Martien…

Van Lucie, die de dienst begeleidt, hoor ik dat Martien hersteld leek van corona en een longontsteking. Zijn overlijden, zondag 28 augustus, was abrupt en totaal niet verwacht. Zijn overlijdensbericht in de Hallo, daags voor zijn afscheidsdienst, was dat ook. Abrupt. Niet verwacht. Martien? Ik lees het bericht op donderdag 1 september. Als ik persoonlijk afscheid wil nemen, kan dat op diezelfde dag tot 19.45 uur in ‘t Gasthoes. Het is 19.45 uur. Ik besluit een dag later zijn afscheidsdienst bij te wonen.

Die dienst begint met de Bolero van Ravel. Van het begin tot het eind, alsmaar toenemend in kracht en intensiteit, tot er op het laatst een abrupt einde aan komt. Op de een of andere manier vind ik het helemaal passend bij Martien van de Kerkhof. Hij hield enorm van muziek.

Ik zie bekenden in het zaaltje van De Leste Geulde. Mensen van het eerste uur van de ziekenomroep, die via Rozah en Reindonk uitgegroeid is tot Omroep Horst aan de Maas. Martien was er een van. Hij hield van muziek en hij hield van de techniek om die muziek te laten horen.

Ik zie leden van D’n Dreumel. Martien is ooit door de carnavalsvereniging onderscheiden, zie ik op een van de foto’s die langs komt op muziek. Zeker verdiend die onderscheiding, want op Martien kon de vereniging bouwen als het over geluid ging. En hij zorgde lang voor de muziek waarop de dansgarde kon schitteren. Tot landskampioen toe.

Ik zie iemand van de Mühltaler, die me vertelt dat Martien niet alleen bij dit muziekgezelschap uit het verleden van grote waarde was, maar dat hij ook in de loop der jaren vriend aan huis was. Als het over geluid en geluidinstallaties ging, dan was Martien altijd bereid je daarover te adviseren.

Ik zie zijn directe familie vooraan zitten en alle overige familie, vrienden en bekenden daarachter en daarnaast. Deels genodigd, maar deels ook gekomen, omdat het overlijdensbericht in de Hallo hen daartoe uitnodigde. Net als ik.

Martien sprak ik regelmatig, als we elkaar ergens tegenkwamen. Bijvoorbeeld bij de jaarlijkse bijeenkomst van gedecoreerden die ik mocht presenteren. Want Martien was terecht Lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Een foto van dat decoratiemoment, nog met toenmalig burgemeester Frissen, komt voorbij tijdens muziek. Ik zie Martien, wat kromgebogen door zijn ziekte, die de ridderorde trots in ontvangst neemt. Andere foto’s komen voorbij op muziek van Mozart en de Wazelvotte. Martiens muzieksmaak was heel breed.

Toen café Cambrinus nog bestond, schoof Martien zo nu en dan spontaan aan, aan de stamtafel. Zijn Parkinson maakte het drinken van een kop koffie soms tot een hele onderneming, maar hij had alles bij de hand om een eventueel ongelukje zelf te herstellen. Het mogelijke ongemak weerhield hem niet om zich te mengen in gezelschappen.

Ik hoorde Lucie vertellen dat Martien z’n slechthorendheid vroeger als kind pas laat werd opgemerkt. Maar toen hij eenmaal vooraan in de klas mocht zitten, ging hij met sprongen vooruit. Zijn markante uiterlijk gaf in de kindertijd vaak aanleiding tot ‘klieren’. Hij heeft zijn deel daarvan ongetwijfeld gehad. Maar het leek hem alleen nog maar sterker en zelfbewuster te hebben gemaakt. Martien deed zijn eigen ding. In de techniek en in de muziek.

Ik hoorde Lucie ook vertellen dat Martien als de beste kon liplezen. Hoe vaak zal hij op afstand genoten hebben van wat mensen onbespied over hem vertelden. Want Martien was een opvallende verschijning. Met zijn eigengemaakte skelter, met ingebouwde geluidsboxen en verschillende effecten. Zo kon hij het geluid van dichtslaande portieren nabootsen, tot grote verbazing soms van omstanders.

Uit het verhaal van Lucie hoor ik nog een andere anekdote, die Martien typeerde. Toen Parkinson het rijden op zijn skelter steeds lastiger maakte, vroeg hij bij de gemeente een driewieler aan. Daar kwam hij niet voor in aanmerking werd hem verteld. Wel voor een veel duurdere scootmobiel. Martien vond dat vreemd maar na verschillende pogingen voor een driewieler kwam er uiteindelijk toch een scootmobiel. Uit protest heeft hij de snelheid daarvan fors opgevoerd en zag je Martien soms met 50 km per uur door de straten gaan. En ik verwacht dat hij daar ook een muziekinstallatie op heeft gemonteerd, maar zover ging de overlevering niet.

Vanwege zijn abrupte overlijden heeft hij de muziek voor zijn afscheidsdienst mogelijk niet zelf uitgezocht. Van de andere kant zou het me niet verbazen dat hij daar wel al bij leven duidelijke keuzes in heeft gemaakt. Ravel, Mozart, Wazelvotte en Rowwen Hèze. Martien hield van muziek.

‘Enne gooje meens blieft aaltied laeve’. Op zijn gedachtenisprentje lees ik één zin: ‘Bijzondere mensen sterven niet, zij gaan wel, maar blijven toch voor altijd…’ .
Martien. De afdeling techniek in de hemel heeft er een gedreven persoon bij. Met 50 km per uur als het moet. En in Oostenrijk komt hij nu misschien wel zonder scootmobiel..

Grenzeloos…

verlangen zonder grenzen
is streven zonder eind
kun je niet beter wensen
wat dat streven juist verkleind

dat je niet hoeft te zoeken
naar dingen in ‘t verschiet
dat het juist heel dicht bij je is
en dat je dat dan ziet

niet eindeloos maar streven
of zoeken naar de zin
want van je hele leven
ben jij steeds het begin

Zonnegrijs…

Je bent pas geland als de schaduw je raakt. Dit besef daalde in, nadat ik het zonnegrijs midden in het labyrint met sprongkracht meende te moeten verslaan. Alleen dan kwam ik los van de schaduw, waar de zon me steeds opnieuw mee confronteerde.

Het was een dubbel gevoel, want als ik de zon zag, dan was mijn schaduw weg. Stille taal in mijn hoofd bleek de weg naar de overwinning. Kneedbaar als de wind en veelkleuriger dan een regenboog. Het was het gevoel van een perfecte landing na een parachutesprong.

Daar waar de schaduw me raakte, was ik veilig. In de lucht had ik meerdere malen de zon gezien, die zich had losgemaakt van mijn schaduw maar mij er heel langzaam weer mee verbond. Stille taal werd gevoed door het besef dat als de zon mijn focus bleef, mijn schaduw altijd achter me zou liggen.

En mocht de schaduw op onverwachte momenten vóór mij opduiken, dan was het de zon die achter me stond. Voor de zon is de schaduw de verbinding met de aarde. Ik sta er op, er voor en er achter. En als het moet, met sprongkracht, er boven.

Eventjes, want de aarde lokt. Mijn schaduw is van zonnegrijs!

Verdichting…

1.
Ik wandel niet graag. Zeker op dagen dat de zon gaten in de grond schijnt. Het labyrint ligt half in de schaduw, half in de zon. Ik sta stil bij de ingang. Eén vraag in gedachten en klaar om de eerste stap te zetten. Het schijnt dat het labyrint je een antwoord kan geven. Of niet. Ik laat het gebeuren en ik ga.

Het eerste dat ik tegenkom op het smalle pad is een wit veertje. Vanmorgen zag ik in de mooie tuin van het Dominicanenklooster in Huissen hier en daar ook al witte donsveertjes liggen. Uit vleugels van engelen, dacht ik toen. Zou dat meteen al het antwoord zijn op mijn vraag?

Het vraagteken dat ik hoor in mijn hoofd weigert om een uitroepteken te worden. Ik wandel door, maak bochen en verbaas me hoe lang het duurt voordat ik bij het midden kom. Ongeduld? Wil ik teveel? Is de vraag misschien wel het antwoord?

Weer een bocht, na een stuk waarvan ik vond dat het best opschoot. Daarna weer kleine stukjes, met opnieuw veel bochten. Ik wandel en ik wacht op mensen voor me, die het labyrint ook lopen. Ik wandel en ik wacht. Ga opzij om anderen door te laten die van het midden weer op weg zijn naar buiten.

Ik pas me aan, lijkt het. Steeds weer. Straks ook? Als ik mijn vraag een laatste keer stel? Waar zullen dan de anderen staan? Waar wandelen zij? Kom ik ze ooit weer tegen, als het antwoord gegeven wordt? Mhm, teveel vragen. Ik wandel niet graag…

Het lange pad kort ik zelf in. Straks…

2.
Hoeveel mensen gaan me voor? Hoeveel mensen komen na mij? Ik zie ze gaan en komen. Ik ben erbij. Zij zijn bij mij, maar het pad bewandel ik zelf. Ik kijk naar mijn voeten maar wil ook naar ‘buiten’ kijken. Doe dat een paar keer, maar het voelt alsof ik dan de aandacht verlies.

De terugweg verkorten? Zou dat wat zijn? Ik denk er een aantal stappen over. Bij volgende ontmoetingen pas ik me aan. Verlaat even mijn pad. Dat gaat gemakkelijk. Zo gemakkelijk dat het pad verlaten steeds meer voor de hand ligt.

Als ik straks bij het vierkante plekje kom, waar het begon, stap ik eroverheen en sla wat bochten en paden over. Dat gaat gemakkelijk. De vraag is het antwoord. Niets wordt alles, alles wordt niets.

3.
Beginnen. Maar wel even kijken. Ik ga. Zometeen. Nog niet. Niet het eerst. Zien wat er gebeurt. Nieuwsgierig om wel te beginnen. Dus gaan. Ik zie wel.

Zoals ik zie, word ik gezien. Samen met anderen. Die er zijn. Die er niet meer zijn. Ontmoeting is afscheid. Dood. Een leven lang. De vraag is het antwoord. De zon schijnt. Ik wandel niet graag.

4.
De kern. De essentie. Het labyrint lopen heeft tot gedachten geleid. ‘Verdichten’ van wat veel woorden zijn. Veel stappen terugbrengen tot één. Het dood gaan tot leven brengen. Al wandelend…

5.
Veertje…

Levensloop

Geboren worden. Als vijfde. Geboren zien worden. De zevende. Oplopende kinderrij in jaren. Vader en moeder. Weg zien gaan. Terug zien komen. Vaker dan één keer. Tot die láátste keer… vader terug zien komen.

De kinderrij van zeven. Oplopend in jaren. We gingen, we kwamen. Áflopende rij van zeven naar één.. naar géén..

Vader. We gingen erheen. Soms kwam er niemand en was hij alleen. We gingen, we kwamen. Vaker dan eens… tot die laatste keer…

Ze zijn nu weer samen, onder een kruis. We gingen, we kwamen en gingen naar huis. Werden zelf vader. We kwamen en gingen. En ieder ‘t zijne, met ieder z’n dingen.

Een dochter, een zoon. Ze kwamen en gingen. Ze vormden weer paren en gingen en kwamen. Voorbij gingen jaren en altijd nog samen. Dus zijn we met zes nu.

Maar straks weer met zeven. Want bij één van de zes groeit heel langzaam nieuw leven 💙.

Dat brengt me bij zeven, het getal van ‘t begin. Het getal van het leven, van het komen en gaan. Van het lopen van paden. Van het hopen en raden hoe het verder zal gaan.

Padenlang raden in een tuinlabyrint. Naar wat de toekomst gaat brengen… en naar de naam van het kind 💙

Alles of niks…

Geen idee
Wat er komt
Of het schrijven
Verstomd
Zonder woorden
Van waarde
Net als alles
Op aarde

Zie het blauw
Van de lucht
Na het grauw
Van de regen
Denk ‘nou, nou’
Als ik zucht
Handen vouw
Hoop op zegen

Rancune…

In gedachten verzonken fietste ik rustig rechtdoor. Ineens hoorde ik hem achter me. ‘Nooit van links komen gehoord?’ Verbaasd keek ik om. ‘Nooit van links komen gehoord?’ zie hij nog een keer toen we op gelijke hoogte waren. Z’n stem klonk geërgerd. Enigszins verrast door zijn vraag herhaalde ik zijn woorden. ‘Nooit van links komen gehoord? Jawel hoor!’

Het was een grote, wat gezette man in een nauwsluitende wieleroutfit op een mountainbike. Hij had een flitsende aerodynamische valhelm op zijn hoofd, wat ik meteen al wat overdreven vond. Ik had hem twee tellen eerder wel gezien. Hij kwam van rechts, maar omdat hij wat inhield en twijfelde, meende ik dat hij me voor wilde laten gaan en dus peddelde ik rustig door.

Toen hij het de tweede keer zei, keken we elkaar heel even aan, maar ik kreeg de indruk dat hij dat al meteen teveel eer vond voor mij. Stuurs keek hij weer voor zich en versnelde. ‘Succes nog, hè!’, riep ik hem na, in een poging om de gevoelde minachting in zijn blik ietwat te neutraliseren met een kleine portie sarcasme.

‘Nooit van je hand uitsteken gehoord?’, had ik eigenlijk moeten zeggen, maar zoals zo vaak, komt het antwoord dat het meest adrem lijkt, altijd te laat. Even voelde ik de neiging om hem in te halen en het alsnog te zeggen…

Ik heb het niet gedaan. Wel nog een hele poos tijdens mijn verdere fietstocht aan het voorval gedacht. Een spontane, volgens mij totaal ongevaarlijke, situatie op een stille  t-splitsing in het buitengebied. Een ontmoeting op een zonnige zomerdag. Geen vuiltje aan de lucht. En dan: onverwachte ergernis veroorzaken..

Was hij thuis al boos vertrokken en was ik zijn uitlaatklep? Of had ik hem misschien toch te laat gezien? Had hij daarom getwijfeld en had ik dat verkeerd geïnterpreteerd? Me van geen kwaad bewust en dan toch iemand boos maken. Het kan blijkbaar zomaar gebeuren.

Of zou hij gewoon een informatieve vraag gesteld hebben, zonder enige bijbedoeling? Zou ook nog kunnen… In dat geval was mijn antwoord het enig juiste. Ik hád er wel eens van gehoord. De kogel kwam toch ook ‘van links’? Zou hij zich daar met terugwerkende kracht boos over hebben gemaakt? Kun je door de gaten van zo’n valhelm toch een zonnesteek krijgen en verward raken? 

Hoe dan ook, ik hoop dat hij zich de rest van zijn fietstocht heeft afgevraagd waarvoor ik hem succes heb gewenst..

Boerenlandschap

wat moet ik er van vinden
van alles dat er fout gaat
als alle tijd, daarmee gemoeid
van goede dingen af gaat

de energie van al wat mis is
die heeft zo’n negatieve lading
ik denk weleens, wat ongewis is
daar zit heel weinig van mijn gading

ik weet het niet, ik vind wel wat
maar tijd te weinig en te kort
dus focus ik me meer op dat
waarvan ik, hoop ik, blijer word