op een hoger peil brengen. En dat niet alleen. De dienstverlening moest vooral ook meetbaarder worden gemaakt. Verhoudingen bepaalden steeds meer het beleid. Verhoudingen tussen getallen, niet tussen mensen.

Meten was weten. Weten was kennis en kennis macht. Macht over de toekomst van een wereld waarvan we alleen maar wisten dat die heel snel veranderde. Ik voelde me alsof ik niet van die wereld was, want ik veranderde niet snel genoeg mee, dacht ik kuchend. De organisatie wel. Dat was al bijna een wereld die bijvoorbeeld via het click-call-face-principe de volgorde en manier van antwoorden had bepaald. Bij voorkeur geformaliseerd in vooraf gedefinieerde, digitale werkprocessen, zodat de organisatie aan het woord kon zijn. En wat minder de mens.

Was het alleen in mijn koortsige beleving dat ik door flexplekken, virtuele werkomgevingen en procesafspraken het individu alsmaar meer uitwisselbaar zag worden? Niet het individu maakte de organisatie maar de organisatie maakte het individu. Allemaal vervangbare onderdelen van het geheel. Niet ’wie ben ik’ maar straks misschien vooral ’waar ben ik’? Ach, dat hoefde waarschijnlijk allemaal nog niet zo slecht te zijn. En misschien kon het ook echt niet anders.

Alleen… de planmatige afspraken die er mee gepaard gingen. De verantwoording die voortdurend naar elkaar moest worden afgelegd. En eigenlijk alleen maar, leek het, omdat we die steeds meer elkaar óplegden. Zowel ’horizontaal’, binnen de eigen afdeling en tussen afdelingen onderling, alsook in ’verticale’ richting, binnen de managements- en bestuurslagen. Het leek alsof we met elkaar een controlecultuur tot stand hadden gebracht. In mijn -op dat moment weliswaar waterige- ogen, had die soms wat krampachtigs.

Koortsachtig, voortdurend onder tijdsdruk, werkten we aan wat een veranderende wereld noodzakelijk maakte. Het moest, maar niet iedereen leek meer precies te weten waarom. Tegelijk vonden we niet de tijd om onder die druk anderen echt te ontmoeten. Of om ons af te vragen of het allemaal wel echt zo moest. Want waarom ook? Deregulerend en digitaliserend verleenden we in ieder geval de organisatie een dienst. Toch? Maar onszelf? Ik mezelf?

Gelukkig was ik na twee dagen weer beter… En was het allemaal weer anders.

Plat op de bek

Vier dagen voor Kerst. En dan nog een week tot het nieuwe jaar. De tijd van terugkijken, bezinning en vooruitkijken. Voor vandaag maar eens beginnen bij het eerste: terugkijken. Vers in het geheugen, de sticker van Wilders en zijn verkiezing tot politicus van het jaar; Onno Hoes, de toyboy, Albert Verlinden en sinds eergisteren geloof ik, hoort ook Patty Brard daar bij. Iets langer geleden. De zwarte pieten-discussie; Anouk die daar iets van vond en de zwarte mevrouw op het Malieveld. Een beetje omgekeerde volgorde maar dat doet aan de triestigheid van de losse gebeurtenissen niets af. En als je zo ook terugkijkt naar november, oktober, september enzovoorts, dan wordt die lijst van nationale sneuheid snel langer. Anouk twitterde destijds één zin die als vlag heel aardig de lading dekt, als je het mij vraagt: ’We dutch people are making fools of ourselves’. Dat werd haar niet in dank afgenomen maar ironisch genoeg bewezen juist al die reacties dat er maar één gelijk had en dat was Anouk.
Tot zover het terugkijken. Nu de bezinning.

Eigenlijk al een beetje mee begonnen door die ene zin van Anouk. In het woord bezinning zit niet voor niets het woord ‘zin’ verpakt. En die zin van Anouk is daar een mooi voorbeeld van. Toch kun je bezinning ook in een wat diepere betekenis uitleggen. Meer in de zin van goede voornemens en bij jezelf te rade gaan. Wat is dan de zin? What makes sense?

Want wat te doen met de Patty Brard in ons? Welke stickers plakken we zèlf als we Geert Wilders tot politicus van het jaar kiezen? Kunnen wij nog wèl ons zelf zijn als we vinden dat Onno Hoes dat niet mag? Waarom hypocriet noemen dat RTL-boulevard zwijgt waar het normaal ronkt en spettert, terwijl wij ronken en spetteren op een manier waar je soms stil van wordt?

Kortom bezinning. Weer tot jezelf komen. Dat mag in deze tijd van het jaar. En dat brengt me bij het derde onderwerp van vandaag: vooruitkijken. Wat te doen straks? Want wat ik in de recente geschiedenis zie, zal in de nabije toekomst niet weg zijn. Misschien wel integendeel. Dus wat te doen? In het verlengde van bezinnen maar eens even naar buiten kijken.

De wind blaast het wintergras in ons stenen tuintje van links naar rechts. Steeds weer. Soms lijkt het op nee schudden, soms op ja knikken. Alsof de grassprieten continu met elkaar in gesprek zijn. Soms eens, soms oneens, maar voortdurend pratend. Over de wind waarschijnlijk. Meegaand, tegenbewegend, achteruit, vooruit. Schudden. De sprieten lijken elkaar vast te houden. Elk sprietje is onderdeel van een groter geheel. Er zitten geknakte tussen, maar die horen er gewoon bij. Geen grasspriet zal roepen dat een andere grasspriet te groen is, of uit de pot moet. Als de wind stil is, staat ook het gras even stil. De geknakte stelen bewegen nog net iets langer door lijkt het, maar al snel wuift het andere gras weer mee. Eens, oneens, maar wel samen.

Dat is, vooruitkijkend, misschien wel het devies. In het leven staan als een grasspriet. Genieten van regen, wind en zon. Geknakte stengels -leunend tegen fiere halmen- kussen zachtjes de grond, geven daar hun zaadjes af en zorgen zo voor nieuw gras. Zwaaiend, groen. Hier. En aan de overkant al net zo groen en wuivend. Continu bewogen.

Daarom bij deze alvast een groene Kerst gewenst en een zonnig 2014, met regen en wind en heel veel fijne beweging. Zónder stickers. Een sticker beweegt niet. Patty Brard trouwens ook nauwelijks, als ze net van de duikplank afkomt. Maar dat is weer terugkijken. En onbezonnen, om ook nog even het onderwerp ‘bezinning’ te noemen. Valt ‘plat op de bek gaan’ ook onder Anouks definitie van ‘Nederlanders die zich zelf voor schut zetten’? RTL-Smoele-Brard? Dacht het wel!

Maar toch. TV-schermen zouden misschien nog veel spiegelender gemaakt moeten worden zodat we vooral ook onszélf blijven zien als we naar anderen kijken…