Mis geen worst. Zie erwten!

Een zaterdagochtend wandelingetje. Even een frisse neus halen, na een avondje stappen met de leden van het Zwabberpluumke. Voor de niet sportieven onder ons, dat is een vrijetijds badmintongroepje, dat behalve één keer in de week badmintonnen, ook veel waarde hecht aan de seizoensborrel. Gisteravond zaten we in Cambrinus, van onze winterborrel te genieten. Gezellig, veel gelachen en veel minuten over twee vanochtend pas thuis. Dus die frisse neus was niet waarom maar daarom.

Lopend langs de Mérthal zag ik dat daar weer een feestje in voorbereiding was. De ceremoniemeester en de vorst van carnavalsvereniging d’n Dreumel zaten voor de ingang op de fiets en stonden op het punt van vertrekken. Ontdaan van veren en onderscheidingen waren het weer gewoon twee gezellige Horster vrienden die nog even aan het napraten waren. Misschien over wat ze zojuist in de Mérthal hadden gedaan of misschien nog wel moesten gaan doen, als ze straks terug kwamen. ‘Niet te lang hè’, riep een collega-carnavalist -ook in burger- hen na, toen ze wegfietsten.

Zelf ben ik doorgelopen, de winkelstraat in. Het was er gezellig druk. Een paar meter van de viskraam bij de kerk stond een groepje van vijf Irakezen of Syriërs druk met elkaar te praten en te gebaren. Het zouden ook zomaar mensen uit een ander land kunnen zijn geweest. Ik zie nooit aan mensen waar ze vandaan komen, maar het waren in ieder geval geen van origine horster dialect sprekende inwoners. Dat hoor ik dan weer wel. In deze tijd van vluchtelingen vraag ik me bij ontmoetingen zoals deze altijd af wat hun achtergrond is. En of ze zich een beetje op hun gemak en veilig voelen in ons koude kikkerlandje. Hopelijk is dat zo.

Ietsje verderop stond Janine met haar soepcaravan. In de stemming om even een lekker momentje te pakken besloot ik om bij haar een soepje te nuttigen. Erwtensoep werd het. Terwijl ze een bakje volschepte, besefte ik dat mijn portemonnee nog op de plek lag waar ik die vannacht, lang na twee uur, had neergelegd: thuis. Janine vond het geen probleem maar ik beloofde haar dat ik zometeen even op en neer zou lopen.

De soep was heerlijk. Vol met erwten en lekker vlees. Toen ik dat na de laatste lepel aan Janine vertelde, vroeg ze me of ik niks had gemist. Dat had ik niet. Integendeel. Voor het eerst had ik in erwtensoep hele erwten gezien én geproefd. Heerlijk. ‘Ik mis de worst’! Met die opmerking hadden blijkbaar vorige klanten haar kookkunst in twijfel getrokken. ‘Weet je’, verklapte ze me, ‘met worst er in vind ik dat in no-time alles in de soep naar worst smaakt’. Nogmaals bevestigde ik haar dat wat mij betreft de soep voortreffelijk was en dat ik daarom nog een éxtra reden had om dan ook meteen mijn portemonnee te gaan halen.

Bij de viskraam zag ik dat het groepje van vijf een soort van lopend buffet had gebouwd. Op het bankje bij de kerk, links van de viskraam, stond een viertal witte plastic bakjes uitgestald, vol met kibbeling en andere gebakken vis. Een gezellig tafereel en ik kreeg de indruk dat het groepje zich in ieder geval op dit moment wel op hun plaats voelde. Teruglopend naar huis dacht ik nog even na over Janine’s lekkere soep en over de opmerkingen van sommige klanten daarover. Waarom toch die hang naar het bekende, vroeg ik me af. Waarom iets dat een beetje afwijkt van de norm meteen afdoen als niet goed. ‘Ik mis de worst’ had toch ook ‘Ik zie de erwten’ kunnen zijn?

Daarover nog wat doorfilosoferend was ik snel thuis en liep ik opnieuw -nu financieel gezond- weer richting centrum. Nog steeds fietsen bij de Mérthal zag ik en nog steeds wist ik niet wat daar werd voorbereid. Straks even op de Dreumelsite kijken, nam ik me voor. Het groepje bij de viskraam was vertrokken. Op het bankje was niets te zien van het spontane buffet dat zich er een kwartiertje geleden had afgespeeld.

Brandschoon achtergelaten, schoot het door mijn hoofd, en ik vergeleek het met al die keren dat ik het in Horst-centrum zo vaak anders had gezien. Halfleeggegeten bakjes frietsatésaus, ondersteboven op vensterbanken of tegen etalages, of zeven van de twaalf slices pizza op variabele afstand van elkaar, nat en koud geworden op straat. Alles na een overschat hongergevoel en een ontbrekend normbesef.

Soms kun je in één wandeling een heleboel dingen tegelijk denken. Bij Janine heb ik nog wat warms besteld en lekker aan de staantafel opgegeten. Ik kreeg er voor niks een beker heerlijke hete ‘campingkoffie’ bij. Etend mensen kijken, zo nu en dankjewel zeggen voor een ‘smakelijk eten’-wens van voorbij lopende bekenden: er is niks leukers dan dat.  In gedachten over normbesef, vooroordelen en wat je daar zelf aan kunt doen, heb ik mijn afval netjes in de prullenbak gegooid.

Op de terugweg naar huis ben ik Tom nog tegen het lijf gelopen. Fijn hem te zien en te horen dat het goed leek te gaan. Na een kort praatje, hem nog alle geluk en succes gewenst met het verdere herstel. Gewoon een beetje blij van geworden. Van een zaterdagochtendwandeling. En van het besef dat ‘wel erwten zien’ zoveel waardevoller is dan ‘worst missen’. Ik neem me voor om dat op te schrijven. Voor Tom en Janine. En voor Wört vanavond. Bij deze.

O ja, vanavond is de Pronkzitting in de Mérthal. ‘Uitverkocht’ lees ik op de site. Maar voor morgen tijdens het carnavalsmatinee zijn er nog wél kaartjes. Dus, voor de liefhebbers… en bedenk: mis geen worst, zie erwten!

 

Het verhaal horen? Klik hieronder. Ingeleid met ‘Don’t worry. Be happy’ en afgesloten met ‘Maerge wer’. Het verhaal begint op 4.20 en loopt tot 10.18. Veel luisterplezier.

Sven K., Benno L. en Sjinkie K.

Precies drie uur, zaterdagmiddag. Over drie-en een half uur word ik verwacht in de studio. Dan moet ik méér hebben dan deze paar regels. Maar wat? Ik kan nu al wel verklappen dat het gelukt is, en dat heeft alles te maken met het rennen van 5 km. Hoe dat zit? Lees vooral verder.

Vanmorgen heb ik de kranten gelezen voor inspiratie. Veel aanknopingspunten gezien voor mijn radiocolumn. Misschien wel té veel, want echt inspirerend heeft dat niet gewerkt. Tussendoor nog een begin gemaakt aan de cryptogram uit de Limburger. Een kopje koffie gedronken. De laptop opgebouwd en Word alvast opgestart. Mijn twee duimen op de spatiebalk gelegd en de rest van de vingers op het toetsenbord. Vroeger geleerd van Scheidegger. Kan ik ook met de ogen dicht, omdat onder de wijsvingers een riebeltje op de toetsen ‘f’ en ‘j’ is gemaakt. Zo hebben het witte neppapier op het scherm en ik elkaar een tijd lang blanco aangekeken.

Als de inspiratie dan uitblijft, moet je op een gegeven moment wat anders. De vaatwasser maar ingeruimd met dat wat er nog in pastte. Aangezet. Renkleren alvast aangetrokken en even later besloten om eerst 5 km te gaan rennen. Tijdens dat vaste rondje naar het station Horst-Sevenum en via Hegelsom terug, zou er toch wel wat inspiratie in mijn hoofd opkomen, was mijn veronderstelling.

Tja, en waar denk je dan aan onder het lopen. Eigenlijk aan het zelfde als wat er vanochtend in de krant stond. Alleen dan korter en meer in beelden. De shorttracker die paginagroot huilend gefotografeerd was. Vier jaar trainen voor nop door één scheve schaats. In de Volkskrant Stella Bergsma die Benno L. uitnodigt om bij haar te komen wonen, op de woonboot, als hij niet in Leiden wil blijven. Geniaal stuk, getiteld ‘Kom, schuil maar bij mij’.

Mijn tweede kilometer blijkt achteraf de snelste.  De gedachten blijven bij Benno L. te Leiden. Hij mag er blijven van de burgemeester. Die hoofdletter L -dat is shift, ringvinger rechterhand constateer ik mindful- houdt me bezig. Die L. suggereert anonimiteit, maar dat station lijkt pijnlijk gepasseerd. Benno is gelocaliseerd en het vastgepinde middelpunt van alle aandacht. One-hundred-and-eighty! Alle pijlen zijn gericht op hem. Maar ook op de shorttrackers en de baanschaatsers.

Benno kan geen stap zetten, laat staan 5 km gaan rennen of schaatsen. Ja, met vrijwilligers schijnt er iets mogelijk te zijn voor hem, maar of hij dat inspirerend vindt? Zou hij ook kranten lezen, ter inspiratie voor het een of ander? Dan zal dat de laatste tijd toch ook niet meevallen, lijkt me. Als je alleen maar aan je scheve schaats herinnerd wordt, al dan niet terecht, dan is het leven geen lolletje. Dan zou je zomaar huilend paginagroot kunnen worden afgebeeld in een Volkskrant. Maar die hoofdletter L. verhindert dat. Jaren opgesloten om je straf uit te zitten en als je dan vrij komt, is dat allemaal voor nop. Die scheve schaats blijft scheef. Omdat het recht niet meer gezien wordt.

Mijn persoonlijke vijf kilometer-race blijkt aardig vlak. De derde kilometer is iets langzamer dan de tweede, maar nog aardig op tempo. Ik spoor mezelf aan om vol te houden. Blijven lopen. Terwijl er niemand achter me aan zit. Ik denk weer aan Benno L. Die nergens naar toe kan lopen, terwijl iedereen achter hem aanzit. Ondertussen haalt het nederlands mannentrio goud op in Sotsji bij de ploegenachtervolging. Ook zij zitten achter elkaar aan, maar daar hoort het erbij. Hoewel Bergsma er blijkbaar niet meer bij wil horen. Iets of iemand heeft hem doen besluiten om vanochtend een keuze te maken. Dat mag. Het leven gaat net zo goed door. Want het goud telt. De nederlandse vrouwen doen even later hetzelfde als wat de mannen deden. Goud. Nederland is blij. De vreugde overheerst, ook in Leiden. Maar hoe lang, vraag ik me af. Er zit spanning op, vertelt Sven Kramer in een interview. Ook de andere twee schaatsers hebben het over die spanning in de race. ‘Je moet het toch nog maar doen’ is hun verklaring.

Mijn spanning zit vooral in de bovenbenen voel ik bij de vierde kilometer. Ik ben dan in Hegelsom en probeer mijn ademhaling en loopritme op elkaar af te stemmen. De laatste kilometer van de geplande afstand gaat in. Het einde komt in zicht. Ik kan weer tevreden zijn over mijn tijd, hoewel ik toch nog steeds sneller wil. Een zelfopgelegde eis. Slaaf van mijn eigen wensen. Knecht van mijzelf als baas. In het shorttracken heeft Sjinkie in dat opzicht zijn achternaam mee. Hij haalde individueel brons. Maar met zijn groepje wilde het gisteren niet lukken. Vandaar die huilende shorttracker in de Volkskrant vandaag. Naast de columns en commentaren over Benno L. Veel goud voor Nederland, maar lang niet alles blinkt.

Mijn race zit er op. Nu dus nog achter de computer. Twee duimen op de spatiebalk en de rest van mijn vingers op de toetsen. Gedachten de vrije loop en de vingers laten bewegen. Drie thema’s met elkaar verweven. Benno, Sjinkie en Sven. Mooie namen. Voor jongens. Jorien of Ireen voor als het een meisje wordt. Ook die kinderen worden weer groot. Halen straks gouden medailles. Of staan huilend in de krant van later. Niemand weet waar de toekomst naar zal leiden. En zij die het denken te weten, vergissen zich vaak. Hoe is het met die gast bij Pauw en Witteman, die niet dreigde maar wel aangaf dat ‘zaterdag de deadline was’. Heeft hij vandaag ongelijk gehad? Of haalt hij zijn recht later? Ik vraag me af of hij in de gaten heeft dat hij dan zijn eigen scheve schaats rijdt.

Ik doe m’n ogen dicht en voel met mijn vingers over de toetsen. Ik vind de ‘f’ en de ‘j’ en zet er een punt achter.