Voorbij…

ze wandelen voorbij
niet wetend wie jij was
en dat het groen
dat ik voor me zie
ontstaan is uit jouw as

de wind die het beweegt
het strelend zonnelicht
in het groene bed
van zon en wind
herken ik je gezicht

je woorden zijn de bladeren
de bomen je verhaal
en alles
wat ik om me hoor
dat ben jij allemaal

heel even die momenten
alleen voor jou en mij
gedeeld met wind
en zon en groen
ze wandelen voorbij…

Geschreven scherven…

Schrijven. Gedachten vastleggen, die anders nietszeggend zijn. Als één boom in een bos. Nadenken. Woorden vinden voor wat anders nietszeggend is. Als een bos zonder bomen.

Ik denk na over wat ik zojuist heb geschreven. Gevonden metafoor met een dubbele laag. Door de bomen het bos niet meer zien. Of, als je het bos ziet, geen oog meer hebben voor de bomen. Te véél bezig met details of juist te weinig?

Ik zit aan de schaduwkant van ons huis en kijk om me heen. De beukenhaag moet binnenkort worden gesnoeid. Tussen de stenen groeit hier en daar wat onkruid. Aan de overkant van de straat start de buurman zijn motor. Het stationaire geronk laat vogelgeluid verstommen. Dan rijdt hij weg. Ik hoor de kerkklok weer.

Vlakbij me een pot waarvan de inhoud de scherven zouden kunnen zijn van zichzelf. Ze waren met z’n tweeen. Sinds er een kapot viel, ‘vult’ die de ander. Ze staan voor twee afgezaagde boomstammetjes, waarvan de één zijn schors al verloren heeft, terwijl de ander daarmee bezig is.

De pot en de stammen lijken bij elkaar te worden gehouden door een stronk, die begroeid is met lichtgroen mos.

Details. Stuk voor stuk gedachten oproepend. Samen een stilleven. Zowel in de voortuin als in mijn hoofd. De zon kruipt milimeter voor milimeter dichterbij. Straks is dit niet meer de schaduwkant. De beukenhaag staat al in de zon. Net als de boom aan de overkant van de straat. Eén boom. Geen bos.

Gedachten. Als scherven van een stil leven op de vroege zondagochtend. Vastgelegd in woorden. Geschreven scherven.

Troostwoorden…

Een verhaal schrijven over een afscheidsdienst waar ik bij aanwezig ben. Dat doe ik zo nu en dan. Zeker wanneer het overlijdensbericht me raakt en ik de overledene of een van de nabestaanden ken. Waar vaak vooraf en tijdens zo’n dienst condoleances worden uitgesproken, merk ik dat ik de indrukken graag achteraf pas, in alle rust en vol respect, op papier wil zetten. Als een verhaal van troost voor de nabestaanden. Maar ook een verhaal voor mezelf. Woorden van medeleven, omdat ik het afscheid mocht mee-beleven.

Het verdriet tijdens zo’n dienst raakt de aanwezigen en raakt mij. De emoties zijn hoorbaar, zichtbaar en voelbaar. De gesproken woorden, heel persoonlijk gericht aan de dierbare overledene, belichten tegelijk een universele kant van ieders bestaan. Er is herkenning. Echtheid. Ontroering. Het verdriet dat in een ieder van ons verborgen ligt, wordt er even door aangeraakt en komt aan de oppervlakte. Het uit zich in vloeibare erkenning van de eindigheid. Even. En dan gaan we weer door.

Want juist dat verdriet gaat vaak gepaard met een ode aan het leven in al zijn facetten. Dan wordt het een allesomvattende mix van emoties, die louterend werkt. Die kracht geeft om door te gaan. Die na storm en regen weer zon en warme wind laat voelen. Die ook laat zien dat het allemaal tijdgebonden is, waardoor vreugde en verdriet elkaar voortdurend zullen blijven afwisselen. Meestal onverwacht en zonder enige regelmaat, maar met de zekerheid van het moment.

Die momenten in een dienst zijn daarom zo waardevol. Leven staat nergens dichter bij de dood dan daar, bij het afscheid. Waar de een gaat, daar komen de anderen. Ze laven zich aan de herinneringen en zetten daarmee het leven voort. Het afscheid is onherroepelijk ook een welkom aan alles wat daarna komt. En daar woorden aan mogen geven, voelt als een eerbetoon aan het leven. Aan het leven van degene die er niet meer is. Een leven, dat vanaf dat moment onderdeel wordt van het leven van hen die er nog wel zijn.

Telkens weer. Steeds opnieuw. Woord voor woord.

Gedeelde beleving die zinnen verzet
Middels woorden die raken, in tranen gebed

Leven en dood in een vreedzaam ballet
Laten zout zoeter smaken, in een innig duet

Verbindt zo akkoorden, tot refrein en couplet
En dan vind je de woorden, in tranen gebed

Zachte aai…

Eerste kerstdag. Het jaar 2018. Het is mijn 58e kerst. Best al een aanzienlijk aantal kerstdagen meegemaakt, realiseer ik me. Het overvalt me een beetje, hoe weinig ik me eigenlijk zo op het eerste oog nog herinner van al die verschillende momenten. Gravend in mijn geheugen verschijnen er wel beelden uit mijn kindertijd. Ik zie de hoek van de woonkamer voor me, waar bij ons altijd de kerstboom stond. Een stevige boom, waaronder heel natuurgetrouw met rotspapier een grot was nagebootst.

De grot leek uitgehakt uit een stenen berg, van waaruit de kerstboom bijna natuurlijk opsteeg, tot aan het plafond, nog net plaats overlatend voor een blinkende piek. In de boom gekleurde lampjes, bedekt met engelenhaar, waardoor er wat mystieks van uitging. Geheimzinnige spiegelingen in glanzende kerstballen en zilverkleurige druppels. Hier en daar een teer, zilveren vogeltje, dat elk moment leek weg te kunnen vliegen, ware het niet dat het was vastgeklemd aan een dennetak. Nog voel ik hoe koud en zacht hun staarten over mijn hand gleden.

Achter in de grot was een gaatje gemaakt, waar doorheen één lampje het tafereel in de grot bescheen. De beelden die elk jaar hun eigen plaats kregen, voelden zwaar en stevig in mijn kinderhanden. In de loop van de jaren meen ik mij te herinneren dat sommige beelden extra voorzichtig uit de doos moesten worden gehaald, omdat ze een jaar eerder waren gelijmd. Vooral de gipsen schaapjes bleken kwetsbaar. De drie wijzen verplaatsten zich naarmate de kerst dichterbij kwam. Iemand bij ons thuis -ik vermoed mijn moeder- volgde daarmee de logica van het kerstverhaal. Op 1e kerstdag stonden ze alledrie vlakbij de kribbe. Misschien heeft juist die trektocht menig schaapje geschaad…

Dit tafereel heeft in mijn herinnering een hele vaste plek verworven. Waarschijnlijk omdat het jaar na jaar volgens datzelfde protocol verlopen is. Heel vaag kan ik me herinneren dat we ‘s avonds thuis kwamen en dat er een kersttafellaken over de tafel lag die feestelijk gedekt was. Maar vanwege de vaagheid van die herinnering is dat zeker niet iets dat elk jaar onderdeel uitmaakte van de ceremonie. Daarvoor was onze familiesituatie in mijn kinderjaren te instabiel. Misschien wel een verklaring voor mijn selectieve geheugen.

De herinneringen aan kerst van de laatste jaren zijn echter ook vluchtig. Eten bij en met de broers en zussen, waarbij later ieders kinderen ook aansloten. Het aantal deelnemers aan die gezamenlijke maaltijd nam in de loop van de tijd door verschillende redenen af. Je zou het een natuurlijk verloop kunnen noemen. Vragen stellen daarover kan, maar antwoorden blijken lastig te vinden. Het zij zo. De kerstboom, die in mijn kindertijd altijd echt en groen was, heeft bij ons in huis nu plaatsgemaakt voor een andere indrukwekkende en creatieve variant. Mogelijk nog echter, maar totaal anders wat betreft kleur en vorm. De kerstballen en zilveren druppels zijn nog steeds wel de stilzwijgend blinkende getuigen van vroegere tijden. Mooi en verstild.

Nog steeds hangt er op twee plekken een zilveren vogeltje. Ik heb net even uitgeprobeerd of het gevoel van de staart over de rug van mijn hand nog hetzelfde is. Want hoeveel er door de jaren heen ook verandert in de beleving rondom kerst, het gevoel van die zachte aai over mijn hand blijft heel sterk. En ja, hoewel niet helemaal hetzelfde, voelt het nog steeds heel apart. Mijn huid lijkt nu wat ruwer dan toen, maar toch ontroert het gevoel me. Mijn 58e kerst verbindt zich even met allerlei momenten uit het verleden. Ik slik een traan weg, hoewel die waarschijnlijk net zo zou glanzen als de zilveren druppels in de boom. Ik zie dat de vogel naar de pieken kijkt. Ongevraagd een goede raad.

Tienduizend meningen…

Op deze zonnige zomerse zondag blaast binnen de ventilator een koel briesje mijn kant op. Net na de middag op deze eerste juli begin ik aan een korte column. Vanochtend heb ik al vroeg mijn 10-km gelopen. Toen blies de wind stevig maar koel, terwijl de zon al indrukwekkend fel scheen. Een combinatie die niet zo vaak voorkomt, bedacht ik me. En tegelijk een constatering die verder geen enkele inhoudelijke waarde leek te hebben. Ook dat realiseerde ik me tijdens het lopen. Koele bries. Warme zon. Soit… En toch..

Gisteren de juli-augustus editie van het Filosofiemagazine in de bus gekregen. Hoofdthema deze keer: We zijn te braaf geworden. In een zevental essays valt te lezen dat we wel wat ijdeler, hebzuchtiger, wellustiger, jaloerser, onmatiger, bozer en trager mogen zijn. Waar deze zeven zonden normaalgesproken worden veroordeeld als ongewenst, draaien een zevental jonge filosofen het om en leggen uit wat voor hen de meerwaarde ervan is. Of deze combinatie van ‘ongewenst – gewenst’ voor mij inhoudelijke waarde gaat hebben, moet ik nog uitvinden. Ik heb gisteren nog maar twee essays gelezen.

Nog even afgezien van de verdere inhoud, vind ik het wel een prettige gedachte dat je jezelf toestaat om 180 graden anders tegen zaken aan te kijken. Wat voor de hand liggend lijkt even loslaten om vervolgens ook de andere kant op eventuele waarheden te onderzoeken. Dat schept nieuwe mogelijkheden en kansen voor wederzijds begrip. De achterkant van het gelijk meenemen in je mening. Niet altijd even makkelijk en meestal ook niet gebruikelijk als het over controversiële onderwerpen gaat.

Europa bijvoorbeeld en hoe om te gaan met de vluchtelingen. De grenzen dichtgooien, als een kille bries, tegenover het delen van wat er is, als een warme zon. Als je enkel de ene kant ziet, blijft het koud. Sta je vast aan de andere kant, verbrand je in de zon. In beweging blijven dus en op zoek gaan naar ‘the best of both worlds’?

Zo maar wat gedachten die in me opkomen, terwijl ik vroeg op een zonnige zomerse zondag, de meters onder mijn voeten voorbij voel trekken. Tienduizend meters. Vijfduizend links en vijfduizend rechts. Naast elkaar. Niks zondigs aan. Of misschien wel te braaf?

Terrassen op maandag

Onder een parasol, die zelf onder een grote eik staat. Met de rug naar het water van de Kasteelse bossen. Een zojuist spontaan ontstane situatie, omdat het tafeltje waar ik net zat niet beschermd was tegen een regenbuitje. Hier onder de parasol gaat dat prima. Een roodborstje landt vlakbij op de leuning van een stoel rechts van mij. Voorzichtig wil ik er een foto van maken, maar dan vliegt het vogeltje naar een plek links van mij. Als ik daar een foto van wil maken lijkt het net alsof ik de twee jonge dames, die links van me onder de parasol zijn gaan zitten, wil fotograferen. Dat is niet zo, maar ik weet zeker dat zij het roodborstje niet hebben gezien. En ik voorzie dat zij zich behoorlijk ongemakkelijk zouden gaan voelen bij mijn goed bedoelde fotopoging. Niet doen dus en ondertussen is het vogeltje trouwens ook al gevlogen…

Een wat langere intro dan bedoeld. Een fietstochtje op maandag – mijn ‘schrijversdag’- kent een stopplaats op het terras van Boscafe het Maasdal. De ‘locals’ hadden dat misschien al afgeleid van de foto’s. De dames links van mij hebben het over hun ervaringen in de zorg. Ouderenzorg en misschien zelfs nog wel in opleiding, leid ik af uit de ongewild in mijn linkeroor binnenkomende gespreksstof. Ik schat in dat ze beiden werkzaam zijn op een geriatrische afdeling. Van een zorginstelling of ziekenhuis. Ze hebben misschien hier afgesproken om in een prettige ambiance een ‘ bilateraal’ te houden. Er zijn vervelendere plekken. Het roodborstje trippelt weer eigenwijs voorbij. Misschien heb ik straks nog een mogelijkheid om het beestje te fotograferen. Of nu..

Op de stoel in het midden…

Het regent al even niet meer. Een paar wandelaars vinden een rustplek op het terras. Een groepje van vier kiest ook een buitenplek om te eten. Een vader haalt streng zijn twee zoontjes naar binnen. Een daarvan heeft nog een fopspeen in de mond en loopfietst op een plastic vierwielertje. Zijn broertje is iets ouder maar niet veel. Terecht dat ze naar binnen worden gehaald. Er is wel heel veel water in de buurt om deze koters onbewaakt buiten te laten spelen. Toch zie ik even later de fopspeen weer naar buiten wandelen. Hij staat stil, kijkt rond en loopt via een tweede ingang weer naar binnen. Uit de eerste ingang verschijnt zijn vader. Een kat-en-muis-spel dat toch wel wat herinneringen oproept.

De bediening heeft het nog rustig. Straks zal dat wel anders zijn, want de tapas van het restaurant trekt volgens mij normaalgesproken best veel klandizie. Ik ga daar niet op wachten. Als ik even naar rechts kijk, zie ik het roodborstje weer heel dichtbij zitten. Een nieuwe poging voor een close-foto, maar weer zonder succes. En dat terwijl ik heel slim de iPhone of ‘reverse-fotograferen’ heb gezet om het beestje niet de indruk te geven dat ik het wil vereeuwigen. Maar het roodborstje is slimmer en opnieuw vertrokken. Ga ik ook doen. Even binnen mijn drankje betalen en mijn fietstocht vervolgen. Genoeg letters voor een maandag.

En dan ineens…

Daar is ie toch!

Schatten aan herinneringen…

‘Gortmeule wifi kleine veld’. Een mededeling die spontaan op mijn scherm verschijnt, vlak voordat ik in alle rust aan mijn ‘zondagse verhaal’ wil beginnen. Het brengt me even van mijn apropos. Maar tegelijk is het ook wel toepasselijk. Kort daarvoor heb ik bij jouw plekje gezeten, maar daar was het me toch wat te druk. Wat dat betreft heb je genoeg aanloop, bedenk ik me nu, en ik denk aan de tijd dat je nog leefde, toen dat heel anders was.

Ik had me voorgenomen om weer even tegen je aan te praten. In de wetenschap -of moet ik zeggen in de hoop- dat mijn gedachten op de een of andere manier bij je aankomen. En als ze bij jou aankomen, dan komen ze wellicht ook wel aan bij onze ouders. Doe ze de groeten als dat zo is. Gisteren in de achtertuin nog een kleurige vlinder voor me uit zien vliegen. Mooi dat ik toen ook even aan je moest denken. Misschien dat ik daarom nu hier zit.

Soms vraag ik me af of die ‘gesprekken’ die ik met je heb, niet vooral gesprekken zijn met mezelf. Of, indirect, monologen met anderen, hoe vreemd dat ook klinkt. Maar omdat ik dit opschrijf en straks via internet deel, maak ik hen die dit lezen deelgenoot van mijn gedachten. Ik stel me voor dat iedereen bij gelegenheid wel eens terugdenkt aan iemand. Als mijn gedachten op ‘papier’ die herinneringen dan oproepen, dan hoop ik dat ze net zo zonnig zijn als de dag van vandaag.

Twee fietsers, een man en een vrouw, komen mijn kant op. Niet alleen dat, ze stoppen bij het bankje, waar ik zit. Wat blijkt? Onder de bank is een ‘geo-schat’ verstopt. Hun hobby is het om die schatten op te sporen. Ik heb daar wel eens van gehoord, maar ik ben er nog nooit in levende lijve mee geconfronteerd. Hij pakt de schat, pakt er een briefje uit en noteert er wat op. Dan gaat de schat weer terug onder de bank. Even met hen over deze wondere wereld gesproken. Vrij snel gaan ze weer op weg. Op zoek naar een andere schat. Te vinden over de hele wereld, vertelde hij. Het maakt me nieuwsgierig.

Als ze weg zijn, bekijk ik de schat eens nader. Ook de inhoud intrigeert me. Vanaf juli van dit jaar hebben al een groot aantal mensen de schat gevonden, zie ik op het briefje dat in het schatkokertje zit. Mijn spontane ontmoeting van zojuist heeft hun geocache-naam ook genoteerd zie ik. De vinddatum is schriftelijk geregistreerd. Maar ze gaan het ook nog digitaal doorgeven, legde hij me zojuist uit. Misschien had ik hem moeten vertellen dat hier ook ergens WiFi in de lucht hangt…

Een korte, spontane ontmoeting, op deze zonnige zondag. Op een plek waar je het niet verwacht, is een schat verborgen. Nu ik er zo over nadenk, in de rust die al weer een tijdje heerlijk voelbaar is, is het net alsof het zo moest zijn. Er zijn op de hele wereld plekken waar schatten verborgen liggen. En iedereen mag die vinden. Omdat ze ooit in het verleden zijn ‘verstopt’. Maar ook nu en in de toekomst nog een plek gaan krijgen. Schatten aan herinneringen. Je hoeft ze alleen maar te vinden. En soms komen ze, net als vlinders, vanzelf naar je toe…

Getekend…

Twee tattoo’s gekocht, net na de middag op de kindermarkt. 25 eurocent per stuk. Ze werden vakkundig met een nat washandje aangebracht. De inzet en zorgvuldigheid waarmee dat gebeurde was bewonderenswaardig en vertederend. Een creatief idee van een viertal kids. Actief de boer op en de bezoekers aan de kindermarkt -toch weer duizenden in getal- iets aanbieden waardoor ze verrast, vertederd en vervolgens overtuigd werden om tot koop over te gaan.

Menigeen is zo vanmiddag ‘getekend’ voor het leven. In ieder geval toch voor de duur van deze zondag. Een zondag waarop ik me ook had voorgenomen om te schrijven. Over de afgelopen dagen en misschien wel over afgelopen woensdag. Zodoende ben ik later in de middag met iPad en zitkussen achter op de fiets vertrokken, naar een inspirerende plek in Horst. Eerste gedachte was om bij Trudy te gaan zitten, maar die plek was bezet door twee mensen. Toen ik daarna langs het water van de Kasteelse bossen fietste, wist ik het zeker dat ik over woensdag wilde schrijven. Over het afscheid van Maartje…

Het was druk op het strand. Er lagen mensen te zonnen. Maar het was lang niet zo druk als woensdagmiddag, toen de herdenkingsdienst van Maartje Truijen er werd gehouden. Ik kon daar zelf niet lijfelijk bij zijn maar een aantal indrukwekkende momenten heb ik op foto’s mogen zien. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat er zo’n 750 personen aanwezig waren. Maartjes kist stond op de grens van water en zand.

Tijdens de dienst zwommen er zo nu en dan nietsvermoedend kinderen voorbij, vertelde mijn betrouwbare bron me. Spelend en plezier makend. Onverwacht toch helemaal passend bij de gelegenheid. En zeker passend bij Maartje, als ik de honderden en honderden reacties en condoleances op social media goed heb geinterpreteerd. Reacties, onder andere van haar collega’s van Spring Kinderopvang, waar ze werkte. Maar ook van heel veel ouders die al jarenlang hun eigen kinderen aan Maartjes goede zorgen toevertrouwden.

Als jonge mensen plotseling afscheid moeten nemen van het leven, dan ijlt het ongeloof nog heel lang na. Ongeloof over wat op een zwarte dag in één keer pijnlijk waar is geworden. Op het ene moment nog een gewaardeerde en waardevolle plek in dit leven, en dan -abrupt en zonder overgang- op het andere moment ‘elders’. Met niets daartussen, lijkt het. Net als zand en water op het strand. Voortdurend meebewegend met elkaar. Het zand laat het water niet los en omgekeerd.

Op de grens tussen zand en water. Het was de plek waar Maartje afscheid nam. Van iedereen daar op het strand. En zonder dat ze het zich bewust waren, ook van de spelende kinderen achter haar in het water. Van de mensen die links van haar op het strand van de zon genoten. Of tekeningen maakten in het zand. Net als vandaag. Ze nam afscheid door voortaan juist daar te zijn waar iedereen is. Zelfs bij hen die het niet weten. En zeker bij hen die haar nooit zullen vergeten. Elke dag opnieuw. Neemt ze afscheid en begroet ze. Tussen zand en water. Beweegt ze mee en laat ze niemand los. Verdrietig getekend voor het leven maar ook… verrast, vertederd en in eerbied daarvan overtuigd…

Voor Erwin, Job, Elle en Anne
en voor iedereen om Maartje heen

Eikels…

In een rechte lijn ben ik naar de plek gefietst waar ik dit verhaal wil opschrijven. Nog geen besef van het onderwerp, maar wel van de plek waar het moet gaan ontstaan. Als ik voor me uit kijk zie ik dit:


En achter me een eikenboom die er waarschijnlijk al honderden jaren staat. 

De omvang van de boom wordt pas echt duidelijk wanneer je die in verhouding ziet met een alledaags gebruiksvoorwerp: een fiets. Vier van die fietsen zou je tegen die boom aan kunnen zetten en dan zouden ze elkaar volgens mij niet raken. Ik heb maar één fiets bij me, dus ik kan dat niet proefondervinderlijk onderbouwen. Maar evengoed..

Ik heb hier vaker gezeten en me verbaasd over de rust en -vooral door die boom- over de relativiteit van tijd. Net vandaag wandelen er twee dames voorbij. Ik hoor ze van links aankomen en pratend passeren ze de houten bank waarop ik zit. Bij één van hen bungelt een pasje aan haar broeksriem. Zo een waarmee we ook op mijn werk deuren, die electronisch gesloten zijn, kunnen openen. Ik vraag me af waar hier in de buurt dergelijke deuren te vinden zijn en realiseer me tegelijk dat de eeuwigheid van deze plek waarschijnlijk dichter bij de tijdelijkheid ligt dan me op dit moment lief is.

Dit moment. Op de bank lagen eikels toen ik er wilde gaan zitten. 

En in de korte tijd dat ik er zit, valt er zo nu en dan nog een uit de boom. In de verte krast een kraai. Opnieuw komt er een wandelaar over het pad dichterbij. Ook hij draagt zo’n pasje, valt me op als hij groetend voorbij loopt. Het is vrijdag, net middag. Een tijdstip waarop ook op mijn werk veel collega’s besluiten tot een middagwandelingetje. De (bijna) afgelopen drie weken van mijn vakantie heb ik ze vaak zien lopen, in groepjes of alleen. Vanaf mijn ‘vakantieplek’ op het terras een herkenbare, maar even nog een wat-verder-van-mij-liggende wereld.

Ik hoor een eikel in de boom op een tak vallen. In zijn weg naar beneden raakt hij nog een tak, wat bladeren en daarna de grond. Vier keer een tik, die elke keer net even wat anders klinkt. Het doet me denken aan een wiskundeproef van vroeger. Een schuin rechtopstaande bak, op regelmatige afstand volgetimmerd met spijkers, werd van bovenaf volgegoten met honderden knikkers. De kans dat één van die knikkers, stuiterend op de spijkers, uiterst links of uiterst rechts in de bak landt is kleiner dan de kans dat knikkers in het midden terechtkomen. Uiteindelijk zag je zo een Gauss-kromme ontstaan. Ik denk daarom niet dat ik een eikel op mijn hoofd krijg…

Wel een rupsje op mijn been, zie ik. Een half uur maak ik nu zelfgekozen deel uit van dit idyllische plekje en dat wordt door sommige ‘autochtonen’ blijkbaar als opvallend en onderzoekswaardig ervaren. Een wesp komt even een kijkje nemen. De wind waait door de struiken achter me en laag over het weilandgras voor me scheren zwaluwen kris kras voorbij. Heen en weer, steeds opnieuw. Rechts van me hoor ik ganzen snateren. Van die kant ook spelende kindergeluiden. Waarschijnlijk gasten van camping Landgoed de Gortmeule.

Het is lekker weer op mijn laatste vakantiedag. Blauwe lucht, witte en grijze wolken door elkaar heen. Bewogen door de wind die ook beneden af en toe zijn invloed laat gelden. Een eikel landt met een doffe tik vlak naast mijn schoen. Iets verderop ook twee. Oef… waar is Gauss als je hem nodig hebt.

Ik besluit het noodlot niet verder te tarten en verlaat deze mooie plek. Met een knik naar het kruis dat door honderdjarige takken wordt beschermd, ben ik klaar voor alles wat komen gaat. Ik kan niet anders. Want krijg ik ooit een eikel op mijn hoofd,  dan kan ik er maar beter van genieten…


Geen wedstrijd…

Ik weet het niet. Niet wat ik er over zou willen schrijven en niet wat ik er over zou willen zeggen. Die laatste situatie komt met regelmaat voor als er gesproken wordt over wat er zich in de wereld afspeelt. Obamacare al dan niet, Trump al dan niet, Poetin al dan niet, Van der Staay al dan niet, ISIS-terugkeerders al dan niet, een Nederlandse regering al dan niet. Vrouwen, mannen en voetbal al dan niet. Vrouwen en mannen überhaupt al dan niet. En zo zijn er nogal wat topics.

Gooi al deze zaken in een potje, schud er goed mee en laat alles er maar weer uitlopen. Je zult zien dat er een heleboel nieuwe combinaties uitkomen, uit dat potje nat. Van der Staay als fundamentalist, al dan niet (column van Leon Verdonschot), Nederlanderschap voor ISIS-spijtoptanten, al dan niet (vlog #19 van Ebru Umar). Trump er dankzij Poetin wel of niet (tegenstrijdige berichten in diverse media). Vrijwillige levensbeëindiging bij ondraaglijk lijden al dan niet. Is dementie ondraaglijk? Is Trump dement? Allemaal nieuwe combinaties waarvan ik ook dan nog steeds niet goed weet wat ik er over zou willen of kunnen zeggen.

Er over schrijven gaat meestal beter. Want dan heb je even de tijd om na te denken over je mening. Of niet. Want is het wel zo vanzelfsprekend om steeds iets te ‘vinden’? Soms lijkt het in deze meer en meer gepolariseerde wereld dat je moét kiezen. Een mening moét hebben. Over mannen. Over vrouwen. Over voetbal. Over politiek of internationale handelsverdragen. Bio-industrie. Eigenlijk over alles wordt je geacht wat te vinden. Want als jij er geen mening over hebt, dan vinden al die anderen er wel wat van. En dan sta jij, voor dat je het weet, met 1-0 achter en heb je het toch weer over voetbal.

Zoveel meningen. Zoveel tegenstellingen. Telkens weer vooral pijnlijk confronterend hoe elk onderwerp tot strijd wordt verheven. In discussieprogramma’s op tv, op Facebook en andere social media. In de krant. Argumenten worden soms zóver omgebogen dat wat waarheid leek, ineens leugen is. En andersom. ‘Fake-news’ als het je niet bevalt en ‘the truth’ als het jezelf aanstaat. Geen plek voor ‘agree to disagree’. Want bij 1-1 is er geen winnaar. Dus…

Je zou kunnen zeggen dat ik op dit moment een wat cynische toon aansla. Maar ach, mijn eerste week van de vakantie zit er bijna op en ik heb wat meer tijd besteed aan de kranten en aan social media. Ik heb wat reacties gelezen en soms reacties op reacties opengeklikt. Op de column van Leon Verdonschot bijvoorbeeld. Of de vlog van Ebru Umar. Nuance is vaak ver te zoeken zeg ik even eufemistisch. En dan lopen de scores snel op, kan ik vertellen. Van zoveel onbegrip, haat en onnozelheid valt niet te winnen. Misschien wel omdat begrip, liefde en wijsheid geen wedstrijd is.