Je bent pas geland als de schaduw je raakt. Dit besef daalde in, nadat ik het zonnegrijs midden in het labyrint met sprongkracht meende te moeten verslaan. Alleen dan kwam ik los van de schaduw, waar de zon me steeds opnieuw mee confronteerde.
Het was een dubbel gevoel, want als ik de zon zag, dan was mijn schaduw weg. Stille taal in mijn hoofd bleek de weg naar de overwinning. Kneedbaar als de wind en veelkleuriger dan een regenboog. Het was het gevoel van een perfecte landing na een parachutesprong.
Daar waar de schaduw me raakte, was ik veilig. In de lucht had ik meerdere malen de zon gezien, die zich had losgemaakt van mijn schaduw maar mij er heel langzaam weer mee verbond. Stille taal werd gevoed door het besef dat als de zon mijn focus bleef, mijn schaduw altijd achter me zou liggen.
En mocht de schaduw op onverwachte momenten vóór mij opduiken, dan was het de zon die achter me stond. Voor de zon is de schaduw de verbinding met de aarde. Ik sta er op, er voor en er achter. En als het moet, met sprongkracht, er boven.
Eventjes, want de aarde lokt. Mijn schaduw is van zonnegrijs!
