Toch weer daar…

Terwijl ik mijn fiets op de standaard zet, zie ik het al liggen. Een leeg sigarettendoosje. Op mijn zaterdagschrijfplek, onder de 200-jarige eik, ongeveer een meter van de houten bank. Als ik beter kijk, zie ik dat het om een buitenlands doosje gaat. In witte letters op een zwart vlak staat ‘Pusenje zacepljuje vase arterije’. De foto laat een onderbeen zien waar behoorlijk in gesneden is.

IMG_0094Ik rook niet maar ik weet dat er behalve ‘Roken is dodelijk’ ook andere korte waarschuwingsteksten op pakjes sigaretten staan. Waarschijnlijk één daarvan iets in de strekking van dat roken de aderen laat dichtslibben. En dan maakt het niet uit of het Poolse aderen zijn of Nederlandse. Als het waar is wat de waarschuwingstekst doet vermoeden, dan staat de roker op enig moment nog een vervelende operatie te wachten. Misschien wel in Nederland en anders mogelijk in zijn thuisland. Wie weet..

Het kan natuurlijk ook zijn dat het pakje sigaretten ooit door een niet-Pools-sprekende roker is aangeschaft. Iemand die het lezen van de angstaanjagende spreuken in zijn of haar eigen taal beu was en daarom maar een pakje kocht met een voor hem of haar onleesbare waarschuwing. Dubbel voordeel zou kunnen zijn dat je dan denkt dat de kwaal op de foto niet jou zal treffen, maar alleen buitenlanders. Als je verslaafd bent, is het makkelijk om jezelf voor de gek te houden.

Toen ik hier naar toe fietste, was mijn voornemen niet om over roken te schrijven. Maar het pakje en daarna de buitenlandse tekst intrigeerde me. Al die tijd werd er in het veld, honderd meter verderop, hard gewerkt. Het was net na de middag toen ik een aantal van die werkers bij elkaar zag gaan zitten, klaarblijkelijk om te pauzeren. Even later reden er drie witte busjes voor, die vervolgens weer heel snel vertrokken. Mét een aantal werknemers, voor zover ik kon zien. Of brachten ze juist een nieuwe lichting werkers?

Op het veld hoorde ik weer stemmen, vermengd met het geluid van een tractor. Ik zag een aantal mensen, naast elkaar zittend, stukje voor stukje vooruit getrokken worden, terwijl ze voortdurend voorover bukten om iets in de grond te stoppen. Overduidelijk iets aan het poten. Het witte busje deed me vermoeden dat de poters geen lokale jeugd was die vakantiewerk deed, maar dat het ging om via een uitzendbureau ingezette buitenlandse arbeidskrachten. In feite zorgden zij er voor dat wij in dit land gezond konden blijven eten, realiseerde ik me, terwijl ik ze hard zag werken.

harde werkersIk mijmerde nog wat door over werken, afval, gezondheid en over de mensen die dat aanging. En alsof het zo moest zijn, kwam Ton toen naar me toe gewandeld. Eigenaar van ‘Landgoed de Gortmeule’, de kampeerboerderij hier vlakbij. Na een vriendelijke begroeting bleek al snel dat hij alles wist over deze plek en het gebied er omheen. Gedreven vertelde hij over zijn passie, de natuur en hoe waardevol die was voor mensen. Over hoe trots hij was wanneer zijn campinggasten hem lieten weten dat men hier op het bankje, onder de 200-jarige eik, tot diepe gesprekken was gekomen over het leven.

Het gaf hem de energie om te doen wat hij deed, vertelde hij. Hij ruimde daarom regelmatig rommel op die op deze mooie plek terecht was gekomen. Ook vanmiddag, omdat hij wist dat er later op de dag nog bekenden langs zouden komen, die eveneens een speciale binding hadden met deze plek. Ton wist ook dat op het veld in razendsnel tempo aardbeienplanten werden gepoot. Nu aardbeien en straks weer andere planten. En inderdaad, dat werk werd meestal gedaan door Polen.

Met het lege Poolse sigarettenpakje in zijn hand, verwonderde Ton zich even over de gedachteloosheid waarmee iemand zijn afval zomaar kon weggooien. Maar hij prees zich voorál gelukkig met de constatering dat steeds meer mensen bewust werden van het belang van de natuur en er ook daadwerkelijk iets aan deden. Ton vertelde over de 200-jarige eik en hoe hij daar als kind al bij speelde. En hij vertelde me dat mijn vader vroeger bij zijn ouders ‘op de Gortmeule’ over de vloer kwam. Meer herinneringen kwamen boven. Fijn dat we die hier samen op deze mooie plek konden delen. En terwijl Ton hier en daar nog wat rommel opraapte en tot slot de kiezel bij het kruis netjes aanharkte, dacht ik na over wat mooie slotzinnen…

Op een plek waar een oude eik
in serene stilte de geschiedenis
verbindt met het nu,
valt zelfs afval in het niet
bij de zo belangrijke inzet
maar tegelijk belangeloze volharding
van hen die begrijpen
waar het echt om gaat.

Om het grote te begrijpen
moet je het kleine kunnen zien
en er vooral naar handelen.

Vlak voordat ik vertrok,
raapte ik het rode
plastic ijslepeltje op
dat tussen het
groene gras
bij mijn voet lag.

 

Mét of zónder bril …

met brilMijn rijbewijs verloopt morgen. Daar kwam ik gisteren achter, dus daar heb ik toen maar meteen werk van gemaakt. De pasfoto op mijn oude rijbewijs was minstens van 10 jaar geleden. Toen keek ik nog zonder bril en had al mijn baardhaar zich geconcentreerd onder mijn neus. Ik had er dus alle begrip voor dat een nieuwe pasfoto nodig was. Een paar minuten later zat ik bij vakfotograaf Eugene op de stoel en mocht ik een groot stuk wit karton onder mijn kin houden, ter hoogte van mijn borstkas. De lichtinval was namelijk heel belangrijk voor pas- en rijbewijsfoto’s, vertelde Eugene me.

‘Ook een paar foto’s zónder bril’, zei de fotograaf, ‘want daar doen ze wel eens moeilijk over’. Met ‘ze’ bedoelde hij waarschijnlijk de gemeente, de plek waar een rijbewijs moet worden aangevraagd of, in mijn geval, verlengd. Daar kwam ik juist vanaf. Sterker nog, daar werken mijn collega’s en daar zou ik zometeen mijn nieuwe pasfoto’s aan toevertrouwen. Mét bril, nam ik me voor, want dat was hoe ik me in het openbaar vertoonde en hoe mensen mij zagen. En ik de mensen weer zag, sinds het moment dat mij de bril op de neus werd gezet. Met andere woorden, de bril hoorde sinds een paar jaar bij mij. Vond ik. Maar dat vonden mijn collega’s niet…

Aan de receptiebalie werd de eerste test uitgevoerd. Een kopie van mijn pasfoto liet zien dat mijn bril een soort van minimale witte schaduw op mijn voorhoofd wierp. Het was twijfelachtig en bijna niet zichtbaar, maar toch. ‘Witte plekken op de foto mag niet. Acht van de tien foto’s van mensen met bril worden afgekeurd’ wist mijn collega te vertellen. ‘Maar je kunt het proberen’ was haar advies. Ze gaf me een nummer en verwees me naar de grote tafel in de wachtruimte van het gemeentehuis. ‘Het scherm in de gaten houden tot je nummer daarop verschijnt en dan zie je aan welke balie je verwacht wordt’.

Het duurde nog géén minuut. Balie 1. Even gezellig gebabbelt, maar ook snel ter zake gekomen. Ik schoof de foto mét bril naar voren. ‘Die wil ik graag op mijn nieuwe rijbewijs’, zei ik. Meteen verscheen er een bedenkelijke frons op het gelaat van mijn collega. Opnieuw werd er een printje van mijn foto gemaakt. Mijn collega liep er even mee naar achteren om raad te vragen aan andere collega’s. Ondertussen schoof ik maar alvast een foto zónder bril uit het pasfoto-mapje. Mijn voorgevoel werd bevestigd. ‘Zónder bril’. De formele uitspraak was gevallen. ‘De bril is een accessoire, die kun je afzetten. Je identiteit kun je niet afzetten, dus daarom’.

Tijdens het invullen van het formulier liet ik die motivatie verder op me inwerken. Formulier plus foto ging naar Enschede, werd me verteld en daar werd de foto opnieuw -volgens ‘Fotomatrix Model 2007’- aan een onderzoek onderworpen. Is de mond goed gesloten, staan beide oren er op, etc. Wie ooit een pas of een rijbewijs heeft aangevraagd, herkent waarschijnlijk de criteria waaraan je moet voldoen om ‘gewoon’ te zijn wie je bent. De foto van mijn identiteit -die ik niet kon afzetten- werd letterlijk strak ingekaderd en op het speciaal daarvoor geprepareerde formulier geplakt. Ik zag twee blokjes links en rechts van het kader, ter hoogte waarvan mijn oren moesten komen. Gelukkig stonden die er allebei op. En op gelijke hoogte…

Het schijnt dat je als inwoner van een gemeente gemiddeld één keer in de drie jaar in een gemeentehuis komt. Als je er werkt is dat vaker. En als je er full-time werkt is dat elke dag. Net als ik. Maar soms is het goed om te ervaren en vervolgens vooral te beseffen wat de impact is van wat we met z’n allen aan regeltjes en gebruiken hebben bedacht. Terwijl mijn collega de handelingen verrichtte die nodig waren, dacht ik na over mijn identiteit die ik niét, en over mijn bril die ik wél kon afzetten. Dat ik dan niks meer zou zien en die hele identiteit voor mij één vage blur zou zijn, deed helemaal niet ter zake, bedacht ik me. Niet lachen, mond dicht en twee oren tussen twee blokjes. Zo was het nu eenmaal en dus kwam je zó op je rijbewijs. Als je voldoet aan wat moet. 38 euro 95. En dat allemaal heel vriendelijk. Niets dan lof voor mijn collega’s. En dat meen ik.

Volgende week vrijdag is mijn nieuwe rijbewijs klaar en moet ik mijn oude rijbewijs meenemen om het nieuwe te krijgen. Na zondag mag ik niet meer rijden, tenzij ik met mijn verzekering iets regel. Dan zijn er blijkbaar wel mogelijkheden, maar ik ga niks regelen. Het was gewoon mijn eigen schuld dat ik m’n rijbewijs zo laat heb verlengd. Ik ga gewoon met de fiets. Dat deed ik toch al. Elke dag opnieuw. Naar dezelfde werkgever, die ook mijn collega’s in dienst heeft. Goeie collega’s, die net als ik in overheidsdienst werken en vanaf hun flexibele werkplek dátgene uitvoeren wat met z’n allen in dit land is bedacht. In Den Haag, in Enschede en ook in Horst aan de Maas.

Mét of zónder bril, dat blijft een heel interessant gegeven. Metaforisch bijna. Mét bril is alles misschien wel beter te zien, maar soms moet je bril ook even af om iets beter te begrijpen. Bijvoorbeeld begrip voor al die mensen die maar één keer in de drie jaar bij de overheid aankloppen en vervolgens op feestjes heel hard kunnen lachen om ambtenarengrappen. Met open mond lachen en tranen in de ogen. Begrip dat op zulke momenten misschien wel de ware identiteit onthuld wordt. De identiteit die je niet op rijbewijzen of op paspoorten ziet. De identiteit van de ‘echte’ wereld, waar de overheid vaak heel ver vanaf lijkt te staan. Begrip voor iedereen die zich daar elke vier jaar tóch weer voor wil inzetten. En ook begrip voor hen die dat niet doen. Met of zonder bril.

Vrijdag mag ik weer rijden. Mét bril. Met een nieuw rijbewijs. Zónder bril. Veilig, maar onherkenbaar. Welke Nederlandse filosoof was dat ook alweer, die zei: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’?

Verhaal horen? Klik hieronder. Eerst muziek: ‘Without me’ van Eminem (tot 4:51). Dan het verhaal (tot 11:28). En tenslotte ‘It’s not my name’ van The Ting Ting’s.

De mensen van daar

‘De mensen van daar’, voor het eerst live gebracht tijdens Café de Verbeelding op 8 oktober 2015. Orgelmuziek als drager voor eigen tekst, over actuele kwesties. Voor hen die er niet waren en voor de mensen van daar, nu hieronder te beluisteren.

De tekst van het lied

de mensen van daar
op reis naar het westen
op zoek naar het beste
voor zichzelf en elkaar

ze zijn net als dat wij zijn
op hun vrijheid gesteld
willen ook zonder pijn zijn, en vrij zijn,
en liefst niet dáár sterven door oorlogsgeweld

dus wat doe je?

de reis van je leven?

je kind leven geven?

waar zou jij dan voor kiezen
als je alles
maar dan ook alles
zou verliezen
door te blijven waar je bent?

de mensen van daar
op reis naar het westen
op zoek naar het beste
voor zichzelf en elkaar