Kant…

Afgelopen zaterdag heb ik een podcast beluisterd over de filosoof Immanuel Kant. Lang niet alles van begrepen maar wel iets van onthouden. En maandagmiddag in de Moelbaerenbos op een bankje daar een column omheen gebouwd, die ik ’s avonds in het programma van Radio Naodôrs heb voorgelezen. Komt ie.

Uit de podcast blijkt dat de filosofische theorie van Kant behoorlijk pittig is. Zijn boeken zijn bijzonder taai. Het is goed dat ik me daar nog nooit aan gewaagd heb. En het is daarom ook niet vreemd dat ik de ins en outs van zijn theorieen niet ken. 

Toch intrigeert me de man. Hij leefde van 1724 tot 1804. Zijn kijk op de filosofie heeft heel veel denkers na hem blijkbaar stevig beïnvloed. En doet dat nog steeds, als ik de podcast mag geloven.

Uiteindelijk komt Kant, na al zijn overdenkingen tot vier kernachtige levensvragen. Wat kan ik kennen? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? En wat is de mens? Als iemand als Kant tot die slotsom gekomen is, dan zijn dat interessante vragen, denk ik. Dus laat ik daar eens, fris van de lever, wat dieper op ingaan. In de Moelbaerenbos op een bengske…

Het zijn hele korte vragen en ze lijken op elkaar. Vier keer vier woorden. Drie specifieke vragen en één algemene. Ik begin bij de specifieke vragen. Het verschil zit in de gecombineerde werkwoorden: kan met kennen; moet met doen en mag met hopen. Daar is over nagedacht. En ik zie er ook wel iets interessants in.

Kennen, als in kennis. Je daarvan afvragen wat je kunt kennen. Daar zouden heel veel mensen bij gebaat zijn, die er nu zonder enige terughoudendheid van uitgaan dat hun kennis de enige ware kennis is.

Moeten met doen. Je afvragen wat je moet doen. Als een soort van verplichting die je jezelf oplegt. Maar dan wel pas na een degelijk onderbouwd antwoord op vraag 1.

Vraag drie, mogen met hopen. Wat mag ik hopen, nadat ik de antwoorden van vraag 1 en 2 goed doordacht heb. Hoewel ‘mogen’ je ook wel wat vrijheden lijkt te permiteren, om af te wijken van de antwoorden op vraag 1 en 2, denk ik dat Kant hoopt dat je er bij vraag 3 toch rekening mee houdt.

En dan de slotvraag. Wat is de mens? Ik kan me voorstellen waarom dit voor Kant de meest essentiële vraag is. Ik zal proberen dat met een simpel voorbeeld te verduidelijken. Kant leefde in de 18e eeuw. Het kan bijna niet anders dan dat hij in zijn tijd wel eens gedacht heeft: Wat zijn dat voor mensen? In de podcast werd verteld dat hij vaker verhuisd is, vanwege het lawaai op straat. 

Want een beetje koetsier die toen met paard en wagen over de kasseien reed, met kletterende hoefijzers en metalen hoepels om de wielen, daar kan een, in de huidige tijd opgegroeide 16 jarige bestuurder van een opgevoerde brommer echt niet tegenop. Als ik zo’n puber nu soms over het Wilhelminaplein hoor razen, dan denk ik ook, net als Kant toen, ‘wat zijn dat voor mensen’?

Nou is dit een onschuldig voorbeeld. Maar zo, zittend onder de eiken en dennen van de Moelbaerenbos, bedenk ik me dat de vragen van Kant ook toepasbaar zijn op de gepolariseerde wereld waarin we steeds meer, maar zeker sinds de afgelopen twee jaar in terecht zijn gekomen.

Is het aannemelijk dat kennis ontstaat door studie en jarenlange inzet op gespecialiseerde thema’s? Dan is het antwoord op de vraag ‘wat kan ik kennen’ wat mij betreft vooral voorbehouden aan mensen die er voor geleerd hebben. Wat ik dus doe -en ook vind dat ik moet doen- is luisteren naar de mensen waarvan ik meen te kunnen kennen dat ze er verstand van hebben.

En ik mag vervolgens hopen dat meer mensen die logica onderschrijven. Tegelijk realiseer ik me dat iemand die dat niet met me eens is, de vragen van Kant waarschijnlijk anders zal beantwoorden. Of zich er misschien helemaal niet mee bezighoudt. Waarom zou je je überhaupt iets afvragen als je alles al zeker weet?

Toch had Kant daar ook wel iets aardigs op bedacht: de categorische imperatief. Je mag het meteen weer vergeten, maar het betekent zo ongeveer het volgende: Doe voor anderen, wat naar jouw mening iedereen voor iedereen zou moeten doen. Je moet handelen op de manier waarvan je zou willen dat iedereen zo zou handelen. Of meer formeel: ‘Baseer je gedrag op principes waarvan je zou willen dat het algemene, voor iedereen geldende, wetten zijn.

Hm, daar zal ik een volgende keer aan de kant van de Schaak eens heel goed over nadenken…

Bloemenstenen

Ze zijn weg. Alles is opgeruimd. Gisteren lagen ze er nog. Het kon natuurlijk ook niet altijd blijven liggen. Toch voelt het vreemd om de stenen weer te zien, die sinds carnavalsdinsdag verborgen lagen onder stapels bloemen voor Guus.

Het is nu net alsof de stenen iets van de bloemenkleuren hebben geabsorbeerd. Niet letterlijk, want de stenen zijn voor de leek exact hetzelfde als de stenen waar geen bloemen hebben gelegen. 

En toch is er een grote cirkel van het Lambertusplein nooit meer hetzelfde. Het plein is voor altijd veranderd. Iedereen die het weet loopt er voortaan anders overheen. Het deel waar de bloemen lagen is nu weer onzichtbaar opgenomen in het grotere geheel. En toch zal menigeen aan Guus denken als ze er straks lopen.

Van het Lambertusplein loop ik door, richting Gasthoesplein. Ik buig mijn hoofd en kijk naar de stenen onder mijn voeten. Het zijn dezelfde stenen als die waar de bloemen op hebben gelegen. En dezelfde stenen die de bloemen droegen hebben ook Guus gedragen. Ongewild, maar ze deden het. En een dag later de bloemen. En de kaarsen. Zoals ze ook de achtduizend voeten droegen, tijdens de stille tocht. Ik loop over dezelfde soort stenen en kijk er toch ineens anders naar.

Het grotere geheel. En daar onderdeel van zijn. Elke steen raakt een steen die weer een andere steen raakt. In die zin zou je kunnen zeggen dat alle stenen met elkaar verbonden zijn. Zelfs zodanig dat de kleur van de ene steen mede de kleur van de steen ernaast bepaald. En van de volgende. En de volgende. De bloemenkleur die niet te zien is lijkt te worden doorgegeven.

En voor je het weet sta je dan op de stenen van het Gasthoesplein. Ook niet anders gekleurd, maar toch anders, omdat ze grensden aan de bloemenstenen. Nog een beetje verder voel je die kleur in de stenen voor de Mèrthal. Stenen die de erehaag van mensen droegen bij het afscheid van Guus. Een erehaag die door het asfalt en de stenen stoeptegels aan weerszijden van de Stationsstraat tot heel heel ver werd meegevoerd.

Net als de stenen, zou je kunnen zeggen, maakt Guus nu deel uit van een groter geheel. Hij leeft niet alleen voort in de oneindige ruimte van de herinnering, maar is ook te vinden in elke steen die de bloemen droeg. En daarmee in elke steen die daar aan grenst. Stenen die tegelijk de aarde en de lucht raken. Waar bloemen groeien en vogels vliegen. Daar is Guus. Daar, waar wij ook zijn. Overal, maar zeker op het Lambertusplein. Bij de bloemenstenen.

PS Een uur na het schrijven van deze blog lees ik een persbericht, waarin staat dat met goedvinden van de ouders van Guus alle bloemen, kaarten, tekeningen etc. zijn verplaatst naar een andere plek. Daar kunnen de nabestaanden in alle rust uitzoeken wat ze willen bewaren van het massale eerbetoon aan Guus.

John…

Zaterdagochtend. Ik zit bij Grøn op het terras. Kan net, met een dikke jas, een warme sjaal en een hete kop Earl Grey thee. Het is best druk op het plein en in de winkelstraten. Centrale plek is nog steeds de bloemenzee, vlak bij de kerk. Acht dranghekken vormen nu een halve cirkel er om heen, waar carnavalsdinsdagochtend nog drie dranghekken voldeden om die plek te markeren. Sindsdien moest er blijkbaar steeds een dranghek bij, om plaats te bieden aan de alsmaar groeiende cirkel van bloemen, tekeningen, kaarten en kaarsen. Aan sommige dranghekken hangen oranje sjaals, die wapperen in de wind. 

Elke dag na die fatale maandagavond kwamen er bloemen bij. Ze liggen er nog allemaal. Zouden het er duizend zijn, vraag ik me af. Duizend bloemen. Minstens. En hoeveel lichtjes waren het in de glazen potten op de route van de stille tocht? Zou iemand van de duizenden wandelaars ze toen geteld hebben? Weet iemand van de organisatie hoeveel het er waren?

Ook tussen de bloemen zie ik lampjes staan. Rode waxinelichthouders steken prachtig af bij de kleurenpracht van het bloemenpalet. Ik zit er te ver van af om te zien of er daadwerkelijk kaarsjes branden. Waarschijnlijk wel.

Steeds stoppen er mensen. Ze staan letterlijk stil bij het gebeuren. Een moeder met twee peuters lijkt de woorden te zoeken om haar kroost uit te leggen waarom er zóveel bloemen op één plek liggen. Zij weet het. Zoals heel Horst het weet. Heel Horst en ver daarbuiten. Maar hoe geef je woorden aan iets waar geen woorden voor zijn. Ik zie dat ze haar best doet. De kinderen wijzen met hun handjes naar de vele kleuren die ze zien. Elke bloem vertelt een verhaal.

Dan zie ik John. Hij stopt er ook. Kijkt, stapt af en zet zijn fiets op de standaard. Hij stapt over de denkbeeldige grens van de andere halve cirkel, bukt zich en zet, voor zover ik het kan zien vanaf mijn plek, een plantje terug tussen alle andere bloemen. Daar laat hij het bij. Staat weer op, pakt zijn fiets, loopt er nog een paar passen mee, voorbij de bloemen, stapt op en rijdt weg, nog één keer omkijkend. Naar iemand anders die net aankomt? Of denkend aan iemand die nooit meer aan komt?

Het raakt me. Ik bestel nog een een kop thee en probeer te omschrijven waar ik zojuist getuige van was.

stil fietst hij naar de duizend bloemen
stapt af en kijkt, vervuld van pijn
besluit één plantje te verleggen
waarom dat kan hij je niet zeggen
ook niet waarom het zo moest zijn

nog even kijkt hij naar de kleuren
zijn mond stelt, in een stil gebed,
de vraag hoe het nu verder moet
wat is er nog dat er toe doet…
en toch…
dat éne plantje teruggezet

‘Voor Guus’

Guus…

Al dagen een onbestemd gevoel. De wereld op een keerpunt. 24/2 is het 9/11 van Europa, las ik vanmorgen in de krant. Wat ik nu voel lijkt wel op wat ik toen voelde. Lijkt op wat ik na gisteravond opnieuw voel. Ongeloof. Steen op de maag. Machteloos. Gevoel van medeleven met de slachtoffers. Onbegrip. Wie is tot zoiets in staat? Hoe is het in godsnaam mogelijk?

In godsnaam? Heeft god, als er al zo’n opperwezen met ons meekijkt, hier even weggekeken? En waar was hij gisteren, toen op het Lambertusplein, nota bene naast zijn goddelijk huis de Lambertuskerk, een 21-jarige dorpsgenoot werd doodgestoken? In godsnaam? Nee, dat zou te gemakkelijk zijn. Onterecht om ‘hem’ (lhbti) te laten opdraaien voor iets waar ik met mijn verstand niet bij kan.

Vreselijk. Zinloos. En zo tragisch onherroepelijk. Plaatsvervangende schaamte voor wat mensen elkaar kunnen aandoen. Meeleven met de nabestaanden is het minste wat je kunt doen. Maar dat is zo verdomde weinig, vergeleken met het immens grote leed dat hen is overkomen.

Ik zie vanmorgen de eerste bloemen liggen op de plek die is afgezet met drie grijze, koudmetalen dranghekken. Mensen staan er stil. In gedachten. Zelf ben ik in stilte doorgefietst. Van het Lambertusplein naar het Wilheminaplein. Over knarsend glas en kapotte plastic bekers, gezien dat de winkels open zijn en mensen ook hun boodschappen weer doen. Alles gaat gewoon door. En toch is alles anders..

Ik wil de stilte van het bos opzoeken. Fiets naar de Paes en hoor in de stilte de geluiden van het bos. Geluisterd naar de vogels. Gekeken naar de bomen. Ik voel dat in de stilte ervan iets van een antwoord ligt besloten, maar het is te verborgen om mijn vragen van dit moment te beantwoorden.

Hoe ga je als ouders en nabestaanden om met dit drama? Hoe reageer je op het ondenkbare? Hoe leef je verder na een niet te begrijpen confrontatie met de dood? 

Omgevallen bomen in het bos lijken hun ruimte te hebben gevonden tussen de bomen die nog rechtop staan. Hun takken hebben zich in elkaar verweven. Ontworteld maar opgevangen. Verslagen maar gedragen.

Het is niet genoeg. Het is iets. Net genoeg? Omdat er niet méér is? Omdat hij er niet meer is? 

De vogels fluiten een antwoord. Ik begrijp het niet. Nog niet?

Zou hij het fluiten van de vogels nu wel begrijpen? Ik hoop het…

Voor hem. Voor hen.

Kalm, kalm…

Afgelopen weekend door een aantal gebeurtenissen getriggerd. Stevige klanken zaterdagmiddag op het Wilhelminaplein deden me onwillekeurig terugdenken aan een reactie van wijlen commissaris van de koningin van Groningen, Henk Vonhoff. Die vertelde ooit een verhaal van een dominee die in de kantlijn op een bepaalde plek van zijn preek had geschreven: ‘zwakke argumentatie, luid uitspreken’.

Waarom ik juist daar aan terugdacht heb ik me nog afgevraagd toen ik bijna thuis was en ik de klanken vanaf het Wilhelminaplein nog nauwelijks hoorde. Maar de associatie met Vonhoff zette de gedachtedeur open naar nog meer associaties. Hoe groot is Nederland eigenlijk als je het afzet tegen de rest van de wereld, vroeg ik me af. Het antwoord werd door Google snel gegeven.

De oppervlakte van ons land blijkt 41.543 km2. Die van de hele wereld bedraagt 510.100.000 km2. Als je die twee getallen op elkaar deelt, dan komt daar 0,00008 uit. Nederland is het 800.000ste deel van de wereld, in oppervlakte. 

Voor de aardigheid heb ik dat decimale getal zelf ook nog even gegoogled. En wat blijkt: de munteenheid van Oezbekistan -de sum- blijkt 0,00008 euro waard. Of, andersom, voor 1 euro krijg je (op dit moment) 12.276 Oezbeekse sum. Wat je daarvoor kunt kopen in Oezbekistan, een land dat ongeveer 11x zo groot is als Nederland, dat weet ik niet. En heb je hier verder iets aan, aan deze kennis? Ach, wie weet… je kunt er gewoon op vakantie dus doe er je voordeel mee.

Waar ik éigenlijk naar op zoek was, dat was het relatieve van de grootte van Nederland, als je dat vergelijkt met de rest van de wereld. Mogelijk een vreemde gedachte, die meer zegt over mezelf dan over iets anders, maar toch.  Heb je, globaal gezien, recht van spreken, als je maar een flinterklein deel bent van een veel groter geheel, vroeg ik me af? En heeft het wel zin om je dan te laten horen? Misschien wel. Maar voegt een fors aantal decibellen daar dan iets aan toe? Die vragen bleven maar door mijn hoofd spoken. En er kwamen nog vragen bij… 

Hebben die decibellen misschien te maken met een zijeffect van onze huidige tijd? Zegt het opgeschroefde volume iets over het groeiend gevoel van ontevredenheid dat er bij steeds meer mensen lijkt in te sluipen? Zou best kunnen.

Het liet mijn gedachten weer een bocht nemen. Moet je toegeven aan die ontevredenheid, vroeg ik me af? En moet je van daaruit ook hándelen?  Dat heeft me het afgelopen weekend vooral beziggehouden. Ik denk namelijk dat ontevredenheid, net als angst, een slechte raadgever is.

Ik concludeer vandaag, bij het schrijven van deze column, dat ik niet op alle vragen van het afgelopen weekend een sluitend antwoord weet. De enige conclusie mijnerzijds is dat ontevredenheid of boosheid een gemoedstoestand is, die ik bij mezelf niet prettig vind. En waarvan ik denk dat het ook niet echt constructief is. Maar ja, is het opzoeken van de koers van de Oezbeekse sum wel constructief?

Weer een vraag zonder een antwoord… 

Binnenkort zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Op lokaal niveau kiezen we de mensen die ons weer vier jaar lang gaan vertegenwoordigen in Horst aan de Maas. Die mensen laten de komende weken allemaal van zich horen.  En iedereen moet voor zichzelf uitmaken naar wie hij of zij wil luisteren. Wat voor de een ruis is, of herrie, is voor de ander mooie muziek. Wat je kiest is aan jou.

Waardevol is dat we kúnnen kiezen. Dat kan trouwens in de republiek Oezbekistan ook, vertelt Google me. Om de vijf jaar kiezen ze daar hun president. Net als in Oekraïne. In de krant van vandaag lees ik dat de diplomatie tussen Biden en Poetin helaas nog weinig oplevert. Wel groeit het lawaai aan de grens van Oekraïne. Na Rusland het grootste land van Europa. Hoe groot? Bijna 15x Nederland. Maar dat doet er eigenlijk niet zo veel toe. Ik hoop vooral dat het stiller wordt aan Russisch-Oekraïense grens.

De munteenheid van Oekraïne is trouwens de grivna. Eén euro is 32 grivna waard. Hopelijk wordt het geen roebel. Die is namelijk op dit moment nog minder waard. Voor één euro krijg je 86 roebel. Of zou juist dat verschíl de reden zijn dat het nu zo druk is daar aan de grens?

Hm, ik hoop echt dat het er rustig blijft…

Foto: Max Kukurudziak (Unsplash)

Kennisliefde

Massa’s beukenblaadjes, gecombineerd met oranje rozenblaadjes. Rondom een in doeken gewikkelde overledene. Dat was het indrukwekkende beeld waarvan ik gisteren getuige mocht zijn. Het was tijdens de afscheidsdienst van Wim Dekkers. Zijn kleindochters, maar liefst zes in getal, hadden een dag eerder al meegeholpen om opa in doeken te wikkelen. En nu legden ze handenvol beukenblad, meegebracht uit de tuin van Wim, in een natuurlijke krans om hun overleden opa. Bijna om hem warm te houden, leek het wel, tijdens de laatste momenten die ze samen in zijn aanwezigheid hadden. Bea, Wim’s vrouw, strooide er de oranje rozenblaadjes overheen. Het herfstbruin en oranjeroze paste perfect bij de kleuren van de door Bea zelfgemaakte quilt die om Wim heen was geslagen. Het eerbiedwaardige en tegelijk ontspannen samenspel zorgde uiteindelijk voor een prachtig plaatje. De camera’s van de mobieltjes van de meiden maakten even overuren, voordat de dienst daadwerkelijk ging beginnen.

Het was een dienst die ik mocht begeleiden. Samen met Bea, Marwin en Eugènie had het levensverhaal gestalte gekregen, in de dagen voorafgaand aan de dienst. Mooie herinneringen aan Wim, bewaard in woorden, lieten een beeld zien van een man die in zijn leven op allerlei manieren veel had betekend voor zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen, maar ook voor zijn familie en voor de mensen waarmee hij een band had opgebouwd. De herinneringen inspireerden me om in een gedicht te proberen de essentie te vangen van wat met zoveel liefde verteld werd.

Ter afsluiting van de dienst heb ik dat gedicht mogen voorlezen. En met toestemming van de familie wil ik het hier ook graag delen en bewaren.

je lag erbij alsof je sliep
en om je heen je boeken
en nog straalde je kennis uit
toen ik je kwam bezoeken

in boeken zaten geeltjes
je las die tegelijk
daar haalde jij je kennis uit
werd theorie praktijk

jouw drijfveer in je leven
dat was voortdurend leren
om ook de kleinste letters
met kennis te pareren

tot aan je laatste ademzucht
bleef jij die kennis delen
en liet je zelfs corona niet
je eigenwaarde stelen

nieuwsgierig naar het leven
toch naar het onbekende
waar kennis ophoudt en jij zelf
je naar een engel wendde…

wat blijft is de herinnering
aan wie je voor ons was
als kennis samen gaat met liefde
dan snap je ware kennis pas

Voor Bea, Marwin en Anke, Eugènie en Rutger, de kleinkinderen Sterre, Noor, Lieve, Fleur, Jotta en Ulrike.
En voor iedereen die Wim gekend heeft.

Vertrouwen…

Alweer even geleden dat ik fris van de lever een stuk het world wide web in slinger. Een column bedoel ik dan. Omdat ik nu ‘in isolatie’ zit, is daar niet alleen tijd voor, maar ligt het onderwerp ook wel voor de hand.

Sinds maandagochtend, 25 oktober ben ik zelf één van de oorzaken van die sterke stijging aan het coronafront. Een test in Venray, op zondagochtend, na een zelftest op zaterdagmiddag bevestigde wat ik niet had vermoed. Mijn verkoudheid bleek corona te zijn. Oké, die mogelijkheid zat er al die tijd al in. Mijn dubbele AstraZeneca ten spijt, toch geïnfecteerd. Kak. Ik vond destijds de ondergrens van 60% effectiviteit al wat aan de lage kant, maar de bovengrens van 80% benaderde toch wel het effectiviteitspercentage dat andere vaccins aangaven.

Ik heb me daar toen -en nu nog niet- al te druk over gemaakt. Mijn geboortejaar zette me bij de groep mensen die bij de huisarts hun vaccinatie mochten laten zetten en daar was AstraZeneca beschikbaar. 15 juli van dit jaar was mijn tweede prik.Toen was volgens mij al onzeker hoe lang een vaccinatie bescherming zou bieden. De discussie over de ‘boosterprik’ van de afgelopen weken laat zien dat die onzekerheid al wat meer aan zekerheid lijkt te hebben gewonnen. Je kunt als gevaccineerde alsnog corona krijgen.

Ik ben daar het persoonlijke bewijs van. Waar ik vooralsnog wél heel blij om ben, is dat het ziektebeeld waar ik nu mee te maken heb, mij niet veel anders voorkomt dan een vervelende neusverkoudheid, die ik eigenlijk elk jaar wel een keer meemaak. Als nu waarschijnlijk vooral de tegenstanders van ons landelijke coronabeleid mij aan hun kant wanen, moet ik hen toch teleurstellen. Ik blijf vertrouwen houden in de stappen die er vanaf het allereerste uur gezet zijn. Ook al waren die stappen, zeker in het begin, niet altijd gebaseerd op 100% kennis.

En dat zijn de maatregelen vandaag de dag nog steeds niet, voor zover ik me daar tot in detail mee wil bezig houden. Want het lijkt weer een relatieve stilte voor de storm. Het is nog ongeveer een week voordat er met grote waarschijnlijkheid nieuwe maatregelen worden afgekondigd. Ik ben daar medeschuldig aan, want ook door mij is de besmettingscurve gestegen tot een niveau die onze regering tot extra maatregelen noopt. Maatregelen die opnieuw voor veel discussie gaan zorgen tussen de extreme uitwassen van twee groepen die toch al steeds meer uit elkaar gegroeid zijn. Twee tegengestelde opvattingen die zolang corona duurt ook niet meer bij elkaar zullen komen, is mijn stellige overtuiging.

Nee, ik heb me een hele tijd geleden al voorgenomen die discussie niet meer te gaan voeren. Vooral niet toen ik bij herhaling ontdekte dat het elkaar persé willen overtuigen van je gelijk je niet dichter bij elkaar brengt, juist de verharding in de discussie voedt en de verwijdering laat groeien. Ook het consequent volhouden van de acties die bij je eigen gelijk horen, zorgen niet voor toenadering tussen voor- en tegenstanders van het landelijke beleid. Maar daar moeten wel knopen worden doorgehakt. En de manier waarop dat gebeurt, daar heb ik vertrouwen in.

Wat ik bij deze maar wil aangeven, is dat het me niet om mijn gelijk gaat voor de keuze die ik heb gemaakt. Het gaat mij om dat vertrouwen zelf. En dan stel ik voor mezelf vast, dat ik meer vertrouwen heb in de maatregelen zoals ze tot nu toe door onze regering genomen zijn, in samenspraak met in mijn ogen (ik voel aan dat ik nu op gevaarlijk terrein kom..) ‘t best met ons voorhebbende deskundigen. Méér vertrouwen daarin dan in de alternatieve maatregelen die al dan niet met aanwijzen van schuldigen en wel of niet om die reden meeslepen van symbolische houten galgen of dragen van symbolen uit de tweede wereldoorlog gepaard gaan.

Ik besef dat deze column op de tweede dag van mijn isolatie misschien wat voorbarig is. Want wie zegt me dat corona me morgen niet alsnog doet verstikken? Dat zegt niemand me. Ik hoop dat me dat bespaard blijft en eerlijk gezegd vertrouw ik daar ook op. Dus deze column is geen oproep aan voor- en of tegenstanders om opnieuw los te gaan tegen mij of naar elkaar. Deze column is een ode aan vertrouwen.

En, lieve mensen, dat is heel persoonlijk. Maar ik gun het iedereen.

Annie en Lowie…

Annie en Lowie, samen in herinnering…

Dinsdag 19 oktober mocht ik weer een dienst begeleiden. Heel speciaal om de kinderen te mogen begeleiden bij het afscheid van hun moeder. En niet alleen van hun moeder, maar ook, op een speciale manier, van hun vader. Hij is vorig jaar december in het ziekenhuis overleden aan corona. Zijn vrouw was daar niet bij, door een samenloop van omstandigheden, voornamelijk veroorzaakt door corona. De afscheidsdienst van vader was vorig jaar om die reden noodgedwongen heel beperkt van omvang.

Nu, bij haar eigen afscheid, stond de urn met de as van haar man dicht bij haar. We hebben de dienst aan hen beiden opgedragen en dat voelde heel speciaal. Zeker ook voor de familie van hem die vorig jaar niet, en nu wel aanwezig kon zijn. Het gaf de dienst als het ware een dubbele emotionele lading.

De dochters hebben me in de voorbespreking van de dienst geïnspireerd met de herinneringen aan hun moeder. Ik heb een aantal van die herinneringen in een lopende tekst mogen zetten en heb daar toen ook een gedicht bij gemaakt. Omdat afscheid van je moeder of vader een universeel thema is, heb ik die tekst en het gedicht hieronder gedeeld. Met toestemming van hun kinderen.

De cirkel is rond…

Een moeder draagt je met alle liefde 9 maanden. Ze voelt je eerste schopjes, je eerste bewegingen. Ze helpt met je eerste pasjes. Plakt pleisters op kapotte knieën en veegt je tranen af. Je bent nog  klein, met nog maar kleine zorgen. Dan groei je op en helpt je moeder je om een goede start te maken in de grote wereld.

Ze zorgt dat je goed blijft eten en behoedt je voor vallen. En als je valt, dan helpt ze je opstaan. Ze beschermt je bij keuzes en ziet je langzaam volwassen worden. Ze laat je steeds losser, maar ligt toch elke nacht nog wakker als je op stap gaat. Ze ziet je het huis uitgaan en een eigen leven opbouwen. Maar ze is er altijd als je advies nodig hebt.

Ze is er als je zelf kinderen krijgt, die je 9 maanden hebt gedragen. Ze herkent je verhalen over de eerste schopjes die je voelt. Je moeder wordt oma en de kinderen zijn weer klein. Ze helpt haar kleinkinderen bij de eerste pasjes, zoals ze het bij jou ook al deed.

En langzaam verschuift de tijd. Haar grote wereld wordt weer kleiner, terwijl de jouwe nog groeit. Je  laat je eigen kinderen steeds losser, maar ligt ‘s nachts wakker als ze op stap gaan. Zo moet je ook langzaamaan je eigen moeder loslaten. Kleine zorgen worden grote zorgen.

De dood van haar man hakt er behoorlijk in. Eet ze nog wel goed? Ze zal toch niet vallen? Je poetst ook haar tranen. Je bent voor je moeder wat zij voor jou was. Je moeder die alles wist, maar steeds meer vergeet. Je ziet je moeder het huis uit gaan en je moet haar, beetje bij beetje, steeds meer loslaten. 

In de liefdevolle omgeving van Hof te Berkel 21 kan je toch weer lachen, ook al valt het vaak niet mee en poets ik weer je tranen. Denk ik aan kapotte knieën en jouw verhalen over mijn eerste pasjes. Hoe trots je op ons was en hoe trots ik op jou ben.

Nu moeten we je definitief loslaten, maar blijf ik aan je denken. Soms voel ik dan tranen en denk aan die van jou. Maar vooral wil ik denken aan de lach om je mond. Van moeder tot moeder. De cirkel is rond.

Voor de kinderen, kleinkinderen en familie van Annie en Lowie. En voor iedereen die hen beiden gekend heeft…