Vind je vlinder…

Mijn zus was één van de eerste gasten van Hospice Doevenbos. In mei 2016 verbleef ze er twee dagen. In november van dat jaar mocht ik in een herdenkingsbijeenkomst, net als deze, een verhaal aan haar wijden. En sindsdien heb ik de eer om tijdens elke halfjaarlijkse herdenkingsdienst een verhaal aan u te mogen voordragen, passend bij het thema. Deze keer is dat ‘Vlinders’, zoals u uit de zorgvuldig gekozen woorden en toepasselijke gedichten van Lucie al heeft kunnen opmaken.

Vlinders. Fladderend van bloem naar struik en meestal voorzien van prachtige kleuren. Een deel van hun leven doorgebracht als rups en na het verpoppen, de rest van hun leven als vlinder. Een vlinderleven. Mijn eerste associatie daarbij is, dat zo’n leven maar één dag duurt. Iedereen kent wel het begrip ‘eendagsvlinders’. Maar wat opzoekwerk leerde me dat de meeste vlinders twee á drie weken leven en er is zelfs een soort die een jaar lang op deze aarde rondfladdert: de citroenvlinder.

Misschien heeft u er ooit wel een gezien? Het is een dagvlinder die in het hele land voorkomt.

Uit de gedichten en woorden van Lucie heeft u al kunnen opmaken dat er veel symbolische gelijkenis is tussen de levenscyclus van een mens en die van een vlinder. Ontstaan uit een eitje, meestal een aantal levensfases doorgebracht als rups, waarna de voltooiing van dat leven zich ontpopt in de vorm van een mooie, kleurrijke vlinder. Een levenscyclus die zich vervolgens alsmaar herhaald. Eén dag, enkele weken tot wel een jaar. Vertaald naar een mensenleven: geboren worden, in een aantal fases volwassen worden om uiteindelijk uit te groeien tot een kleurrijk mens, meestal met een lang en gelukkig leven. Maar soms ook met een te kort en misschien zelfs wel een getekend leven.

Een ieder van u, hier aanwezig, kan zich denk ik bij dat laatste wel een voorstelling maken. Misschien waren de kleuren van het leven van uw dierbare op het laatst ook minder sprankelend. Misschien hebben de omstandigheden bepaald dat hij of zij niet alles ten volle heeft kunnen meemaken. Dat ze delen van het leven hebben moeten missen.

Vlinders denken daar niet bij na, is mijn vermoeden. Als ik ze onbezorgd rond zie fladderen, is het enkel het lot dat lijkt te beslissen hoe het met ze gaat.

Tijdens hun leven verliezen vlinders vaak een deel van hun vleugels, om door te kunnen gaan met leven. Een beschermingsmechanisme dat hen in staat stelt om toch iets van zichzelf te kunnen achterlaten, wanneer hun eigen leven uiteindelijk alsnog ophoudt. Dat deel van hen blijft bestaan, zelfs na hun dood. Ei, rups, pop, vlinder. Telkens weer. De cyclus van vlinderlevens gaat altijd door.

Ook bij verlies.

Vandaag bent u hier omdat u iemand verloren heeft. De cyclus van het leven van hem of haar is stil komen te staan. Maar dát u hier bent, nú op dit moment, is het bewijs dat hij of zij ook een deel heeft achtergelaten, dat doorgaat met leven. In een verdrietige stemming, als het afscheid nog maar kort geleden is. Mogelijk met al weer wat kleur in uw leven als het al wat langer geleden is. Maar hoe dan ook, slaat u straks uw vleugels weer uit. U gaat door met leven, verrijkt met de herinnering aan degene, die u nu herdenkt. Tijd heelt de wonden, zeggen ze…

Drie jaar geleden vloog er een citroenvlinder voor ons uit over het bospad, waarop we liepen. Op weg naar de plek waar mijn zus graag wilde dat haar as zou worden uitgestrooid. Het was precies een jaar na haar overlijden. Alsof de vlinder de weg wilde wijzen, die we moesten bewandelen. Nog steeds bezoek ik die plek en zo nu en dan zie ik daar een vlinder rondfladderen. Toeval? Misschien.

Hoe dan ook, nog steeds is elke vlinder, waar dan ook, in staat om mijn gedachten even bij haar te laten landen. Een fladderend welkom bij een afscheid.

Haar overlijden was een hap uit de vleugels van mij en mijn familie. Het kostte tijd om weer ‘heel’ te worden. Zo nu en dan voelt het nóg alsof er wat ontbreekt. Tijd héélt niet alleen, maar spéélt ook af en toe met wonden. Maar toch. Alles wordt weer heel.


Sinds het overlijden van mijn zus kijk ik anders naar vlinders dan voor die tijd. Onbezorgd fladderende vlinders, met de wind en de zon mee, vliegend van bloem naar struik. Ze laten me zien dat het goed komt, zelfs als het slecht gaat. Dankzij mijn zus. En wie weet, straks ook wel dankzij degene waarvan u nu afscheid neemt. Ik wens u allemaal een zomer toe met veel vlinders. Heel veel…

Eendagsvlinders

Kastanjeboom
Uitzicht vanuit het raam van de kamer van hospice D’n Doevenbos
Een half jaar geleden stond ik hier, op precies dezelfde plek. Het was de eerste herdenking die Hospice D’n Doevenbos organiseerde. 1 december 2016 om precies te zijn. Een half jaar daarvoor was mijn zus één van de eerste gasten in het hospice. Lang heeft ze helaas niet van de gastvrijheid kunnen genieten. Tussen het vriendelijke en zorgzame welkom dat zij en wij mochten ervaren en haar definitieve afscheid op 13 mei  zaten  twee dagen.

De tuin
Het gras moest nog groeien, rond het rode stenen pad
Het gras moest nog groeien, een jaar geleden, maar de kastanjebomen kleurden al onmiskenbaar groen. Het regende licht, die dag. Mijn zus zag het. De regendruppels op het rode stenen pad, dat aangelegd was door het gazon in wording. Ze heeft dat pad helaas niet meer bewandeld. Ook het gazon heeft ze niet meer groener zien worden dan het al was. De rust van de ruisende kastanjebomen was voelbaar. En in die rust zweefde ze ook weg, twee dagen later.

Het was haar wens dat we haar as uit zouden strooien in een bos waar zij binding bij voelde. Een jaar verder, twee weken geleden op vrijdag 13 mei, hebben we aan haar verzoek voldaan. We hebben haar as uitgestrooid in een bos, op een frisgroene plek, onder jonge kastanjebomen. Niet bewust, maar achteraf eigenlijk bijna vanzelfsprekend. Even tevoren had er kort een witte vlinder voor ons uit gevlogen, over het bospad, dat grensde aan het jonge groen.

foto2Haar as hebben we in cirkels om de kastanjebomen gestrooid. Eerst voorzichtig en zuinig maar later ruimer en vol overtuiging. De cirkels raakten elkaar en verbonden wat er over was met alles wat nog moest komen. Haar as legde op plaatsen een dun wit laagje over groene bladeren. Op andere plekken dwarrelde haar as tussen de bladeren door en raakte zacht de grond. De wind nam af en toe een klein wolkje van haar mee en liet het als minuscule witte vlindertjes door elkaar heen dwarrelen. Elk vlindertje kwam tenslotte neer op een plek waar het nog nooit was geweest maar voor altijd wilde blijven.

Nog even stonden we er stil. Op die mooie plek in het bos die door haar voor ons nog mooier was geworden. Een plek waar we voortaan steeds weer aan haar zouden denken. Een plek waar de natuur en zij één zouden gaan worden. Waar zij zou meegroeien met de kastanjebomen en de bloemen. Bloemen waarop witte vlinders zouden kunnen neerstrijken. Vlinders die haar zouden proeven in de nectar en haar vervolgens smaakvol zouden meevoeren op hun reis. Misschien ook maar twee dagen lang, maar wel telkens weer.

Die ene witte vlinder die ons voorging was misschien wel de voorbode van dat alles. Die de plek kende waar rupsen vlinders worden, en andersom. De plek waar mensen op een dag in een wereld komen waar ze woorden kunnen wisselen met vlinders en bloemen.  Op ‘n dag… waarop een eendagsvlinder ons meeneemt naar de eeuwigheid en naar iedereen die ons lief is.