Twan en Petra…

Ontmoetingen op afstand. Herinneringen terughalen naar het nu. Na een uur wandelen met een podcast op mijn oren, strijk ik neer bij Gember voor een chai masala. Het is zaterdag 27 december. Terwijl ik mijn handen warm aan de chai, overdenk ik zo’n beetje wat ik het afgelopen uur gehoord heb. Terwijl ik terloops naar buiten kijk, zie ik daar Twan Huys met zijn vrouw en kinderen voorbij komen. Meteen gaan mijn herinneringen terug naar het moment dat ik hem ooit mocht interviewen in Griendtsveen. 

En ik heb het nog niet gedacht, of ik zie zijn zus Petra, waarschijnlijk ook met man en kinderen, achter hem aan komen. Ook nu ontstaat er spontaan een gedachte in mijn hoofd. Nog niet zo lang geleden verscheen er een foto op mijn tijdlijn van mijn eindexamenklas van 1979. Een aantal gezichten daarop herkende ik en ik kon er zelfs nog een naam aan koppelen. Rechts van mij stond Petra Huys. Zij is één of twee jaar ouder dan Twan en waarschijnlijk een jaar jonger dan ik. Het was mijn tweede examenjaar.

Vreemd hoe dat met mijn geheugen werkt. De foto vertelt mij dat Petra en ik dus in dezelfde klas zaten van scholengemeenschap Jerusalem in Venray. Had ik die foto niet gezien, dan had ik het antwoord schuldig moeten blijven op de vraag of ik ooit bij Petra in de klas heb gezeten. Ik ken haar wel van andere momenten van vroeger en daarom herkende ik haar ook meteen. En nu ik haar zie, moet ik aan die foto denken. Zou zij die foto ook hebben, vraag ik me af. Herinneringen. 

Volgens mij wonen ze allebei niet meer in Horst aan de Maas. Ze zijn er wel geboren, in Sevenum volgens mij. Maar op jonge leeftijd zijn ze naar Horst verhuist. Ze zaten op dezelfde lagere school als waar ik zat. Niet zo lang geleden heb ik Twan en Petra ook samen met hun gezinnen in Horst gezien. Volgens mij omdat hun vader was overleden. Ik ben nog naar zijn afscheidsdienst in het Gasthoês geweest. Zo rijgt de ene associatie zich aan de andere in mijn hoofd. Ik denk weer aan de podcast van zojuist ..

Die heeft als overkoepelende titel: ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’. Dat alleen al vond ik prachtig. Nu ik bij Gember aan de chai zit, zoek ik er wat informatie over terug. Coen Simon, hoofdredacteur van Filosofie Magazine, maakt de podcast. Hij gaat daarin ‘samen met een meedenker op zoek naar antwoorden op onoplosbare vragen’. De podcast is voor ‘iedereen die weet dat hij niets weet’, lees ik verder in de beschrijving. Mooi, dat komt goed uit…

De meedenker deze keer is Liesbeth Woertman. Zij is emeritus hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht en schrijver van het boek ‘Zeg me wie ik ben’. De onoplosbare vraag deze keer is: Wie is die ik die over zichzelf praat? Het gesprek gaat over identiteit en wat het nou eigenlijk is, dat iemand zichzelf ‘ik’ noemt. Geconstateerd wordt dat het geheugen daarin een grote rol speelt. En de uitspraak van Descartes -cogito, ergo sum- (ik denk, dus ik ben) vind Woertman een zware overschatting van het denken.

Interessant, onder andere die link met het geheugen. Ze noemt als voorbeeld dementie. Door het afbrokkelende geheugen vervagen herinneringen. In een vergevorderd stadium lijkt de ik-jij relatie helemaal verdwenen en zou je kunnen zeggen dat die persoon zijn eigen ‘ik’ ook kwijt is geraakt. Het ‘ik’ is in de ogen van Woertman een niet op zichzelf staand construct, maar is altijd verbonden met iets of iemand.

Zo verbindt nu een foto me met Petra en een interview in Griendsveen me met Twan. Ontmoetingen op afstand. Herinneringen naar het nu. Momenten tussen allerhande andere herinneringen en gedachten in. Ik denk, dus zij bestaan. Zoiets.

Als ze dit lezen, dan wens ik hen en hun gezinnen hele fijne feestdagen toe en het allerbeste voor de jaren die gaan komen. Eigenlijk wens ik dat aan iedereen die tot hier gekomen is met het lezen van mijn gedachten. Well done! 

Petra, achterste rij middenin. Ik sta links van haar.

PS Mocht je het moment met Twan in Griendtsveen willen teruglezen, klik dan hier

NB Heel kort na de publicatie van het bovenstaande hoor en lees ik de reden van hun aanwezigheid in Horst. Op 23 december jl. is ook hun moeder overleden. Op 91-jarige leeftijd. Behalve de beste wensen, bij deze ook heel veel sterkte gewenst..

‘Jan vaan den Edah…’

Er volgde een korte stilte. En iedereen had de twee woorden ‘klets boem’ na ‘Edah’ er al bij gedacht, voordat Lucie ze daadwerkelijk uitsprak. Lucie Geurts begon er zingend het ‘in memoriam’ van Jan Lucassen mee. Miek, zijn vrouw, hun kinderen en de kleinkinderen waren bijna geluidloos met Jan de kerk binnengekomen. Even geluidloos als het opstaan van alle aanwezigen, nog voordat de bel daartoe opriep. Het was alsof de stilte sprak.

Misschien was het wel dezelfde stilte die er de afgelopen tien jaar in Jan verscholen had gelegen. Iedereen kende hem en velen wisten wie Jan Lucassen was. Maar veel minder mensen kenden de stilte die de laatste jaren gepaard ging met zijn leven. En er was er maar één, die twee keer per dag die stilte doorbrak. In stilte. En in liefde. En nu waren ze allemaal hier. Om daar eer aan te bewijzen. Aan de herinnering. En aan liefde in stilte.

De mensen die afscheid kwamen nemen wisten het. Horst wist het ook. Jac Hanssen wist het. Hij tokkelde nog voor de dienst begon op zijn gitaar achteloos het prachtige nummer van Johnny Cash: ‘Hurt’. Herkenbaar zonder woorden. Pijn. Voor ál die tijd zonder woorden. Thuis moest ik denken aan die tijd. Maar ook aan de tijd mèt woorden. Aan de tijd dat Jan vriendelijk glimlachend zijn klanten te woord stond. Of van vele gebeurtenissen in zijn dorp filmopnames maakte. Alsof hij toen al wist dat wat was vastgelegd, niet meer vergeten kon worden.

In de dienst droeg Lucie het prachtige gedicht van Toon Hermans voor:

Ik kon niet zeggen wat ik voelde,
ik heb het ook niet uitgelegd
Maar toch wist jij wat ik bedoelde
De stilte had het al gezegd.
Als ik je kuste of je griefde
in blijheid of in droefenis
De liefde is pas echte liefde
Als stilte taal geworden is…

Het raakte me. Juist omdat de stilte die ochtend al gesproken had. En dat al dagen eerder, ja zelfs jaren daarvoor al had gedaan. De laatste jaren de stilte van Jan, als hij door Miek door Horst werd gereden. Maar ook daarvóór, de niet in woorden te vatten stilte van het verlies van twee kinderen, Carolien en Frankie. De stilte van Miek, als ze tussendoor bij Liesbeth haar koffie dronk en haar sigaret rookte. De stilte van het schilderij dat ze van Jan maakte. Het stond afgebeeld op het gedachtenisprentje dat werd uitgedeeld. Jan in pasteltonen, in de tijd dat hij waarschijnlijk bij de Edah de voorraden registreerde. Dezelfde tijd dat zijn kinderen en later zijn kleinkinderen hem daar aan het werk zagen.

Dezelfde plek waar hij zijn kinderen en kleinkinderen ook zag. Tijdens de dienst haalden z’n kleinkinderen herinneringen op aan die periode. Altijd wel een open zak chips of een ijsje had opa voor ze. Ze herkenden de verhalen van hun ouders die als kind blijkbaar al mochten rolschaatsen door de winkelpaden. De geschiedenis leek zich in al zijn vriendelijkheid te herhalen. Tot aan de eeuwwisseling. Vanaf die tijd nam meer en meer de stilte de plaats in van de herinnering.

Veel mensen hebben zich vanochtend de tijd genomen om hun herinneringen aan de stilte van de dienst toe te vertrouwen. Al die tijd van al die mensen bij elkaar opgeteld, bedacht ik vanmorgen, is slechts een fractie van de tijd die Miek met Jan heeft doorgebracht. In al die jaren dat er voor Jan allang geen tijd meer bestond. Geen woorden meer waren. En heel lang zelfs alleen een lappenpop een tastbaar gevoel van werkelijkheid voor hem was.

Als stilte taal is -en dat geloof ik- dan zou die stille pop wel eens de onuitgesproken liefdesverklaring kunnen zijn geweest naar Carolien en Frankie. Naar zijn andere kinderen en kleinkinderen en naar Miek. Als ‘ houden van’ geen woorden meer heeft, dan is ‘vasthouden van’ een stil maar krachtig alternatief. Zo krachtig dat zelfs het moeten loslaten daar niet tegenop kan. Jan vaan den Edah… Horst houdt hem vast. In stilte.