Medestanders

Waar beginnen? Bij het gedeelde filmpje vanochtend? Van een groep mannen, waarvan er een aantal nogal rigoureus een boekwinkel vernielen? Volgens het onderschrift zijn het Erdogan-aanhangers. De boekwinkelbezitter zal dat dan hoogstwaarschijnlijk niet zijn. Geen prettig gezicht, dat geweld van het ‘eigen’ gelijk.

Of begin ik bij de reacties op het filmpje? Men is het om verschillende redenen snel met elkaar eens dat dit Turkije van Erdogan geen Europees land moet worden. Ik heb daarop ook een reactie gepost. Deze: ‘Ik ben bang dat we er niet zijn met de constatering dat het geen Europees land is. Of met de constatering dat we het eens (of oneens) zijn. Misschien ligt daar zelfs wel de kern van het probleem…’.

Bij de laatste zin heb ik desgevraagd nog een toelichting gegeven: ‘Er zijn zoveel mensen die het eens zijn en zoveel mensen die het oneens zijn dat er misschien wel te weinig zijn die gewoon mens zijn. Dat maakt me bang’. Bang in de zin dat het lijkt alsof er geen oplossing is voor het geweld van het gelijk. Geen alternatief voor het gelijk van het geweld. Vandaag heb ik daar op verschillende momenten aan teruggedacht.

Mensen die eens en oneens letterlijk uitvechten op het scherpst van de snede. Met sloophamers, bijlen of bommen. En mensen, die daar via social media bijna live getuige van zijn. Vervolgens op die beelden schriftelijk reageren met nóg meer eens en oneens. Vaak wel, maar lang niet altijd even fris. Wat al brandt wordt dan nog eens aangewakkerd. Het gelijk van het verbale geweld. Met het gevaar dat die woorden ook weer daden worden.

Iets in mij zegt dat de oplossing -en ik hoop dat die er ooit komt- niet gevonden wordt bij dat ‘eens’ of ‘oneens’. Het impliceert namelijk altijd de ander, als voor- of tegenstander. Helaas zijn er van beide al zoveel. Veel en ook nog eens heel verschillend. En altijd tegenover elkaar.

Wat we volgens mij nodig hebben zijn mensen die de voor- en tegenstander vooral eerst in zichzelf zoeken en daar vervolgens naar handelen. Met andere mensen die dat ook doen en zo gemerkt hebben dat ze dan medestanders zijn in plaats van voor- of tegenstanders. Maar het is vooral nog een gevoel. Ik ben er nog niet helemaal uit hoe ik het daar volledig mee eens kan zijn. Ondertussen geeft het me, vreemd genoeg, wel houvast.

Een dooie mus…

Buiten hangt een pimpelmeesje aan een omgekeerd koffiekopje. Even later nog een. Misschien wel dezelfde? Af en aan vliegen ze. Vooral naar dat zaadbolletje, dat in het op z’n kop hangende koffiekopje verwerkt is. Het is het enige plekje waar de lompe kauwen niet bij kunnen. En dus passen de meesjes zich aan. Slim. Maar ook noodgedwongen.

Ik kijk er naar en betrap mezelf op een vergelijking waarvan ik niet helemaal kan overzien of die terecht is. Zo’n voedertak, met al zijn overdaad aan zaadjes en vetbollen, is een plek waar hongerige vogels zich te goed komen doen. Daar is die ook voor bedoeld. Zeker bij strenge winters blijkt zo’n uitwijkmogelijkheid een zeer gewaardeerd en soms zelfs vogellevensreddend initiatief. En dus komen ze graag. Mezen en kauwen. En andere vogels.

Nou valt hier de winter dit jaar wel mee, maar er zijn plekken op de wereld waar het koud is. Heel koud. Plekken waar je dood kunt vriezen, als je er niet weg kan. Bij dat hangende meesje en die brutale kauw moest ik denken aan de vluchtelingencrisis en hoe zich die in Europa manifesteert. Als een volgehangen voedertak met mezen en kauwen, bedacht ik me. En andere vogels. Vreemde associatie?

De kauwen zijn er steeds als de kippen bij en de meesjes laten zich gedwee verjagen. Ze moeten wel. Tegen dat brutale geweld kunnen ze namelijk niet op. Dus gaan ze weer. Op zoek naar andere plaatsen waar ze zich welkom voelen. Waar ze kunnen schuilen, al is het maar onder een omgekeerd koffiekopje. Ze blijven zoeken naar plekken waar geen kauwen zijn die alleen maar aan zichzelf denken. Ze hopen op andere vogels, bij wie ze wel welkom zijn.

De echte winter moet nog komen. Ik kijk naar buiten en maak me zorgen. Omdat er zoveel mezen en kauwen zijn. En massa’s andere vogels. Maar vooral omdat er nog veel meer vetbollen en zaadzakken zijn, die zich niet druk maken om een dooie mus. Terwijl juist dat zou moeten.