Onlangs de afscheidsdienst mogen begeleiden van Mariet. Op haar gedachtenisprentje hadden haar broers en zussen drie korte zinnetjes laten zetten die haar karakter typeerden: ‘Eenvoudig maar zorgzaam. Nooit klagend, altijd stil dragend. Moedig ging je door, steeds weer’.
Zorg voor anderen kenmerkte haar leven. Al heel jong kwam haar moeder te overlijden en nam zij als vanzelfsprekend die rol over. Haar jongste zus vertelde daar tijdens de dienst hele mooie dingen over. Mariet’s huwelijk kende mooie maar ook zorgelijke tijden. Ze wilden graag kinderen maar dat is nooit gelukt. De gezondheid van haar man liet met periodes te wensen over en uiteindelijk stierf hij veel te jong. Mariet bleef alleen, maar sloeg zich daarna prima door het leven heen. Met haar broers en zussen was er een goed contact, en met haar auto kwam ze regelmatig bij hen op bezoek. Toch leek er met de jaren wat te veranderen in dat contact. Ze werd steeds verstrooider en na een val in huis en een ziekenhuisopname bleek het niet meer verantwoord om Mariet alleen te laten wonen.
De laatste jaren van haar leven woonde ze daarom begeleid in Hof te Berkel. De dementie pleegde een steeds grotere aanslag op haar functioneren en op haar geheugen. Ze herkende op den duur haar broers en zussen niet meer, maar toch was er één persoon die ze bijna tot op het laatst bleef herkennen.
Het was een aangetrouwd nichtje dat, sinds Mariet in Hof te Berkel verbleef, een speciale band met haar tante opbouwde. Van sommige van haar bezoeken aan ‘tante Mariet’ had ze filmopnames gemaakt. Die opnames hebben we tijdens de afscheidsdienst getoond. Te zien was hoe Mariet genoot van de momenten samen. Ze zei niet veel, maar een serene glimlach op haar gezicht sprak boekdelen. Als er muziek klonk, dan zag je die glimlach. Als de kinderen van haar nichtje op bezoek waren, dan was er die lach.
Op de rouwkaart stonden klaprozen afgebeeld. Aan de binnenkant van het gedachtenisprentje ook. Mariet hield van de natuur. Hield van bloemen en van dieren. Aan de voorkant van het prentje zag je weer dezelfde glimlach als op de filmpjes. Ook toen er geen woorden meer waren om iets te zeggen, vertelde haar glimlach des te meer.
Ik heb de indrukken verwoord in een gedicht, dat ik op het eind van de dienst heb voorgelezen.
je hield van bloemen om hun kleuren van kleine dingen die gebeuren
je hield van dieren en van mensen van liedjes zingen bloemengeuren
voor iedereen stond jij steeds klaar eenvoudig, zorgzaam altijd daar
waar anderen je nodig hadden was jij met vriendelijke lach
zo ging jij door het leven je plukte het van dag tot dag
de laatste jaren, teer bemind kreeg jij de blijdschap van een kind
zo ben je van ons heengegaan een engel wees je naar het licht
wat blijft en dat zal nooit vergaan die lieve lach op jouw gezicht..
De aanleiding is uiterst triest. Na vier jaar strijd is Christa Wagemans – Van Rens gestorven. Slechts 33 jaar oud geworden. Haar man Niek en haar twee zoons, Sef (6) en Lex (4), die ze ‘eur manne’ noemde, ‘eur kèls’, blijven achter. Vrijdag 1 april was haar afscheidsdienst die ik mocht begeleiden, samen met Yvonne Vos van de gelijknamige uitvaartzorgorganisatie. Het werd een dienst waar Christa zelf, bij leven, met haar wilskracht een groot stempel op heeft gedrukt. Voor mij was het in de voorbereiding in eerste instantie een kennismaking met twee families. Maar in een week tijd werd het een openbaring van liefde en daadkracht, die er in een dorp als Lottum kan vrijkomen, bij een trieste maar niet te voorkomen gebeurtenis als deze..
Maandag voorafgaand aan 1 april maakte ik aantekeningen bij de verhalen die Niek, zijn en Christa’s ouders en haar(schoon)zussen en (schoon)broers over haar vertelden. Toen al indrukwekkende dingen gehoord, die ik beschreven en op 1 april verteld heb in de levensloop. Prachtig waren de beschrijvingen van de acties die Christa in haar laatste jaar nog had ondernomen, wetende dat haar tijd eindig was. Nooit vergeet ik meer de waarde van een zeekoe, Christa’s lievelingsdier. ‘Omdat ze 15 uur per dag slapen, geen natuurlijke vijanden hebben en áls ze wakker zijn, alleen maar eten’, was Christa’s veelzeggende uitleg.
Het was een brief van haar zus Ellie waardoor Burgers Zoo in coronatijd speciaal voor Christa en haar familie open ging, zodat zij, mét haar mannen en met wat familieleden, exclusief de zeekoeien konden bezoeken en zelfs konden voeren. Het idee kreeg toen waarschijnlijk al gestalte om zeekoe-knuffels (die bestaan.. 😉 ) te kopen om die bij haar afscheidsdienst aan haar twee kleine mannen en aan de ongeveer even oud zijnde kinderen van haar zus Ellie te geven. Dus werden er vier knuffels aangeschaft.
Dat in de tijd daarna een schoonzus ook zwanger werd, heeft vrijdag nog even een spannend moment opgeleverd. Want dat de ongeborene -werknaam ‘truujke’- ook een zeekoe-knuffel moest krijgen, dat stond buiten kijf. Maar het is ook een gegeven dat PostNL vaak niet de snelste bezorger is. De afscheidsdienst vrijdag begon om 11 uur. Er was al een tegoedbon gemaakt voor die vijfde knuffel, maar op hetzelfde moment dat de familie Christa in de door vrienden gemaakte houten kist op haar plek zette, gaf de moeder van Niek mij nog snel een pakketje. De vijfde zeekoe-knuffel was een paar minuten eerder gearriveerd. Je zou je kunnen afvragen of Christa daar nog enige invloed op heeft gehad. Wie weet. Ze was wel perfectionistisch..
Waar Christa (nog..) geen invloed op had, was het weer die dag van haar afscheid. Gure wind en hele koude temperaturen vochten gedurende de hele dienst met de grote hoeveelheid gaskachels die her en der stonden opgesteld in de speciaal voor het afscheid gebouwde tent. Maar ik geloof niet dat de mensen die in grote getale aanwezig waren, veel last hebben gehad van de kou. Stevige winterjassen en dassen zag ik, maar het was vooral de warmte van de twee families, de uitstraling van de vriendengroepen van Niek en Christa en van alle overige aanwezigen die de temperatuur in de tent ondergeschikt maakte aan het afscheid zelf.
Bij sommigen moet ook de warmte van het omgesmolten zilver van Christa’s sieraden voelbaar zijn geweest. Die heeft ze in haar laatste jaar voor de familie laten maken. En voor de zomer die ongetwijfeld nog gaat komen -laat dat maar gerust aan Christa over- heeft ze een ronde bank gekocht, die om de door haar geplante notenboom moet komen te staan. Dat moest een plek worden waar, op alle warme lente- en zomerdagen na haar afscheid, haar familie heerlijk samen kon komen. Haar afscheid kon daardoor in elk seizoen en op elk moment ook weer een welkom worden.
En zo waren en nog meer zaken die indruk op me hebben gemaakt. De moeder van Christa, die ik in de door vrienden gebouwde serre (!) in haar eentje aan de naaimachine zag zitten om de stoffen voering te maken, voor in de door vrienden gemaakte kist. De zussen en de beide moeders die één dag voor de uitvaart in de keuken bezig waren om de speciale borrelplankjes te maken, die Christa normaalgesproken ook maakte bij familie- en vriendenfeesten. Een gezamenlijk port-momentje hoorde er bij het koken blijkbaar altijd bij, dus was dat nu ook het geval. Ik weet bijna zeker dat ze op Christa geproost hebben, misschien zelfs wel in de kamer waar ze lag opgebaard.
De nacht voor de dienst was er veel sneeuw en regenwater gevallen. Om het water bij de tent weg te houden hebben de vader van Niek en zijn broer Roy in de vroege ochtend van 1 april nog snel een sleuf gegraven over de volle lengte van de tent. De vader van Christa veegde vlak voor de dienst nog wat natte sneeuw van de matten voor de tent, zodat daar niemand over zou uitglijden. In het ouderlijk huis van Niek, waar hij met Christa sinds jul 2021 kon wonen, werd koffie gezet en broodjes gesmeerd. Tegelijk hield de moeder van Niek de brievenbus in de gaten om hopelijk die vijfde knuffel in ontvangst te kunnen nemen…
Ondertussen liep Lottum voor een groot deel leeg en de tent langzaam vol. Het werd stil in Lottum, ook omdat een groot aantal mensen thuis de livestream aan het volgen was. Iedereen heeft getuige kunnen zijn van een prachtige dienst, die recht deed aan de mensenmens die Christa was. Iedereen had het liever anders gezien, maar als het onvermijdbare je overkomt, dan is het fijn dat er zoveel kracht en liefde om je heen is, dat je het verlies met elkaar kunt dragen.
‘Al woon ik er maar vijf dagen’, zei Christa vorig jaar, toen zij en Niek de sleutels van ‘D’n Homberg’ kregen. Ze wilde daar wonen, vooral voor haar twee kleine mannen en voor Niek, waarvan ze wist dat het zijn grote wens was. De vader en moeder van Niek maakten meteen plaats. Eerst in een caravan, in afwachting van de mantelzorgwoning die er toen nog moest komen. De serre, die er toen nog niet was, maar wel een grote wens van Christa, is toen in no-time door vrienden van haar en Niek gerealiseerd. Het werden méér dan vijf dagen, dat ze er heeft kunnen wonen. En er is heel veel mogelijk gemaakt door Christa’s eigen wilskracht, maar zeker ook door de omgeving van Christa, haar familie en haar vrienden. Christa was een mensenmens. Dat lijkt maar een woord, maar afgelopen week heb ik met eigen ogen gezien, dat een mensenmens vooral ook een kwestie van daden is.
Op de rouwkaart had ze boven haar naam laten schrijven: ‘Wacht niet met genieten tot later, als later eerder komt ben je te laat’. Op haar gedachtenisprentje stond boven haar naam: ‘Met heel veel liefde en bewondering denken wij aan…
Ik heb een week lang de bewondering gezien en de liefde gevoeld. Dank dat ik daar getuige van mocht zijn.
Voor Niek, Sef en Lex Voor haar ouders Karin en Ger, en de ouders van Niek, Gerd en Jac Voor Ellie en Ruud, Theike en Marit Voor José, Naud, Wouter en Ellen, Roy en Marieke Voor alle vrienden en bekenden
Christa jouw mannen stonden steeds op één daar lag de bron van al je kracht bij Sef en Lex en vader Niek
ze steunden jou uit alle macht, jouw familie en de vriendenkliek en Sef en Lex en vader Niek
en jij, jij steunde iedereen door alles waar jij steeds aan dacht dan voelde jij je niet zo ziek voor Sef en Lex en vader Niek, familie en de vriendenkliek
wat jou gebeurd is, dat blijft hels niet te bevatten, triest en erg
en toch blijf jij nu mét jouw ‘kels’ voor altijd wonen op de Homberg
de notenboom is al geplant dicht bij de serre, in de wei er komt een ronde bank omheen al aangeschaft, dat wilde jij voor Sef en Lex en vader Niek familie en de vriendenkliek
een plekje, samen in de wei en jij, bent daar voor altijd bij…
Afgelopen maandag, op de eerste lentedag, mocht ik het afscheid begeleiden van Truus de Swart-Manders. Haar vier kinderen vertelden me een paar dagen daarvoor haar levensverhaal. 89 jaar werd hun moeder. Ze had heel graag de 90 bereikt, en waarschijnlijk ook nog wel wat jaren daarna, want ze stond -met uitzondering van de laatste weken- nog volop in het leven. Haar man Pierre, die MS had, overleed in 2006. De ziekte heeft uiteraard invloed gehad op hun leven, maar het heeft hen nooit weerhouden om toch vooral de zonnige kant ervan te zien.
Na de dood van Pierre is Truus zelfstandig blijven wonen. Ze bleef alles zelf doen, had een heleboel hobby’s en bleef een zeer actieve vrijwilliger bij openluchtmuseum De Locht. Een taak die ze met veel liefde vervulde, al vanaf de oprichting van De Locht. Niet verwonderlijk dat er tijdens de dienst warme woorden werden gesproken door een collega-vrijwilliger.
Truus had zich op jonge leeftijd bekwaamd in het vak van naaister. Het maken van eigen kleding of het vermaken en herstellen van kleding, dat heeft Truus haar hele leven gedaan. Ze was een vakvrouw, die met stof, naald en draad alles kon maken. De foto van haar eigen werkkamer spreekt boekdelen. Daar bewaarde ze alles wat nodig was om te doen waar ze zo goed in was.
Stapels stof had ze op voorraad. Opgespaard en bewaard van eerdere projecten, waarin Truus haar vakkennis had omgezet naar mooie kleren of andere producten van stof. Als er iets is dat in het leven van Truus een constante factor was, dan is het wel het werken met naald en draad. De rode draad van iemands leven zou je bij Truus met recht heel letterlijk kunnen vertalen. De róde draad en alle andere kleuren draad die ongetwijfeld op haar werkkamer nog steeds te vinden zullen zijn.
Truus was bij het afscheid gewikkeld in een doek, die door haar dochter en een nicht gemaakt was. Een prachtig doek, ontstaan uit een palet van stoffen die bij Truus op haar werkkamer waren uitgezocht door haar kinderen. Het was een prachtig mozaïek van kleur. Van één van de gebruikte stoffen wist een zoon mij te vertellen dat ze daarvan haar feestjurk had gemaakt toen ze 80 jaar werd. Dat feest is toen uitgebreid gevierd met de hele familie. Zo zijn er in het doek ongetwijfeld meerdere verhalen verweven tot één indrukwekkend mooi geheel.
Ter afsluiting van de dienst heb ik een gedicht gedicht gemaakt en voorgelezen. Voor haar en voor haar kinderen, familie en vrienden. Titel: ‘De rode draad’.
De rode draad
eenieder heeft een ‘rode draad’ die door het leven loopt bij al wat kan gebeuren
die levensdraad van ieder mens had jij in alle kleuren
één rode draad dat was jouw broer die jou te vroeg verliet
hij speelde met een handgranaat aan oorlog dacht hij niet
naald en draad en mooie stof dat was aan jou besteed
de urn van Pierre is zelfs rondom door jou met stof bekleed
nu zijn we samen met verdriet maar vieren ook je leven
dankbaar dat jij ons jaar na jaar jouw liefde hebt gegeven
we hebben nou hier nu ook jou met eigen stof omgeven
ben jij voortaan de rode draad die met ons blijft verweven
Zaterdagochtend. Ik zit bij Grøn op het terras. Kan net, met een dikke jas, een warme sjaal en een hete kop Earl Grey thee. Het is best druk op het plein en in de winkelstraten. Centrale plek is nog steeds de bloemenzee, vlak bij de kerk. Acht dranghekken vormen nu een halve cirkel er om heen, waar carnavalsdinsdagochtend nog drie dranghekken voldeden om die plek te markeren. Sindsdien moest er blijkbaar steeds een dranghek bij, om plaats te bieden aan de alsmaar groeiende cirkel van bloemen, tekeningen, kaarten en kaarsen. Aan sommige dranghekken hangen oranje sjaals, die wapperen in de wind.
Elke dag na die fatale maandagavond kwamen er bloemen bij. Ze liggen er nog allemaal. Zouden het er duizend zijn, vraag ik me af. Duizend bloemen. Minstens. En hoeveel lichtjes waren het in de glazen potten op de route van de stille tocht? Zou iemand van de duizenden wandelaars ze toen geteld hebben? Weet iemand van de organisatie hoeveel het er waren?
Ook tussen de bloemen zie ik lampjes staan. Rode waxinelichthouders steken prachtig af bij de kleurenpracht van het bloemenpalet. Ik zit er te ver van af om te zien of er daadwerkelijk kaarsjes branden. Waarschijnlijk wel.
Steeds stoppen er mensen. Ze staan letterlijk stil bij het gebeuren. Een moeder met twee peuters lijkt de woorden te zoeken om haar kroost uit te leggen waarom er zóveel bloemen op één plek liggen. Zij weet het. Zoals heel Horst het weet. Heel Horst en ver daarbuiten. Maar hoe geef je woorden aan iets waar geen woorden voor zijn. Ik zie dat ze haar best doet. De kinderen wijzen met hun handjes naar de vele kleuren die ze zien. Elke bloem vertelt een verhaal.
Dan zie ik John. Hij stopt er ook. Kijkt, stapt af en zet zijn fiets op de standaard. Hij stapt over de denkbeeldige grens van de andere halve cirkel, bukt zich en zet, voor zover ik het kan zien vanaf mijn plek, een plantje terug tussen alle andere bloemen. Daar laat hij het bij. Staat weer op, pakt zijn fiets, loopt er nog een paar passen mee, voorbij de bloemen, stapt op en rijdt weg, nog één keer omkijkend. Naar iemand anders die net aankomt? Of denkend aan iemand die nooit meer aan komt?
Het raakt me. Ik bestel nog een een kop thee en probeer te omschrijven waar ik zojuist getuige van was.
stil fietst hij naar de duizend bloemen stapt af en kijkt, vervuld van pijn besluit één plantje te verleggen waarom dat kan hij je niet zeggen ook niet waarom het zo moest zijn
nog even kijkt hij naar de kleuren zijn mond stelt, in een stil gebed, de vraag hoe het nu verder moet wat is er nog dat er toe doet… en toch… dat éne plantje teruggezet
Al dagen een onbestemd gevoel. De wereld op een keerpunt. 24/2 is het 9/11 van Europa, las ik vanmorgen in de krant. Wat ik nu voel lijkt wel op wat ik toen voelde. Lijkt op wat ik na gisteravond opnieuw voel. Ongeloof. Steen op de maag. Machteloos. Gevoel van medeleven met de slachtoffers. Onbegrip. Wie is tot zoiets in staat? Hoe is het in godsnaam mogelijk?
In godsnaam? Heeft god, als er al zo’n opperwezen met ons meekijkt, hier even weggekeken? En waar was hij gisteren, toen op het Lambertusplein, nota bene naast zijn goddelijk huis de Lambertuskerk, een 21-jarige dorpsgenoot werd doodgestoken? In godsnaam? Nee, dat zou te gemakkelijk zijn. Onterecht om ‘hem’ (lhbti) te laten opdraaien voor iets waar ik met mijn verstand niet bij kan.
Vreselijk. Zinloos. En zo tragisch onherroepelijk. Plaatsvervangende schaamte voor wat mensen elkaar kunnen aandoen. Meeleven met de nabestaanden is het minste wat je kunt doen. Maar dat is zo verdomde weinig, vergeleken met het immens grote leed dat hen is overkomen.
Ik zie vanmorgen de eerste bloemen liggen op de plek die is afgezet met drie grijze, koudmetalen dranghekken. Mensen staan er stil. In gedachten. Zelf ben ik in stilte doorgefietst. Van het Lambertusplein naar het Wilheminaplein. Over knarsend glas en kapotte plastic bekers, gezien dat de winkels open zijn en mensen ook hun boodschappen weer doen. Alles gaat gewoon door. En toch is alles anders..
Ik wil de stilte van het bos opzoeken. Fiets naar de Paes en hoor in de stilte de geluiden van het bos. Geluisterd naar de vogels. Gekeken naar de bomen. Ik voel dat in de stilte ervan iets van een antwoord ligt besloten, maar het is te verborgen om mijn vragen van dit moment te beantwoorden.
Hoe ga je als ouders en nabestaanden om met dit drama? Hoe reageer je op het ondenkbare? Hoe leef je verder na een niet te begrijpen confrontatie met de dood?
Omgevallen bomen in het bos lijken hun ruimte te hebben gevonden tussen de bomen die nog rechtop staan. Hun takken hebben zich in elkaar verweven. Ontworteld maar opgevangen. Verslagen maar gedragen.
Het is niet genoeg. Het is iets. Net genoeg? Omdat er niet méér is? Omdat hij er niet meer is?
De vogels fluiten een antwoord. Ik begrijp het niet. Nog niet?
Zou hij het fluiten van de vogels nu wel begrijpen? Ik hoop het…
In een gedicht proberen te verwoorden wat de nabestaanden over de overledene vertellen. Dat is telkens een uitdaging die ik graag aanga. Bij de afscheidsdienst van Bert Verdellen, afgelopen dinsdag, is zo ook weer een gedicht ontstaan. Een samenvatting van de verhalen over Bert, die zijn vrouw Lies en zoon Rik mij hebben verteld. Uit die verhalen ontstaat een geschreven en vaak wat uitgebreidere levensloop, die vervolgens de basis vormt voor het gedicht. Het voelt goed als het gedicht resoneert bij de familie. Soms zelfs wat emoties losmaakt. Verdrietige, maar ook hoopvolle. Wanneer ik aan die emoties woorden geef, dan zijn die hopelijk ook na de afscheidsdienst van waarde. Maar mijn bescheiden mening is, dat het zelfs nog verder reikt.
Ik bewaar die gedichten op mijn blogsite, omdat ik denk dat de emoties bij een afscheid een universele component hebben. Het is weliswaar een persoonlijk gedicht -in dit geval gemaakt voor Bert en zijn familie- maar elementen daaruit kunnen volgens mij herkenbaar en mogelijk ook een troost zijn voor anderen. In die zin beschrijft elk gedicht zowel een persoonlijk alsook een universeel gevoel. Dat gevoel samen delen versterkt. Iets van ‘gedeelde smart is halve smart’…
Dus daarom nu, met toestemming van de familie, het gedicht dat ik voorgelezen heb bij de afscheidsdienst van Bert Verdellen.
Ik wens zijn vrouw Lies, hun zoon Rik en Silvia en de kleinkinderen Noa, Erin en Otis veel kracht toe. Ook sterkte voor familie, vrienden en bekenden van Bert.
Zijn afscheidsdienst was op zondagmorgen, 16 januari. Het was zijn 59e trouwdag met Martha. Hun 25-, 40- en 50 jarig huwelijk hadden ze gevierd. De plaats van handeling voor de afscheidsdienst was daarmee bepaald. Zaal Roelanzia in Ysselsteyn zette er zonder voorbehoud haar deuren voor open. Woensdag ervóór waren Martha, hun vier kinderen en negen kleinkinderen er nog geweest om te bespreken hoe de dienst en de koffietafel er uit moest komen te zien. Ja, met z’n veertienen in totaal, als een vanzelfsprekend toonbeeld van gezamenlijke betrokkenheid bij het afscheid van haar man, hun vader en opa.
Maandag dáárvoor had ik mijn eerste gesprek met Martha en de kinderen. Chris lag er opgebaard bij. Hij hoorde er bij te zijn. Vanzelfsprekend. Een dag eerder was hij in het ziekenhuis in Venlo overleden, ook in het bijzijn van Martha, de kinderen en aanhang. Twee dagen eerder was hij opgenomen, met een zeer vertraagde hartslag en een lichaamstemperatuur, ver onder de normale waarde. De dienstdoende cardioloog vond het onverklaarbaar dat hij op dat moment nog bij kennis was.
Misschien kwam dat door de groet van Martha, bij haar bezoek aan Chris. ‘Ha Pap’ zei ze. En het antwoord ‘Ha Mam’ klonk, ondanks zijn gezondheidstoestand toch heel vertrouwd. Toen wat later zijn zoon Paul afscheid nam met de woorden ‘ik ziej oow merge, Pap’, kwam er een geruststellend ‘daat is good, jông’ als antwoord. Maar een dag later was Chris al niet meer aanspreekbaar. En weer een dag later, op zondag 9 januari, is hij in alle rust overleden. In die twee dagen in het ziekenhuis heeft zijn familie nog afscheid van hem kunnen nemen.
En een dag later zat ik bij hen in de woonkamer om de afscheidsdienst te bespreken. Chris bleek al langer met zijn gezondheid te sukkelen. Een jaar eerder was het al een keer kritiek geweest. De kinderen hadden het over een bonusjaar, waar zij en Chris, voor zover zijn gezondheid dat toeliet, nog volop van hadden genoten. En dat het afscheid op de trouwdag moest vallen, was voor niemand een vraag. Vanzelfsprekend moest dat op die dag. Net als de plaats van handeling zaal Roelanzia moest zijn.
De hele dag waren ze al actief geweest om alles te regelen wat er geregeld moest worden. Met uitvaartverzorger Yvonne Vos als steun en toeverlaat en met elkaar. Toen ik ‘s avonds aansloot, was er al heel veel gehuild, gelachen, gezegd en geregeld. Maar ook veel nog niet. Het avondeten was er bij ingeschoten, maar de kleinkinderen brachten op enig moment broodjes en gehaktballetjes in tomatensaus. Als vanzelfsprekend werd ik uitgenodigd om een broodje mee te eten.
De dagen daarna heeft de afscheidsdienst verder vorm gekregen. De kist voor Chris hebben de zoons zelf gemaakt, met hulp van een broer van Chris. Het bloemstuk op de kist hebben de dochters gemaakt, samen met de schoondochters. Gebruikmakend van materiaal uit de tuin waar Chris zo trots op was. De kleinkinderen verzamelden herinneringen en oefenden als vanzelfsprekend het liedje ‘M’n opa, m’n opa’, omdat Martha hen dat gevraagd had. Martha had dat in een droom voor zich gezien. Die droom werd werkelijkheid. Vanzelfsprekend.
Die zondag in Roelanzia was het één grote bloemenzee rond de kist van Chris. Prachtige lelies voegden de kleinkinderen er nog aan toe. Lelies waren de bloemen die Chris zelf heel lang kweekte. Foto’s en muziek riepen herinneringen op aan zijn leven. Het werd een indrukwekkende afscheidsdienst. Maar het was niet alleen een afscheid, het was ook een viering van zijn leven. Alles wat de kinderen en kleinkinderen als vanzelfsprekend voor dat afscheid hadden gedaan, was een samengaan van verdriet en vreugde. Verdriet over zijn heengaan, vreugde over zijn leven.
Gewoon, omdat het was zoals het was. Het voelde als een vanzelfsprekendheid voor alle aanwezigen om bij het vertrek van Chris naar het crematorium buiten nog een erehaag te vormen. Toen Chris door de kleinkinderen naar de bus van de oudste zoon werd gereden -hij ging zoals hij was gekomen-, sprak Martha nog heel spontaan in een paar zinnen alle aanwezigen toe en bedankte ze uit de grond van haar hart. Chris zou trots op haar zijn geweest. Zoals zij trots op hem was. Het spreken ging vanzelf. Omdat alles al was gezegd.
Het volgende gedicht is geïnspireerd op de verhalen die het gezin mij verteld heeft en voorgedragen tijdens de dienst. Met hun toestemming deel ik het hieronder.
Met respect opgedragen aan Martha, aan Wil en Betsy en hun kinderen Kris, Ted en Max, aan Angela en haar zoon David, aan Mirjam en Theo en hun kinderen Teun, Juul en Anne, aan Paul en Ilona en hun kinderen Loet en Merle.
En een speciaal excuus nog aan Juul, waarvan ik ondanks goede afspraken haar naam toch als Sjuul heb uitgesproken…
Ik zag het filmpje van iets meer dan 1 minuut. Kleindochter Lin had het opgenomen. Haar oma, die jarenlang genoten had van country- en line-dance danste in haar laatste dagen op het ritme van de muziek. De rollater ondersteunde haar en even was ze de vergevorderde Parkinson de baas. Met een ferme halt op de laatste ‘cha-cha-cha’-klank, leek ze nogmaals krachtig te bevestigen waar ze een maand eerder toe had besloten.
Twintig jaar lang had ze gevochten tegen de ziekte die meer en meer, steeds met hele kleine beetjes, toch telkens wat van haar levenslust had afgepakt. Twintig jaar lang gaf ze zich echter niet gewonnen, terwijl ze wist dat ze die strijd uiteindelijk ging verliezen. Tegelijk wist ze ook dat ze niet kon verliezen. Want zij stond zelf aan het roer. Ook al was dat roer er op het laatst in de vorm van een rollator. Hoe dan ook, zij hield het stuur in handen en bepaalde de richting.
Haar rouwbrief begon met twee zinnen: ‘Je hoeft niet zo sterk te zijn om vast te houden, maar je moet heel sterk zijn om los te laten.’ Er stonden losse woorden op de kaart die het leven van Ria typeerden. 21 karaktereigenschappen of zaken waar haar hart lag. 21 in totaal. Hoe ingrijpend de Parkinson haar leven ook had bepaald, uiteindelijk waren het eigenlijk maar twee zaken, die Ria door de Parkinson leek te hebben moeten loslaten: Dansen en country. Leek, want laat dat in haar laatste dagen nou net de twee dingen zijn die ze terugpakte op de Parkinson. Al was het maar iets meer dan 1 minuut. De Parkinson won niet. Zij won. Want zij bepaalde. En zij hield het stuur in handen.
Die kracht was wat ik ook voelde bij het gesprek met haar kinderen en haar partner. We hebben samen haar uitvaart geregeld op een manier die recht deed aan haar leven. Recht deed aan haar doorzettingsvermogen, eigenwijsheid, gezelligheid en zorgzaamheid. Haar muziek, haar liefde voor haar tuin. Haar vriendschap. Haar lach en haar droge humor. Haar familie, kinderen en kleinkinderen die al deze eigenschappen in haar herkenden, maar ook in zichzelf terugzagen. Omdat ze Ria zagen dansen.
Haar kleindochter Lin had het filmpje gemaakt. Aan tafel zat haar partner Hans. ‘Straks ben je doodmoe’, hoorde je hem zeggen. ‘Ja’, bevestigde de kleindochter en leek aanstalten te willen maken het filmen te stoppen. Maar Ria danste door. Het liedje was nog niet af. Ze danste heen en terug door de keuken. En stopte pas toen het liedje stopte. Ja, het had haar vermoeid. Maar de lach op haar gezicht liet zien wat deze korte dans voor haar betekende. En liet ook zien wat deze korte dans straks zou betekenen, als zij er niet meer zou zijn.
Tijdens de dienst hebben we dat filmpje laten zien. En iedereen zag haar lach. Terwijl de anti-Parkinsonmedicijnen via een kastje haar lichaam instroomden, bleef Ria lachen. En dansen.
Met respect (en na overleg met de familie) heb ik het onderstaande gedicht gemaakt en tijdens de dienst aan haar opgedragen. Aan Ria Hermans. Een mooi mens.
Voor Hans, Harald en Maartje en hun kinderen Dana en Kay. voor Heidi en Hans en hun kinderen Lin, Rob en Siem. Voor de familie Hermans en alle vrienden en bekenden van Ria.
Massa’s beukenblaadjes, gecombineerd met oranje rozenblaadjes. Rondom een in doeken gewikkelde overledene. Dat was het indrukwekkende beeld waarvan ik gisteren getuige mocht zijn. Het was tijdens de afscheidsdienst van Wim Dekkers. Zijn kleindochters, maar liefst zes in getal, hadden een dag eerder al meegeholpen om opa in doeken te wikkelen. En nu legden ze handenvol beukenblad, meegebracht uit de tuin van Wim, in een natuurlijke krans om hun overleden opa. Bijna om hem warm te houden, leek het wel, tijdens de laatste momenten die ze samen in zijn aanwezigheid hadden. Bea, Wim’s vrouw, strooide er de oranje rozenblaadjes overheen. Het herfstbruin en oranjeroze paste perfect bij de kleuren van de door Bea zelfgemaakte quilt die om Wim heen was geslagen. Het eerbiedwaardige en tegelijk ontspannen samenspel zorgde uiteindelijk voor een prachtig plaatje. De camera’s van de mobieltjes van de meiden maakten even overuren, voordat de dienst daadwerkelijk ging beginnen.
Het was een dienst die ik mocht begeleiden. Samen met Bea, Marwin en Eugènie had het levensverhaal gestalte gekregen, in de dagen voorafgaand aan de dienst. Mooie herinneringen aan Wim, bewaard in woorden, lieten een beeld zien van een man die in zijn leven op allerlei manieren veel had betekend voor zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen, maar ook voor zijn familie en voor de mensen waarmee hij een band had opgebouwd. De herinneringen inspireerden me om in een gedicht te proberen de essentie te vangen van wat met zoveel liefde verteld werd.
Ter afsluiting van de dienst heb ik dat gedicht mogen voorlezen. En met toestemming van de familie wil ik het hier ook graag delen en bewaren.
je lag erbij alsof je sliep en om je heen je boeken en nog straalde je kennis uit toen ik je kwam bezoeken
in boeken zaten geeltjes je las die tegelijk daar haalde jij je kennis uit werd theorie praktijk
jouw drijfveer in je leven dat was voortdurend leren om ook de kleinste letters met kennis te pareren
tot aan je laatste ademzucht bleef jij die kennis delen en liet je zelfs corona niet je eigenwaarde stelen
nieuwsgierig naar het leven toch naar het onbekende waar kennis ophoudt en jij zelf je naar een engel wendde…
wat blijft is de herinnering aan wie je voor ons was als kennis samen gaat met liefde dan snap je ware kennis pas
Voor Bea, Marwin en Anke, Eugènie en Rutger, de kleinkinderen Sterre, Noor, Lieve, Fleur, Jotta en Ulrike. En voor iedereen die Wim gekend heeft.
jouw handen maakten mooie dingen gestoeld op kennis en knowhow al wat van hout was liet jij zingen en vaak was jij voor ons in touw
het gaat goed hoor, zei je steeds maar weer zelfs op de dag van koorts en kou het gaat goed hoor, zei je keer op keer toch bleef ik toen maar dicht bij jou
ik wilde voor je zorgen omdat ik van je hou en het leek elke morgen dat je weer beter worden zou toch moest je ons verlaten en missen we je nou niet meer met jou te praten dat dompelt ons in rouw
maar toch.. het is jouw liefde voor hout waar ik op bouw want hout zorgt voor verbinding geeft warmte aan de kou toen jij moest gaan in stilte trok zij zacht aan je mouw? precies wat jij steeds wilde weer samen man en vrouw…
jouw handen maken dingen maar nu van lucht en blauw je kijkt naar haar, je kijkt naar ons, en zegt ‘ik blijf bij jou…