Geboren worden. Als vijfde. Geboren zien worden. De zevende. Oplopende kinderrij in jaren. Vader en moeder. Weg zien gaan. Terug zien komen. Vaker dan één keer. Tot die láátste keer… vader terug zien komen.
De kinderrij van zeven. Oplopend in jaren. We gingen, we kwamen. Áflopende rij van zeven naar één.. naar géén..
Vader. We gingen erheen. Soms kwam er niemand en was hij alleen. We gingen, we kwamen. Vaker dan eens… tot die laatste keer…
Ze zijn nu weer samen, onder een kruis. We gingen, we kwamen en gingen naar huis. Werden zelf vader. We kwamen en gingen. En ieder ‘t zijne, met ieder z’n dingen.
Een dochter, een zoon. Ze kwamen en gingen. Ze vormden weer paren en gingen en kwamen. Voorbij gingen jaren en altijd nog samen. Dus zijn we met zes nu.
Maar straks weer met zeven. Want bij één van de zes groeit heel langzaam nieuw leven 💙.
Dat brengt me bij zeven, het getal van ‘t begin. Het getal van het leven, van het komen en gaan. Van het lopen van paden. Van het hopen en raden hoe het verder zal gaan.
Padenlang raden in een tuinlabyrint. Naar wat de toekomst gaat brengen… en naar de naam van het kind 💙
