Zittend in een rieten stoel
In m’n eentje op ’t terras
Huilend ventje loopt voorbij
Waar het anders zonnig was
Kijkend naar de natte boel
Neem ik een slokje van m’n glas
Knoei een beetje bier op mij
Maar toch niks natter dan ‘k al was
Zomer waar ik herfst in voel
Zelfs aan de overkant geen gras
In twintig letters op een rij:
Zomerreeg-en-winterjas
-bij Jan op ’t terras-