De natuur van Marian…

Wandelend door Horst met kleinzoon Tos in de kinderwagen kwam ik een tijd geleden Marian tegen. We praatten even en toen zei ze dat ze iets voor me had. Iets dat ze me al een hele tijd wilde geven. Ze pakte haar notitieboekje en haalde er een gevouwen velletje papier uit. Er stond een met de hand geschreven tekst op. ‘Het is de tekst van een liedje’ zei ze. ‘Nature boy’. Ken je het?’ Ik kende het niet, maar het enthousiasme waarmee ze erover vertelde, werkte aanstekelijk. ‘Jij maakt toch muziek? Misschien kun je er iets mee?’ 

Op het papiertje las ik een engelse tekst. Het bleek de tekst van een liedje uit 1948 van Nat King Cole. Een grote hit in dat jaar waar uiteindelijk miljoenen exemplaren van verkocht werden. Abbey Lincoln, een jazz-zangeres, bracht het opnieuw uit in 1995. ‘Ik vind het zo’n mooie tekst’, vervolgde Marian. ‘Kun je daar iets mee? En zo niet, dan gooi het briefje maar gewoon weg..’. Ik heb het briefje weer opgevouwen en bewaard. Thuis heb ik het originele liedje opgezocht en beluisterd. Van Nat King Cole én van Abbey Lincoln. Mooi.

Ik had Marian verteld dat mijn ‘muziek maken’ grotendeels bestond uit het declameren van teksten op de klanken van mijn buikorgel. Maar dat ik haar hoe dan ook dankbaar was voor haar spontane gebaar en dat ik zou kijken hoe ik de tekst zou gaan gebruiken. Eenmaal thuis, na het horen van de liedjes, leek het me wel een uitdaging om de tekst te vertalen. Ik heb er toen een Horster variant op gemaakt, waarin ik geprobeerd heb om de essentie van het origineel te behouden.

Vanmiddag zag ik Marian weer. Net als zo vaak begeleidde ze iemand in de rolstoel. Werk of vrijwilligerswerk, dat weet ik niet, maar het valt me elke keer op dat ze er veel tijd en energie in steekt. Zo mooi om te zien hoe haar vriendelijke lach en grote betrokkenheid bij degene die ze begeleidt, tot een speciale band leidt, tussen haar en degene in de rolstoel.

Ik heb haar mijn horster vertaling ter plekke even voorgelezen. Ze vond het mooi, zei ze, zoals ik het toen mooi vond dat ze me die tekst gaf. Na elkaar kort bedankt te hebben, liep ik door naar het centrum en vervolgde Marian haar weg, de rolstoel duwend met daarin de cliënt, waarmee ze even daarvoor hoogstwaarschijnlijk bij Passi of Grön iets lekkers had gegeten. Ook daar ben ik vaker getuige van geweest en steeds ben ik dan onder de indruk van haar vriendelijke betrokkenheid.

Daarom speciaal voor Marian hieronder haar tekst en mijn dialect-vertaling daarvan. ‘De laatste zin vind ik zo mooi’, zei ze me een tijd geleden. Ik snap wel waarom. Misschien dat ze het zelf niet zo ziet, maar ik weet bijna zeker dat die zin over haar gaat. Ik vond een foto van haar op internet en mogelijk schend ik zo de wet op de privacy, maar ik zag dat die foto op een site stond, waar Marian zichzelf voorstelt. Mocht u haar nog niet kennen, klik dan hier. Ze verdient het!

Hieronder de originele tekst van het lied en daarna mijn vrije vertaling ervan. Met dank aan Marian!

Nature Boy
(Liedje van Nat King Cole / Abbey Lincoln – tekst: Eden Ahbez)

There was a boy
A very strange enchanted boy
They say he wandered very far
Very far
Over land and sea
A little shy and sad of eye
But very wise was he

And then one day
A magic day he passed my way
And while we spoke of many things
Fools and kings
This he said to me

“The greatest thing you’ll ever learn
Is just to love and be loved in return”

Natuur jông…

dur waas oëit enne jông
bitje vremde ma vriendelukke jông
ze zagte daat heej vaan hiël wiet kwaom 
hiël wiet ovver land en ovver water
ietwaat verlaege, in de oëge en traon
ma waal mit de wiësheid 
vaan doezend jaor later

toen, ôp ennen magischen daag,
kruuste zich ôs waege heej
we sprooke ovver hiël veul dinge
ovver gekke spelle, liedjes zinge
en toen zâg heej dit taege meej:

“ut aallermoëiste
daat ge liërt misschien
is lief te hebbe en gelieft te ziën”

Math..

Vandaag was ik bij je afscheidsdienst. Ik wilde daar bij zijn, omdat ik je wel eens tegenkwam in Horst en we elkaar dan altijd goeiedag zeiden. En ook omdat ik twee broers van je ken. Met de een, Ton, heb ik lang recreatief gevolleyed en de ander, Geert, spreek ik wel eens, als ik hem en zijn vrouw Ingrid ergens in het dorp tegenkom.

Het was enorm druk in ‘t Gasthoês. Ik was blij dat een medewerker van Yvonne Vos Uitvaartzorg de grote groep staande mensen achter in de foyer kwam vertellen dat er nog vijf stoelen vrij waren. Uit ervaring weet ik dat er dan nauwelijks iemand reageert omdat iedereen op de een of andere manier toch liever blijft staan. Ik heb daar vanochtend een uitzondering op gemaakt, ben de medewerker gevolgd, samen met één meneer vóór me. Eén van de vijf vrije stoelen was halverwege de zaal. Mijn voorganger nam daar plaats. Ik kreeg een van de vier overige vrije stoelen, bijna vooraan, aangeboden. Dankbaar plaatsgenomen en niet veel later vulden drie dames de laatste drie plekken ook.

Op een groot beeldscherm was Math te zien, alsof hij zo vanuit een bos het podium op kwam lopen. Een lach op z’n gezicht. Het was net alsof hij over zijn eigen kist heenkeek, de zaal in. Ik zag zijn blankhouten kist, waar gekleurde handen op waren achtergelaten. Links en rechts heel veel waxinekaarsjes die het podium van het Gasthoês sfeervol in het licht zetten. Twee lange rijen met bloemstukken waren aan weerszijden op het podium te zien. Nog niet brandend, stonden er rondom de kist vier kaarsen, samen met -wat later bleek- heel prominent, de trouwkaars. Op de kist stond een waxinelichtje dat ook nog niet ontstoken was.

Een zus van Math leidde ons door de dienst en dat deed ze op een bewonderenswaardige manier. Ze hield ons bij aanvang letterlijk een spiegel voor. Een actie die aan het denken zette. Daarna werden alle kaarsen ontstoken. De trouwkaars door Jacqueline, de vrouw van Math, de vier kaarsen rondom Math, door zijn drie dochters, Rianne, Lotte en Inge, samen met schoonzoon Stein. Daarna maakten Lotte en Stein met elkaar nog het waxinelichtje aan voor Lune, de kleindochter van Math.

Vervolgens kregen de drie dochters het woord, die om beurten namens zichzelf en hun moeder spraken. In de wandelwagen lag Lune, waar Math maar zo kort van heeft kunnen genieten. Lune was wakker en dat liet ze ook horen. Veel te klein om de metafoor van de spiegel en de kaarsen te begrijpen, maar oud genoeg om nietsvermoedend de waarde van leven door de grote zaal te laten klinken. Ze hoorde er bij.

Mooi hoe de broers en zussen zelf hun eerbetoon aan Math vorm gaven. Vroeger werden er, zeker bij grotere gezinnen, weleens foto’s gemaakt van de kinderrij, die dan op volgorde van leeftijd en grootte ging staan. Ik herkende dat van het hoe het bij ons thuis met zeven kinderen vroeger ging. In die tijd was dat vaak een schuin oplopende rij, van de jongste naar de oudste. Zo’n rij ontstond nu opnieuw, alleen deze keer niet meer schuin oplopend. Wel op leeftijd, waarbij Math zo’n beetje middenin uit bleek te komen. Twee broers en één zus haalden herinneringen op, die de anderen niet onberoerd lieten…

De schoonfamilie, waar Math blijkbaar al zo’n veertig jaar over de vloer kwam, kreeg het woord. Daarna de vriendengroep VC Rust, die lang geleden blijkbaar nog TC Rust heette, toen trimmen nog een belangrijke activiteit was die hen samenbracht. Trimmen was al jaren niet meer aan de orde, maar gezelligheid daarentegen des te meer. Ook daar mooie herinneringen, die lieten zien dat Math weliswaar vaak stil op de achtergrond genoot, maar toch ook een prominente plek had binnen de groep. Math regelde veel en hij had niet veel woorden nodig om duidelijk te maken hoe hij ergens over dacht.

Dat bleek op zijn werk niet anders. Op zijn eigen manier problemen oplossen, waarbij hij kon terugvallen op een ijzersterk geheugen voor de kleinste details, twee rechterhanden en een berg ervaring. Math stond niet alleen op zijn werk voor iedereen klaar, ook thuis, bij zijn broers en zussen en in de vriendengroep was hij vaker degene die hand- en spandiensten kwam verrichten.

Tussen al die verhalen door was er steeds muziek en waren er foto’s uit het leven van Math te zien. Woorden werden bevestigd door de beelden op het scherm. Math, genietend met een pilsje. Op een feestje of met carnaval. Math, met zijn dochters, met zijn vrouw. Vroeger, toen de kinderen nog klein waren, met hen op de kermis, in een speeltuin of aan het strand.

Zijn zus zei het heel mooi. Zij kon zich Math en zijn drie dochters eigenlijk alleen samen voor de geest halen. Als kind al altijd hangend aan, liggend op of spelend met hem. En op latere leeftijd in haar ogen nog altijd dat beeld van samen. Niet vreemd dat Math van alle plaatsen waar hij kwam, toch het allerliefste thuis was. Bij zijn dochters, bij Jacqueline, en sinds kort bij -wéér een vrouw- zijn kleindochter Lune.

Het was een mooi afscheid. De laatste drie maanden van zijn leven waren zwaar. Hoe ga je om met iets dat als een donderslag bij heldere hemel over je uitgeroepen wordt? Als alles ineens eindig wordt? Wat kun je dan zeggen, als je toch al niet zo’n prater bent? Maar in de laatste weken vond Math blijkbaar toch de woorden om van iedereen op zijn manier afscheid te nemen. 

Zijn zus vroeg tegen het eind van de dienst aan iedereen die dat kon om te gaan staan, om op een eigen manier in stilte Math te gedenken. Terwijl iedereen stond en het even helemaal stil was, was alleen Lune nog te horen. Alsof het zo moest zijn. Nu was zij het die ons allemaal in zekere zin een spiegel voorhield, weliswaar zonder het te beseffen, maar toch. Zij liet horen dat het leven doorgaat. Zoals Math aan het begin bijna letterlijk over zijn eigen kist heen leek te stappen, zo heeft hij misschien ook wel Lune laten weten dat ze van zich mocht laten horen. Zelfs bij stilte. Of bij verdriet. En al zeker bij vreugde. 

Dat besef kreeg op het eind nog een mooie vertaling, vond ik. Zij zus gaf aan dat het favoriete nummer van Math niet kon ontbreken op zijn afscheid. The Channon Song van Rowwen Hèze. Een lied zoals het leven van Math, vertelde ze: rustig beginnend, dan ineens turbulent en daarna weer rustig eindigend. Ze vroeg iedereen er naar te luisteren en gedurende het lied te doen wat je werd ingegeven. De muziek startte met het rustige deel, dat me in gedachten terugbracht naar het stilte moment van net daarvoor.

Bij het begin van het turbulente deel stonden er een paar mensen op die ritmisch begonnen mee te klappen. Als een golf ging dit gebaar door de zaal. Men stond op en samen werd het een krachtig, ritmisch applaus. Het geluid van iedereen haalde me terug uit mijn gedachten, maar ik voelde op een vreemde manier dat ik te laat was om nog spontaan mee te gaan klappen. Ik bleef nog even bezig met wat mij vooral was ingegeven tijdens de rustige aanvangstonen van het lievelingslied van Math: hoe het leven ondanks alles altijd hoorbaar aanwezig blijft. Omdat het niet anders kan. Lune wist dat, maar had er nog niet de woorden voor. Ik voelde het vanochtend en heb er deze woorden voor.

Deze woorden, als een tekstueel applaus voor Math, zijn vrouw, zijn dochters en schoonzoon, zijn broers en zussen, overige familie, vrienden en bekenden. 🙏

2025…

ooit dacht ik 
aan een jaartal
dat héél ver 
voor me lag
ik vroeg me af 
hoe het zou zijn
dat jaar, 
die eerste dag

wat toen nog 
verre toekomst was
dat komt 
steeds dichterbij
hoe het dan is
besef ik nu
dat ligt 
geheel aan mij

slechts één héél jaar 
tot dat moment
dat ooit nog
zo ver leek
een jaar waarin
de keuze zelf
toch wel
de juiste bleek

Oetgespeuld…

Afgelopen vrijdag, 29 december, was de vierde editie van ‘Oetgespeuld’. Een prachtig initiatief van Anja Hoeijmakers-van den Munckhof (Anja vaan de Smid) en Dirk Jeurissen. Het was volle bak bij Anja. Allemaal muzikanten die één introducée mee konden nemen. Er stonden complete bands op het podium, anderen vormden een duo of trio en weer anderen traden solo op. Ieder mocht een of twee nummers laten horen en op het moment dat het optreden begon, was er volle aandacht voor de artiest. Complimenten sowieso voor Thijs Lenssen die al die optredens op professionele wijze van een indrukwekkende geluidskwaliteit voorzag.

Zelf heb ik op de klanken van mijn draaiorgel een tekst gemaakt op het lied van Frank Sinatra, ‘My way’. Een redelijk lange tekst, op één A4 bewaard, waardoor het lettertype net iets te klein bleek, om het tot op het eind goed te kunnen voordragen. Ter plekke opgelost, door de laatste regels als een soort toegift, dan maar zonder orgelondersteuning voor te lezen.

Hieronder heb ik mijn bijdrage nog een keer in volle omvang bewaard. Voor de (nieuwsgierige) liefhebber.. Het is een dialekttekst, die ik de titel ‘Daat dudde zelluf’ heb meegegeven.

Mijn bedrage voor ‘Oetgespeuld’, gefotografeerd in volle actie, door Dirk. Hieronder in zijn geheel te beluisteren.

Eindejaarsblues…

De laatste dag van 2023. Net als andere keren, vlak voor jaarwisselingen, huist er in mij een onbestemd gevoel. Een mix van nostalgie en melancholie. Emoties die op elkaar lijken maar waarvan de definities die ik er even van op zoek, me aan het denken zetten. Mijn zoekterm ‘verschil melancholie en nostalgie’ brengt me op de site verkenjegeest.com. Daar wordt nostalgie gedefinieerd als ‘een verlangen naar iets dat je gelukkig maakte’. Melancholie als ‘een gevoel van peinzend verdriet, meestal zonder duidelijke oorzaak’. Mooie omschrijvingen vind ik. Op de site worden de termen verder uitgelegd.

Gelukkig verlangen en peinzend verdriet. Poëtisch bijna. Geluk en verdriet lees ik er in terug. Een contrast, net als oud en nieuw. Verleden en toekomst. Of regelmaat en chaos. Leven en dood. Het zijn tegenstellingen die bij elkaar horen. Het houdt me bezig, merk ik. Aangewakkerd door het besef dat ik al een groot aantal jaren dingen doe, die ik steeds minder vanzelfsprekend lijk te gaan vinden. Zeker in deze tijd van het jaar. En dat komt met grote waarschijnlijkheid door de jaren zelf. Het is niet verkeerd, denk ik, om je met een zekere regelmaat af te vragen waar je nou precies mee bezig bent. En als mogelijk vervolg daarop na te denken of je dat wil blijven doen, of dat je misschien toe bent aan wat anders.

Morgen is de laatste dag van 2023. Overmorgen zitten we in 2024. Op 1 januari 2024 om 12.00 uur mag ik opnieuw een grote groep mensen het water van de Kasteelse Bossen inpraten. De huidige organisatie van de Nieuwjaarsduik schat dat er tussen de 200 en 250 mensen komen duiken, lees ik in een artikel op social media. De organisatie is sinds dit jaar in handen van een nieuwe groep vrijwilligers. Ze hebben me gevraagd of ik de sprekersrol weer op me wil nemen. Ik heb toegezegd.

Bij de vorige groep vrijwilligers heb ik al een aantal jaren achter elkaar de sprekersrol mogen invullen. En ik realiseer me dat ik dat ook al jaren daarvoor deed voor de groep dáárvoor, die ooit met de Nieuwjaarsduik is begonnen. De toenmalige stichting organiseerde de Nieuwjaarsduik in 2001 voor het eerst, onder de naam ‘cold turkey’. Eén duik is volgens mij  in al die jaren niet doorgegaan en dat was vanwege corona, maar een snelle rekensom leert me dat de aanstaande duik de 22e keer wordt dat ik er met de microfoon bij ben.

22. Best een aantal. En bovendien een symbolisch getal, in termen van carnaval. Want ook op dat vlak had ik laatst zo’n besefmoment. Ik bladerde door wat oude Klossen. De Klos is de carnavalskrant van D’n Dreumel en in de editie van 1996 kwam ik al een aantal stukjes van mijn hand tegen. Voor de komende Klos heb ik onlangs opnieuw mijn bijdrage ingeleverd. Ook hier even snel rekenen: voor de 29e keer.

Het gaat me eigenlijk helemaal niet zo om die getallen. In termen van een lang en gelukkig leven zou het fijn zijn als die aantallen de komende jaren alleen nog maar verder gaan oplopen. Dus waarom toch die gemengde gevoelens en die tanende vanzelfsprekendheid?

Ik realiseer me dat deze tijd van het jaar, zo vlak voor de jaarwisseling, er door meer mensen terug gekeken wordt op de voorbije periode. En ik zal zeker niet de enige zijn die dat met gemengde gevoelens doet. Nostalgisch én melancholisch. Bij de definities van deze twee termen lees ik een interessante conclusie:

‘Toch zijn beide emoties het bewijs dat je intens geleefd, gevoeld en ook geliefd hebt. In feite is het voelen van zowel melancholie als nostalgie de prijs van het leven. Als je deze emoties voelt, hoewel ze je soms pijn en verdriet bezorgen (meer in het geval van melancholie dan van nostalgie), onderdruk ze dan niet, maar druk ze uit. Probeer te achterhalen welke boodschap ze brengen en wat ze je proberen te vertellen. Hun boodschap zal een geschenk zijn voor je ziel. Wellicht ook interessant voor jou’

Zeker een interessante gedachte, merk ik. Ik moet op zoek naar de boodschap die erachter zit. Daar zal ik in 2024 eens actief werk van gaan maken. Maar eerst overmorgen nog een duik presenteren. Ik heb er weer zin in!

Is het hele leven eigenlijk niet een doorlopende nieuwjaarsduik…

Herfst om me heen…

Foto: Anna Kóró (Pexels)

De herfstwind blaast een blaadje naar me toe. Het natte bospad knispert onder de wielen van mijn fiets. Een wandelaar van ver ziet me komen en commandeert z’n honden bij zich. We groeten elkaar in het voorbijgaan. Het bos ruikt naar paddestoelen. Het is zaterdagmiddag. Ik strijk neer op een bankje om aan mijn gedachten woorden te geven. Dat is al even geleden. Een fietsgedicht. Laten gebeuren wat er in me opkomt.

Ik kijk opnieuw naar de ingekerfde letters, die samen een zin vormen. ‘Ik goj vandaag miene eige waeg’. Het lijkt alweer lang geleden dat we hier met z’n drieën zaten, in de voorbereiding van onze voorstelling ‘Gegaeve Zinne’. Die voorstelling was twee weken geleden. Heel goede herinneringen aan. Ook aan deze zin en aan deze plek. Deze zin en heel veel andere zinnen inspireerden ons om zin te geven aan wat mensen en ons bezig hield. Fijn om te doen.

Zingeving. In de krant van vanochtend zou ik er naar hebben moeten zoeken, als ik me daar op dat moment bewust van was geweest. Als ik er, hier op het bankje, aan terugdenk, dan weet ik nog dat me bij een aantal artikelen een gevoel van zinloosheid bekroop. Zinloosheid en machteloosheid. Wat is de zin van de strijd tussen Israël en Hamas? Tussen Oekraïne en Rusland? Hoe zinloos is het wederzijds moorden en martelen? En hoe machteloos kijk ik er naar en lees ik er over. Mensen doen het elkaar aan. Zien zij er de zin van in?

Ik kijk om me heen en laat de herfstwind mijn gedachten wat verwaaien. Er valt een blad uit de boom. Het landt op het water en drijft met de rimpelingen van de wind op het water mee. Ik zag het vallen, zonder geluid neerkomen en stilletjes wegdrijven. Verval in de herfst. Natuur die zich telkens weer vernieuwt. Die, zonder bijbedoeling, zinnige tegenstellingen creëert. Zomer, winter. Herfst en lente. 

Hoe kan het, dat het de natuur wel lukt, wat voor mensen zo onmogelijk lijkt. De natuur, die ondanks of misschien wel juist dankzij tegenstellingen, in volledige harmonie, zin geeft aan het pure zijn. En dan de mensheid, waarvan een onzinnig deel elkaars zijn domweg betwist en stellingen betrekt in gure oorlogen. Puur tegenover guur. Zijn tegenover pijn.

Ik zet de eerste woorden op papier. Een fietsgedicht in de maak. De herfstwind fluisterde het in. Het blaadje sprak in stilte. Zingevend.