Nicky

Eerste zaterdag van de maand. De gesproken column bij omroep Reindonk staat vandaag op het programma. Maar voordat die gesproken kan worden, moet die wel eerst worden geschreven. En dus zit ik zaterdagmiddag aan mijn laptop. Elke keer een uitdaging om een aantal uren voor de uitzending een onderwerp te vinden, dat de rode draad gaat vormen voor mijn maandelijkse mondelinge bijdrage.

In het dagblad vanochtend stond weer zoveel dat er eigenlijk niet uit te kiezen viel. Op de voorpagina onder andere de trieste foto van het opnieuw vernielde monument voor Nicky Verstappen. Voor de vierde keer vond iemand het nodig om met grof geweld de gedenksteen kapot te slaan. De ouders van Nicky hebben de gemeente Brunssum laten weten dat het monument voor hun zoon niet weer gemaakt hoeft te worden. Ze hebben zich erbij neergelegd. Als je echt iets wil vernielen, zeggen ze, krijg je het altijd wel kapot.

Ik denk dat ze gelijk hebben. De dood van Nicky Verstappen is ondertussen meer dan twintig jaar geleden, maar elke keer wordt de herinnering bruut opgefrist. In 2007, 2008 en 2013 door de vernielingen. Vorig jaar opnieuw door de arrestatie van een verdachte. In december van dat jaar kwam die voor het eerst voor de rechter. En onlangs, in maart, opnieuw. De zaak krijgt 5 juni een vervolg. Het wordt blijkbaar weer een ‘niet-inhoudelijke zitting’. Wat dat dan ook moge zijn.

Als je echt iets wil vernielen, krijg je het altijd wel kapot. Andersom kun je zeggen, dat als je echt iets wil opbouwen, je het altijd wel gemaakt krijgt. Hoe lastig ook, wil ik me daar toch méér aan vast houden dan aan de eerste stelling. Want er wordt al te veel vernield en kapotgemaakt. In letterlijke zin, getuige het wrange voorbeeld van Nicky en zijn gedenksteen. Maar zeker wanneer je vernielen en kapotmaken ook nog eens in de figuurlijke zin bekijkt.

Woorden uit de koppen van de rest van de Limburger illustreren dat : bedreigen, rellen, afschuwelijk, radicaler, fraude, drugs, zwaargewonden, irritaties, verlies, woede, grof geweld, schrijnend. Je zou er moedeloos van worden. Dus nog eens bladeren door de Limburger, of er ook wat opbouwende en positievere woorden in de koppen te vinden zijn. En dan zie ik: evenementen, goud, steun, ballonnetje, verrassingen, gehuldigd, liefde, leven, lente, roze wolk, droom, inzicht.

Op die manier bekeken ontstaat er toch wat balans. Maar het wordt lastig wanneer de koppen negatief en positief in een zin combineren. Wat te doen met ‘te schrijnend voor inzicht’? Of ‘Amerikaanse droom spat ruw uiteen’, ‘regeldruk bedreigt evenementen’, ‘Drugs tussen bloemen’ of ‘Rel rond Oktoberfeest’? Dan blijkt het lastig kiezen en ligt het er maar net aan in wat voor gemoedstoestand je bent.

Heb je net een gedenksteen vernield, dan voel je je waarschijnlijk meer verwant met de negatieve aspecten van het leven. En neig je meer naar de positieve kant, dan ben je waarschijnlijk ook eerder bereid om een oud vrouwtje te helpen met oversteken. Wel eerst vragen of ze ook wil, want voor je het weet doe je dubbel werk.

En nu het uiteindelijk toch over werk gaat. Bestuurskundige Arno Korsten heeft samen met twee oud-studenten een boek geschreven met de titel ‘Het gras bij de buren’. Een artikel daarover in de Limburger vandaag trekt mijn aandacht. Eén passage met name. Samengevat: Heel veel prestaties kun je niet met een kwantitatieve benadering beoordelen. Arno Korsten noemt dat scorebord- of dashboardmanagement. Daardoor dreigen soms veel belangrijkere waarden onder te sneeuwen.

Dát, en de vernielde gedenksteen, zet me aan het denken. Is vier keer vernielen erger dan één keer vernielen? Of is het misschien van een veel belangrijkere waarde om je te realiseren dat het negatieve alleen met positiviteit te pareren is? En als je dat weet, dan is het mogelijk van nog grotere waarde als je vervolgens met die positieve wetenschap wat doet.

Dat is lang niet altijd makkelijk, om positief te blijven. Voor sommigen zelfs onmogelijk. Die slaan dan uit frustratie stenen stuk. Wat ze niet beseffen, is dat elk brokstuk de herinnering aan het goede in zich houdt. Hoe meer brokstukken, hoe groter de herinnering. Tellen voegt dan uiteindelijk niks meer toe. Want, méér nog dan in stenen, zit de herinnering in het hart.
nicky's gedenksteen

Bovenstaande column voorgelezen bij Radio Reindonk, in het programma ‘Wiekendproat’ van Jos en Chrit. Muzikaal voorafgegaan door ‘Save me a saturday night’ van Neil Diamond en afgesloten met ‘Kus mich dan’ van Arno Adams. Klik hieronder om er naar te luisteren.

Wat moeten we ermee…

Maandagmorgen, anderhalf uur voordat ik weer 5 km ga hardlopen. Vanochtend op tijd opgestaan. Bakje voer gemaakt. Opgeslobberd met het krantje erbij. Daarna mailtjes gecheckt op de telefoon en wat dingetjes in huis gedaan. Ondertussen mijn gedachten laten gaan over iets dat ik in de krant gelezen had. En nu klaar om die indruk te delen. Aanleiding is een ingezonden brief uit de krant vanochtend. Ondertekend door Jan Duijf uit Horst.

Ingezonden brief Jan Duijf
Uit de Limburger van maandag 14 januari 2019

Wat me van het hart moet, gaat niet zozeer over de inhoud van die brief. Maar waar ik me telkens weer over verbaas is de blijkbaar menselijke eigenschap om datgene wat niet bevalt te willen delen. Dat, naast -en vaak gecombineerd met- de vanzelfsprekendheid waarmee zaken die welgevallig zijn geen aandacht krijgen. De kunstmanifestatie ‘Altaarnatief’, onlangs gehouden in de Lambertuskerk in Horst, en waarschijnlijk een artikel in de krant daarover, hebben Jan aangezet om in de pen te klimmen.

Zijn aandacht gaat vooral uit naar wat er niet in de kerk mocht worden getoond. Conclusie van de brief: homosexualiteit en de katholieke kerk in Horst kunnen nog steeds niet door één deur. Oké, denk ik dan. Eens, misschien. Hoewel ik denk dat het tegendeel heel vaak bewezen wordt omdat er ook homosexuele priesters zijn, die dagelijks door deuren van kerken gaan en hun werk verder prima doen, maar dat terzijde.

Wat me veel meer bezig houdt is het ontbreken van de aandacht voor wat er tijdens Altaarnatief wél door de deur van de Lambertuskerk kon. Dat waren prachtige kunstobjecten die ieder voor zich boekdelen spraken over heel veel aspekten van het leven in het algemeen en de kerk of het geloof in het bijzonder. De tuinkabouter die continu eigenwijs ‘Ík ben het licht’ door de kerk liet schallen. Of de kringen van bootjes, gemaakt van kaarsenwas, die zoveel symboliek in zich droegen, dat zelfs een pastoor uit Meerlo er een kocht. Wij trouwens ook.

Ook werk van Teun Seuren stond opgesteld in de kerk. Ik weet verder niet hoe de discussie rond de show precies gegaan is, maar ik zie het als een compromis tussen wat wel en niet kon. Niet verkeerd toch? Teun zelf is bij het opstellen van zijn kunstobjecten in de kerk in ieder geval niet bij de pakken neer gaan zitten. Integendeel, hij had zijn pakken een prominente plek gegeven, tussen de kerkbanken. Mooi om te zien en te lezen waarom ze daar stonden.

En dan de prachtige kalligrafie van Jeu van Helden. Speciaal voor die plek in de kerk bedacht en op duizenden manieren beschreven. Gemaakt in een stellage die zo mobiel was, dat al van te voren rekening was gehouden met de momenten dat de kerk weer gewoon kerk zou moeten zijn, voor een dienst of voor een uitvaart. Van te voren nagedacht over de mogelijkheden. Niet achteraf over de onmogelijkheden.

En dat is nu juist de kern van waar het volgens mij over gaat. Achteraf het negatieve benadrukken, of vooraf samen zoeken naar het positieve? Ik hoop dat ik mijn menselijke aard kan onderdrukken en dit jaar meer aandacht heb voor de tweede optie.

kyle-glenn-350542-unsplash
Foto: Kyle Glenn