Infinity…

Soms komen dingen samen en dan moet het zo zijn. Twee weken geleden zag ik een bericht op de facebookpagina van Hospice Buurtzorghuis Doevenbos. Er bleek ter plekke een oude, zieke eik geveld. Maar niet zomaar. Wortels en een deel van de stam bleven staan, zodat  boomkunstenaar Roel van Wijlick daar een prachtig kunstobject van kon maken. Het facebookbericht heb ik meteen gedeeld op de facebookpagina van de Vrienden van Hospice Doevenbos. Dat was op zaterdag 11 april.

Een dag eerder, vrijdag 10 april, was de afscheidsdienst van Sharon. Vanwege de corona-maatregelen heb ik die dienst thuis, via een lifestream bijgewoond. Indrukwekkend. Richard, haar man, vertelde dat op een van de laatste dagen dat hij Sharon bezocht er ineens een groot houten ‘infinity-teken’ bij de ingang van het hospice stond. Het was het teken dat hij en Sharon jaren geleden op hun trouwkaart hadden gezet, als symbool van hun innige omarming. Hetzelfde teken ook, dat nu op de rouwkaart stond om de oneindigheid van hun liefde te benadrukken.  

Het kunstwerk gaat daarover. Het is ontstaan in de tijd dat in het hospice Sharon haar laatste dagen doorbracht. Roel van Wijlick heeft het gemaakt. In opdracht van de verpleegkundigen van het hospice, denk ik. Het oneindigheidsteken en de duif, met gespreide vleugels. Ik weet niet of Roel heeft beseft hoeveel troost zijn kunstwerk bij Richard heeft losgemaakt. De manier waarop Richard erover vertelde tijdens de afscheidsdienst was heel veelzeggend. Soms komen dingen samen en dan moet het gewoon zo zijn. 

Een week geleden kreeg ik een appje van Sylvia, een van de verpleegkundigen van Hospice Doevenbos. Het kunstwerk kwam opnieuw ter sprake. Ze vroeg me of ik er een gedicht bij wilde maken. En in een tweede berichtje dat er vrij snel achteraan kwam (Sylvia is ook best praktisch), of ik dan ook voor het bordje kon zorgen dat bij het kunstwerk moest komen te staan. 

Een eervol verzoek, waar ik uiteraard ja op heb gezegd. Met de woorden van Richard nog vers in mijn geheugen, ben ik een paar dagen later zelf naar het kunstwerk gaan kijken. Het infinity-teken. Wauw… Indrukwekkend! In het facebookbericht van het hospice lees ik er het volgende over: ‘Het infinity-teken (lemniscaat of 8) wat o.a. een teken van eeuwigheid is, geen begin zonder eind en verbondenheid laat zien‘.

En over de duif vermeldt het facebookbericht dat ‘die met gespreide vleugels op weg is naar…’ Drie puntjes sluiten de zin over de duif af. Veelzeggend. Vooral omdat die drie puntjes door iedereen zelf kunnen worden ingevuld. Richard had er een duidelijke associatie bij. En ik verwacht dat andere bezoekers, die vanaf nu aan het beeld voorbij komen als ze op weg zijn naar de ingang van het hospice daar ook wel hun gedachten bij hebben. De laatste zin in het facebookbericht is dan ook heel terecht: ‘Mooie symbolen passend bij deze bijzondere plek’. 

Ik heb het gedicht gemaakt. En ik heb het als eerste gedeeld met de maker van het beeld, Roel van Wijlick. Hij herkende de woorden. Ze pasten, schreef hij, bij wat hij dacht toen hij het beeld creëerde. Daarna heb ik de woorden gedeeld met Sylvia. En nu deel ik het gedicht alvast met iedereen die het wil lezen. Omdat het beeld er al staat, maar ik nog met het bordje bezig ben. Sylvia ook trouwens. Een ontwerp daarvoor (zie hieronder) is er al. Maar het moet dus nog wel worden gemaakt. Dat komt goed. Soms komen dingen samen en dan moet het zo zijn.

Met of zonder vleugels…

Thuis op de bank had ik het bedacht en nu zat ik er. In het bos, op de plek waar we drie weken eerder de as van mijn zus hadden uitgestrooid. Ik had er de dubbele houten tafelbank toen al zien staan.  Een mooi plekje, vond ik, om er zo nu en dan eens in alle rust te gaan zitten.

Dus daar zit ik nu. Het is een prachtige zaterdagochtend. Zonnig, maar daar merk je hier onder de kastanjebomen weinig van. Integendeel. Het is een koele plek en een briesje benadrukt dat. Ik zit er nog maar net, maar ondertussen zijn er al wél vier keer mensen voorbijgekomen. Drie keer een joggend stel en één keer een wandelend duo. Twéé keer. Op dit moment passeren een vrouw en een man. Ik had de voetstappen achter me al gehoord.

Het pad langs het water is populair op een zaterdagochtend, voor zover ik dat nu kan beoordelen. Ook heel veel geluiden om me heen, terwijl er géén mensen voorbijlopen. Fluitende vogels dichtbij. Blaffende honden veraf. Auto’s die op niet al te veel afstand met regelmatige  tussenpozen hoorbaar zijn. Eén van de trimmers lijkt zijn medeloper te hebben afgeschud en komt nu alleen voorbij. Het is zijn derde rondje om het water, tenminste als hij niet ergens halverwege is omgedraaid.

Het is in ieder geval zijn derde keer langs de plek waar ik in alle relatieve rust op uit kijk, zittend aan de tafelbank. De plek van mijn zus. En tegelijk, merk ik aan alles, de plek van iedereen. Het lopende koppeltje van zojuist komt een tweede keer voorbij. Een bekende op een fiets snelt de bocht om. We groeten elkaar. Het valt me op hoe naadloos en geleidelijk wij mensen in elkaar op kunnen gaan. Zachte stemmen van achteren, in geluidsvolume langzaam toenemend, tegelijk met de steeds luider klinkende voetstappen, één passeermoment met wel of geen begroeting of een knikje en dan voltrekt zich dat alles in een soort van omgekeerde volgorde opnieuw. We komen en gaan.

Heel even is het ineens zo goed als helemaal stil. Heel even maar, want voordat ik de stilte goed en wel in me kan opnemen zijn daar de vogels weer. Opnieuw een hond en weer een paar auto’s. Een mountainbiker komt over de steentjes van het pad geknarst. Een soortgelijk geluid, maar nét even anders, blijkt van een man met een bolderkar, die over het pad naar me toe komt lopen. Terwijl ik dat zie passeert tegelijk een mevrouw me van achteren. De bolderkarman en de mevrouw lopen elkaar voor mijn ogen stilzwijgend voorbij. In een fractie hebben ze elkaars aanwezigheid in de ruimte met succes ingeschat.

De man met de bolderkar stopt anderhalve meter achter me en begint met het legen van een metalen afvalbak. Alles gaat gewoon door, realiseer ik me en ik verbaas me over hoeveel geluid een metalen prullenbak maakt in vergelijking met alle andere geluiden die ik vanmorgen al allemaal hoorde. Even is er alleen maar afvalbak, maar net zo langzaam als het geluid, de man en zijn kar zojuist op kwamen zetten, zo gelijkmatig ebt dat alles een paar tellen later ook weer weg.

Thuis op de bank dacht ik mogelijk alleen te zijn met mijn gedachten en mijn zus. Maar ik merk ter plekke dat mijn gekozen moment voor die spontane herdenking vooral een gedeeld moment is geworden. Ook niks mis mee, constateer ik. Plots zie ik een paar meter voor me een vogeltje naar me kijken. Een roodbruine kleur onder zijn spitse snaveltje. Op eigenwijze hoge pootjes zet het een paar hupjes in mijn richting. Het lijkt alsof het onder de tafelbank moet zijn, en zich bijna lijkt af te vragen wat ik daar eigenlijk doe, aan zijn tafel. Met nog een hupje lijkt het echt onder de tafel te zitten. Als ik voorzichtig kijk, vliegt het weg. Nét gekomen maar alweer gegaan.

Ik sta op en maak plaats voor een volgende voorbijganger. Een nieuwe passant van deze sinds drie weken nog specialere plek. Met álle mogelijkheden van de wereld om er vóór, eráchter, óp of áán deze tafel te zitten. Mét geluid of in stilte. Hoe dan ook. Het is een mooie plek. Voor iedereen. Om te komen en te gaan. Met of zonder vleugels.

een mooie plek
Aan fafel in het bos, genieten van de tijd en wat zich voordoet

Dit verhaal is op zaterdag 3 juni ’s ochtends geschreven en ’s avonds voorgelezen in de maandelijkse rubriek Wört, van het radioprogramma Wiekentproat (Radio Reindonk). Vóór het verhaal, als mooie muzikale inleiding ‘Die Zeit, der Weg’ van de cd Wandern (Egbert Derix en Sef Thissen – tot aan 2:15) en ná het verhaal het nummer ‘All is waiting’ van de gelijknamige cd van Jodymoon (na 7:00). Te beluisteren door hieronder te klikken.